Verordening 2021/836 - Wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming - Hoofdinhoud
26.5.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 185/1 |
VERORDENING (EU) 2021/836 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 mei 2021
tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 196 en artikel 322, lid 1, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Rekenkamer (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (3),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (4),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Uniemechanisme voor civiele bescherming ( “het Uniemechanisme”), ingesteld bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (5), versterkt de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en faciliteert de coördinatie op het terrein van civiele bescherming, teneinde de respons van de Unie op door de natuur of de mens veroorzaakte rampen te verbeteren. |
(2) |
Hoewel de voornaamste verantwoordelijkheid voor de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de natuur of de mens veroorzaakte rampen bij de lidstaten berust, bevordert het Uniemechanisme, en met name rescEU, de solidariteit tussen de lidstaten overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het Uniemechanisme doet dit door de collectieve respons van de Unie op door de natuur en de mens veroorzaakte rampen te versterken door een capaciteitsreserve aan te leggen die de bestaande capaciteit van de lidstaten aanvult wanneer de op nationaal niveau beschikbare capaciteit niet volstaat, waardoor een doeltreffendere paraatheid en respons mogelijk worden, en door de rampenpreventie en -paraatheid te verbeteren. Er zijn voldoende financiële kredieten nodig om de rescEU-capaciteit op te zetten, uit te rollen en in te zetten en om de Europese pool voor civiele bescherming verder te kunnen ontwikkelen en de extra kosten te kunnen dekken die voortvloeien uit de toekenning van aanpassingssubsidies en de inzet van de capaciteit die is toegewezen aan de Europese pool voor civiele bescherming. |
(3) |
De ongekende ervaring met de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat de Unie en de lidstaten beter voorbereid moeten zijn om het hoofd te bieden aan grootschalige noodsituaties die verscheidene lidstaten tegelijk treffen, en dat het bestaande rechtskader inzake volksgezondheid en civiele bescherming moet worden versterkt. De COVID-19-pandemie heeft ook laten zien hoe de gevolgen van rampen voor de menselijke gezondheid, het milieu, de samenleving en de economie verwoestende proporties kunnen aannemen. Tijdens de COVID-19-pandemie kon de Unie, op basis van de bestaande bepalingen van Besluit nr. 1313/2013/EU, snel uitvoeringsbepalingen vaststellen om de rescEU-capaciteit uit te breiden door het aanleggen van voorraden van medische tegenmaatregelen waaronder vaccins en geneesmiddelen en medische apparatuur voor intensive care, persoonlijke beschermingsmiddelen en laboratoriumbenodigdheden, met het oog op paraatheid voor en respons op een ernstige grensoverschrijdende bedreiging van de gezondheid. Om de paraatheids- en responsacties doeltreffender te maken, zouden nieuwe bepalingen ter versterking van het huidige rechtskader, onder meer door de Commissie in staat te stellen onder specifieke voorwaarden rechtstreeks de nodige rescEU-voorraden aan te kopen, de inzet in de toekomst nog sneller kunnen doen verlopen. Het is ook belangrijk dat de rescEU-operaties goed worden gecoördineerd met de nationale instanties voor civiele bescherming. |
(4) |
De leden van Europese Raad, in hun gezamenlijke verklaring van 26 maart 2020, en het Europees Parlement, in zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (6), hebben de Commissie verzocht voorstellen te doen om een ambitieuzer en breder systeem voor crisisbeheer binnen de Unie tot stand te brengen. |
(5) |
De klimaatverandering leidt tot een toename van de frequentie, de intensiteit en de complexiteit van natuurrampen binnen de Unie en wereldwijd, hetgeen vraagt om een hoge mate van solidariteit tussen landen. Natuurrampen, zoals bosbranden, kunnen levens kosten en bestaansmiddelen en biodiversiteit verloren doen gaan, grote hoeveelheden koolstofemissies doen vrijkomen en de koolstofopnamecapaciteit van de planeet verlagen, waardoor de klimaatverandering nog verder verergert. Daarom is het van essentieel belang dat de rampenpreventie, -paraatheid en -respons worden versterkt en dat het Uniemechanisme over voldoende capaciteit beschikt, ook tijdens de overgangsperiode van rescEU, om te kunnen optreden wanneer zich bosbranden en andere klimaatgerelateerde natuurrampen voordoen. |
(6) |
De Unie blijft zich inzetten voor genderbewuste civiele bescherming, met inbegrip van het aanpakken van specifieke kwetsbaarheden, en de uitwisseling van beste praktijken met betrekking tot gendergerelateerde kwesties die zich voordoen tijdens rampen en in de onmiddellijke nasleep ervan, waaronder de ondersteuning die wordt geboden aan slachtoffers van gendergerelateerd geweld. |
(7) |
Op grond van de beginselen van solidariteit en universele dekking van hoogwaardige gezondheidsdiensten en de centrale rol van de Unie bij het bespoedigen van vooruitgang op het gebied van mondiale uitdagingen op gezondheidsgebied, moet het Uniemechanisme bijdragen tot het verbeteren van de preventie-, paraatheids- en responscapaciteit, ook met betrekking tot medische noodsituaties. |
