Artikel III-91: Derogatie voor lidstaten die niet deelnemen aan de Euro
-
1.De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd. [**]
-
2.De onderstaande bepalingen van de Grondwet zijn niet van toepassing op de lidstaten die onder een derogatie vallen:
-
a)de aanneming van de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (artikel III-711, lid 2)
-
b)verbindende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (artikel III-762, leden 9 en 10)
-
c)doelstellingen en taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (artikel III-773, leden 1, 2, 3 en 5)
-
d)uitgifte van de euro (artikel III-784)
-
e)rechtshandelingen van de Europese Centrale Bank (artikel III-825)
-
f)maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (artikel III-835)
-
g)monetaire overeenkomsten (artikel III-2286)
-
h)aanwijzing van de leden van de directie van de Europese Centrale Bank (artikel III-847, lid 2, onder b)).
-
-
i)Europese besluiten houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn (artikel III-908, lid 1); [*]
-
j)maatregelen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties (artikel III-90, lid 2). [*]
Derhalve wordt in de hierboven genoemde artikelen "lidstaten" gelezen als "de lidstaten die de euro als munt hebben".
-
3.De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, overeenkomstig hoofdstuk IX van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.
-
4.De stemrechten van de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke onder een derogatie vallen, worden geschorst tijdens de aanneming door de Raad van de maatregelen bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen, alsmede in de volgende gevallen:
-
a)bij de vaststelling van aanbevelingen die in het kader van het multilaterale toezicht worden gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben, met inbegrip van de aanbevelingen over de stabiliteitsprogramma's en de waarschuwingen (artikel III-711, lid 4); [*]
-
b)bij de aanneming van maatregelen inzake buitensporige tekorten ten aanzien van lidstaten die de euro als munt hebben (artikel III-762, leden 6, 7, 8 en 11). [*]
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan ten minste 55% van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten. [***]
Een blokkerende minderheid dient ten minste te bestaan uit het minimumaantal van die leden van de Raad die meer dan 35% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen. [***]
-
Noot [*] bij lid 2 sub i en j en lid 4 sub a en b
De wijzigingen voorgesteld tijdens het ministerieel conclaaf van 28 november 2003 (document CIG 60/03 ADD 1) zijn gehandhaafd in het slotdocument CIG 85/04, dat is gepubliceerd na afloop van de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni 2004.
Noot [**] PDC bij lid 1:
Het Secretariaat van de IGC wees op een verschil tussen de Franse en de Engelse taalversie van dit lid (document CIG 72/04):
In de Franse versie luidt artikel III-91, lid 1, als volgt:
"Les États membres, dont le Conseil n'a pas décidé qu'ils remplissent les conditions nécessaires pour l'adoption de l'euro, sont ci-après dénommés 'États membres faisant l'objet d'une dérogation'."
De Engelse versie van dezelfde bepaling zegt precies het tegenovergestelde :
"Member States which the Council has decided do not fulfil the necessary conditions for the adoption of the euro shall hereinafter be referred to as 'Member States with a derogation'."
Voetnoot [***] bij lid 4
Het secretariaat van de IGC heeft aanpassingen aangebracht (document CIG 86/04) in artikelen waar sprake is van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, in de gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben, en nam hierbij de gecursiveerde tekst op blz. 7 van doc. CIG 85/04 al leidraad. Deze tekst luidde:
Gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben:
In gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben (bv. nauwere samenwerking of eurozone), zullen de bepalingen van de grondwet die specifiek de gekwalificeerde meerderheid in dergelijke gevallen definiëren, worden aangepast. Die aanpassing zal bestaan in het invoegen in deze bepalingen van de in artikel I-249 , leden 1 en 2, genoemde percentages, zodat ze slechts van toepassing zijn op leden van de Raad die stemrecht hebben en op de bevolking van de lidstaten die zij vertegenwoordigen. Wat de aanpassing van het cijfer in de tweede alinea van lid 1 betreft, zal het aantal leden van de Raad het minimumaantal zijn dat op grond van het bevolkingscriterium een blokkerende minderheid kan vormen, plus één.
De twee laatste alinea's hebben één laatste alinea vervangen, waarvan de tekst (document CIG 50/03) luidde:
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan de meerderheid van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten.
