Titel 1 - Informatie voor de nationale parlementen

1: Toezending discussiedocumenten en jaarlijks wetgevingsprogramma

Discussiedocumenten van de Commissie (groenboeken, witboeken en mededelingen) worden bij publicatie door de Commissie rechtstreeks aan de nationale parlementen toegezonden. De Commissie zendt de nationale parlementen ook het jaarlijkse wetgevingsprogramma en alle andere instrumenten voor wetgevingsprogrammering en beleidsstrategie, op hetzelfde tijdstip als aan het Europees Parlement en de Raad.

2: Toezending Europese wetgevingshandelingen

De tot het Europees Parlement en de Raad gerichte ontwerpen van Europese wetgevingshandelingen worden aan de nationale parlementen toegezonden.

Voor de toepassing van dit protocol worden onder "ontwerp van een Europese wetgevingshandeling" verstaan, de voorstellen van de Commissie, de initiatieven van een groep lidstaten, de initiatieven van het Europees Parlement, de verzoeken van het Hof van Justitie, de aanbevelingen van de Europese Centrale Bank en de verzoeken van de Europese Investeringsbank met het oog op de vaststelling van een Europese wetgevingshandeling.

De Commissie zendt haar ontwerpen van Europese wetgevingshandelingen rechtstreeks toe aan de nationale parlementen op hetzelfde tijdstip als aan het Europees Parlement en de Raad.

Het Europees Parlement zendt zijn ontwerpen van Europese wetgevingshandelingen rechtstreeks toe aan de nationale parlementen.

De ontwerpen van Europese wetgevingshandelingen die uitgaan van een groep lidstaten, het Hof van Justitie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank worden door de Raad aan de nationale parlementen toegezonden.

3: Behandeling advies nationale parlementen

De nationale parlementen kunnen de voorzitter van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie een met redenen omkleed advies toezenden betreffende de overeenstemming van een ontwerp van een Europese wetgevingshandeling met het subsidiariteitsbeginsel, volgens de procedure van het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en even redigheid.

Indien het ontwerp van een Europese wetgevingshandeling uitgaat van een groep lidstaten zendt de voorzitter van de Raad het/de met redenen omklede advies/adviezen toe aan de regeringen van deze lidstaten.

Indien het ontwerp van een Europese wetgevingshandeling uitgaat van het Hof van Justitie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank zendt de voorzitter van de Raad het/de met redenen omklede advies/adviezen toe aan de/het betrokken instelling of orgaan.

4: Reactieperiode van zes weken

Er dient een periode van zes weken te verstrijken tussen het tijdstip waarop een ontwerp van een Europese wetgevingshandeling aan de nationale parlementen in de officiële talen van de Unie beschikbaar wordt gesteld, en de datum waarop het met het oog op de vaststelling ervan of op de vaststelling van een standpunt in het kader van een wetgevingsprocedure op de voorlopige agenda van de Raad wordt geplaatst.

Uitzonderingen zijn mogelijk in spoedeisende gevallen, waarvoor de redenen in de handeling of het standpunt van de Raad worden aangegeven. Behalve in naar behoren gemotiveerde dringende gevallen kan tijdens deze zes weken niet worden geconstateerd dat er over een ontwerp van een Europese wetgevingshandeling een akkoord bestaat.

Behalve in naar behoren gemotiveerde dringende gevallen moeten tussen de plaatsing van een ontwerp van een Europese wetgevingshandeling op de voorlopige agenda van de Raad en de vaststelling van een standpunt tien dagen verstrijken.

5: Toezending agenda's en resultaten Raadszittingen

De agenda's en de resultaten van de Raadszittingen, waaronder begrepen de notulen van de Raads zittingen waarin over ontwerpen van Europese wetgevingshandelingen is beraadslaagd, worden rechtstreeks naar de nationale parlementen gezonden, op hetzelfde tijdstip als aan de regeringen van de lidstaten.