(8) |
De lidstaten worden aangemoedigd om, zonder afbreuk te doen aan hun nationale structuren, ervoor te zorgen dat eerstehulpverleners adequaat toegerust en voorbereid zijn om op rampen te reageren. |
(9) |
Om de samenwerking bij de respons op rampen te versterken, moeten de administratieve procedures waar mogelijk worden gestroomlijnd om te zorgen voor een snelle interventie. |
(10) |
Er zijn dringende acties nodig om het Uniemechanisme te versterken teneinde in de toekomst beter voorbereid te zijn wanneer zich rampen voordoen die gevolgen hebben voor meerdere lidstaten. De versterking van het Uniemechanisme moet als aanvulling op het beleid en de fondsen van de Unie fungeren en mag niet in de plaats komen van de integratie van rampbestendigheid in dat beleid en die fondsen. |
(11) |
Gegevens over door rampen veroorzaakte verliezen zijn van cruciaal belang voor een degelijke risicobeoordeling, voor de ontwikkeling van empirisch onderbouwde scenario’s voor potentiële rampen en voor de uitvoering van doeltreffende risicobeheersmaatregelen. Daarom moeten de lidstaten blijven werken aan een betere verzameling van gegevens over verliezen door rampen, in overeenstemming met de verbintenissen die reeds zijn aangegaan in het kader van internationale overeenkomsten, zoals het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, de Overeenkomst van Parijs die is gesloten in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (7), en de Agenda 2030 van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling. |
(12) |
Om de rampbestendigheid en de planning voor rampenpreventie, -paraatheid en -respons te verbeteren, moet de Unie blijven pleiten voor investeringen in de preventie van rampen over de grenzen heen en in alle sectoren, en voor een brede benadering van het risicobeheer als grondslag voor preventie en paraatheid, op basis van een multirisicoaanpak en een op het ecosysteem gebaseerde benadering waarbij rekening wordt gehouden met de te verwachten gevolgen van de klimaatverandering, in nauwe samenwerking met de betrokken wetenschappelijke kringen, de belangrijkste economische actoren, de regionale en lokale autoriteiten en niet-gouvernementele organisaties die in het veld actief zijn, onverminderd de bestaande coördinatiemechanismen van de Unie en de bevoegdheden van de lidstaten. Daartoe moet de Commissie samenwerken met de lidstaten om Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid op het gebied van civiele bescherming te bepalen en te ontwikkelen, als niet-bindende gemeenschappelijke basis ter ondersteuning van preventie- en paraatheidsacties bij rampen met ernstige gevolgen die in meerdere landen grensoverschrijdende gevolgen veroorzaken of kunnen veroorzaken (zijnde effecten in verschillende landen, ongeacht of zij al dan niet een gemeenschappelijke grens hebben). De Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid moeten rekening houden met de onmiddellijke sociale gevolgen van rampen en de noodzaak om ervoor te zorgen dat kritieke maatschappelijke functies in stand worden gehouden. |
(13) |
Regelmatige risicobeoordelingen en analyses van rampenscenario’s op nationaal en, in voorkomend geval, subnationaal niveau zijn van cruciaal belang om lacunes in preventie en paraatheid op te sporen en de rampbestendigheid te versterken, onder meer door gebruik te maken van Uniemiddelen. Dergelijke risicobeoordelingen en analyses van rampenscenario’s moeten gericht zijn op risico’s die specifiek zijn voor de betrokken regio en moeten in voorkomend geval grensoverschrijdende samenwerking omvatten. |
(14) |
Bij de ontwikkeling van Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid ter ondersteuning van preventie- en paraatheidsacties moet bijzondere aandacht worden besteed aan de gevolgen van rampen voor kwetsbare groepen. |
(15) |
De regionale en lokale autoriteiten spelen een zeer belangrijke rol bij rampenpreventie en -beheersing, en waar nodig wordt hun capaciteit opgenomen in de activiteiten die uit hoofde van Besluit nr. 1313/2013/EU worden uitgevoerd, teneinde overlappingen tot een minimum te beperken en interoperabiliteit te bevorderen. Daarom is er ook behoefte aan voortdurende grensoverschrijdende samenwerking op lokaal en regionaal niveau, met het oog op de ontwikkeling van gemeenschappelijke waarschuwingssystemen voor snelle interventie voorafgaand aan de activering van het Uniemechanisme. Evenzo is het, rekening houdend met de nationale structuren, van belang te erkennen dat lokale gemeenschappen waar nodig technische opleidingsbijstand moeten krijgen om hun eersteresponscapaciteiten te versterken. Ook is het belangrijk het publiek op de hoogte te houden van de eersteresponsmaatregelen. |
(16) |
Het Uniemechanisme moet de synergieën met het Uniekader inzake de veerkracht van kritieke entiteiten blijven benutten. |
(17) |
