1999/863/EG, EGKS, Euratom: Definitieve vaststelling van de gewijzigde en aanvullende begroting nr. 4 van deEU voor het begrotingsjaar 1999

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31999B0863

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31999B0863

1999/863/EG, EGKS, Euratom: Definitieve vaststelling van de gewijzigde en aanvullende begroting nr. 4 van deEuropese Unie voor het begrotingsjaar 1999

Publicatieblad Nr. L 339 van 30/12/1999 blz. 0069 - 0098

DEFINITIEVE VASTSTELLING

van de gewijzigde en aanvullende begroting nr.4 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999

(1999/863/EG, EGKS, Euratom)

DE VOORZITTER VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 272, lid 4, derde alinea, en lid 7,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 234, lid 7,

Gelet op het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr.2779/98(1), inzonderheid op artikel 15,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(2),

Gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999(3),

Gezien het door de Commissie ingediende voorontwerp van gewijzigde en aanvullende begroting nr.4 voor het begrotingsjaar 1999,

Gezien het door de Raad op 13 september 1999 opgestelde ontwerp van gewijzigde en aanvullende begroting nr.4 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999,

Gelet op de debaten en beraadslagingen van het Europees Parlement van 16 september 1999, na afloop waarvan het zijn goedkeuring heeft gehecht aan de gewijzigde en aanvullende begroting nr.4 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999,

Gezien de op 16 september 1999 door het Europees Parlement aangenomen resolutie,

Overwegende dat de procedure als bedoeld in de artikelen 272 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en 234 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie daarmee afgerond is,

CONSTATEERT:

Enig artikel

De gewijzigde en aanvullende begroting nr.4 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999 is definitief vastgesteld.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 1999.

De voorzitter

Nicole Fontaine

  • (1) 
    PB L 347 van 23.12.1998, blz. 3.
  • (2) 
    PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
  • (3) 
    PB L 39 van 12.2.1999, blz. 1.

GEWIJZIGDE EN AANVULLENDE BEGROTING Nr. 4 VAN DE EUROPESE UNIE VOOR HET BEGROTINGSJAAR 1999

INHOUD

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • C. 
    LIJST VAN HET AANTAL AMBTEN

Afdeling III - Commissie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

"à supprimer""à supprimer"

AFDELING III

COMMISSIE

UITGAVEN

Overzichtstabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B

BELEIDSKREDIETEN

ONDERAFDELING B1

EUROPEES ORIËNTATIE-EN GARANTIEFONDS VOOR DE LANDBOUW,AFDELING GARANTIE

TITEL B1-3

BIJKOMENDE UITGAVEN

HOOFDSTUK B1-3 7 - GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN OVER DE VOORGAANDE BEGROTINGSJAREN

B1-3 7 0 Goedkeuring van de rekeningen over de voorgaande begrotingsjaren

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 94 van 28.4.1970, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1287/95 (PB L 125 van 8.6.1995, blz. 1).

Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2548/98 (PB L 320 van 28.11.1998, blz. 1).

Dit artikel is ingesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 102 van het Financieel Reglement, waarin wordt bepaald dat de eventuele verschillen tussen de uitgaven die op de rekeningen van een begrotingsjaar worden geboekt, en de door de Commissie erkende uitgaven bij de goedkeuring der rekeningen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 729/70, worden verantwoord op de rekening van het begrotingsjaar waarin de rekeningen worden goedgekeurd.

ONDERAFDELING B4

ENERGIE, NUCLEAIRE VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM EN MILIEU

TITEL B4-3

MILIEU

HOOFDSTUK B4-3 4 - NUCLEAIRE ERFENIS VAN GCO-WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN HET EURATOM-VERDRAG

B4-3 4 0 Nucleaire erfenis van GCO-werkzaamheden in het kader van het Euratom-Verdrag

B4-3 4 0 0 Ontmanteling van kerninstallaties en beheer van afval

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Overeenkomstig de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 betreffende de rechtsgrondslagen en de uitvoering van de begroting, zijn de onder deze post opgevoerde kredieten bestemd voor de financiering van de acties die de Commissie onderneemt uit hoofde van de bevoegdheden die haar specifiek zijn verleend bij artikel 8 van het Euratom-Verdrag.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, van 17/3/1999, betreffende de nucleaire erfenis van GCO-werkzaamheden in het kader van het Euratom-Verdrag-Ontmanteling van verouderde kerninstallaties en beheer van afval [COM(1999)114 def.]