Noot bij lid 3 (= de cursieve alinea hierboven, document CIG 50/03):
De Groep juridische deskundigen van de IGC is van oordeel dat deze alinea vraagt om een overgangsbepaling met een definitie van gekwalificeerde meerderheid vóór 9 november 2009, welke bepaling zou moeten worden opgenomen in één "Protocol betreffende de overgangsbepalingen10" dat genoemd wordt in de voetnoot [bij artikel I-19] (zie bij wijze van voorbeeld de tekst van de juridische adviseur op blz. 33 van Addendum 1 bij dit document).
In verband met de overbrenging van deze overgangsbepaling naar het protocol betreffende de overgangsbepalingen, die door alle andere delegaties is goedgekeurd, rijzen echter voor de Spaanse en de Poolse delegatie vragen in verband met politieke opportuniteit. De groep vindt dat deze overbrenging moet plaatsvinden voorzover deze vragen worden opgelost.
-
1.De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro vallen onder een derogatie als omschreven in lid 2 van dit artikel. Deze lidstaten worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
-
2.Een derogatie als bedoeld in lid 1 houdt in dat de volgende bepalingen van de Grondwet niet op de betrokken lidstaat van toepassing zijn:
-
a)de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (ex artikel 99, lid 2)
-
b)verbindende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (ex artikel 104, leden 9 en 11)
-
c)doelstellingen en taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ex artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5)
-
d)uitgifte van de euro (ex artikel 106)
-
e)rechtshandelingen van de Europese Centrale Bank (ex artikel 110)
-
f)maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (ex artikel 123, lid 4)
-
g)monetaire overeenkomsten (ex artikel 111)
-
h)externe vertegenwoordiging van de euro (nieuw artikel)
-
i)aanwijzing van de leden va n de directie van de Europese Centrale Bank (ex artikel 112, lid 2, onder b).
De uitsluiting van een dergelijke lidstaat en zijn nationale centrale bank van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken is vastgelegd in hoofdstuk IX van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken.
-
-
3.Teneinde bij te dragen tot de goede werking van de economische en monetaire unie, en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Grondwet, kunnen aanvullende maatregelen worden aangenomen die gericht zijn op de lidstaten die de euro als nationale munt hebben, met name ter versterking van de coördinatie van hun respectieve economische beleid en de begrotingsdiscipline. Deze maatregelen hebben betrekking op de richtsnoeren voor het economisch beleid, en op het toezicht daarop (ex artikel 99, leden 2 en 3) alsmede op de buitensporige tekorten (ex artikel 104, leden 6, 8 en 12). Lid 5 is van toepassing.
-
4.In de in lid 2 genoemde artikelen wordt lidstaten gelezen als "lidstaten die niet vallen onder een derogatie''.
-
5.De stemrechten van de lidstaten die vallen onder een derogatie worden geschorst ten aanzien van de maatregelen van de Raad, bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen. Als gekwalificeerde meerderheid geldt de meerderheid van de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten die niet vallen onder een derogatie welke ten minste drievijfde van hun bevolking vertegenwoordigt. Eenparigheid van stemmen van die lidstaten is vereist voor elke handeling waarvoor eenparigheid van stemmen vereist is.
-
1.De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad van Ministers niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
-
2.De onderstaande bepalingen van de Grondwet zijn niet van toepassing op de lidstaten die onder een derogatie vallen:
-
a)de aanneming van de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (artikel III-7111, lid 2)
-
b)verbindende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (artikel III-7612, leden 9 en 10)
-
c)doelstellingen en taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (artikel III-7713, leden 1, 2, 3 en 5)
-
d)uitgifte van de euro (artikel III-7814)
-
e)rechtshandelingen van de Europese Centrale Bank (artikel III-8215)
-
f)maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (artikel III-8315)
-
g)monetaire overeenkomsten (artikel III-22816)
-
h)aanwijzing van de leden van de directie van de Europese Centrale Bank (artikel III-8417, lid 2, onder b)).
Derhalve wordt in de hierboven genoemde artikelen "lidstaten" gelezen als "de lidstaten die niet onder een derogatie vallen".
-
-
3.De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, overeenkomstig hoofdstuk IX van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.
