Richtlijn 2020/285 - Wijziging van de btw-richtlijn wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen - Hoofdinhoud
2.3.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/13 |
RICHTLIJN (EU) 2020/285 VAN DE RAAD
van 18 februari 2020
tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien de adviezen van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) kunnen de lidstaten hun bijzondere regelingen ten aanzien van kleine ondernemingen behouden, zulks overeenkomstig gemeenschappelijke voorschriften en met het oog op verdergaande harmonisatie. Die voorschriften zijn echter verouderd en zorgen niet voor minder nalevingslasten voor kleine ondernemingen, aangezien ze zijn opgesteld voor een gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) dat berust op belastingheffing in de lidstaat van oorsprong. |
(2) |
De Commissie heeft in haar actieplan voor de btw een uitgebreid pakket aan vereenvoudigingsmaatregelen voor kleine ondernemingen aangekondigd met als doel hun administratieve lasten te verminderen en bij te dragen tot een belastingklimaat dat bevorderlijk is voor hun groei en de ontwikkeling van de grensoverschrijdende handel. Zoals aangegeven in de mededeling over de follow-up van het actieplan voor de btw, houdt dat pakket aan vereenvoudigingsmaatregelen een herziening van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen in. De herziening van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen vormt dus een belangrijk onderdeel van het in het kader van het actieplan voor de btw uiteengezet hervormingspakket. |
(3) |
Om de onevenredige nalevingslast aan te pakken waaronder vrijgestelde kleine ondernemingen gebukt gaan, moet hun een aantal vereenvoudigingsmaatregelen ter beschikking worden gesteld. |
(4) |
De bijzondere regeling voor kleine ondernemingen laat momenteel alleen toe dat een vrijstelling wordt verleend aan ondernemingen die gevestigd zijn in de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Voor niet in die lidstaat gevestigde ondernemingen heeft dit een negatieve impact op hun concurrentiepositie in de interne markt. Om dit te verhelpen en verdere verstoringen te vermijden, moeten kleine ondernemingen die in andere lidstaten zijn gevestigd dan die waar de btw verschuldigd is, ook gerechtigd zijn om van de vrijstelling te genieten. |
(5) |
Indien een belastingplichtige in de lidstaat waar hij is gevestigd onderworpen is aan de gewone btw-regeling, maar in een andere lidstaat gebruikmaakt van de vrijstelling voor kleine ondernemingen, moet de aftrek van voorbelasting verband houden met de belaste goederenleveringen of diensten van de belastingplichtige. Bijgevolg zal, wanneer een belastingplichtige in de lidstaat waar hij is gevestigd inkomende handelingen verricht die verband houden met vrijgestelde goederenleveringen of diensten in andere lidstaten, geen aftrek van voorbelasting mogelijk mag zijn. |
(6) |
Kleine ondernemingen kunnen uitsluitend van de vrijstelling genieten indien hun jaaromzet onder de drempel ligt van de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Bij het vaststellen van hun drempel moeten de lidstaten de in Richtlijn 2006/112/EG vastgelegde regels voor drempels in acht nemen. Die regels, waarvan het merendeel in 1977 werd ingevoerd, zijn niet meer geschikt. |
(7) |
Met het oog op een vereenvoudiging werd een aantal lidstaten gemachtigd om beperkt in de tijd een drempelwaarde toe te passen die hoger ligt dan die welke in het kader van Richtlijn 2006/112/EG is toegestaan. Aangezien het niet wenselijk is om de algemene regels te blijven wijzigen door middel van derogatiemaatregelen, moeten de regels inzake de drempels worden geactualiseerd. |
(8) |
De lidstaten moeten zelf hun nationale drempel voor de vrijstelling kunnen vaststellen op een niveau dat het best past bij hun economische en politieke situatie, met inachtneming van de bovenste drempel waarin deze richtlijn voorziet. In dit verband moet worden verduidelijkt dat ingeval een lidstaat variërende drempels hanteert voor verschillende bedrijfssectoren, dit moet gebeuren op grond van objectieve criteria. Indien een belastingplichtige voor meer dan één sectordrempel in aanmerking komt, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de belastingplichtige slechts één van die drempels kan toepassen. Ook moeten zij ervoor zorgen dat hun drempels geen onderscheid maken tussen gevestigde en niet-gevestigde belastingplichtigen. |
(9) |
