Afdeling 5 - Milieu - Main contents
Contents
III-124: Doelstellingen milieubeleid
-
1.Het beleid van de Unie op milieugebied draagt bij tot het nastreven van de volgende doelstellingen:
-
a)behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;
-
b)bescherming van de gezondheid van de mens;
-
c)behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
-
d)bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.
-
-
2.De Unie streeft in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.
In dit verband bevatten de aan eisen inzake milieubescherming beantwoordende harmonisatie maatregelen, in de gevallen die daarvoor in aanmerking komen, een vrijwaringsclausule op grond waarvan de lidstaten om niet-economische milieuredenen voorlopige regelingen kunnen treffen die aan een controleprocedure van de Unie onderworpen zijn.
-
3.Bij het bepalen van haar beleid op milieugebied houdt de Unie rekening met:
-
a)de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens;
-
b)de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio's van de Unie;
-
c)de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden;
-
d)de economische en sociale ontwikkeling van de Unie als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio's.
-
-
4.In het kader van hun onderscheiden bevoegdheden werken de Unie en de lidstaten samen met derde landen en de bevoegde internationale organisaties. De nadere regels voor de samenwerking van de Unie kunnen voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de Unie en de betrokken derde partijen, waarover wordt onderhandeld en die worden gesloten overeenkomstig [ex artikel 300].
De eerste alinea doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en internationale overeenkomsten te sluiten.
III-125: Maatregelen op milieugebied
-
1.Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld om de doelstellingen van [ex artikel 174] te verwezenlijken. Deze wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité.
-
2.In afwijking van lid 1 en onverminderd [ex artikel 95], stelt de Raad met eenparigheid van stemmen Europese wetten of kaderwetten vast met betrekking tot:
-
a)maatregelen van in hoofdzaak fiscale aard;
-
b)maatregelen die van invloed zijn op:
-
i)de ruimtelijke ordening;
-
ii)het kwantitatieve waterbeheer, of die rechtstreeks dan wel zijdelings betrekking hebben op de beschikbaarheid van de watervoorraden;
-
iii)de bodembestemming, met uitzondering van het afvalstoffenbeheer;
-
-
c)maatrege len die van aanzienlijke invloed zijn op de keuze van een lidstaat tussen verschillende energiebronnen en de algemene structuur van zijn energievoorziening.
In een Europese wet van de Raad kan, met eenparigheid van stemmen, bepaald worden over welke van de in dit lid bedoelde aangelegenheden hij met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit .
In elk geval besluit de Raad na raadpleging van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité.
-
-
3.Bij Europese wet of kaderwet worden algemene actieprogramma's vastgesteld die de te verwezenlijken prioritaire doelstellingen vastleggen. Deze wet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité.
De voor de uitvoering van die programma's noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig lid 1, respectievelijk lid 2.
-
4.Onverminderd bepaalde door de Unie vastgestelde maatregelen, dragen de lidstaten zorg voor de financiering en de uitvoering van het milieubeleid.
-
5.Onverminderd het beginsel dat de vervuiler betaalt, behelst die maatregel, in een passende vorm, ingeval een op grond van lid 1 vastgestelde maatregel voor de overheid van een lidstaat onevenredig hoge kosten met zich meebrengt:
-
a)ontheffingen van tijdelijke aard en/of
-
b)financiële steun uit het Cohesiefonds.
III-126: Milieubeleid van lidstaten
De beschermende bepalingen die worden vastgesteld uit hoofde van [ex artikel 175], beletten niet dat een lidstaat verdergaande beschermende bepalingen vaststelt. Zulke bepalingen moeten verenigbaar zijn met de Grondwet. Zij worden ter kennis van de Commissie gebracht.