-
4.De stemrechten van de leden van de Raad van Ministers die de lidstaten vertegenwoordigen welke onder een derogatie vallen, worden geschorst tijdens de aanneming door de Raad van Ministers van de maatregelen bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen. Als gekwalificeerde meerderheid geldt de meerderheid van de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten die niet vallen onder een derogatie, welke ten minste drievijfde van hun bevolking vertegenwoordigt. Eenparigheid van stemmen van die lidstaten is vereist voor iedere handeling waarvoor eenparigheid van stemmen vereist is.
-
1.De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd. [**]
-
2.De onderstaande bepalingen van de Grondwet zijn niet van toepassing op de lidstaten die onder een derogatie vallen:
-
a)de aanneming van de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (artikel III-711, lid 2)
-
b)verbindende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (artikel III-762, leden 9 en 10)
-
c)doelstellingen en taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (artikel III-773, leden 1, 2, 3 en 5)
-
d)uitgifte van de euro (artikel III-784)
-
e)rechtshandelingen van de Europese Centrale Bank (artikel III-825)
-
f)maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (artikel III-835)
-
g)monetaire overeenkomsten (artikel III-2286)
-
h)aanwijzing van de leden van de directie van de Europese Centrale Bank (artikel III-847, lid 2, onder b)).
-
-
i)Europese besluiten houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn (artikel III-908, lid 1); [*]
-
j)maatregelen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties (artikel III-90, lid 2). [*]
Derhalve wordt in de hierboven genoemde artikelen "lidstaten" gelezen als "de lidstaten die de euro als munt hebben".
-
3.De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, overeenkomstig hoofdstuk IX van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.
-
4.De stemrechten van de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke onder een derogatie vallen, worden geschorst tijdens de aanneming door de Raad van de maatregelen bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen, alsmede in de volgende gevallen:
-
a)bij de vaststelling van aanbevelingen die in het kader van het multilaterale toezicht worden gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben, met inbegrip van de aanbevelingen over de stabiliteitsprogramma's en de waarschuwingen (artikel III-711, lid 4); [*]
-
b)bij de aanneming van maatregelen inzake buitensporige tekorten ten aanzien van lidstaten die de euro als munt hebben (artikel III-762, leden 6, 7, 8 en 11). [*]
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan ten minste 55% van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten. [***]
Een blokkerende minderheid dient ten minste te bestaan uit het minimumaantal van die leden van de Raad die meer dan 35% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen. [***]
-
Noot [*] bij lid 2 sub i en j en lid 4 sub a en b
De wijzigingen voorgesteld tijdens het ministerieel conclaaf van 28 november 2003 (document CIG 60/03 ADD 1) zijn gehandhaafd in het slotdocument CIG 85/04, dat is gepubliceerd na afloop van de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni 2004.
Noot [**] PDC bij lid 1:
Het Secretariaat van de IGC wees op een verschil tussen de Franse en de Engelse taalversie van dit lid (document CIG 72/04):
In de Franse versie luidt artikel III-91, lid 1, als volgt:
"Les États membres, dont le Conseil n'a pas décidé qu'ils remplissent les conditions nécessaires pour l'adoption de l'euro, sont ci-après dénommés 'États membres faisant l'objet d'une dérogation'."
De Engelse versie van dezelfde bepaling zegt precies het tegenovergestelde :
"Member States which the Council has decided do not fulfil the necessary conditions for the adoption of the euro shall hereinafter be referred to as 'Member States with a derogation'."
Voetnoot [***] bij lid 4
Het secretariaat van de IGC heeft aanpassingen aangebracht (document CIG 86/04) in artikelen waar sprake is van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, in de gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben, en nam hierbij de gecursiveerde tekst op blz. 7 van doc. CIG 85/04 al leidraad. Deze tekst luidde:
Gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben:
In gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben (bv. nauwere samenwerking of eurozone), zullen de bepalingen van de grondwet die specifiek de gekwalificeerde meerderheid in dergelijke gevallen definiëren, worden aangepast. Die aanpassing zal bestaan in het invoegen in deze bepalingen van de in artikel I-249 , leden 1 en 2, genoemde percentages, zodat ze slechts van toepassing zijn op leden van de Raad die stemrecht hebben en op de bevolking van de lidstaten die zij vertegenwoordigen. Wat de aanpassing van het cijfer in de tweede alinea van lid 1 betreft, zal het aantal leden van de Raad het minimumaantal zijn dat op grond van het bevolkingscriterium een blokkerende minderheid kan vormen, plus één.
