Hoofdstuk 2 - Bepalingen welke verscheidene instellingen gemeen hebben - Main contents
Contents
249: Rechtsinstrumenten
Voor de vervulling van hun taak en onder de in dit Verdrag vervatte voorwaarden stellen het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk, de Raad en de Commissie verordeningen en richtlijnen vast, geven zij beschikkingen en brengen zij aanbevelingen of adviezen uit.
Een verordening heeft een algemene strekking. Zij is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen.
Een beschikking is verbindend in al haar onderdelen voor degenen tot wie zij uitdrukkelijk is gericht.
Aanbevelingen en adviezen zijn niet verbindend.
250: Wijzigen voorstel
-
1.Wanneer op grond van dit Verdrag een besluit van de Raad wordt genomen op voorstel van de Commissie, kan de Raad een besluit dat van dat voorstel afwijkt slechts met eenparigheid van stemmen nemen, onder voorbehoud van artikel 251, leden 4 en 5.
-
2.Zolang de Raad geen besluit heeft genomen kan de Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot aanneming van een communautair besluit leiden haar voorstel wijzigen.
251: Medebeslissingsprocedure
-
1.Wanneer in dit Verdrag voor de aanneming van een besluit naar dit artikel wordt verwezen, is de onderstaande procedure van toepassing.
-
2.De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.
Met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na advies van het Europees Parlement,
-
-kan de Raad, indien hij alle in het advies van het Europees Parlement vervatte amendementen goedkeurt, het voorgestelde besluit in de aldus geamendeerde versie vaststellen;
-
-kan de Raad, indien het Europees Parlement geen amendementen voorstelt, het voorgestelde besluit vaststellen;
-
-stelt de Raad in de andere gevallen een gemeenschappelijk standpunt vast en deelt hij dit mee aan het Europees Parlement. De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn gemeenschappelijk standpunt. De Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.
Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:
-
a)het gemeenschappelijk standpunt goedkeurt of zich niet heeft uitgesproken, wordt het betrokken besluit geacht overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt te zijn aangenomen;
-
b)het gemeenschappelijk standpunt met volstrekte meerderheid van zijn leden verwerpt, wordt het voorgestelde besluit geacht niet te zijn aangenomen;
-
c)met volstrekte meerderheid van zijn leden amendementen op het gemeenschappelijk standpunt voorstelt, wordt de geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.
-
-
3.Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement al deze amendementen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen goedkeurt, wordt het betrokken besluit geacht te zijn aangenomen in de vorm van het aldus geamendeerde gemeenschappelijk standpunt; de Raad besluit evenwel met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht. Indien de Raad niet alle amendementen goedkeurt, roept de voorzitter van de Raad, in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement, binnen zes weken het bemiddelingscomité bijeen.
-
4.Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal vertegenwoordigers van het Europees Parlement en heeft tot taak met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de vertegenwoordigers van het Europees Parlement overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerptekst. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en neemt alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen. Bij de vervulling van deze taak bestudeert het bemiddelingscomité het gemeenschappelijk standpunt op basis van de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen.
-
5.Wanneer het bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, een gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van zes weken na deze goedkeuring om het betrokken besluit overeenkomstig de gemeenschappelijke ontwerptekst aan te nemen, met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen wat het Europees Parlement betreft, en met gekwalificeerde meerderheid wat de Raad betreft. Wanneer een van de twee instellingen het voorgestelde besluit niet binnen die termijn goedkeurt, wordt het geacht niet te zijn aangenomen.
-
6.Wanneer het bemiddelingscomité geen gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, wordt het voorgestelde besluit geacht niet te zijn aangenomen.
-
7.De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken worden, op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad, met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken verlengd.
252: Samenwerkingsprocedure
Wanneer in dit Verdrag voor de aanneming van een besluit naar dit artikel wordt verwezen (*), is de onderstaande procedure van toepassing:
-
a)De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na advies van het Europees Parlement, een gemeenschappelijk standpunt vast.
-
b)Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt toegezonden aan het Europees Parlement. De Raad en de Commissie stellen het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die de Raad hebben geleid tot het vaststellen van het gemeenschappelijk standpunt, alsmede van het standpunt van de Commissie.
Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling dit gemeenschappelijk standpunt goedkeurt of zich binnen deze termijn niet heeft uitgesproken, stelt de Raad het desbetreffende besluit definitief vast overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt.
-
c)Het Europees Parlement kan binnen de onder b) bedoelde termijn van drie maanden met volstrekte meerderheid van zijn leden amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad voorstellen. Het kan eveneens met dezelfde meerderheid het gemeenschappelijk standpunt van de Raad verwerpen. De uitkomst van de beraadslagingen wordt aan de Raad en de Commissie toegezonden.
Indien het Europees Parlement het gemeenschappelijk standpunt van de Raad heeft verworpen, kan de Raad in tweede lezing slechts met eenparigheid van stemmen besluiten.
-
d)Binnen één maand behandelt de Commissie haar voorstel op basis waarvan de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld, aan de hand van de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen, opnieuw.
De Commissie legt, samen met het opnieuw behandelde voorstel, de door haar niet overgenomen amendementen van het Europees Parlement voor aan de Raad, waarbij zij haar mening daarover te kennen geeft. De Raad kan deze amendementen met eenparigheid van stemmen aannemen.
-
e)De Raad neemt het door de Commissie opnieuw behandelde voorstel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen aan.
De Raad kan het door de Commissie opnieuw behandelde voorstel slechts met eenparigheid van stemmen wijzigen.
-
f)In de gevallen bedoeld onder c), d) en e) is de Raad gehouden binnen drie maanden te besluiten. Bij gebreke van een besluit binnen deze termijn wordt het voorstel van de Commissie geacht niet te zijn aangenomen.
-
g)De onder b) en f) bedoelde termijnen kunnen in onderlinge overeenstemming tussen de Raad en het Europees Parlement met maximaal één maand worden verlengd.
253: Motiveringsbeginsel
De verordeningen, richtlijnen en beschikkingen die door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden aangenomen, en de verordeningen, richtlijnen en beschikkingen van de Raad of van de Commissie worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of adviezen welke krachtens dit Verdrag moeten worden gevraagd.
254: Bekendmaking en inwerkingtreding
-
1.De volgens de procedure van artikel 251 aangenomen verordeningen, richtlijnen en beschikkingen worden ondertekend door de voorzitter van het Europees Parlement en door de voorzitter van de Raad, en worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij treden in werking op de datum die zij daartoe bepalen of, bij gebreke daarvan, op de twintigste dag volgende op die van hun bekendmaking.
-
2.De verordeningen van de Raad en van de Commissie, alsmede de richtlijnen van deze instellingen die tot alle lidstaten zijn gericht, worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Zij treden in werking op de datum die zij daartoe bepalen of, bij gebreke daarvan, op de twintigste dag volgende op die van hun bekendmaking.
-
3.Van de overige richtlijnen en van de beschikkingen wordt kennis gegeven aan hen tot wie zij zijn gericht; zij worden door deze kennisgeving van kracht.
255: Toegang tot documenten
-
1.Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat heeft recht op toegang tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, volgens de beginselen en onder de voorwaarden die overeenkomstig de leden 2 en 3 worden bepaald.
-
2.Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam bepaalt de Raad volgens de procedure van artikel 251 de algemene beginselen en de beperkingen op grond van openbare of particuliere belangen betreffende dit recht op toegang tot documenten.
-
3.Elk van bovengenoemde instellingen neemt in haar eigen reglement van orde specifieke bepalingen betreffende de toegang tot haar documenten op.
256: Tenuitvoerlegging handelingen met geldelijke verplichtingen voor (rechts)personen
De beschikkingen van de Raad of van de Commissie welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen executoriale titel.
De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de nationale autoriteit die door de regering van elke lidstaat daartoe wordt aangewezen. Van de aanwijzing geeft zij kennis aan de Commissie en aan het Hof van Justitie.
Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.
De tenuitvoerlegging kan niet worden geschorst dan krachtens een beschikking van het Hof van Justitie. Evenwel behoort het toezicht op de regelmatigheid van de wijze van tenuitvoerlegging tot de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.