Onder deze post kan eventueel een krediet worden opgevoerd ter dekking van de financiering van een actieprogramma voor de beperking en oplossing van problemen in verband met de nucleaire erfenis van niet rechtstreeks op onderzoeksdoeleinden gerichte werkzaamheden die het GCO sinds zijn oprichting heeft uitgevoerd, met betrekking tot stilgelegde centrales en het afval daarvan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ONDERAFDELING B7

EXTERNE MAATREGELEN

Alle contracten voor extern personeel dat ten laste komt van de beleidskredieten, moeten worden gecentraliseerd en geharmoniseerd door een onder verantwoordelijkheid van het terzake van de begroting bevoegde lid van de Commissie staande eenheid voor het beheer en het toezicht op de externe contracten.

TITEL B7-2

VOEDSELHULP EN HUMANITAIRE HULP

HOOFDSTUK B7-2 1 - HUMANITAIRE HULP

B7-2 1 0 Hulp en noodvoedselhulp aan de bevolking van ontwikkelingslanden en andere derde landen die zijn getroffen door rampen of ernstige crises

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1).

In de Europese Raad van Cannes van 26 en 27 juni 1995 is een overeenkomst bereikt over het bedrag en de financiering van het achtste Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), waarin ten behoeve van de ACS-landen wordt voorzien in een uitbreiding van de humanitaire noodhulp voor een bedrag van 160 miljoen euro uit de algemene begroting.

Bovendien wordt in de verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 2, onder d), van het tweede financieel protocol van de Vierde Overeenkomst van Lomé bepaald dat de speciaal voor noodhulp bestemde middelen waarin dit protocol voorziet, voor de door het protocol bestreken periode kunnen worden aangevuld met een bijkomend bedrag van 160 miljoen euro uit de begroting van de Gemeenschap.

Derhalve kan zo nodig een gedeelte van deze hulp worden gefinancierd uit de voor dit artikel opgevoerde kredieten.

Dit krediet dient ook ter dekking van de financiering van acties inzake bijstand, hulpverlening, bescherming en dringende voedselhulp aan de bevolking van ontwikkelingslanden, ACS-landen en andere derde, landen die getroffen is door natuurrampen, gebeurtenissen die door menselijk toedoen zijn veroorzaakt (oorlogen, conflicten enz.), of door buitengewone omstandigheden vergelijkbaar met natuurrampen of door menselijk toedoen veroorzaakte gebeurtenissen; één en ander zolang als nodig is om aan de uit deze situaties voortvloeiende behoeften te voldoen.

Deze hulp wordt zonder onderscheid naar ras, volksgroep, godsdienst, geslacht, leeftijd, nationaliteit of politieke gezindheid verstrekt.

Onder dit artikel worden eveneens de uitgaven geboekt voor de aankoop en levering van alle goederen of materialen die voor de uitvoering van humanitaire maatregelen noodzakelijk zijn, met inbegrip van de bouw van woningen of schuilplaatsen voor de betrokken bevolkingsgroepen, werken in verband met het herstel en de wederopbouw, op korte termijn, van met name infrastructuur en uitrusting, uitgaven voor extern personeel, zowel buitenlands als lokaal, de opslag, het vervoer, internationaal of nationaal, logistieke steun en de verdeling van de hulpgoederen, alsmede alle maatregelen die de vrije toegang tot de personen voor wie de hulp bestemd is, moeten vergemakkelijken.

