Besluit 2022/391 - Standpunt EU op de 65e zitting van de Commissie verdovende middelen over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971

1.

Wettekst

9.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/27

 

BESLUIT (EU) 2022/391 VAN DE RAAD

van 3 maart 2022

betreffende het namens de Europese Unie op de 65e zitting van de Commissie verdovende middelen in te nemen standpunt over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 83, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972 (het “verdrag inzake verdovende middelen”), is op 8 augustus 1975 in werking getreden.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 3 van het verdrag inzake verdovende middelen kan de Commissie verdovende middelen besluiten bepaalde stoffen toe te voegen aan de aan dat verdrag gehechte lijsten. Zij kan de lijsten alleen wijzigen in overeenstemming met aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), maar zij kan ook besluiten door de WHO aanbevolen wijzigingen niet over te nemen.

 

(3)

Het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971 (het “verdrag inzake psychotrope stoffen”) is op 16 augustus 1976 in werking getreden.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 2 van het verdrag inzake psychotrope stoffen kan de Commissie verdovende middelen, op grond van aanbevelingen van de WHO, besluiten om bepaalde stoffen toe te voegen aan of af te voeren van de aan dat verdrag gehechte lijsten. Zij beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid om rekening te houden met economische, sociale, juridische, administratieve en andere factoren, maar mag niet willekeurig handelen.

 

(5)

Wijzigingen van de aan het verdrag inzake verdovende middelen en het verdrag inzake psychotrope stoffen gehechte lijsten hebben rechtstreekse gevolgen voor het toepassingsgebied van het Unierecht op het gebied van drugscontrole. Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad (1) is van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen in de lijsten bij deze verdragen. Iedere wijziging van de aan die verdragen gehechte lijsten wordt dus rechtstreeks opgenomen in de gemeenschappelijke regels van de Unie.

 

(6)

De Commissie verdovende middelen zal op haar 65e zitting, die gepland staat van 14 tot en met 18 maart 2022 in Wenen, besluiten over de toevoeging van drie nieuwe stoffen aan de lijsten bij het verdrag inzake verdovende middelen en het verdrag inzake psychotrope stoffen.

 

(7)

De Unie is geen partij bij het verdrag inzake verdovende middelen of het verdrag inzake psychotrope stoffen. Zij heeft de status van waarnemer zonder stemrecht in de Commissie verdovende middelen, waarvan twaalf lidstaten stemgerechtigd lid zullen zijn tijdens haar 65e zitting (2). De Raad moet die lidstaten machtigen om het standpunt van de Unie over het toevoegen van stoffen aan de lijsten van deze verdragen te vertolken, aangezien dergelijke besluiten over het toevoegen van stoffen aan de lijsten daarvan onder de bevoegdheid van de Unie vallen.

 

(8)

De WHO heeft aanbevolen om twee nieuwe stoffen toe te voegen aan lijst I bij het verdrag inzake verdovende middelen en één nieuwe stof aan lijst II bij het verdrag inzake psychotrope stoffen.

 

(9)

Alle stoffen die door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid (het “deskundigencomité”) zijn beoordeeld en door de WHO worden aanbevolen voor toevoeging aan de lijsten, worden door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als nieuwe psychoactieve stoffen gemonitord op grond van Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3).

 

(10)

Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is brorfine (chemische naam: 1-1-[1-(4-bromophenyl)ethyl]piperidin-4-yl-1,3-dihydro-2H-benzimidazol-2-one) een synthetisch opioïde dat gelijkt op andere synthetische opioïden zoals morfine en fentanyl. Brorfine kan worden omgezet in bezitramide, dat een opioïde is die op lijst I bij het verdrag inzake verdovende middelen staat. Brorfine heeft geen therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als een geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs dat brorfine wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen dat rechtvaardigt deze stof onder internationale controle te brengen. Daarom beveelt de WHO aan brorfine toe te voegen aan lijst I bij het verdrag inzake verdovende middelen.