De drempel inzake de jaaromzet, die de basis vormt voor de vrijstelling die is ingevoerd door middel van de bijzondere regeling van deze richtlijn, wordt uitsluitend gevormd door de gecombineerde waarde van de goederenleveringen en diensten die door een kleine onderneming worden verricht in de lidstaat waar de vrijstelling is verleend. Er kunnen concurrentieverstoringen ontstaan wanneer een niet in die lidstaat gevestigde onderneming van een dergelijke vrijstelling gebruik kan maken ongeacht haar in andere lidstaten behaalde omzet. Om dergelijke concurrentieverstoringen te beperken en de belastingopbrengst te beschermen, mogen uitsluitend die ondernemingen waarvan de jaaromzet in de Unie onder een bepaalde drempel valt, in aanmerking komen voor vrijstelling in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn. Ondernemingen waarvan de omzet in de lidstaat waar zij gevestigd zijn, onder de nationale drempel ligt, moeten in die lidstaat vrijgestelde goederenleveringen of diensten kunnen blijven verrichten ongeacht de omzet die zij in andere lidstaten genereren, zelfs indien hun totale omzet de Uniedrempel overschrijdt. |
(10) |
Om een doeltreffende controle van het gebruik van de vrijstelling mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat de lidstaten toegang hebben tot de nodige gegevens, moeten belastingplichtigen die van de vrijstelling willen gebruikmaken in een lidstaat waar zij niet zijn gevestigd, worden verplicht de lidstaat waar zij zijn gevestigd daarvan vooraf in kennis te stellen. Met het oog op vereenvoudiging en beperking van de nalevingskosten moeten belastingplichtigen enkel in de lidstaat waar zij zijn gevestigd geïdentificeerd worden aan de hand van een individueel nummer. Dit kan, maar hoeft niet het individuele btw-identificatienummer te zijn. |
(11) |
Om te zorgen voor de goede werking en monitoring van de vrijstellingsregeling en de tijdige doorgifte van informatie, moeten de rapporteringsverplichtingen van belastingplichtigen die van de vrijstelling gebruikmaken in een lidstaat waar zij niet zijn gevestigd, duidelijk worden vastgelegd. Dit moet toelaten dat belastingplichtigen die de voorschriften naleven, ontheven worden van dergelijke verplichtingen en van de registratieverplichting in andere lidstaten dan deze waar zij zijn gevestigd. De lidstaten moeten evenwel kunnen vereisen dat ingeval niet-gevestigde belastingplichtigen niet aan de specifiek voor hen geldende rapporteringsverplichtingen voldoen, zij moeten voldoen aan de algemene btw-registratie- en rapporteringsverplichtingen overeenkomstig de nationale btw-wetgeving. |
(12) |
Ter voorkoming van inconsistenties in de berekening van de jaaromzet in de lidstaat die als maatstaf dient voor toepassing van de vrijstelling, en van de jaaromzet in de Unie, moet worden gespecificeerd welke elementen van de omzet in aanmerking moeten worden genomen. |
(13) |
Om het omzeilen van de regels betreffende de vrijstelling voor kleine ondernemingen te voorkomen en ter behoud van het doel van deze vrijstelling, mag een belastingplichtige, ongeacht of hij al dan niet gevestigd is in de lidstaat die de vrijstelling verleent, niet van de vrijstelling kunnen genieten indien de daarin vastgelegde nationale drempel in het voorgaande kalenderjaar is overschreden. Om dezelfde redenen mag een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat die de vrijstelling verleent, niet van de vrijstelling kunnen genieten indien de jaaromzetdrempel in de Unie in het voorgaande kalenderjaar is overschreden. |
(14) |
Om ervoor te zorgen dat kleine ondernemingen geleidelijk overgaan van vrijstelling naar belastingbetaling, moeten belastingplichtigen gedurende een beperkte tijd van de vrijstelling voor kleine ondernemingen kunnen blijven genieten indien hun omzet de nationale vrijstellingsdrempel met niet meer dan een bepaald percentage van die drempel overschrijdt. Aangezien het niveau van de drempel van lidstaat tot lidstaat kan verschillen, moeten de lidstaten kunnen kiezen om een van de twee voorgestelde percentages toe te passen, mits de toepassing van het percentage er niet toe leidt dat de vrijgestelde omzet van een belastingplichtige een bepaald bedrag overschrijdt. Indien tijdens een kalenderjaar de jaaromzetdrempel in de Unie wordt overschreden, is het noodzakelijk dat, gelet op de functie van de drempel als beschermer van de belastingopbrengst, de vrijstelling met ingang van dat tijdstip ophoudt van toepassing te zijn. |
