Besluit 2020/546 - Terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen in het kader van de uitbraak van Covid-19

1.

Wettekst

21.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 125/3

 

BESLUIT (EU) 2020/546 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 april 2020

betreffende de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter financiering van onmiddellijke budgettaire maatregelen in het kader van de uitbraak van Covid-19

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (1), en met name punt 12,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Met het flexibiliteitsinstrument kunnen nauwkeurig bepaalde uitgaven worden gefinancierd die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd.

 

(2)

Het jaarlijks voor het flexibiliteitsinstrument beschikbare maximumbedrag is 600 000 000 EUR (prijzen 2011), zoals vastgesteld in artikel 11 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 (2), in voorkomend geval te verhogen met vervallen bedragen die ter beschikking worden gesteld overeenkomstig lid 1, tweede alinea, van dat artikel.

 

(3)

Er moeten dringend kredieten ter beschikking worden gesteld ter financiering van passende maatregelen in het kader van de uitbraak van Covid-19.

 

(4)

Nadat alle mogelijkheden tot herschikking van kredieten onder het uitgavenmaximum voor rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) zijn onderzocht, moeten middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking worden gesteld ter aanvulling van de middelen op de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020, te weten 243 039 699 EUR boven het maximum van rubriek 3, ter financiering van onmiddellijke maatregelen in het kader van de uitbraak van Covid-19. Dit bedrag vult de financiering uit het flexibiliteitsinstrument aan die in het kader van de gewijzigde begroting nr. 1 bij de algemene begroting van de Unie voor 2020 ter beschikking is gesteld.

 

(5)

Op basis van het verwachte betalingsprofiel moeten de met het gebruik van het flexibiliteitsinstrument corresponderende betalingskredieten worden verdeeld over meerdere begrotingsjaren.

 

(6)

Dit besluit houdt verband met de financiering die is opgenomen in gewijzigde begroting nr. 2 bij de algemene begroting van de Unie voor 2020. Met het oog op samenhang met die gewijzigde begroting, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Voor de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 wordt uit het flexibiliteitsinstrument 243 039 699 EUR aan vastleggingskredieten in rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) ter beschikking gesteld.

Dit bedrag wordt gebruikt voor de financiering van onmiddellijke maatregelen om de huidige gezondheidscrisis in de Europese Unie ten gevolge van de Covid-19-uitbraak aan te pakken.

  • 2. 
    Op basis van het verwachte betalingsprofiel worden de uit het gebruik van het flexibiliteitsinstrument voortkomende betalingskredieten als volgt verdeeld:
 

a)

123 950 247 EUR in 2020;

 

b)

71 453 672 EUR in 2021;

 

c)

23 817 890 EUR in 2022;

 

d)

23 817 890 EUR in 2023;

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing vanaf 17 april 2020.

Gedaan te Brussel, 17 april 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • D. 
    M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    GRLIĆ RADMAN
 

  • (2) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.