 

(11)

Brorfine is in vier lidstaten aangetroffen en in ten minste drie lidstaten aan controle onderworpen. Brorfine is in verband gebracht met één niet-dodelijke intoxicatie en staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

 

(12)

De Unie moet daarom het standpunt innemen dat brorfine aan lijst I bij het verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

 

(13)

Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is metonitazeen (chemische naam: N,N-diethyl-2-(2-(4-methoxybenzyl)-5-nitro-1H-benzo[d]imidazol-1-yl)ethaan-1-amine) een synthetisch opioïde dat qua structuur vergelijkbaar is met isotonitazeen en etonitazeen, die beide zijn opgenomen in lijst I bij het verdrag inzake verdovende middelen. Metonitazeen is bestudeerd in preklinische modellen vanwege zijn analgetische werking, maar er is geen therapeutisch gebruik van bekend. Er is voldoende bewijs dat metonitazeen wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen dat rechtvaardigt deze stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat metonitazeen wordt toegevoegd aan lijst I bij het verdrag inzake verdovende middelen.

 

(14)

Metonitazeen is in drie lidstaten aangetroffen en in ten minste drie lidstaten aan controle onderworpen. Metonitazeen is in verband gebracht met één sterfgeval en staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

 

(15)

De Unie moet daarom het standpunt innemen dat metonitazeen aan lijst I bij het verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

 

(16)

Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is eutyloon (chemische naam: 1-(1,3-benzodioxol-5-yl)-2-(ethylamino)butan-1-one) een synthetisch cathinon met een chemische structuur die lijkt op, en farmacologische gelijkenissen met, amfetaminen en cathinonen die reeds onder internationale controle staan. Verwante cathinonen, zoals methyloon en N-ethylnorpentyloon, staan op lijst II bij het verdrag inzake psychotrope stoffen. Eutyloon heeft geen bekende therapeutische toepassingen en er is geen vergunning voor het in de handel brengen als een geneesmiddel voor verleend. Er is voldoende bewijs voorhanden dat eutyloon wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen dat rechtvaardigt deze stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat eutyloon wordt opgenomen in lijst II bij het verdrag inzake psychotrope stoffen.

 

(17)

Eutyloon is in twintig lidstaten aangetroffen en in ten minste twee lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met één niet-dodelijke intoxicatie en is aangetroffen in drie biologische monsters waarbij er een verband bestond met ernstige ongewenste voorvallen. Eutyloon staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

 

(18)

De Unie zou daarom het standpunt moeten innemen dat eutyloon aan lijst II bij het verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

 

(19)

Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie Verdovende Middelen, aangezien de besluiten over de toevoeging van drie nieuwe stoffen aan de lijsten rechtstreeks van invloed zullen zijn op de inhoud van het Unierecht, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

 

(20)

Het standpunt van de Unie moet vertolkt worden door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten die lid zijn van de Commissie verdovende middelen.

 

(21)

Denemarken is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

 

(22)

Ierland is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de lidstaten namens de Unie in te nemen standpunt in de van 14 tot en met 18 maart 2022 te houden 65e zitting van de Commissie verdovende middelen, waarop dat orgaan besluiten dient te nemen over de toevoeging van stoffen aan de lijsten bij het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971, zal in overeenstemming zijn met het standpunt dat in de bijlage bij dit besluit is uiteengezet.

Artikel 2

Het in artikel 1 bedoelde standpunt wordt vertolkt door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten die lid zijn van de Commissie verdovende middelen.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    DARMANIN
 

  • (1) 
    Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (PB L 335 van 11.11.2004, blz. 8).
  • (2) 
    België, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Litouwen, Nederland, Oostenrijk, Polen, Slovenië, Spanje en Zweden.
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1).
 

BIJLAGE

Standpunt dat door de lidstaten die lid zijn van de Commissie verdovende middelen en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie, moet worden ingenomen tijdens de van 14 tot en met 18 maart 2022 te houden 65e zitting van de Commissie verdovende middelen over het toevoegen van stoffen:

 

1)

Brorfine moet worden toegevoegd aan lijst I bij het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972.

 

2)

Metonitazeen moet worden toegevoegd aan lijst I bij het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972.

 

3)

Eutyloon moet worden toegevoegd aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.