Het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC), een operationeel centrum op Unieniveau dat vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week operationeel is en de capaciteit heeft om operaties in verschillende noodsituaties binnen en buiten de Unie in realtime te volgen en te ondersteunen, moet verder worden versterkt. Daarbij moet de coördinatie van het ERCC met de nationale civielebeschermingsautoriteiten van de lidstaten, alsook met andere relevante organen van de Unie, worden verbeterd. De werkzaamheden van het ERCC worden ondersteund door wetenschappelijke expertise, waaronder die van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie. |
(18) |
Het Uniemechanisme moet gebruikmaken van de ruimtevaartinfrastructuur van de Unie, zoals het Europees programma voor aardobservatie (Copernicus), Galileo, omgevingsbewustzijn in de ruimte en Govsatcom, die op Unieniveau belangrijke instrumenten bieden om op interne en externe noodsituaties te reageren. De dienst van Copernicus voor het beheer van noodsituaties biedt het ERCC ondersteuning in de verschillende noodfasen, van vroegtijdige waarschuwing en preventie tot rampenrespons en herstel. Govsatcom moet beveiligde satellietcommunicatiecapaciteit bieden die specifiek is afgestemd op de behoeften van overheidsgebruikers op het gebied van de aanpak van noodsituaties. Galileo is de eerste mondiale infrastructuur voor navigatie- en plaatsbepaling per satelliet die specifiek is ontworpen voor civiele doeleinden in Europa en de rest van de wereld, en op andere gebieden zoals de aanpak van noodsituaties, met inbegrip van vroegtijdige waarschuwingen, kan worden ingezet. Een van de relevante diensten van Galileo zal een alarmdienst zijn die signalen uitzendt om te waarschuwen voor door de natuur of de mens veroorzaakte rampen in bepaalde gebieden. Gezien het potentieel van deze dienst om levens te redden en de coördinatie van noodacties te faciliteren, moeten de lidstaten worden aangemoedigd om gebruik te maken van Galileo. Indien zij besluiten er gebruik van te maken, moeten de lidstaten met het oog op de validering van het systeem bepalen welke nationale instanties bevoegd zijn om gebruik te maken van Galileo en moeten zij de Commissie van die instanties in kennis stellen. |
(19) |
Tijdens de COVID-19-pandemie is het gebrek aan voldoende vervoer- en logistieke middelen aangemerkt als een belangrijk obstakel voor de lidstaten om bijstand te verlenen of te krijgen. Daarom moeten vervoer- en logistieke middelen worden gedefinieerd als rescEU-capaciteit. Teneinde uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Besluit nr. 1313/2013/EU te garanderen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden verschaft om haar toe te laten vervoer- en logistieke middelen als rescEU-capaciteit te definiëren, en haar in staat te stellen die capaciteit te huren, te leasen of anderszins te contracteren voor zover dit noodzakelijk is om de leemten op het gebied van vervoer en logistiek op te vullen. Deze bevoegdheden worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8). Om voorts over de operationele capaciteit te beschikken om snel te kunnen reageren op een ramp die in meerdere landen grensoverschrijdende gevolgen veroorzaakt of kan veroorzaken of op een weinig waarschijnlijke gebeurtenis met ernstige gevolgen, moet de Unie in naar behoren gemotiveerde spoedgevallen en in overleg met de lidstaten volgens de spoedprocedure ook de mogelijkheid hebben om, door de vaststelling van onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen, materiële middelen en noodzakelijke ondersteunende diensten die als rescEU-capaciteit gedefinieerd zijn, aan te kopen, te huren, te leasen of anderszins te contracteren indien deze middelen en diensten niet onmiddellijk door de lidstaten beschikbaar kunnen worden gesteld. Dit zou de Unie in staat stellen om onverwijld te reageren op noodsituaties met mogelijke ernstige gevolgen voor het leven en de gezondheid van mensen, het milieu, eigendommen en het cultureel erfgoed, die meerdere lidstaten tegelijkertijd treffen. Dergelijke materiële middelen omvatten geen modules, teams en categorieën deskundigen en zijn bedoeld om lidstaten bij te staan die door rampen overweldigd worden. |
(20) |
Om optimaal gebruik te maken van de ervaring die tot dusver is opgedaan met betrouwbare logistieke netwerken die worden beheerd door relevante internationale organisaties binnen de Unie, zoals de VN-depots voor humanitaire hulp, moet de Commissie zulke netwerken in aanmerking nemen wanneer zij rescEU-capaciteit aankoopt, huurt, leaset of anderszins contracteert. Relevante agentschappen van de Unie moeten op passende wijze worden betrokken bij en worden geraadpleegd over onder hun bevoegdheid vallende aangelegenheden die verband houden met het Uniemechanisme. Meer bepaald is het van belang dat het Europees Geneesmiddelenbureau en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding in voorkomend geval worden geraadpleegd over de definitie, het beheer en de verdeling van capaciteit die dient om op medische noodsituaties te reageren. |
(21) |
Het moet mogelijk zijn om door de lidstaten aangekochte, gehuurde, geleasede of anderszins gecontracteerde rescEU-capaciteit voor nationale doeleinden te gebruiken, zij het enkel wanneer zij niet voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme wordt gebruikt of nodig is. |
(22) |