Bovendien dient dit krediet ter dekking van de uitgaven voor:

  • de voorbereidende studies met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de maatregelen en de evaluatie van humanitaire projecten en plannen,
  • het toezicht op en het volgen van de humanitaire projecten en plannen alsook het bevorderen en opzetten van initiatieven gericht op het verbeteren van de coördinatie en de samenwerking met het oog op een grotere doeltreffendheid van de steun en van het toezicht op de projecten en plannen,
  • controle en coördinatie van de uitvoering van de acties in het kader van de hulpmaatregel,
  • de acties ter versterking van de coördinatie van de hulp van de Gemeenschap met de lidstaten, andere als donor optredende derde landen, de internationale organisaties, de niet-gouvernementele organisaties en de organisaties die deze laatste vertegenwoordigen,
  • voorlichting en bewustmaking,
  • de technische bijstand die nodig is voor de voorbereiding en uitvoering van humanitaire projecten tot een bedrag van maximaal 7 miljoen euro,
  • de financiering van overeenkomsten inzake technische bijstand om de uitwisseling van technische kennis en ervaring tussen Europese humanitaire organisaties en instanties onderling en tussen deze organisaties en instellingen en die uit derde landen te vergemakkelijken,
  • humanitaire mijnopruimingsacties met inbegrip van het bewust maken van de plaatselijke bevolking met betrekking tot antipersoneelmijnen.

Een bedrag van ten hoogste 2 550 000 euro kan worden aangewend ter dekking van verantwoorde uitgaven voor studies, bijeenkomsten van deskundigen, voorlichting en publicaties die rechtstreeks samenhangen met de verwezenlijking van de doelstellingen van de actie waarvan zij een integrerend bestanddeel uitmaken.

Op dit artikel worden eveneens de uitgaven voor technische en administratieve bijstand afgeboekt, die zowel de Commissie als de begunstigden van de actie ten goede komen, en die niet bestemd zijn voor de permanente taken van openbare dienst, in verband met de identificatie, de voorbereiding, het beheer, de follow-up, de audit en de controle van het programma of project. De technische en administratieve bijstand mag niet langer worden verleend dan het programma of project loopt.

Voor dit soort uitgaven wordt een maximumbedrag van 10 miljoen euro toegestaan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TITEL B7-5

SAMENWERKING MET DE LANDEN VAN MIDDEN- EN OOST-EUROPA EN MET DE NIEUWE ONAFHANKELIJKE STATEN VAN DE VOORMALIGE SOVJETUNIE EN MONGOLIË

HOOFDSTUK B7-5 0 - SAMENWERKING MET DE LANDEN VAN MIDDENEN OOSTEUROPA

Toelichting

Conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 26 en 27 juni 1992.

Conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen van 21 en 22 juni 1993.

Conclusies van de Europese Raad van Essen van 9 en 10 december 1994.

Conclusies van de Europese Raad van Cannes van 26 en 27 juni 1995.

Conclusies van de Europese Raad van Madrid van 15 en 16 december 1995.

De Europese Unie voert een beleid van samenwerking met de onafhankelijke staten van de voormalige Sovjetunie, overeenkomstig het bepaalde in bovengenoemde wetteksten en in het kader van de strategie van de Europese Unie ter voorbereiding van de toetreding van deze landen. Bovendien zijn de kredieten van dit hoofdstuk bestemd voor de financiering van begeleidende maatregelen in verband met het Stabiliteitspact in Europa.

B7-5 0 0 Steun voor de economische herstructurering van de landen van Midden-en Oost-Europa

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Verdrag inzake de oprichting van de Europese Gemeenschap, in het bijzonder artikel 118 B.

Het Verdrag van Amsterdam.

Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van de Republiek Hongarije en de Volksrepubliek Polen (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11).

Verordening (EEG) nr. 2698/90 van de Raad van 17 september 1990 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op de uitbreiding van de economische hulp naar andere landen in Midden-en Oost-Europa (PB L 257 van 21.9.1990, blz. 1) (Bulgarije, Roemenië, Tsjechoslowakije, Joegoslavië, Duitse Democratische Republiek).

Verordening (EEG) nr. 3800/91 van de Raad van 23 december 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op de uitbreiding van de economische hulp tot andere landen in Midden-en Oost-Europa (PB L 357 van 28.12.1991, blz. 10) (Albanië, Estland, Letland, Litouwen, minus de Duitse Democratische Republiek).

Verordening (EEG) nr. 2334/92 van de Raad van 7 augustus 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op de uitbreiding van de economische hulp tot Slovenië (PB L 227 van 11.8.1992, blz. 1).

Besluit 93/246/EEG van de Raad van 29 april 1993 tot goedkeuring van de tweede fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor universiteitsstudies (Tempus II) (1994-1998) (PB L 112 van 6.5.1993, blz. 34), verlengd voor de periode 1998-2000 bij Besluit 96/663/EG (PB L 306 van 28.11.1996, blz. 36).

