Verordening 2021/1372 - Wijziging van bijlage IV bij Verordening 999/2001 wat betreft het verbod op het vervoederen van dierlijke eiwitten aan andere niet-herkauwende landbouwhuisdieren dan pelsdieren - Hoofdinhoud
18.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 295/1 |
VERORDENING (EU) 2021/1372 VAN DE COMMISSIE
van 17 augustus 2021
tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het verbod op het vervoederen van dierlijke eiwitten aan andere niet-herkauwende landbouwhuisdieren dan pelsdieren
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name artikel 23, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake de preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s). De verordening is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan. |
(2) |
Krachtens artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is het gebruik van van dieren afkomstige eiwitten in de voeding van herkauwers verboden. Bij artikel 7, lid 2, van die verordening wordt dat verbod uitgebreid tot niet-herkauwers, zoals bepaald in hoofdstuk I van bijlage IV bij die verordening. In de hoofdstukken II tot en met V van die bijlage is vastgesteld onder welke specifieke voorwaarden van hoofdstuk I mag worden afgeweken. |
(3) |
In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad “Het TSE-stappenplan 2 — Een beleidsnota betreffende overdraagbare spongiforme encefalopathieën voor de periode 2010-2015” (2) worden mogelijke wijzigingen van de wetgeving van de Unie uiteengezet om de preventie-, bestrijdings- en uitroeiingsmaatregelen voor TSE’s af te stemmen op de ontwikkeling van de epidemiologische situatie met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE). Ook wordt in de mededeling benadrukt dat een herziening van de TSE-voorschriften in de eerste plaats op wetenschappelijke adviezen gebaseerd moet zijn. In het TSE-stappenplan 2 komt de herziening van de huidige bepalingen van het voederverbod voor niet-herkauwers zoals vastgesteld in de wetgeving van de Unie aan bod. |
(4) |
Op basis van de inhoud van twee wetenschappelijke adviezen die op respectievelijk 24 januari 2007 en 17 november 2007 door het panel voor biologische gevaren (Biohaz-panel) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) zijn uitgebracht, wordt in het TSE-stappenplan 2 erkend dat er bij niet-herkauwende landbouwhuisdieren onder natuurlijke omstandigheden geen TSE’s zijn geconstateerd. |
(5) |
Op 7 juni 2018 heeft de EFSA een wetenschappelijk advies aangenomen over de herziening van de kwantitatieve risicobeoordeling van het aan verwerkte dierlijke eiwitten verbonden BSE-risico (3). In de kwantitatieve risicobeoordeling wordt de totale BSE-infectiviteit vier keer lager ingeschat dan in 2011, met naar verwachting minder dan één nieuw geval van BSE per jaar. |
(6) |
Op 22 september 2020 heeft de EFSA een wetenschappelijk advies aangenomen over het potentiële BSE-risico voor runderen van het gebruik van collageen en gelatine afkomstig van herkauwers in diervoeders voor niet-herkauwende landbouwhuisdieren (4). De EFSA heeft geconcludeerd dat de waarschijnlijkheid dat de drie in het advies aangewezen routes die een risico op blootstelling inhouden, tot geen enkel nieuw geval van BSE in de runderpopulatie leiden, meer dan 99 % bedraagt (bijna zeker). |
(7) |
Tegelijkertijd wordt in de Unie elk jaar naar schatting 100 000 ton voormalige levensmiddelen die collageen en/of gelatine van herkauwers bevatten, verwijderd, aangezien zij wegens het voederverbod niet in diervoeders voor landbouwhuisdieren mogen worden gebruikt. |
(8) |
Het verbod op het vervoederen van collageen en gelatine afkomstig van herkauwers aan niet-herkauwende landbouwhuisdieren moet daarom worden ingetrokken. |
(9) |
Bij artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5) wordt het voederen van landdieren, met uitzondering van pelsdieren, met verwerkte dierlijke eiwitten die afkomstig zijn van dieren of delen van dieren van dezelfde diersoort (hergebruik binnen dezelfde soort) verboden. |
(10) |
In het TSE-stappenplan 2 wordt ook erkend dat het risico op overdracht van BSE van niet-herkauwers op niet-herkauwers verwaarloosbaar is zolang hergebruik binnen dezelfde soort wordt vermeden. Derhalve wordt in het TSE-stappenplan 2 geconcludeerd dat kan worden overwogen het verbod op het gebruik van van niet-herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten in diervoeders voor niet-herkauwers op te heffen, zonder evenwel het bestaande verbod op hergebruik binnen dezelfde soort op te heffen. |
(11) |