Waar nodig heeft de Unie er belang bij te reageren op noodsituaties in derde landen. Hoewel de rescEU-capaciteit in de eerste plaats wordt aangelegd voor gebruik als een veiligheidsbuffer binnen de Unie, moet zij in naar behoren gemotiveerde gevallen en rekening houdend met humanitaire beginselen, ook buiten de Unie kunnen worden ingezet. Het inzetbesluit moet worden genomen overeenkomstig de bestaande bepalingen betreffende besluiten over de inzet van rescEU-capaciteit. |
(23) |
Het Uniemechanisme moet zorgen voor een adequate geografische spreiding van de voorraden, onder meer wat betreft essentiële medische tegenmaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, met name die waarmee wordt gereageerd op weinig waarschijnlijke rampen met ernstige gevolgen, in synergie met en op een wijze die een aanvulling vormt op het bij Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad (9) opgerichte EU4Health-programma, het bij Verordening (EU) 2016/369 van de Raad (10) opgerichte instrument voor noodhulp, de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (11) opgerichte herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere beleidsmaatregelen, programma’s en fondsen van de Unie, en waar nodig een aanvulling op Unieniveau vormt op het aanleggen van nationale voorraden. |
(24) |
De COVID-19-pandemie heeft aangetoond hoe belangrijk het is dat relevante kennis in alle fasen van de rampenrisicobeheercyclus systematisch wordt samengebracht en gedeeld. Uit die bevindingen en de ervaring die tot dusver is opgedaan bij de ontwikkeling van het kennisnetwerk op het gebied van civiele bescherming van de Unie, blijkt dat de rol van dit netwerk als verwerkingseenheid binnen het Uniemechanisme verder moet worden verfijnd. |
(25) |
De verkrijging van de nodige vervoer- en logistieke middelen is essentieel om de Unie in staat te stellen te reageren op eender welk type noodsituatie binnen en buiten de Unie. Het is absoluut noodzakelijk om te zorgen voor tijdig vervoer en tijdige levering van bijstand en hulp binnen de Unie, maar eveneens naar en van buiten de Unie. Daarom moeten de getroffen landen om bijstand kunnen vragen die alleen uit vervoers- en logistieke middelen bestaat. |
(26) |
In Besluit nr. 1313/2013/EU zijn financiële middelen voor het Uniemechanisme vastgesteld, die het voornaamste referentiebedrag vormt in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (12) voor de dekking van de uitgaven van het programma tot het einde van de begrotingsperiode 2014-2020. Die financiële middelen moeten met ingang van 1 januari 2021, de datum van toepassing van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (13), worden bijgewerkt in het licht van de in die verordening vermelde nieuwe bedragen. |
(27) |
Overeenkomstig Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (14) tot vaststelling van een herstelinstrument voor de Europese Unie en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen moeten herstel- en veerkrachtmaatregelen in het kader van het Uniemechanisme worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis aan te pakken. Zulke maatregelen moeten met name maatregelen omvatten om ervoor te zorgen dat de Unie beter voorbereid is en snel en doeltreffend kan reageren op ernstige noodsituaties, waaronder maatregelen zoals het aanleggen van voorraden van essentiële goederen en medische uitrusting en het verwerven van de nodige infrastructuur om snel te kunnen reageren. Dergelijke aanvullende middelen moeten worden gebruikt binnen de in Verordening (EU) 2020/2094 vastgestelde termijnen. |
(28) |
Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs uit te voeren en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties te verwezenlijken, moeten de acties uit hoofde van Besluit nr. 1313/2013/EU bijdragen aan het bereiken van het algemene streefcijfer om ten minste 30 % van het totale bedrag van de Uniebegroting en het herstelinstrument voor de Europese Unie te besteden ter ondersteuning van klimaatdoelstellingen en aan de ambitie om in 2024 7,5 % en in 2026 en 2027 10 % van de begroting voor biodiversiteitsuitgaven te bestemmen, daarbij rekening houdend met de bestaande overlappingen tussen klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen. |
(29) |
Aangezien de inzet van rescEU-capaciteit voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme een aanzienlijke Europese meerwaarde oplevert door ervoor te zorgen dat mensen in noodsituaties snel en doeltreffend worden geholpen, moeten aanvullende verplichtingen worden opgelegd om informatie te verstrekken aan Unieburgers en de media en om de zichtbaarheid van de Unie te vergroten. De nationale autoriteiten moeten voor specifieke interventies communicatieadvies van de Commissie krijgen om ervoor te zorgen dat er passende ruchtbaarheid wordt gegeven aan de rol van de Unie. |
(30) |
Rekening houdend met recente operationele ervaring moeten de ontwikkelingskosten van alle rescEU-capaciteit volledig uit de Uniebegroting worden gefinancierd om het Uniemechanisme verder te versterken en met name het proces van snelle uitvoering van rescEU te vereenvoudigen. |
(31) |
Om de lidstaten te helpen om ook buiten de Unie bijstand te verlenen, moet de Europese pool voor civiele bescherming verder worden versterkt door evenveel medefinanciering te verstrekken voor de operationele kosten van de toegezegde capaciteit, ongeacht of die binnen of buiten de Unie wordt ingezet. |
(32) |
