18. De toepassing van bepaalde aspecten van artikel III-130 van de Grondwet op het Verenigd Koninkrijk en Ierland

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

GELEID DOOR DE WENS bepaalde vraagstukken met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk en Ierland te regelen;

GELET OP het feit dat tussen het Verenigd Koninkrijk en Ierland al sedert vele jaren bijzondere reisregelingen bestaan,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa worden gehecht:

Artikel 1

Niettegenstaande de artikelen III-130 en III-265 van de Grondwet, de andere bepalingen van de Grondwet, de uit hoofde daarvan vastgestelde maatregelen en de internationale overeenkomsten die door de Unie of door de Unie en haar lidstaten met één of meer derde landen zijn gesloten, heeft het Verenigd Koninkrijk het recht aan zijn grenzen met andere lidstaten ten aanzien van personen die het Verenigd Koninkrijk wensen binnen te komen de controles te verrichten die het nodig acht om:

  • a) 
    het recht op binnenkomst in het Verenigd Koninkrijk te verifiëren van burgers van lidstaten en hun gezinsleden die bij het recht van de Unie verleende rechten uitoefenen, alsmede van burgers van andere staten aan wie dergelijke rechten zijn toegekend bij een overeenkomst waardoor het Verenigd Koninkrijk gebonden is, en
  • b) 
    te bepalen of aan andere personen al dan niet toelating wordt verleend om het Verenigd Koninkrijk binnen te komen.

Niets in de artikelen III-130 en III-265 van de Grondwet, in een andere bepaling van de Grondwet of in een uit hoofde daarvan vastgestelde maatregel doet afbreuk aan het recht van het Verenigd Koninkrijk om dergelijke controles in te voeren of uit te oefenen. Onder het Verenigd Koninkrijk worden in dit artikel ook de grondgebieden verstaan waarvan de externe betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van het Verenigd Koninkrijk vallen.

Artikel 2

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland kunnen onderling regelingen blijven treffen betreffende het personenverkeer tussen hun grondgebieden ("het gemeenschappelijk reisgebied" of "the Common Travel Area"), met volledige inachtneming van de rechten van de in artikel 1, eerste alinea, onder a), bedoelde personen. Zolang zij dergelijke regelingen handhaven, zijn de bepalingen van artikel 1 derhalve van toepassing op Ierland op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als op het Verenigd Koninkrijk. Niets in de artikelen III-130 en III-265 van de Grondwet of in een andere bepaling van deze Grondwet of in een uit hoofde daarvan vastgestelde maatregel doet afbreuk aan deze regelingen.

Artikel 3

De andere lidstaten hebben het recht aan hun grenzen of op enig punt van binnenkomst op hun grondgebied voor de in artikel 1 genoemde doeleinden dergelijke controles te verrichten op personen die hun grondgebied wensen binnen te komen vanuit het Verenigd Koninkrijk, of enig ander grondgebied waarvan de externe betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van het Verenigd Koninkrijk vallen, dan wel vanuit Ierland, zolang de bepalingen van artikel 1 op Ierland van toepassing zijn.

Niets in de artikelen III-130 en III-265 van de Grondwet of in een andere bepaling van deze Grondwet of in een uit hoofde daarvan vastgestelde maatregel doet afbreuk aan het recht van de overige lidstaten om dergelijke controles in te voeren of te verrichten.

Artikel 4

Dit protocol is tevens van toepassing op akten die uit hoofde van artikel IV-438 van de Grondwet van kracht blijven.