Op 29 november 2010 heeft de Raad conclusies over het TSE-stappenplan 2 aangenomen (6). In die conclusies wordt gesteld dat aan het eventueel opnieuw gebruiken van van niet-herkauwende diersoorten afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten in voeder voor andere niet-herkauwende diersoorten de voorwaarde moeten worden verbonden dat doeltreffende, gevalideerde analysetechnieken beschikbaar zijn om een onderscheid te kunnen maken tussen van verschillende soorten afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en dat de risico’s van een dergelijke herintroductie voor de gezondheid van mens en dier zijn onderzocht. |
(12) |
In 2012 heeft het referentielaboratorium van de Europese Unie voor dierlijke eiwitten in voedermiddelen (EURL-AP) een nieuwe diagnostische op DNA gebaseerde methode (PCR) gevalideerd voor de opsporing van materiaal van herkauwers dat in diervoeder aanwezig kan zijn. De validering van die methode heeft het mogelijk gemaakt om in 2013 het gebruik van van niet-herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten in voeder voor aquacultuurdieren opnieuw toe te laten, zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 56/2013 van de Commissie (7). |
(13) |
Het EURL-AP heeft vervolgens in 2015 en 2018 ook PCR-methoden voor de opsporing van materiaal van varkens respectievelijk pluimvee in diervoeders gevalideerd. Dit maakt het mogelijk om te controleren of het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort met betrekking tot varkens en pluimvee correct wordt toegepast. |
(14) |
In het Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de ontwikkeling van plantaardige eiwitten in de Europese Unie (8) van 22 november 2018 wordt benadrukt dat de Unie voor de aanvoer van eiwitten minder afhankelijk moet worden van derde landen. Qua voedingswaarde zijn verwerkte dierlijke eiwitten uitstekende voedermiddelen, omdat zij een hoge concentratie goed verteerbare voedingsstoffen zoals aminozuren en fosfor bevatten en een hoog gehalte aan vitaminen hebben. Het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van niet-herkauwers in diervoeders voor niet-herkauwers opnieuw toelaten zou de afhankelijkheid van eiwitten uit derde landen verkleinen. |
(15) |
Het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van varkens in diervoeders voor pluimvee en het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van pluimvee in diervoeders voor varkens moeten opnieuw worden toegelaten. Tijdens het verzamelen, het vervoer en de verwerking van deze producten moeten strenge voorschriften worden toegepast en er moeten regelmatig bemonsteringen en analysen worden verricht om elk risico op versleping van verboden eiwitten van herkauwers en op hergebruik binnen dezelfde soort te vermijden en om te controleren dat er geen versleping en hergebruik binnen dezelfde soort plaatsvindt. |
(16) |
Krachtens Verordening (EU) 2017/893 van de Commissie (9) mogen verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van insecten en mengvoeders die dergelijke verwerkte dierlijke eiwitten bevatten, worden vervoederd aan aquacultuurdieren. Pluimvee zijn insectivoren, varkens zijn omnivoren, en deze voedermiddelen geven geen aanleiding tot bezorgdheid. Het vervoederen van verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van insecten aan pluimvee en varkens moet bijgevolg worden toegestaan onder dezelfde voorwaarden als die voor het vervoederen van die verwerkte dierlijke eiwitten aan aquacultuurdieren. |
(17) |
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(18) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
-
COM(2010) 384 definitief van 16.7.2010.
-
https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.2903/j.efsa.2018.5314
-
https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.2903/j.efsa.2020.6267
-
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
-
http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/10/st13/st13889- ad01re01.en10.pdf
-
Verordening (EU) nr. 56/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 tot wijziging van de bijlagen I en IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 21 van 24.1.2013, blz. 3).
-
https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/food-farming-fisheries/plants_and_plant_products/documents/report-plant-proteins-com2018-757-final_en.pdf
-
Verordening (EU) 2017/893 van de Commissie van 24 mei 2017 tot wijziging van de bijlagen I en IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad, en van de bijlagen X, XIV en XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie wat de bepalingen inzake verwerkte dierlijke eiwitten betreft (PB L 138 van 25.5.2017, blz. 92).
BIJLAGE
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in hoofdstuk I wordt punt b) vervangen door:
|
2) |
in hoofdstuk II worden de volgende punten toegevoegd:
|
3) |
hoofdstuk III wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Hoofdstuk IV wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
hoofdstuk V wordt als volgt gewijzigd:
|
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.