Om de lidstaten op flexibele wijze te kunnen bijstaan met vervoer- en logistieke middelen, met name bij grootschalige rampen, moet het mogelijk zijn het vervoer binnen de Unie of vanuit derde landen naar de Unie van vracht, logistieke middelen en diensten die als rescEU-capaciteit worden ingezet, volledig uit de Uniebegroting te financieren. |
(33) |
Het Uniemechanisme moet ook vervoersbijstand verlenen die nodig is bij milieurampen op basis van de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt, onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde nationale autoriteiten, overeenkomstig artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en in overeenstemming met Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (15). |
(34) |
Om de flexibiliteit te vergroten en ervoor te zorgen dat de begroting optimaal wordt uitgevoerd, moet in deze verordening worden bepaald dat indirect beheer als methode voor de begrotingsuitvoering wordt gebruikt indien dit gerechtvaardigd is door de aard en de inhoud van de betrokken actie. |
(35) |
Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (16) (het “Financieel Reglement”) kan een subsidie worden toegekend voor een actie die reeds is begonnen, mits de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag gemaakte kosten zijn evenwel, tenzij in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen, niet subsidiabel. Om te voorkomen dat Uniesteun onderbroken wordt en de belangen van de Unie aldus mogelijk worden geschaad, moet het mogelijk zijn om, voor een beperkte periode aan het begin van het meerjarig financieel kader 2021-2027, en uitsluitend in naar behoren gemotiveerde gevallen, bij financieringsbesluit te voorzien dat kosten die zijn gemaakt met betrekking tot op grond van Besluit nr. 1313/2013/EU ondersteunde en reeds begonnen acties, subsidiabel worden geacht vanaf 1 januari 2021, zelfs indien zij zijn gemaakt vóór de indiening van de subsidieaanvraag. |
(36) |
Voor meer voorspelbaarheid en doeltreffendheid op lange termijn, moet de Commissie bij de uitvoering van Besluit nr. 1313/2013/EU jaarlijkse of meerjarige werkprogramma’s vaststellen met een indicatie van de geplande toewijzingen. Dit moet de Unie helpen de begrotingsuitvoering flexibeler te maken en bijgevolg haar preventie en paraatheidsacties op te voeren. Daarnaast moeten de geraamde toekomstige toewijzingen jaarlijks worden gepresenteerd en besproken in het comité dat de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 bijstaat. |
(37) |
De Commissie brengt overeenkomstig het Financieel Reglement verslag uit over de uitvoering van de begroting van het Uniemechanisme. |
(38) |
De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, zijn van toepassing op Besluit nr. 1313/2013/EU. Die regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting. |
(39) |
Preventie- en paraatheidsmaatregelen zijn essentieel om de veerkracht van de Unie te vergroten bij het aanpakken van door de natuur en de mens veroorzaakte rampen, maar het voorkomen, de timing en de omvang van rampen is vanwege hun aard onvoorspelbaar. Zoals blijkt uit de recente COVID-19-crisis, kunnen de financiële middelen die worden vereist om te zorgen voor een adequate respons, van jaar tot jaar aanzienlijk verschillen en moeten zij onmiddellijk beschikbaar zijn. Om het begrotingsbeginsel van voorspelbaarheid te verzoenen met de noodzaak om snel te reageren op nieuwe behoeften moet de financiële uitvoering van de werkprogramma’s dan ook worden aangepast. Bijgevolg is het passend de overdracht van ongebruikte kredieten toe te staan; dit moet worden beperkt tot het volgende jaar en zij mogen uitsluitend bestemd zijn voor responsacties, in aanvulling op de overdracht van kredieten die zijn toegestaan krachtens artikel 12, lid 4, van het Financieel Reglement. |
(40) |
Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17) en de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (18), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (19) en (EU) 2017/1939 (20) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, waaronder maatregelen betreffende de voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, inclusief fraude, de terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede middelen en, in voorkomend geval, de oplegging van administratieve sancties. Meer bepaald heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid om administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onrechtmatige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (21). Personen of entiteiten die Uniemiddelen ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen gelijkwaardige rechten verlenen. Daarom moeten overeenkomsten met derde landen en gebieden en met internationale organisaties, alsmede overeenkomsten of afspraken die voortvloeien uit de uitvoering van Besluit nr. 1313/2013/EU, bepalingen bevatten die de Commissie, de Rekenkamer, het EOM en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen om dergelijke audits, controles en verificaties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en die ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen. |
(41) |
Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EEA), kunnen aan Unieprogramma’s deelnemen in het kader van de samenwerking waarin wordt voorzien door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (22), die bepaalt dat Unieprogramma’s worden uitgevoerd bij een op grond van die overeenkomst vastgesteld besluit. Derde landen kunnen ook deelnemen op grond van andere rechtsinstrumenten. In Besluit nr. 1313/2013/EU moet een specifieke bepaling worden opgenomen die derde landen verplicht om de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Europese Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat zij hun bevoegdheden uitvoerig kunnen uitoefenen. |
(42) |
Tijdens de COVID-19-pandemie zijn er extra financiële kredieten beschikbaar gesteld om acties in het kader van het Uniemechanisme te financieren, teneinde over functionerende rescEU-capaciteit te beschikken en zodat het Uniemechanisme doeltreffend kon inspelen op de behoeften van de burgers van de Unie. Het is belangrijk om de Unie de nodige flexibiliteit te geven om doeltreffend op de onvoorspelbare aard van rampen te kunnen reageren en tegelijkertijd een zekere voorspelbaarheid te behouden bij de verwezenlijking van de in Besluit nr. 1313/2013/EU uiteengezette doelstellingen. Het is belangrijk om bij de verwezenlijking van die doelstellingen voor het nodige evenwicht te zorgen. Om de in bijlage I uiteengezette percentages bij te werken, overeenkomstig de prioriteiten van het Uniemechanisme, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen, aan de Commissie worden gedelegeerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (23). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(43) |
Besluit nr. 1313/2013/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(44) |
Om ervoor te zorgen dat de steun voor het betrokken beleidsgebied ononderbroken doorloopt en dat de uitvoering van start kan gaan vanaf het begin van het meerjarig financieel kader 2021-2027, moet deze verordening dringend in werking treden, en met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021 van toepassing zijn, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit nr. 1313/2013/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 worden de leden 2 en 3 vervangen door: “2. Het Uniemechanisme waarborgt in de eerste plaats de bescherming van mensen, maar ook die van het milieu en van eigendommen, waaronder cultureel erfgoed, tegen alle soorten door de natuur of de mens veroorzaakte rampen, waaronder de gevolgen van terreurdaden, technologische, stralings- en milieurampen, verontreiniging van de zee, hydrogeologische destabilisatie en acute noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid, die zich binnen of buiten de Unie voordoen. Met betrekking tot de gevolgen van terreurdaden of stralingsrampen is het toepassingsgebied van het Uniemechanisme beperkt tot paraatheids- en responsacties.
|
2) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 4 wordt het volgende punt ingevoegd: “4 bis. “Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid”: niet-bindende doelstellingen die zijn vastgesteld op het gebied van civiele bescherming ter ondersteuning van preventie- en paraatheidsacties om de Unie en haar lidstaten beter in staat te stellen het hoofd te bieden aan de gevolgen van een ramp die in meerdere landen grensoverschrijdende gevolgen veroorzaakt of kan veroorzaken;”. |
4) |
In artikel 5 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
De artikelen 7 en 8 worden vervangen door: “Artikel 7 Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties
Het ERCC staat met name in voor de realtime coördinatie, monitoring en ondersteuning van de respons op noodsituaties op het niveau van de Unie. Het ERCC werkt nauw samen met de nationale civielebeschermingsautoriteiten en de relevante organen van de Unie om een sectoroverschrijdende aanpak van rampenbeheersing te bevorderen.
Artikel 8 Algemene paraatheidsacties van de Commissie
|
7) |
Aan artikel 9 wordt het volgende lid toegevoegd: “10. Wanneer nooddiensten worden verleend door Galileo, Copernicus, Govsatcom of andere onderdelen van het bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (*1) vastgestelde ruimtevaartprogramma, kan elke lidstaat besluiten daarvan gebruik te maken. Indien een lidstaat besluit gebruik te maken van de in de eerste alinea bedoelde nooddiensten van Galileo, moet hij bepalen welke nationale instanties worden gemachtigd om gebruik te maken van die alarmdiensten en de Commissie daarvan in kennis stellen. (*1) Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69).”." |
8) |
Artikel 10 wordt vervangen door: “Artikel 10 Opstellen van scenario’s en rampenbeheersplanning
|
9) |
In artikel 11 wordt lid 2 vervangen door:
|
10) |
In artikel 12 worden de leden 2 en 3 vervangen door: “2. De Commissie bepaalt bij uitvoeringshandelingen de capaciteit waaruit rescEU wordt samengesteld, onder meer op basis van eventuele bestaande scenario’s als bedoeld in artikel 10, lid 1, rekening houdend met vastgestelde en nieuwe risico’s en de algehele capaciteit en tekorten op Unieniveau, met name op het gebied van de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht, chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten, medische noodrespons, alsook vervoer en logistiek. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie werkt de informatie over het soort en de hoeveelheid van de rescEU-capaciteiten regelmatig bij en stelt deze informatie rechtstreeks ter beschikking van het Europees Parlement en de Raad.
