Staatsvorm Europese Unie

In 1994 presenteerde Fernand Herman i een "Vroege Europese Grondwet" aan het Europees Parlement. Hierin werden duidelijke ideeën geformuleerd over de inrichting van de Europese Unie. In de toelichting bij deze grondwet zijn vier staatkundige modellen vergeleken, om duidelijk te maken waar Europa met een Grondwet heen zou gaan. Achtereenvolgens behandelde Herman een losse samenwerking tussen onafhankelijke staten op regeringsniveau; een zuivere federatie; een federaal model waarin regio's veel macht hebben; en een federale organisatie waarbij lidstaten veel macht houden.

Herman nam het laatste staatkundige model als leidraad voor de opstelling van zijn Grondwet. In een dergelijk gedecentraliseerd samenwerkingsmodel werken de staten en de Gemeenschap samen in alle besluitvormingsstadia (samenwerking), terwijl de uitvoering van de besluiten voornamelijk wordt overgelaten aan de lidstaten (decentralisatie). Het Europees Parlement en de Raad van Ministers beoordelen alle wetsteksten op gelijke basis. Dit gemeenschappelijke beoordelen betreft wetten, Europese begroting, benoeming van Europese prominenten, verdragen met derde landen, en de Grondwet.

 

1.

Het intergouvernementele of confederale model

In het eerste model gaat men uit van de instandhouding van de soevereiniteit van de lid-staten, die besluiten hun soevereiniteit gemeenschappelijk uit te oefenen in bepaalde exact omschreven sectoren. In dit stelsel hebben de nationale regeringen altijd het laatste woord, aangezien zij beschikken over de democratische legitimiteit die alleen een rechtstreeks gekozen nationaal parlement hun kan geven.

Voor de Europese instellingen zou dat betekenen dat de Europese Raad i het hoogste orgaan van de Gemeenschap is en het belangrijkste besluitvormingsorgaan, dat alleen bij meerderheid van stemmen besluit, het Parlement niet meer dan een forum voor openbare debatten en de Commissie een bureau van deskundigen dat de besluiten van de Raad voorbereidt. De Raad i wordt in dit model de COREPER i van de Europese Raad.

Uitgezonderd het laatste punt is dit de wijze waarop de Raad van Europa i functioneert of de Europese Politieke Samenwerking in de EEG of de TREVI-groep.

2.

Het zuiver federale model

Het zuiver federale model, iedereen wel bekend omdat het werd aangenomen door de Verenigde Staten, Duitsland, Zwitserland, enz.

Toegepast op de Europese instellingen zou dat betekenen dat de Commissie i de federale regering wordt, waarvan de voorzitter door het Europees Parlement i wordt benoemd en een regering vormt die door het Europees Parlement wordt beëdigd; de Raad i vervult dan de ondergeschikte rol van een senaat van de lid-staten, terwijl het Parlement rechtstreeks wordt gekozen door de burgers naar evenredigheid met de bevolking, waardoor de grote lid-staten zouden worden bevoordeeld. Daarentegen zouden de lid-staten op voet van gelijkheid in de senaat vertegenwoordigd zijn.

Dit model is momenteel niet erg realistisch,

  • aangezien geen enkele lid-staat bereid is te accepteren dat zijn invloed wordt beperkt tot de invloed van een Duitse deelstaat of een staat in de Verenigde Staten;
  • aangezien de centralisatie van de macht die dit model inhoudt, in strijd zou zijn met de wensen van de meerderheid van de burgers.

3.

Het regionaal-federale model

Bij dit model wordt ervan uitgegaan dat de democratische legitimiteit, beter wordt gegarandeerd op een niveau dat het dichtst bij de burger staat. De regio wordt dus het basiselement van de instellingen en de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel verleent aan dit niveau maximale bevoegdheid.

De Raad van de regio's i zou dan ook het belangrijkste besluitvormingsorgaan worden in plaats van de Raad i die geleidelijk aan belang zou inboeten. De Raad van de regio's beschikt over een medebeslissingsbevoegdheid samen met het Europees Parlement, de Raad wordt een soort Eerste Kamer die de rol vervult van den Comité van wijze mannen zoals de senaat in sommige landen.

In het huidige stadium van de Europese ontwikkeling kan dit model niet worden gebruikt, maar zoals in het Verdrag van Maastricht wordt voorzien kan het nuttig zijn bepaalde elementen eruit over te nemen.

4.

Het gedecentraliseerde federale samenwerkingsmodel

Het gedecentraliseerde federale samenwerkingsmodel is gebaseerd op een dubbele democratische legitimiteit, de legitimiteit van de burgers en de legitimiteit van de staten.

In dit model:

  • werken de staten en de Gemeenschap samen in alle besluitvormingsstadia (samenwerking), terwijl
  • de uitvoering van de besluiten voornamelijk wordt overgelaten aan de lid-staten (decentralisatie).

Dit gemeenschappelijke beoordelen, deze medebeslissing, betreft alle wetsteksten: wetten, begroting, benoemingen, verdragen met derde landen, Grondwet. De gelijkheid tussen de Raad i en het Parlement i kan gelden voor alle categorieën van wetsteksten of voortvloeien uit een verdeling in twee min of meer gelijke groepen van wetsteksten, namelijk één waarover de Raad het laatste woord heeft en één waarover het Parlement het laatste woord heeft. Dit is het model dat het meest overeenstemt met de situatie waarin de ontwikkeling van de Europese integratie zich momenteel bevindt.

Het ontwerp voor een Grondwet dat wij hier voorstellen, is gebaseerd op model nr. 4, omdat dit model het best beantwoordt aan de tegenstrijdige eisen van eerbiediging van de nationale identiteit, doeltreffendheid bij het collectieve optreden, transparantie, democratie en betrokkenheid van de burger.