6: Procedure bij herziening van de Europese Grondwet

Indien de Europese Raad artikel IV-444, lid 1 of lid 2, van de Grondwet wil toepassen, worden de nationale parlementen tenminste zes maanden voordat een Europees besluit wordt vastgesteld op de hoogte gebracht van het initiatief van de Europese Raad.

7: Toezending jaarverslag Europese Rekenkamer

De Rekenkamer zendt haar jaarverslag ter informatie toe aan de nationale parlementen, op hetzelfde tijdstip als aan het Europees Parlement en de Raad.

8: Wanneer het nationale parlementaire stelsel geen eenkamerstelsel is

Wanneer het nationale parlementaire stelsel geen eenkamerstelsel is, gelden de artikelen 1 tot en met 7 voor de kamers waaruit het bestaat.


Toelichting Nederlandse regering

Titel 1 van het Protocol betreft de informatie voor de nationale parlementen, waarbij de artikelen 1 en 2 betrekking hebben op de informatievoorziening. Er is sprake van drie belangrijke wijzigingen ten opzichte van het oude Protocol:

  • een uitbreiding van de organen waarop de informatieplicht rust,
  • een uitbreiding van de documenten die aan de nationale parlementen moeten worden verzonden en
  • een wijziging van de wijze waarop de informatie moet worden verschaft.

Hierbij geldt het volgende.

Allereerst rust niet alleen op de Commissie, maar ook op de Raad en het Europees Parlement alsmede andere Europese organen de verplichting ontwerpen van een Europese wetgevingshandeling aan de nationale parlementen te sturen.

In de tweede plaats wordt de Commissie opgelegd ook het jaarlijkse wetgevingsprogramma aan nationale parlementen toe te zenden (artikel 1). Inzake de wijze van verzending wordt ten slotte bepaald dat deze documenten direct (en niet, voorzover het ging om voorstellen voor wetgeving van de Commissie, via de regering van de desbetreffende lidstaat zoals onder het oude Protocol het geval was) aan de nationale parlementen worden verstuurd. Voorzover deze documenten afkomstig zijn van de Commissie, worden zij op het zelfde tijdstip aan de nationale parlementen verstuurd als waarop zij aan het Europees Parlement en de Raad worden gezonden.

Artikel 3 heeft betrekking op de controle van nationale parlementen op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel. Kortheidshalve wordt hier volstaan met een verwijzing naar hetgeen daarover is uiteengezet in de toelichting op het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (Protocol 2).

Artikel 4 handhaaft de bepaling uit het oude Protocol dat een periode van zes weken dient te verstrijken tussen het ogenblik waarop een ontwerp van een Europese wetgevingshandeling aan de nationale parlementen wordt verzonden en de datum waarop het op de agenda van de Raad wordt geplaatst. Deze bepaling verzekert dat de nationale parlementen in beginsel een periode van enkele weken ter beschikking hebben om een voorstel te beoordelen voorafgaande aan de besluitvorming daarover in de Raad.

Als onderdeel van de doelstelling, de nationale parlementen meer bij de werkzaamheden van de Unie te betrekken, bepaalt artikel 5 dat de agenda's en de uitkomsten van de Raadszittingen, waaronder begrepen de notulen van de beraadslagingen over ontwerpen voor Europese wetgevingshandelingen, mede aan de nationale parlementen worden gezonden.

Ook de artikelen 6 (informatieplicht van de Europese Raad aan de nationale parlementen indien de Europese Raad voornemens is een bijzondere wetgevingsprocedure om te zetten in een gewone wetgevingsprocedure of besluitvorming met unanimiteit om te zetten in besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, artikel I-34, vierde lid i, respectievelijk artikel I-23, vierde lid i)

en 7 (verzending jaarverslag van de Rekenkamer aan de nationale parlementen) beogen bij te dragen aan het realiseren van bovengenoemde doelstelling. De regering heeft deze voorstellen gesteund.

Artikel 8 bepaalt dat de artikelen 1 tot en met 7 gelden voor de kamers waaruit het nationale parlement bestaat, indien het niet uit één kamer bestaat, zoals in Nederland.