De twee laatste alinea's hebben één laatste alinea vervangen, waarvan de tekst (document CIG 50/03) luidde:
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan de meerderheid van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten.
Noot bij lid 3 (= de cursieve alinea hierboven, document CIG 50/03):
De Groep juridische deskundigen van de IGC is van oordeel dat deze alinea vraagt om een overgangsbepaling met een definitie van gekwalificeerde meerderheid vóór 9 november 2009, welke bepaling zou moeten worden opgenomen in één "Protocol betreffende de overgangsbepalingen10" dat genoemd wordt in de voetnoot [bij artikel I-19] (zie bij wijze van voorbeeld de tekst van de juridische adviseur op blz. 33 van Addendum 1 bij dit document).
In verband met de overbrenging van deze overgangsbepaling naar het protocol betreffende de overgangsbepalingen, die door alle andere delegaties is goedgekeurd, rijzen echter voor de Spaanse en de Poolse delegatie vragen in verband met politieke opportuniteit. De groep vindt dat deze overbrenging moet plaatsvinden voorzover deze vragen worden opgelost.
-
1.De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
-
2.De onderstaande bepalingen van de Grondwet zijn niet van toepassing op de lidstaten die onder een derogatie vallen:
-
a)de aanneming van de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (artikel III-179, lid 218);
-
b)verbindende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (artikel III-184, leden 9 en 1019);
-
c)doelstellingen en taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (artikel III-185, leden 1, 2, 3 en 520);
-
d)uitgifte van de euro (artikel III-18621);
-
e)handelingen van de Europese Centrale Bank (artikel III-19022);
-
f)maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (artikel III-19123);
-
g)monetaire overeenkomsten (artikel III-32624);
-
h)aanwijzing van de leden van de directie van de Europese Centrale Bank (artikel III-382, lid 225);
-
i)Europese besluiten houdende gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de economische en monetaire unie van bijzonder belang zijn (artikel III-196, lid 126);
-
j)maatregelen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties (artikel III-196, lid 226).
Derhalve wordt in de onder a) tot en met j) genoemde artikelen "lidstaten" gelezen als "de lidstaten die de euro als munt hebben".
-
-
3.De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, overeenkomstig hoofdstuk IX van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.
-
4.De stemrechten van de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke onder een derogatie vallen, worden geschorst tijdens de aanneming door de Raad van de maatregelen bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen, alsmede in de volgende gevallen:
-
a)bij de vaststelling van aanbevelingen die in het kader van het multilaterale toezicht worden gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben, met inbegrip van aanbevelingen over de stabiliteitsprogramma's en waarschuwingen (artikel III-179, lid 418);
-
b)bij de aanneming van maatregelen inzake buitensporige tekorten ten aanzien van lidstaten die de euro als munt hebben (artikel III-185, leden 6, 7, 8 en 1120).
Onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt verstaan ten minste 55% van de andere leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van de deelnemende lidstaten.
Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal van die leden van de Raad bestaan die meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen.
-
- 1.1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid overeenkomstig het bepaalde in artikel III-70 in het kader van de Raad.
- 2.1. De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
- 3.1. Het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken is het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd dat doel, ondersteunt het Europees Stelsel van Centrale Banken het algemene economische beleid in de Unie om zodoende bij te dragen tot de verwezenlijking van haar in artikel I-3 omschreven doelstellingen. Het Europees Stelsel van Centrale Banken handelt in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd, en met inachtneming van de beginselen die zijn neergelegd in artikel III-69.
- 4.1. De Europese Centrale Bank heeft het alleenrecht, machtiging te geven tot de uitgifte van bankbiljetten in euro's binnen de Unie. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken mogen deze bankbiljetten uitgeven. De door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken uitgegeven bankbiljetten zijn de enige bankbiljetten die binnen de Unie de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben.
- 5.1. Ter uitvoering van de aan het Europees Stelsel van Centrale Banken opgedragen taken worden door de Europese Centrale Bank, overeenkomstig het bepaalde in de Grondwet en onder de voorwaarden van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank:
- 6.1. In afwijking van artikel III-227 kan de Raad, hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank, hetzij op aanbeveling van de Commissie, na raadpleging van de Europese Centrale Bank, met het oog op een consensus die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, formele overeenkomsten sluiten over een stelsel van wisselkoersen van de euro ten opzichte van valuta's van derde landen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement en volgens de procedure van lid 3.