Verordening (EEG) nr. 1764/93 van de Raad van 30 juni 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 betreffende economische hulp aan bepaalde landen in Midden-en Oost-Europa (PB L 162 van 3.7.1993, blz. 1) (Tsjechische Republiek en Slowakije).

Besluit 94/179/Euratom van de Raad van 21 maart 1994 tot wijziging van Besluit 77/270/Euratom teneinde de Commissie te machtigen tot het aangaan van Euratom-leningen om aldus een bijdrage te leveren aan de financiering van de verbetering van de efficiëntie en de veiligheid van kerncentrales in bepaalde derde landen (PB L 84 van 29.3.1994, blz. 41).

Verordening (EG) nr. 1366/95 van de Raad van 12 juni 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op uitbreiding van de economische hulp tot Kroatië (PB L 133 van 17.6.1995, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 463/96 van de Raad van 11 maart 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op uitbreiding van de economische hulp tot de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (PB L 65 van 15.3.1996, blz. 3).

Verordening (EG) nr. 753/96 van de Raad van 22 april 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op uitbreiding van de economische hulp tot Bosnië-Herzegovina (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).

Verordening (EG) nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding (PB L 85 van 20.3.1998, blz. 1).

Besluiten 98/259/EG tot en met 98/268/EG van de Raad van 30 maart 1998 inzake de beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding met, respectievelijk, de Republiek Hongarije, de Republiek Polen, Roemenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Estland, de Republiek Litouwen, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek en de Republiek Slovenië (PB L 121 van 23.4.1998, blz. 1).

In de periode 1990-1994 was dit krediet bestemd voor het vergemakkelijken van de democratisering en de overgang naar een markteconomie in de landen van Midden-en Oost-Europa.

Naar aanleiding van de Europese Raad van Essen heeft het Phare-programma zich geleidelijk ontwikkeld tot een instrument ter ondersteuning van de toetreding van de kandidaatlanden. De Commissie dient er daarom bij de tenuitvoerlegging van het Phare-programma voor te zorgen dat de ontvangers van deze middelen het Europees sociaal beleid en de sociale grondrechten, omschreven in het sociaal handvest, eerbiedigen.

In het vooruitzicht van een algemene intensivering van strategische maatregelen ter voorbereiding van de toetreding, en overeenkomstig de richtsnoeren van Agenda 2000, zullen de Phare-maatregelen zich concentreren op twee hoofdprioriteiten, te weten:

  • "institution building", met als doel het creëren van toereikende capaciteit voor de tenuitvoerlegging van het communautair acquis, met name door middel van:
  • onderlinge aanpassing van de wetgeving,
  • ondersteuning van consumentenorganisaties,
  • structurele hervormingen en regionale beleidsmaatregelen,
  • het bevorderen van de democratie en van de burgermaatschappij, alsook het ingespannen samenwerken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken,
  • het openstellen van de communautaire programma's (zie artikel B7-5 0 3),
  • de financiering van investeringen teneinde met name de kandidaatstaten te helpen bij de naleving van de normen van de communautaire wetgeving.

Dit krediet is bestemd voor een stelselmatige evaluatie van de mate waarin de genderproblematiek van invloed is op de activiteiten in het kader van deze begrotingslijn, die gericht zijn op "institution building" en steun bij investeringen.

Er worden drie soorten steunmaatregelen overwogen, te weten:

  • bijdragen aan een nationaal fonds ter bevordering van de met het communautair acquis verband houdende investeringen,
  • de cofinanciering van op grote infrastructuur betrekking hebbende projecten, met name tezamen met de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling en de Wereldbank, en in het kader van de trans-Europese netwerken de herstructuring en modernisering van de industrie, de energiesector, de telecommunicatie, de milieuzorg en de interregionale samenwerkingsprojecten,
  • een horizontale faciliteit voor de kleine en middelgrote ondernemingen.

Ongeveer 30 % van het totale voor Phare uitgetrokken bedrag is in deze context in eerste instantie bestemd voor "institution building" en ongeveer 70 % voor de financiering van infrastructuurvoorzieningen. Deze percentages dragen een indicatief karakter en kunnen worden aangepast naar gelang van de specifieke situatie, met name inzake de behoeften en de opnamecapaciteit, in iedere ontvangende staat.