(15) |
Indien een vrijstelling van toepassing is, moeten kleine ondernemingen die daar gebruik van maken in de lidstaat waar zij zijn gevestigd, op zijn minst toegang hebben tot een btw-registratieprocedure binnen een bepaald tijdskader. Lidstaten moeten dat tijdskader in specifieke gevallen kunnen verlengen indien er grondige controles nodig zijn om belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen. |
(16) |
Kleine ondernemingen die in de lidstaat waar zij zijn gevestigd gebruikmaken van de vrijstelling, moeten op zijn minst toegang hebben tot vereenvoudigde rapporteringsverplichtingen. |
(17) |
De bijzondere regelingen voorzien niet alleen in btw-vrijstelling maar laten ook een degressieve belastingvermindering toe. Degressieve belastingvermindering is een bron van complexiteit en draagt weinig bij tot het verminderen van de nalevingslasten van kleine ondernemingen. Deze maatregel moet derhalve worden geschrapt. |
(18) |
De lidstaten moeten belastingplichtigen het recht kunnen geven om tussen het algemene btw-stelsel en de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen te kiezen. Indien de belastingplichtige van dat recht gebruikmaakt, dient het aan de lidstaten te worden overgelaten om de gedetailleerde regels en voorwaarden voor de uitoefening ervan vast te stellen. |
(19) |
Deze richtlijn mag geen nieuwe registratie- of rapporteringsverplichtingen meebrengen voor kleine ondernemingen die alleen in de lidstaat van vestiging van de vrijstelling gebruikmaken. |
(20) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verminderen van de nalevingslasten van kleine ondernemingen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in dat artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(21) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (4) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd. |
(22) |
Om ervoor te zorgen dat de in Richtlijn 2006/112/EG opgenomen vereenvoudigingsmaatregelen ten aanzien van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen op gepaste wijze kunnen worden gemonitord, dient Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad (5) dusdanig te worden gewijzigd dat de relevante bevoegde autoriteiten van de lidstaten geautomatiseerde toegang hebben tot de gegevens die verzameld zijn onder belastingplichtigen die gebruikmaken van de btw-vrijstelling voor kleine ondernemingen. |
(23) |
Om kleine ondernemingen een vlotte toegang tot de bepalingen betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen in iedere lidstaat te bieden, moeten die bepalingen op de website van de Commissie worden gepubliceerd. |
(24) |
Het Comité van de Regio's heeft op 10 oktober 2018 een advies uitgebracht (6). |
(25) |
Richtlijn 2006/112/EG en Verordening (EU) nr. 904/2010 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG
Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in artikel 2, lid 1, punt b), wordt subpunt i) vervangen door:
|
2) |
artikel 139 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
artikel 167 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
in artikel 169 wordt punt a) vervangen door:
|
5) |
in artikel 220 bis, lid 1, wordt het volgende punt ingevoegd:
|
6) |
in artikel 270 wordt punt a) vervangen door:
|
7) |
in artikel 272, lid 1, wordt punt d) geschrapt; |
8) |
in titel XII, hoofdstuk 1, wordt de volgende afdeling ingevoegd: “Afdeling -1 Definities Artikel 280 bis Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
|
9) |
in titel XII, hoofdstuk 1, wordt de titel van afdeling 2 vervangen door: “Vrijstellingen”; |
10) |
artikel 282 wordt vervangen door: “Artikel 282 De in deze afdeling voorziene vrijstellingen zijn van toepassing op door kleine ondernemingen verrichte goederenleveringen en diensten.”; |
11) |
in artikel 283, lid 1, wordt punt c) geschrapt. |
12) |
artikel 284 wordt vervangen door: “Artikel 284
De lidstaten kunnen op basis van objectieve criteria verschillende drempels voor verschillende bedrijfssectoren vaststellen. Die drempels mogen echter niet hoger zijn dan 85 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid. De lidstaten zorgen ervoor dat een belastingplichtige die van meer dan één sectorale drempel gebruik zou kunnen maken, slechts één van die drempels kan gebruiken. De door een lidstaat vastgestelde drempels maken geen onderscheid tussen belastingplichtigen die wel en belastingplichtigen die niet in de lidstaat zijn gevestigd.