3 bis. rescEU-capaciteit, zoals gedefinieerd door middel van uitvoeringshandelingen die worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, kan door de Commissie worden gehuurd, geleaset of anderszins gecontracteerd voor zover dit nodig is om de leemten op het gebied van vervoer en logistiek op te vullen. 3 ter. In naar behoren gemotiveerde dringende gevallen kan de Commissie capaciteit aankopen, huren, leasen of anderszins contracteren door middel van uitvoeringshandelingen die worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 3, bedoelde spoedprocedure. Die uitvoeringshandelingen:
3 quater. De financiële regels van de Unie zijn van toepassing wanneer rescEU-capaciteit door de Commissie wordt aangekocht, gehuurd, geleaset of anderszins gecontracteerd. Wanneer rescEU-capaciteit door de lidstaten wordt aangekocht, gehuurd, geleaset of anderszins gecontracteerd, kan de Commissie de lidstaten directe subsidies toekennen zonder een oproep tot het indienen van voorstellen. De Commissie en lidstaten die dat wensen, kunnen deelnemen aan een gezamenlijke aanbestedingsprocedure die overeenkomstig artikel 165 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (*2) (het “Financieel Reglement”) wordt uitgevoerd, met het oog op de aankoop van rescEU-capaciteit. RescEU-capaciteit wordt ondergebracht bij de lidstaten die deze capaciteit aankopen, huren, leasen of anderszins contracteren. (*2) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).”." |
11) |
Artikel 13 wordt vervangen door: “Artikel 13 Uniekennisnetwerk op het gebied van civiele bescherming
De Commissie houdt via het netwerk terdege rekening met de deskundigheid die beschikbaar is in de lidstaten, op Unieniveau, op het niveau van andere internationale organisaties en entiteiten, op het niveau van derde landen en op het niveau van organisaties die ter plaatse actief zijn. De Commissie en de lidstaten bevorderen een genderevenwichtige deelname aan de oprichting en werking van het netwerk. De Commissie ondersteunt via het netwerk de coherentie van plannings- en besluitvormingsprocessen door de voortdurende uitwisseling van kennis en informatie tussen alle activiteitsgebieden in het kader van het Uniemechanisme te faciliteren. Daartoe zorgt de Commissie via het netwerk onder meer voor:
Het opleidings- en oefenprogramma heeft als doel de coördinatie, compatibiliteit en complementariteit van de in de artikelen 9, 11 en 12 bedoelde capaciteit alsmede de bekwaamheid van de in artikel 8, lid 1, onder d) en f), bedoelde deskundigen te vergroten;
|
12) |
In artikel 14, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door: “1. Wanneer binnen de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden met meerlandige grensoverschrijdende of mogelijk grensoverschrijdende effecten of met gevolgen of mogelijke gevolgen voor andere lidstaten, stelt de lidstaat waar de ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden de lidstaten die mogelijk door de ramp worden getroffen daarvan onverwijld in kennis, evenals, wanneer de gevolgen aanzienlijk kunnen zijn, de Commissie.”. |
13) |
In artikel 15, lid 3, wordt punt b) vervangen door:
|
14) |
In artikel 17 worden de leden 1 en 2 vervangen door: “1. De Commissie kan een deskundigenteam selecteren, aanwijzen en uitzenden dat is samengesteld uit deskundigen die zijn geleverd door de lidstaten:
Ter ondersteuning van dit team en ter facilitering van de contacten met het ERCC kunnen deskundigen van de Commissie en andere diensten van de Unie aan het team worden toegevoegd. Deskundigen van VN-agentschappen of andere internationale organisaties kunnen aan het team worden toegevoegd om de samenwerking te versterken en gezamenlijke beoordelingen te faciliteren. Waar dit nodig is voor operationele doeltreffendheid kan de Commissie in nauw overleg met de lidstaten de betrokkenheid van extra deskundigen, door hun inzet en technische en wetenschappelijke ondersteuning faciliteren en een beroep doen op gespecialiseerde wetenschappelijke en sectorale expertise en medische noodexpertise.
De Commissie stelt de lidstaten in kennis van aanvullende gespecialiseerde steun die overeenkomstig lid 1 wordt verleend.”. |
15) |
Artikel 18 wordt vervangen door: “Artikel 18 Vervoer en uitrusting
|
16) |
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 19 bis Middelen van het herstelinstrument voor de Europese Unie
(*3) Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).”." |
18) |
Artikel 20 bis wordt vervangen door: “Artikel 20 bis Zichtbaarheid en prijzen
Elke vorm van financiering of bijstand die uit hoofde van dit besluit wordt verstrekt, moet de nodige zichtbaarheid krijgen overeenkomstig de specifieke richtsnoeren die de Commissie voor specifieke interventies heeft vastgesteld. De lidstaten zorgen er met name voor dat bij de openbare communicatie over acties die in het kader van het Uniemechanisme worden gefinancierd:
Wanneer rescEU-capaciteit wordt gebruikt voor in artikel 12, lid 5, bedoelde nationale doeleinden, erkennen de lidstaten de oorsprong van die capaciteit en geven zij zichtbaarheid aan de financiering van de Unie die is gebruikt om die capaciteit aan te kopen, op dezelfde wijze als bedoeld in de eerste alinea van dit lid.
|
19) |
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
In artikel 22 wordt punt b) vervangen door:
|
21) |
Artikel 23 wordt vervangen door: “Artikel 23 Voor financiële bijstand in aanmerking komende acties in verband met uitrusting en operaties
1 bis. Het bedrag van financiële bijstand van de Unie voor het vervoer van capaciteit die niet vooraf is toegezegd aan de Europese pool voor civiele bescherming en die wordt ingezet in geval van een ramp of een dreigende ramp binnen of buiten de Unie, en voor alle overige vervoersondersteuning die noodzakelijk is om te reageren op een ramp, bedraagt ten hoogste 75 % van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.