- 7.1. De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank bestaat uit de leden van de directie van de Europese Centrale Bank en de presidenten van de nationale centrale banken van de lidstaten die niet onder een derogatie in de zin van artikel III-91 vallen.
- 8.1. Teneinde de positie van de euro in het internationaal monetair stelsel veilig te stellen, stelt de Raad op voorstel van de Commissie een Europees besluit vast houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
- 9.1. Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die ten minste 15 in aantal zijn en lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van de Unie.
- 10.Protocol inzake de Overgangsbepalingen betreffende de instellingen en organen van de Unie
- 11.1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid overeenkomstig het bepaalde in artikel III-70 in het kader van de Raad van Ministers.
- 12.1. De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
- 13.1. Het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken is het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd dat doel, ondersteunt het Europees Stelsel van Centrale Banken het algemene economische beleid in de Unie om zodoende bij te dragen tot de verwezenlijking van haar in artikel I-3 omschreven doelstellingen. Het Europees Stelsel van Centrale Banken handelt in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd, en met inachtneming van de beginselen die zijn neergelegd in artikel III-69.
- 14.1. De Europese Centrale Bank heeft het alleenrecht, machtiging te geven tot de uitgifte van bankbiljetten in euro binnen de Unie. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken mogen deze bankbiljetten uitgeven. De door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken uitgegeven bankbiljetten zijn de enige bankbiljetten die binnen de Unie de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben.
- 15.1. Ter uitvoering van de aan het Europees Stelsel van Centrale Banken opgedragen taken worden door de Europese Centrale Bank, overeenkomstig het bepaalde in de Grondwet en onder de voorwaarden van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank:
- 16.1. In afwijking van artikel III-227 kan de Raad van Ministers met eenparigheid van stemmen op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of van de Europese Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank teneinde een consensus te bereiken die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, en na raadpleging van het Europees Parlement, volgens de procedure van lid 3 voor de aldaar omschreven regelingen, formele overeenkomsten sluiten over een stelsel van wisselkoersen van de euro ten opzichte van valuta's die geen wettig betaalmiddel zijn in de Unie.
- 17.1. De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank bestaat uit de leden van de directie van de Europese Centrale Bank en de presidenten van de nationale centrale banken van de lidstaten die niet onder een derogatie in de zin van artikel III-91 vallen.
- 18.1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren dit beleid in de Raad overeenkomstig artikel III-178.
- 19.1. De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
- 20.1. Het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken is het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd deze doelstelling, ondersteunt het Europees Stelsel van Centrale Banken het algemene economisch beleid in de Unie teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van haar doelstellingen als omschreven in artikel I-3. Het Europees Stelsel van Centrale Banken handelt in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd, en onder eerbiediging van de in artikel III-177 bepaalde beginselen.
- 21.1. De Europese Centrale Bank heeft het alleenrecht, machtiging te geven tot de uitgifte van bankbiljetten in euro's binnen de Unie. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken mogen deze bankbiljetten uitgeven. De door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken uitgegeven bankbiljetten zijn de enige bankbiljetten die binnen de Unie de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben.
- 22.1. Ter uitvoering van de aan het Europees Stelsel van Centrale Banken opgedragen taken worden door de Europese Centrale Bank, overeenkomstig de Grondwet en onder de voorwaarden van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank:
- 23.Onverminderd de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, worden bij Europese wet of kaderwet de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. De Europese wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
- 24.1. In afwijking van artikel III-325 kan de Raad hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank, hetzij op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank, met het oog op een consensus die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, formele overeenkomsten sluiten over een stelsel van wisselkoersen van de euro ten opzichte van valuta's van derde staten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement en volgens de procedure van lid 3.
- 25.1. De Unie wordt in derde landen en bij internationale organisaties vertegenwoordigd door de delegaties van Unie.
- 26.1. Teneinde de positie van de euro in het internationaal monetair stelsel veilig te stellen, stelt de Raad op voorstel van de Commissie een Europees besluit vast houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.