De lidstaten kunnen het individuele btw-identificatienummer gebruiken dat reeds aan de belastingplichtige is toegekend met betrekking tot diens verplichtingen onder het interne systeem, of de structuur van een btw-nummer of een ander nummer toepassen voor de in de eerste alinea, punt b), bedoelde identificatie. Het in de eerste alinea, punt b), bedoelde individuele identificatienummer heeft het achtervoegsel “EX”, of het achtervoegsel “EX” wordt toegevoegd aan dat nummer.
De beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op de ontvangst van de informatie van de belastingplichtige of, indien die informatie in de laatste maand van een kalenderkwartaal wordt ontvangen, op de eerste dag van de tweede maand van het volgende kalenderkwartaal.
De in de eerste alinea bedoelde datum valt niet later dan 35 werkdagen na de ontvangst van de voorafgaande kennisgeving of de actualisering van de voorafgaande kennisgeving, bedoeld in lid 3, eerste alinea, en lid 4, eerste alinea, behalve in bijzondere gevallen waarin de lidstaat met het oog op het voorkomen van belastingontduiking of -ontwijking meer tijd nodig heeft om de noodzakelijke controles uit te voeren.
|
13) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 284 bis
De in de eerste alinea, punt c), van dit lid bedoelde informatie moet voor elk voorafgaand kalenderjaar dat behoort tot de in artikel 288 bis, lid 1, eerste alinea, bedoelde periode worden verstrekt voor elke lidstaat die de daarin vastgestelde optie toepast.
De in de eerste alinea bedoelde actualisering van een kennisgeving bevat het in artikel 284, lid 3, punt b), bedoelde individuele identificatienummer. Artikel 284 ter
Artikel 284 quater
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), kunnen de lidstaten die niet de euro als munteenheid hebben, vereisen dat de bedragen in hun nationale munteenheid worden uitgedrukt. Indien het bedrag van leveringen of diensten in een andere munteenheid is uitgedrukt, hanteert de belastingplichtige de wisselkoers die gold op de eerste dag van het kalenderjaar. De omrekening geschiedt door toepassing te maken van de wisselkoers die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, indien die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.
Artikel 284 quinquies
Artikel 284 sexies De lidstaat van vestiging moet zonder verwijl hetzij het in artikel 284, lid 3, punt b), bedoelde identificatienummer deactiveren, hetzij, indien de belastingplichtige van de vrijstelling gebruik blijft maken in een andere lidstaat of andere lidstaten, de op grond van artikel 284, leden 3 en 4, ontvangen informatie ten aanzien van de betrokken lidstaat of lidstaten aanpassen in de volgende gevallen:
|
14) |
de artikelen 285, 286 en 287 worden geschrapt; |
15) |
artikel 288 wordt vervangen door: “Artikel 288
|
16) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 288 bis
Indien tijdens een kalenderjaar de in artikel 284, lid 1, bedoelde drempel wordt overschreden met:
Niettegenstaande de punten a) en b) van de tweede alinea kunnen de lidstaten een plafond van 25 % instellen of de belastingplichtige toestaan gebruik te blijven maken van de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstelling, zonder enig plafond, gedurende het kalenderjaar waarin de drempel wordt overschreden. De toepassing van dit plafond of deze optie mag echter niet leiden tot vrijstelling van een belastingplichtige wiens omzet in de lidstaat die de vrijstelling verleent, meer dan 100 000 EUR bedraagt. In afwijking van de leden 2 en 3 kunnen de lidstaten bepalen dat de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstelling niet langer van toepassing is zodra de overeenkomstig dat lid vastgestelde drempel wordt overschreden.
Indien tijdens een kalenderjaar de in artikel 284, lid 2, punt a), bepaalde jaaromzetdrempel in de Unie wordt overschreden, is de in artikel 284, lid 1, bedoelde vrijstelling die is verleend aan een belastingplichtige die niet is gevestigd in de lidstaat die de vrijstelling verleent, vanaf dat tijdstip niet langer van toepassing.