De Commissie verstrekt viermaal per jaar een overzicht naar land en sector van de betalingsverplichtingen en uitkeringen.

In het kader van het vervoersdomein zijn volgens artikel B7-8 4 0 de gefinancierde acties tot 1996 inbegrepen.

De activiteiten op het gebied van nucleaire veiligheid dienen ter dekking van de financiering van de technische en juridische bijstand bij de evaluatie van de economische, financiële, veiligheids-en milieuaspecten van de projecten waarvoor financiering door middel van een Euratom-lening is aangevraagd, en moeten de sluiting en uitvoering van leningcontracten mogelijk maken. De Commissie voorziet de begrotingsautoriteit van gespecificeerde gegevens over de kosten van deze technische en juridische bijstand.

Overeenkomstig de bepalingen van het enig artikel van Besluit 94/179/Euratom kunnen eventuele ontvangsten afkomstig van in het kader van genoemd besluit door een lening begunstigde ondernemingen, geboekt op post 6 1 9 1 van de staat van ontvangsten, aanleiding geven tot de opening van aanvullende kredieten overeenkomstig artikel 96, lid 1, van het Financieel Reglement.

Dit krediet dient ter dekking van de financiering van (een) proefproject(en) ten behoeve van veterinaire preventie en controle in de landen die grenzen aan de Europese Unie.

Dit krediet, van ten hoogste 3 miljoen euro, dient ter ondersteuning en bevordering van de ontwikkeling van moderne en onafhankelijke systemen van arbeidsbetrekkingen en sociaal overleg in kandidaat-lidstaten als onderdeel van het proces van oprichting van instellingen in die landen in de aanloopfase voor hun toetreding tot de Europese Unie.

In de context van de hervorming van Phare met het oog op een grotere decentralisatie en op basis van een in de tijd beperkte aanpak zijn kredieten met name nodig voor de financiering van voorlichting aan en beroepsopleiding voor vakbonds-en werkgeversorganisaties in de betrokken landen en ter ondersteuning van de dialoog en de uitwisseling met de Europese sociale partners.

Een totaal van ten hoogste 10 200 000 euro kan worden gebruikt voor het dekken van uitgaven voor studies, vergaderingen van deskundigen, alsmede voor voorlichting en publicaties die rechtstreeks samenhangen met de verwezenlijking van de doelstelling van de actie waarvan zij een integrerend bestanddeel uitmaken.

Op dit artikel worden eveneens de uitgaven voor technische en administratieve bijstand afgeboekt, die zowel de Commissie als de begunstigden van de actie ten goede komen, en die niet bestemd zijn voor de permanente taken van openbare dienst, in verband met de identificatie, de voorbereiding, het beheer, de follow-up, de audit en de controle van het programma of project. De technische en administratieve bijstand mag niet langer worden verleend dan het programma of project loopt.

Voor dit soort uitgaven wordt een maximumbedrag van 53 820 000 euro toegestaan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B7-5 0 2 Grensoverschrijdende samenwerking op structureel gebied

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de cöordinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (PB L 374 van 31.12.1988, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3193/94 (PB L 337 van 24.12.1994, blz. 11).

Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van de Republiek Hongarije en de Volksrepubliek Polen (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 753/96 (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).

Verordening (EG) nr. 1628/94 van de Commissie van 4 juli 1994 betreffende de uitvoering van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking tussen landen van Midden-en Oost-Europa en de lidstaten van de Gemeenschap in het kader van het Phare-programma (PB L 171 van 6.7.1994, blz. 14).

Verordening (EG) nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding (PB L 85 van 20.3.1998, blz. 1).

Overeenkomstig de resultaten van de samenwerkingsprocedure voortvloeiend uit de verordening inzake de structuurfondsen dient dit krediet ter dekking van de financiering van maatregelen van structurele aard in aan de Europese Unie grenzende regio's van de landen van Midden-en Oost-Europa, met inbegrip van de aan het Phare-programma deelnemende lidstaten van de Oostzeeraad. Hieronder vallen eveneens grensregio's van Midden-Europese landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie. De te financieren maatregelen omvatten ook milieuprojecten.

