Uitvoeringsbesluit 2018/485 - 19 maart 2018 Machtiging van Denemarken af te wijken van artikel 75 van de btw-richtlijn

1.

Wettekst

23.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/13

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/485 VAN DE RAAD

van 19 maart 2018

waarbij Denemarken wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 291, lid 2,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 21 november 2017, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG verzocht om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 75 van die richtlijn met betrekking tot het recht op aftrek van de voorbelasting.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie bij brieven van 7 december 2017 en 8 december 2017 het verzoek van Denemarken aan de andere lidstaten toegezonden en bij brief van 11 december 2017 heeft zij Denemarken ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

 

(3)

Zonder derogatiemaatregel is het op grond van de Deense wetgeving zo dat een belastingplichtige die een lichte bedrijfswagen met een toegestaan maximumgewicht tot drie ton uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden inschrijft, de voorbelasting op de aankoop- en exploitatiekosten van het voertuig volledig mag aftrekken. Als dat voertuig nadien voor privédoeleinden wordt gebruikt, verliest de belastingplichtige het recht op aftrek van de btw op de aankoopkosten van het voertuig.

 

(4)

Om de gevolgen van die regeling te verzachten, heeft Denemarken verzocht om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG. De derogatie werd verleend bij Uitvoeringsbesluit 2012/447/EU van de Raad (2) en nadien bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/992 van de Raad (3). Laatstgenoemd besluit is op 31 december 2017 verstreken.

 

(5)

Uit hoofde van de maatregel kunnen belastingplichtigen die een voertuig uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden hebben ingeschreven, dit voertuig ook voor privédoeleinden gebruiken en de maatstaf van heffing voor de diensten die op grond van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG zijn verleend, berekenen volgens een vast bedrag per dag, in plaats van dat zij hun recht op aftrek van de voorbelasting op de aankoopkosten van het voertuig verliezen.

 

(6)

Deze vereenvoudigde berekeningswijze dient evenwel beperkt te blijven tot twintig dagen gebruik voor privédoeleinden per kalenderjaar en het vaste btw-bedrag dat moet worden betaald, dient te worden vastgesteld op 40 DKK voor iedere dag gebruik voor privédoeleinden. Dit bedrag is door de Deense regering vastgelegd aan de hand van een analyse van nationale statistieken.

 

(7)

Deze maatregel, die toepassing moet vinden op lichte bedrijfswagens met een toegestaan maximumgewicht tot drie ton, strekt ertoe de btw-verplichtingen te vereenvoudigen van belastingplichtigen die een voertuig dat uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden was ingeschreven, incidenteel voor privédoeleinden gebruiken, en aldus de procedure voor de btw-inning te vereenvoudigen. Een belastingplichtige zou evenwel nog altijd de mogelijkheid hebben om een lichte bedrijfswagen voor zowel bedrijfs- als privédoeleinden in te schrijven. In dat geval zou de belastingplichtige het recht op aftrek van de voorbelasting op de aankoopkosten van het voertuig verliezen, maar voor gebruik voor privédoeleinden zou hij niet een vast bedrag per dag hoeven te betalen.

 

(8)

Het toestaan van een maatregel op grond waarvan een belastingplichtige die een uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden ingeschreven voertuig incidenteel voor privédoeleinden kan gebruiken zonder dat hij zijn volledig recht op aftrek van de voorbelasting op dat voertuig verliest, is in overeenstemming met de algemene regels inzake aftrek zoals vastgesteld in Richtlijn 2006/112/EG.

 

(9)

De machtiging moet worden beperkt in de tijd en moet daarom op 31 december 2020 vervallen.

 

(10)

Teneinde ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de maatregel worden bereikt, met inbegrip van het verzekeren van een ononderbroken toepassing van de eerder toegestane derogatie en het bieden van rechtszekerheid ten aanzien van het belastingtijdvak, is het passend dat dit besluit met ingang van 1 januari 2018 toepassing vindt. Aangezien Denemarken op 21 november 2017 om de verlenging van de machtiging heeft verzocht en het de wettelijke regeling die het op basis van de eerder toegestande derogatie in zijn nationaal recht had vastgelegd, is blijven toepassen met ingang van 1 januari 2018, is het gewettigd vertrouwen van de betrokken personen naar behoren in acht genomen.

 

(11)

Indien Denemarken om een verdere verlenging van de derogatiemaatregel na 31 december 2020 zou verzoeken, moet het de Commissie uiterlijk op 31 maart 2020 een verslag voorleggen samen met het verzoek om verlenging.

 

(12)

Er wordt verwacht dat de derogatie geen noemenswaardige invloed zal hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen zal hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG mag Denemarken, wanneer een belastingplichtige een uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden ingeschreven lichte bedrijfswagen gebruikt voor eigen privédoeleinden of voor privédoeleinden van zijn personeel, of meer in het algemeen voor andere dan bedrijfsdoeleinden, de maatstaf van heffing bepalen aan de hand van een vast bedrag per dag dat het voertuig aldus wordt gebruikt.

Het in de eerste alinea bedoelde vaste bedrag per dag beloopt 40 DKK.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde maatregel geldt uitsluitend voor lichte bedrijfswagens met een toegestaan maximumgewicht tot drie ton.

Deze maatregel is niet van toepassing wanneer het gebruik voor privédoeleinden meer dan twintig dagen per kalenderjaar beloopt.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving ervan.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020.

Een verzoek om verlenging van de in dit besluit vervatte maatregel wordt uiterlijk op 31 maart 2020 aan de Commissie voorgelegd, samen met een verslag over de toepassing van die maatregel.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Denemarken.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • R. 
    PORODZANOV
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit 2012/447/EU van de Raad van 24 juli 2012 waarbij Denemarken wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 202 van 28.7.2012, blz. 24).
  • (3) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/992 van de Raad van 19 juni 2015 waarbij Denemarken wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 75 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 66).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.