Verordening 2019/497 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft bepaalde voorschriften met betrekking tot het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

1.

Wettekst

27.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 85/22

 

VERORDENING (EU) 2019/497 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 maart 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft bepaalde voorschriften met betrekking tot het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42 en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De Verdragen zullen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebrek daaraan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, namelijk met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad, met instemming van het Verenigd Koninkrijk, met eenparigheid van stemmen tot verlenging van die termijn besluit.

 

(2)

Het terugtrekkingsakkoord dat op 19 februari 2019 werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) bevat regelingen voor de toepassing van bepalingen van het Unierecht op het Verenigd Koninkrijk na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Indien dat akkoord in werking treedt, zal het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) gedurende de overgangsperiode overeenkomstig dat akkoord van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en zal dat niet langer het geval zijn na het verstrijken van die periode.

 

(3)

Wanneer het GVB ophoudt van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, zullen de wateren van het Verenigd Koninkrijk (territoriale wateren en de aangrenzende exclusieve economische zone) geen deel meer uitmaken van de wateren van de Unie. Derhalve dreigen Unievaartuigen, bij gebrek aan een terugtrekkingsakkoord, de toegang tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk en de vangstmogelijkheden in die wateren te verliezen met ingang van 30 maart 2019. Dat zou een grote impact hebben op de visserijactiviteiten van de Unievloot en de economische opbrengsten.

 

(4)

Er zijn al maatregelen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) beschikbaar die kunnen worden ingezet voor het verzachten van de negatieve economische gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie in de hele productie- en afzetketen.

 

(5)

Verordening (EU) nr. 508/2014 bevat de voorschriften en regelingen op grond waarvan vissers en eigenaren van vissersvaartuigen financieel kunnen worden vergoed voor een tijdelijke stopzetting van hun visserijactiviteiten. De criteria met betrekking tot een tijdelijke stopzetting voorzien echter niet in een vergoeding wegens de terugtrekking van een lidstaat uit de Unie en het daaruit volgende verlies van de toegang tot en van vangstmogelijkheden in de wateren van die staat.

 

(6)

Om de negatieve economische gevolgen van de terugtrekking van een lidstaat uit de Unie te verzachten, moet, in aanvulling op de maatregelen die al beschikbaar zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 508/2014, overheidssteun voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten kunnen worden verleend aan vissers en marktdeelnemers die sterk afhankelijk zijn van de toegang tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk.

 

(7)

Verordening (EU) nr. 508/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(8)

De resterende kredieten kunnen worden aangewend voor elke in aanmerking komende maatregel die de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie verzacht.

 

(9)

Ter wille van de vereenvoudiging wordt de betrokken lidstaten verzocht te overwegen om de wijzigingen van hun operationele programma in het kader van artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) te combineren.

 

(10)

Gezien de noodzaak om er vóór de datum van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie voor te zorgen dat steun uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij beschikbaar is voor de tijdelijke stillegging, door Unievissersvaartuigen die sterk afhankelijk zijn van de toegang tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk, van hun visserijactiviteiten ingeval het Verenigd Koninkrijk geen toegang tot die wateren verleent vanaf de datum waarop het zich terugtrekt uit de Unie, die 30 maart 2019 zou kunnen zijn, werd het passend geacht om te voorzien in een uitzondering op de periode van acht weken die bedoeld is in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(11)

Deze verordening moet met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en moet gelden met ingang van de dag na die waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, tenzij uiterlijk op die datum een met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 508/2014

Verordening (EU) nr. 508/2014 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

aan artikel 13 wordt het volgende lid toegevoegd:

„9.   De lidstaten hebben de mogelijkheid om het in lid 2 van dit artikel vermelde bedrag te overschrijden en de in de leden 3 tot en met 7 van dit artikel vermelde bedragen te onderschrijden ter ondersteuning van de in artikel 33 van deze verordening geformuleerde maatregelen indien het Verenigd Koninkrijk geen toegangsrechten tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk verleent aan Unievissersvaartuigen die sterk afhankelijk zijn van die wateren voor hun visserijactiviteiten, in het geval dat de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk op grond van artikel 50, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).”;

 

2)

in artikel 25 wordt het volgende lid ingevoegd:

„3 bis.   Bij het bepalen of de in de punten a) en b) van lid 3 van dit artikel bedoelde drempels zijn overschreden, wordt geen rekening gehouden met de totale financiële bijdrage van het EFMZV aan de in artikel 33, lid 1, onder d), bedoelde maatregelen.”;

 

3)

artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

aan lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

 

„d)

om de gevolgen het hoofd te bieden van een situatie waarin het Verenigd Koninkrijk geen toegangsrechten tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk verleent voor Unievissersvaartuigen die sterk afhankelijk zijn van die wateren voor hun visserijactiviteiten, in het geval dat de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk op grond van artikel 50, lid 3, van het VEU.”;

 

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde steun mag in de periode van 2014 tot en met 2020 gedurende ten hoogste zes maanden per vaartuig worden verleend en de in lid 1, onder d), bedoelde steun mag in de periode van 2014 tot en met 2020 gedurende ten hoogste negen maanden per vaartuig worden verleend. Uitgaven in verband met lid 1, onder d), zijn subsidiabel vanaf de datum van toepassing van Verordening (EU) 2019/497 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

(*1)  Verordening (EU) 2019/497 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft bepaalde voorschriften met betrekking tot het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 85 I van 27.3.2019, blz. 22).”."

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de dag na die waarop de Verdragen op grond van artikel 50, lid 3, VEU ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk.

Deze verordening is evenwel niet van toepassing indien uiterlijk op de dag na die waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, een terugtrekkingsakkoord in werking is getreden dat overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk is gesloten.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 25 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 maart 2019.
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.