Deze acties zullen in het kader van het Phare-programma worden gefinancierd volgens het structuurbeleid, met name volgens de Interreg-regeling (Initiatief van de Gemeenschap betreffende grensgebieden). Er worden zoveel mogelijk gezamenlijke plannings-en controlestructuren vastgesteld, met behulp waarvan gemeenschappelijke grensoverschrijdende programma's voor grensregio's worden opgesteld die als één sociaal-economische en, zo mogelijk, geografische eenheid worden behandeld.

Dit krediet zal voor ten minste twee derde worden toegewezen ten behoeve van grensregio's tussen de Europese Unie in het kader van de pretoetredingsstrategie en voor ten hoogste een derde voor de overige grensregio's. Met inachtneming van deze uitsplitsing is 10 % van het krediet bestemd voor kleinschalige gezamenlijke projecten waartoe op plaatselijk niveau wordt besloten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK B7-5 2 - SAMENWERKING MET DE NIEUWE ONAFHANKELIJKE STATEN EN MONGOLIË

Toelichting

Conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 26 en 27 juni 1992.

Conclusies van de Europese Raad van Edinburgh van 11 en 12 december 1992.

De Europese Unie voert een beleid van samenwerking met de nieuwe onafhankelijke staten en met Mongolië, overeenkomstig bovengenoemde bepalingen.

B7-5 2 0 Bijstand voor sanering en herstel van de economie in de nieuwe onafhankelijke staten en Mongolië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Besluit 93/246/EEG van de Raad van 29 april 1993 tot goedkeuring van de tweede fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor universiteitsstudies (Tempus II) (1994-1998) (PB L 112 van 6.5.1993, blz. 34), verlengd voor de periode 1998-2000 bij Besluit 96/663/EG (PB L 306 van 28.11.1996, blz. 36).

Verordening (Euratom, EEG) nr. 2053/93 van de Raad van 19 juli 1993 betreffende technische bijstand aan de onafhankelijke staten van de voormalige Unie van Socialistische Sovjetrepublieken en aan Mongolië bij het streven naar sanering en herstel van de economie (PB L 187 van 29.7.1993, blz. 1).

Besluit 94/179/Euratom van de Raad van 21 maart 1994 tot wijziging van Besluit 77/270/Euratom teneinde de Commissie te machtigen tot het aangaan van Euratom-leningen om aldus een bijdrage te leveren aan de financiering van de verbetering van de efficiëntie en de veiligheid van kerncentrales in bepaalde derde landen (PB L 84 van 29.3.1994, blz. 41).

Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende bijstand aan de nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjetunie en Mongolië bij de sanering en het herstel van de economie (PB L 165 van 4.7.1996, blz. 1).

Dit krediet dient ter dekking van de financiering of de deelname aan de financiering van maatregelen voor bijstand gericht op ondersteuning van de overgang naar een markteconomie en op versterking van de democratie.

Deze maatregelen hebben betrekking op de financiering van menselijke hulpbronnen, herstructurering en ontwikkeling van ondernemingen, infrastructuren, energie, met inbegrip van nucleaire veiligheid, de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen, het milieu, het sociaal bestel, onderwijs en gezondheidszorg en de bevordering van de democratie en van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in het betrokken land.

Op het gebied van vervoer zijn de tot in 1996 uit hoofde van artikel B7-8 4 0 gefinancierde activiteiten opgenomen.

De activiteiten op het gebied van nucleaire veiligheid zijn gericht op de dekking van de financiering van de technische en juridische bijstand bij de evaluatie van de economische, financiële, veiligheids-en milieuaspecten van de projecten waarvoor financiering door een Euratom-lening is aangevraagd, en moeten de sluiting en uitvoering van leningcontracten mogelijk maken. De Commissie voorziet de begrotingsautoriteit van gespecificeerde gegevens over de kosten van deze technische en juridische bijstand.

Overeenkomstig de bepalingen van het enig artikel van Besluit 94/179/Euratom kunnen eventuele ontvangsten afkomstig van in het kader van genoemd besluit door een lening begunstigde ondernemingen, geboekt op post 6 1 9 1 van de staat van ontvangsten, aanleiding geven tot de opening van aanvullende kredieten overeenkomstig artikel 96, lid 1, van het Financieel Reglement.

