Richtlijn 2022/890 - Wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de verlenging van de toepassingsperiode van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude - Hoofdinhoud
8.6.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 155/1 |
RICHTLIJN (EU) 2022/890 VAN DE RAAD
van 3 juni 2022
tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de verlenging van de toepassingsperiode van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Belastingfraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) leidt tot een aanzienlijke derving van begrotingsinkomsten en heeft een effect op de werking van de interne markt. |
(2) |
In Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) wordt bepaald dat lidstaten desgewenst gebruik kunnen maken van de verleggingsregeling voor de betaling van de btw op leveringen van vooraf bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten, met name in het geval van ploffraude in het intracommunautaire handelsverkeer. Die richtlijn voorziet ook in de bijzondere maatregel voor het snellereactiemechanisme dat de lidstaten onder bepaalde strikte voorwaarden een snellere procedure voor de invoering van de verleggingsregeling biedt, hetgeen resulteert in een adequater en doeltreffender antwoord op plotse en grootschalige fraude. De toepassingsperiode van beide mechanismen vervalt op 30 juni 2022. |
(3) |
De Commissie heeft twee wetgevingsvoorstellen aangenomen voor de invoering van het definitieve btw-stelsel, die erop gericht zijn een alomvattend antwoord te bieden op ploffraude in het intracommunautaire handelsverkeer. Over die voorstellen, die oorspronkelijk op 1 juli 2022 in werking zouden treden, wordt nog onderhandeld in de Raad en het is te verwachten dat zij niet vóór die datum zullen worden aangenomen, noch op die datum in werking zullen treden. |
(4) |
In haar rapport van 8 maart 2018 over de gevolgen van de mechanismen van de artikelen 199 bis en 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG voor fraudebestrijding wijst de Commissie erop dat lidstaten en belanghebbenden de verleggingsregeling als een effectief en efficiënt instrument in de strijd tegen btw-fraude beschouwden. Voorts beschouwden de lidstaten het snellereactiemechanisme als een nuttig instrument en een voorzorgsmaatregel tegen uitzonderlijke gevallen van btw-fraude. Sindsdien zijn de juridische voorwaarden of praktische aanwijzingen voor de toepassing van de verleggingsregeling binnen het btw-stelsel van de Unie niet gewijzigd. Ook is Richtlijn 2006/112/EG niet ingrijpend gewijzigd om het probleem van de ploffraude in het intracommunautaire handelsverkeer op een meer structurele manier aan te pakken. Het is dan ook redelijk aan te nemen dat de bevindingen en overwegingen in het rapport nog steeds grotendeels geldig zijn. |
(5) |
Het lijkt er daarom op dat de verleggingsregeling en het snellereactiemechanisme als tijdelijke en doelgerichte maatregelen nuttig zijn geweest. Als zij vervallen, zouden de lidstaten efficiënte instrumenten verliezen om fraude te bestrijden. De toepassingsperiode van de verleggingsregeling en het snellereactiemechanisme moet derhalve met een nieuwe beperkte periode worden verlengd om onderhandelingen in de Raad over het definitieve btw-stelsel mogelijk te maken en om de verdere ontwikkeling van instrumenten ter bestrijding van belastingontduiking en gemoderniseerde rapportageregels, die in de tussentijd moeten worden aangenomen, mogelijk te maken. |
(6) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het behoud van efficiënte instrumenten om fraude te bestrijden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de effecten van het optreden beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(7) |
Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 199 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 199 ter wordt lid 6 vervangen door: “6. De bijzondere maatregel voor het snellereactiemechanisme als bepaald in lid 1 is van toepassing tot en met 31 december 2026.”. |
Artikel 2
Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Luxemburg, 3 juni 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
-
F.RIESTER
-
Advies van 3 mei 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Advies van 23 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.