|
17) |
in artikel 290 wordt de tweede zin vervangen door: “De lidstaten kunnen nadere regels en voorwaarden vaststellen voor de toepassing van die optie.”; |
18) |
de artikelen 291 en 292 worden geschrapt; |
19) |
in titel XII, hoofdstuk 1, wordt de volgende afdeling ingevoegd: “Afdeling 2 bis Vereenvoudiging van de verplichtingen voor vrijgestelde kleine ondernemingen Artikel 292 bis Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "vrijgestelde kleine onderneming" verstaan: een belastingplichtige die van de vrijstelling gebruikmaakt in de lidstaat waar de btw verschuldigd is als voorzien in artikel 284, leden 1 en 2. Artikel 292 ter Onverminderd artikel 284, lid 3, kan een lidstaat de op zijn grondgebied gevestigde vrijgestelde kleine ondernemingen die uitsluitend op dat grondgebied gebruikmaken van de vrijstelling, ontheffen van de verplichting om opgave te doen van het begin van hun activiteit op grond van artikel 213 en van de verplichting tot identificatie onder een individueel nummer op grond van artikel 214, behalve indien deze ondernemingen onder artikel 214, punt b), d) of e), vallende handelingen verrichten. Indien de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid niet wordt gebruikt, voert de lidstaat een procedure in voor de identificatie van dergelijke vrijgestelde kleine ondernemingen door middel van een individueel nummer. De identificatieprocedure mag niet langer duren dan 15 werkdagen, behalve in bijzondere gevallen waarin de lidstaat met het oog op het voorkomen van belastingontduiking of -ontwijking meer tijd nodig heeft om de noodzakelijke controles uit te voeren. Artikel 292 quater Een lidstaat kan de op zijn grondgebied gevestigde vrijgestelde kleine ondernemingen die gebruikmaken van de vrijstelling, alleen op dat grondgebied ontheffen van de verplichting om een btw-aangifte in te dienen als bepaald in artikel 250. Indien de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid niet wordt gebruikt, staat de lidstaat dergelijke vrijgestelde kleine ondernemingen toe een vereenvoudigde btw-aangifte in te dienen die de periode van een kalenderjaar bestrijkt. Vrijgestelde kleine ondernemingen kunnen evenwel kiezen voor de toepassing van het belastingtijdvak volgens artikel 252. Artikel 292 quinquies Een lidstaat kan vrijgestelde kleine ondernemingen ontheffen van sommige of alle in de artikelen 217 tot en met 271 bepaalde verplichtingen.”; |
20) |
in titel XII, hoofdstuk 1, wordt afdeling 3 geschrapt; |
21) |
in artikel 314 wordt punt c) vervangen door:
|
22) |
in artikel 334 wordt punt c) vervangen door:
|
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EU) Nr. 904/2010
Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
in artikel 21 wordt het volgende lid ingevoegd: “2 ter. Wat de in artikel 17, lid 1, punt g), bedoelde inlichtingen betreft, zijn ten minste de volgende gegevens toegankelijk:
De in de eerste alinea, punten e), f) en g), bedoelde bedragen worden afzonderlijk gespecificeerd voor iedere drempel die op grond van artikel 284, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing kan zijn.”; |
3) |
in artikel 31 wordt het volgende lid ingevoegd: “2 bis. De lidstaten bevestigen langs elektronische weg dat de belastingplichtige aan wie het in artikel 284, lid 3, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde individueel identificatienummer is toegekend, een vrijgestelde kleine onderneming is. De bevestiging preciseert de naam van de lidstaat of lidstaten waar de belastingplichtige van de vrijstelling gebruikmaakt.”; |
4) |
in artikel 32 wordt lid 1 vervangen door: “1. De Commissie maakt op basis van door de lidstaten verstrekte inlichtingen op haar website gedetailleerde informatie bekend over de door elke lidstaat goedgekeurde bepalingen voor de omzetting van titel XI, hoofdstuk 3, artikel 167 bis, en titel XII, hoofdstuk 1, van Richtlijn 2006/112/EG.”; |
5) |
het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd: “HOOFDSTUK X bis BEPALINGEN INZAKE DE BIJZONDERE REGELING VAN TITEL XII, HOOFDSTUK 1, VAN RICHTLIJN 2006/112/EG Artikel 37 bis
Artikel 37 ter
|
Artikel 3
Omzetting
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat zij uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan artikel 1 van deze richtlijn te voldoen. De lidstaten delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2025.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder artikel 1 van deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 2 is van toepassing met ingang van 1 januari 2025.
Artikel 5
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussels, 18 februari 2020.
Voor de Raad
De voorzitter
-
Z.MARIĆ
-
Adviezen van 11 september 2018 en van 15 januari 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.).
-
Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.