De kredieten voor de nucleaire sector mogen in totaal niet meer dan 13 % van alle voor dit programma beschikbare kredieten bedragen.

Dit krediet kan ook dienen ter dekking van de aanvullende bijdrage van de Europese Unie aan het speciale fonds voor Tsjernobyl (artikel B7-5 3 6).

Met een maximumbedrag van 10 miljoen euro kunnen de uitgaven worden gedekt in verband met de tenuitvoerlegging van een geïntegreerd programma in Azerbeidzjan ter ondersteuning van de burgermaatschappij en de sociale sector, met name ten behoeve van ontheemde bevolkingsgroepen, en ter bevordering van de democratie en mensenrechten.

Bij de uitvoering van de kredieten bevordert de Commissie de markten voor consultants in de nieuwe onafhankelijke staten, door aanmoediging van de deelname van lokale consultants aan het Tacis-programma.

De Commissie zou in het kader van de nieuwe regelgeving kunnen voorstellen de benadering op basis van de vraag te wijzigen, zodat de kredieten worden geconcentreerd op een beperkt aantal projecten, met inbegrip van particuliere investeringen en infrastructuren die samen met de partnerlanden worden geselecteerd.

Een bedrag van ten hoogste 5 200 000 euro kan worden gebruikt voor het dekken van gerechtvaardigde uitgaven voor studies, vergaderingen van deskundigen alsmede voor voorlichting en publicaties die rechtstreeks samenhangen met de verwezenlijking van de doelstelling van de actie waarvan zij een integrerend bestanddeel uitmaken.

Op dit artikel worden eveneens de uitgaven voor technische en administratieve bijstand afgeboekt, die zowel de Commissie als de begunstigden van de actie ten goede komen, en die niet bestemd zijn voor de permanente taken van openbare dienst, in verband met de identificatie, de voorbereiding, het beheer, de follow-up, de audit en de controle van het programma of project. De technische en administratieve bijstand mag niet langer worden verleend dan het programma of project loopt.

Voor dit soort uitgaven wordt een maximumbedrag van 26 940 250 euro toegestaan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK B7-5 3 - ANDERE MAATREGELEN VAN DE GEMEENSCHAP TEN GUNSTE VAN DE LANDEN VAN MIDDENEN OOSTEUROPA EN DE NIEUWE ONAFHANKELIJKE STATEN VAN DE VOORMALIGE SOVJETUNIE

B7-5 3 2 Macrofinanciële bijstand aan landen op de westelijke Balkan

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Oude post B7-5320

Voorstel voor een Besluit van de Raad tot toekenning van aanvullende macro-financiële bijstand aan de voormalige Joegoslavische Republiek Macedoni (COM(1999)404 def.

Deze uitzonderlijke bijstand is gericht op verlichting van de externe financiële problemen van bepaalde derde landen die te kampen hebben met macro-economische problemen die worden gekenmerkt door onevenwichtigheden in de begroting of de betalingsbalans.

De hulp houdt direct verband met de uitvoering door de begunstigde landen van maatregelen voor macro-economische stabilisering en structurele aanpassing. De maatregelen van de Gemeenschap vormen in het algemeen een aanvulling op die van het Internationaal Monetair Fonds, waarbij coördinatie met andere bilaterale donoren plaatsvindt.

De onder dit artikel opgenomen bedragen houden verband met maatregelen waartoe reeds is besloten. De reservebedragen houden verband met andere voorgestelde maatregelen of maatregelen in voorbereiding..

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

HOOFDSTUK B7-5 4 - SAMENWERKING MET DE UIT HET VOORMALIGE JOEGOSLAVIË VOORTGEKOMEN REPUBLIEKEN

B7-5 4 1 Maatregelen voor wederopbouw van de uit het voormalige Joegoslavië voortgekomen republieken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Verordening (EG) nr. 1628/96 van de Raad van 25 juli 1996 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federatieve Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (PB L 204 van 14.8.1996, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 851/98 (PB L 122 van 24.4.1998, blz. 1).

Dit krediet dient ter dekking van wederopbouwprojecten in de uit het voormalige Joegoslavië voortgekomen republieken.