4 bis. Indien rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12, lid 5, voor nationale doeleinden wordt gebruikt, worden alle kosten, waaronder onderhouds- en herstelkosten, gedekt door de lidstaat die de capaciteit gebruikt. 4 ter. In geval van inzet van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme dekt de financiële bijstand van de Unie 75 % van de operationele kosten. In afwijking van de eerste alinea dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten van de voor weinig waarschijnlijke rampen met ernstige gevolgen vereiste rescEU-capaciteit die wordt ingezet in het kader van het Uniemechanisme. 4 quater. Voor in artikel 12, lid 10, bedoelde inzet buiten de Unie, dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten. 4 quinquies. Indien de in dit artikel bedoelde financiële bijstand van de Unie niet 100 % van de kosten dekt, wordt het resterende bedrag van de kosten gedragen door de verzoeker van de bijstand, tenzij anders overeengekomen met de bijstandverlenende lidstaat of de lidstaat waarbij de rescEU-capaciteit is ondergebracht. 4 sexies. Voor de inzet van rescEU-capaciteit kan de financiële bijstand door de Unie 100 % van alle directe kosten dekken die noodzakelijk zijn voor het vervoer van goederen, logistieke middelen en diensten, binnen de Unie, en van de Unie naar derde landen.
6 bis. Onverminderd de leden 1 bis en 2 mag financiële steun van de Unie voor het vervoer van bijstand die noodzakelijk is bij milieurampen waar het beginsel geldt dat de vervuiler betaalt, ten hoogste 100 % dekken van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
In het geval van een milieuramp als bedoeld in de eerste alinea, die geen gevolgen heeft voor een lidstaat, worden de in de punten a), b) en c) bedoelde acties uitgevoerd door de bijstandverlenende lidstaat.
|
22) |
Artikel 25 wordt vervangen door: “Artikel 25 Financieringsvormen en uitvoeringsprocedures
Voor acties in het kader van de in hoofdstuk IV vastgelegde rampenrespons, die niet op voorhand kunnen worden gepland, zijn geen jaarlijkse of meerjarige werkprogramma’s vereist.
(*4) Verordening (EU) 2021/836 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 185 van 26.5.2021, blz. 1).”." |
23) |
Artikel 27 wordt vervangen door: “Artikel 27 Bescherming van de financiële belangen van de Unie Een derde land dat aan het Uniemechanisme deelneemt op grond van een besluit dat is vastgesteld uit hoofde van een internationale overeenkomst of op basis van enig ander rechtsinstrument, verleent aan de bevoegde ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de rechten en de toegang die zij nodig hebben om hun respectieve bevoegdheden ten volle te kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*5). (*5) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).”." |
24) |
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
In artikel 32, lid 1, wordt punt i) vervangen door:
|
26) |
Aan artikel 33 wordt het volgende lid toegevoegd: “3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.”. |
27) |
In artikel 34 worden de leden 2 en 3 vervangen door: “2. Om de twee jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de operaties en de vooruitgang die is geboekt in verband met artikel 6, lid 5, en de artikelen 11 en 12. Dit verslag bevat informatie over de vorderingen met de verwezenlijking van de Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid, de capaciteitsdoelen en de resterende tekorten bedoeld in artikel 11, lid 2, rekening houdend met het opzetten van rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12. Het verslag biedt ook een overzicht van de budgettaire en kostenontwikkelingen in verband met responscapaciteit, en een beoordeling van de noodzaak om deze capaciteit verder te ontwikkelen.
|
28) |
Bijlage I bij Besluit nr. 1313/2013/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
29) |
De titel van bijlage I bis wordt vervangen door: “Categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten als bedoeld artikel 21, lid 3”. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2021.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D.M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
A.P. ZACARIAS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 27 april 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 mei 2021.
-
Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
-
Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
-
Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van een programma voor de actie van de Unie op het terrein van gezondheid (“EU4Health-programma”) voor de periode 2021-2027, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2016/369 van de Raad van 15 maart 2016 betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie (PB L 70 van 16.3.2016, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
-
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).
-
Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).
-
Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).
-
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
-
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
-
Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
-
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
-
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
BIJLAGE
“BIJLAGE I
Percentages voor de toewijzing van de financiële middelen voor de uitvoering van het Uniemechanisme, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1 bis, en van het bedrag zoals bedoeld in artikel 19 bis, in de periode 2021-2027
Preventie: 5 % +/– 4 procentpunten |
Paraatheid: 85 % +/– 10 procentpunten |
Respons: 10 % +/– 9 procentpunten |
Beginselen
Bij de uitvoering van dit besluit wordt naar behoren rekening gehouden met de Uniedoelstelling om bij te dragen tot de algemene klimaatdoelstellingen en tot de ambitie om biodiversiteitsacties te integreren in de beleidsmaatregelen van de Unie, voor zover de onvoorspelbaarheid en specifieke omstandigheden van paraatheid en respons bij rampen dat toelaten.
”.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.