Hoofdstuk I - Algemeen toepasselijke bepalingen - Main contents
III-193: Beginselen en doelstellingen
-
1.Het internationaal optreden van de Unie berust op en is gericht op de wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen: de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van het internationaal recht overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. De Unie streeft ernaar betrekkingen te ontwikkelen en partnerschappen aan te gaan met derde landen en met de mondiale, internationale en regionale organisaties die deze waarden delen. Zij bevordert multilaterale oplossingen voor gemeenschappelijke problemen, met name in het kader van de Verenigde Naties.
-
2.De Unie bepaalt een gemeenschappelijk beleid en een gemeenschappelijk optreden en voert deze uit. Ook streeft zij naar een hoge mate van samenwerking op alle gebieden van de internationale betrekkingen, met de volgende doelstellingen:
-
a)bescherming van de waarden, de fundamentele belangen, de veiligheid, de onafhankelijkheid en de integriteit van de Unie;
-
b)consolidering en ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de beginselen van het internationaal recht;
-
c)handhaving van de vrede, voorkoming van conflicten en versterking van de internationale veiligheid, overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties;
-
d)ondersteuning van de ontwikkeling van de ontwikkelingslanden op economisch, sociaal en milieugebied, met als voornaamste doel uitbanning van de armoede;
-
e)stimulering van de integratie van alle landen in de wereldeconomie, onder meer door het geleidelijk wegwerken van belemmeringen voor de internationale handel;
-
f)het leveren van een bijdrage tot het opstellen van internationale maatregelen ter bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en het duurzaam beheer van de mondiale natuurlijke rijkdommen, teneinde duurzame ontwikkeling te waarborgen;
-
g)het verlenen van hulp aan volkeren, landen en regio's die te kampen hebben met natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen;
-
h)het bevorderen van een internationaal bestel dat gebaseerd is op intensievere multilaterale samenwerking, en van goed mondiaal bestuur.
-
-
3.De Unie eerbiedigt de in de leden 1 en 2 genoemde beginselen en streeft de in deze leden genoemde doelstellingen na bij de uitstippeling en de uitvoering van het externe optreden op de verschillende door deze titel bestreken gebieden, alsmede van het overige beleid van de Unie wat de externe aspecten betreft.
De Unie ziet toe op de samenhang van de diverse onderdelen van haar externe optreden en van het externe optreden en het beleid van de Unie op andere terreinen. De Raad van Ministers en de Europese Commissie, hierin bijgestaan door de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, dragen zorg voor deze samenhang en werken hiertoe samen.
III-194: Procedure
-
1.De Europese Raad stelt op basis van de in artikel III-193 vermelde beginselen en doelstellingen de strategische belangen en doelstellingen van de Unie vast.
De Europese besluiten van de Europese Raad inzake de strategische belangen en doelstellingen van de Unie hebben betrekking op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op andere onderdelen van het externe optreden van de Unie. Deze besluiten kunnen de betrekkingen van de Unie met een land of een regio betreffen, of een thematische aanpak hebben. In de besluiten worden de geldigheidsduur ervan bepaald, alsmede de middelen die door de Unie en de lidstaten beschikbaar worden gesteld.
De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen op aanbeveling van de Raad van Ministers, welke aanbeveling door de Raad van Ministers wordt aangenomen volgens het voor elk gebied bepaalde. De besluiten van de Europese Raad worden uitgevoerd volgens de in de Grondwet neergelegde procedures.
-
2.De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de Europese Commissie kunnen gezamenlijk voorstellen indienen bij de Raad van Ministers; de voorstellen van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie kunnen het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid gelden, terwijl de voorstellen van de Commissie het overige externe optreden van de Unie kunnen gelden.