Het dient tevens ter dekking van de uitgaven met betrekking tot de reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden in Kroatië, Bosnië-Herzegovina en de Federatieve Republiek Joegoslavië (Servië en Montenegro), ongeacht de herkomst of de nationaliteit van deze vluchtelingen of ontheemden.

Het is alleen toegankelijk voor staten en staatsorganen die voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de vredesakkoorden van Dayton, met name op het punt van de bescherming van de mensenrechten en de eerbiediging van de besluiten van het Internationale ad hoc-Tribunaal voor het voormalige Joegoslavië.

Het krediet kan tevens dienen voor een bijdrage aan gemeenschappelijke acties van politiediensten die helpen bij het handhaven van de vrede en stabiliteit in Bosnië en die de bescherming en veiligheid van de burgerbevolking garanderen.

Tevens dient het ter dekking van de uitgaven voor studies, vergaderingen van deskundigen, alsmede voor voorlichting en publicaties die rechtstreeks samenhangen met de verwezenlijking van de doelstelling van de actie waarvan zij een integrerend bestanddeel uitmaken.

De met speciale volmachten toegeruste gedelegeerde van de Commissie in Bosnië wordt bijgestaan door een sterk managementteam en krijgt hulp van nog te contracteren teams voor technische hulp en toezicht. Gezien de buitengewone situatie van de wederopbouw in Bosnië-Herzegovina en om te waarborgen dat er voldoende personeel is voor een dergelijke technische hulp van de Commissie ter plaatse, kan een deel van de goedgekeurde kredieten voor wederopbouwmaatregelen worden uitgetrokken voor het aanstellen van personeel, overeenkomstig de technische en administratieve bijstand.

Op dit artikel worden eveneens de uitgaven voor technische en administratieve bijstand afgeboekt, die zowel de Commissie als de begunstigden van de actie ten goede komen, en die niet bestemd zijn voor de permanente taken van openbare dienst, in verband met de identificatie, de voorbereiding, het beheer, de follow-up, de audit en de controle van het programma of project. De technische en administratieve bijstand mag niet langer worden verleend dan het programma of project loopt.

Voor dit soort uitgaven wordt een maximumbedrag van 18 400 000 euro toegestaan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B7-5 4 6 Steun voor de wederopbouw van Kosovo

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Nieuw artikel

Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad, door de Commissie ingediend op 7 juli 1999, tot wijziging van Verordening nr. 1626/96 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, met name wat de oprichting van het Europees Bureau voor Wederopbouw betreft, COM (99) 312 def.

Dit krediet dient ter dekking van de financiering van programma's voor de wederopbouw van Kosovo, met name om de terugkeer van de vluchtelingen naar hun land mogelijk te maken. Voorts omvatten de programma's begeleidende maatregelen in verband met de hervestiging van vluchtelingen, microkredieten, leningsgaranties, de economische heropleving op plaatselijk niveau en projecten met het oog op de totstandbrenging en het functioneren van administratieve en juridische kader van de overheidsdiensten, inclusief dat van de lokale overheidsdiensten.

Deze programma's maken deel uit van de algemene strategie van de EU om de stabiliteit in de regio te bevorderen.

Dit artikel dient tevens voor de financiering van de operationele uitgaven voor de tenuitvoerlegging van het toekomstige stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa.

Teneinde een doeltreffende tenuitvoerlegging van het programma te waarborgen en rekening houdend met het specifieke karakter van de situatie, wordt een Europees Bureau voor Wederopbouw opgericht. De huishoudelijke uitgaven van het Bureau zullen worden gedekt tot ten hoogste 8 % van de totale meerjaarlijkse toewijzing van de actie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ONDERAFDELING B0

GARANTIES, RESERVES

TITEL B0-4

RESERVES EN VOORZIENINGEN

HOOFDSTUK B0-4 0 - VOORZIENINGEN

B0-4 0 0 Niet-gesplitste kredieten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B0-4 0 1 Gesplitste kredieten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 2548/98 (PB L 320 van 28.11.1998, blz.1).

In dit hoofdstuk zijn uitsluitend voorzieningen opgenomen die slechts mogen worden gebruikt na overschrijving naar andere hoofdstukken overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement (de vastleggingskredieten staan tussen haakjes).

Het gaat om de volgende kredieten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.