29. Economische, sociale en territoriale samenhang

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

ERAAN HERINNEREND dat artikel I-3 i van de Grondwet als een van de doelstellingen de bevordering van de economische, sociale en territoriale samenhang en van de solidariteit tussen de lidstaten omvat en dat in artikel I-14, lid 2, onder c) i, van de Grondwet die samenhang als onderdeel van de gebieden van gedeelde bevoegdheid van de Unie wordt vermeld;

ERAAN HERINNEREND dat het geheel van de bepalingen van deel III, titel III, hoofdstuk III, afdeling 3, van de Grondwet inzake de economische, sociale en territoriale samenhang de rechtsgrondslag vormt voor de consolidatie en de verdere ontwikkeling van het optreden van de Unie op dat gebied, met inbegrip van de mogelijkheid om een fonds op te richten;

ERAAN HERINNEREND dat artikel III-223 i van de Grondwet voorziet in de oprichting van een Cohesiefonds;

CONSTATEREND dat de Europese Investeringsbank ten behoeve van de armere regio's aanzienlijke en in omvang toenemende leningen verstrekt;

GEZIEN de wens om de voorwaarden voor de toewijzing van middelen uit de fondsen met structurele strekking flexibeler te maken;

GEZIEN de wens om de niveaus van de deelneming van de Unie aan programma's en projecten in bepaalde lidstaten te differentiëren;

GELET op het voorstel om in het stelsel van eigen middelen meer rekening te houden met de relatieve welvaart van de lidstaten,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa worden gehecht:

Artikel 1

  • 1. 
    De lidstaten bevestigen dat de bevordering van de economische, sociale en territoriale samenhang van vitaal belang is voor de volledige ontwikkeling en een duurzaam welslagen van de Unie.
  • 2. 
    De lidstaten bevestigen hun overtuiging dat de fondsen met structurele strekking een voorname rol moeten blijven spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van de samenhang.
  • 3. 
    De lidstaten bevestigen hun overtuiging dat de Europese Investeringsbank het grootste deel van haar middelen moet blijven besteden aan de bevordering van de sociale, economische en territoriale samenhang, en verklaren zich bereid de kapitaalbehoeften van de Europese Investeringsbank opnieuw te bezien zodra zulks voor dat doel vereist is.
  • 4. 
    De lidstaten komen overeen dat het Cohesiefonds financiële bijdragen van de Unie verleent voor projecten op het gebied van milieu en trans-Europese netwerken in lidstaten met een BNP per capita van minder dan 90 % van het gemiddelde van de Unie, die een programma hebben dat leidt tot het voldoen aan de voorwaarden van economische convergentie omschreven in artikel III-184 van de Grondwet.
  • 5. 
    De lidstaten geven hun voornemen te kennen een grotere flexibiliteit mogelijk te maken bij de toewijzing van middelen uit de fondsen met structurele strekking voor specifieke behoeften die niet vallen onder de huidige regelingen betreffende de fondsen met structurele strekking.
  • 6. 
    De lidstaten verklaren zich bereid de niveaus van de deelneming van de Unie in het kader van programma's en projecten van de fondsen met structurele strekking te differentiëren om excessieve stijgingen van de begrotingsuitgaven in de minder welvarende lidstaten te voorkomen.
  • 7. 
    De lidstaten erkennen de noodzaak van nabij toe te zien op de vooruitgang bij de verwezenlijking van de economische, sociale en territoriale samenhang en verklaren zich bereid alle nodige maatregelen dienaangaande te bestuderen.
  • 8. 
    De lidstaten geven het voornemen te kennen meer rekening te houden met het vermogen van de individuele lidstaten om aan het stelsel van eigen middelen bij te dragen en de middelen te bestuderen om voor de minder welvarende lidstaten de regressieve elementen die in het huidige stelsel van eigen middelen bestaan bij te stellen.