Verordening 2017/1084 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 wat betreft steun voor haven- en luchthaveninfrastructuur, aanmeldingsdrempels voor steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed en voor steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur, en regelingen inzake regionale exploitatiesteun voor ultraperifere gebieden, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 702/2014 wat betreft de berekening van de in aanmerking komende kosten

1.

Wettekst

20.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/1

 

VERORDENING (EU) 2017/1084 VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2017

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 wat betreft steun voor haven- en luchthaveninfrastructuur, aanmeldingsdrempels voor steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed en voor steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur, en regelingen inzake regionale exploitatiesteun voor ultraperifere gebieden, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 702/2014 wat betreft de berekening van de in aanmerking komende kosten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 1, lid 1, onder a), xiv), en b),

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Volgens Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (2) zijn bepaalde categorieën steun met de interne markt verenigbaar en vrijgesteld van de verplichting dat zij bij de Commissie moeten worden aangemeld voordat zij worden toegekend. In Verordening (EU) nr. 651/2014 was aangekondigd dat de Commissie voornemens was het toepassingsgebied van die verordening opnieuw te bezien, teneinde andere categorieën steun, en met name steun voor haven- en luchthaveninfrastructuur, daarin op te nemen zodra voldoende concrete ervaring was opgedaan.

 

(2)

In het licht van de ervaring die de Commissie heeft opgedaan en teneinde de staatssteunregels te vereenvoudigen en te verduidelijken, alsmede om de regeldruk voor het aanmelden van eenvoudige staatssteunmaatregelen te verminderen en de Commissie in staat te stellen haar aandacht toe te spitsen op de potentieel meest verstorende zaken, dient steun voor haven- en luchthaveninfrastructuur te worden opgenomen in het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014.

 

(3)

Investeringssteun voor regionale luchthavens met een gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom van maximaal drie miljoen passagiers kan zowel de toegankelijkheid van bepaalde regio's als de lokale ontwikkeling helpen te verbeteren, afhankelijk van de specifieke kenmerken van elke luchthaven. Met dit soort investeringssteun worden de prioriteiten van de Europa 2020-strategie ondersteund, waardoor wordt bijgedragen aan verdere economische groei en doelstellingen van gemeenschappelijk Uniebelang. Uit de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (3), blijkt dat, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, investeringssteun voor regionale luchthavens geen aanleiding geeft tot buitensporige verstoring van het handelsverkeer en de mededinging. Daarom dient investeringssteun voor regionale luchthavens onder de groepsvrijstelling van Verordening (EU) nr. 651/2014 te vallen, mits die voorwaarden zijn vervuld. Het zou niet passend zijn om een aanmeldingsdrempel vast te stellen op basis van het steunbedrag, omdat de gevolgen van een steunmaatregel voor de mededinging in hoofdzaak afhangen van de grootte van de luchthaven en niet van het steunbedrag.

 

(4)

De voorwaarden om investeringssteun vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting dienen te zijn gericht op het beperken van concurrentieverstoringen die een gelijk speelveld op de interne markt zouden ondermijnen, met name door de evenredigheid van het steunbedrag te waarborgen. Wil investeringssteun evenredig zijn, dan dient deze aan twee voorwaarden te voldoen. De steunintensiteit dient niet hoger te zijn dan een maximaal toegestane steunintensiteit, die varieert naargelang de grootte van de luchthaven. Bovendien dient het steunbedrag niet hoger te zijn dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. Voor zeer kleine luchthavens met maximaal 200 000 passagiers per jaar dient de investeringssteun slechts aan één van die voorwaarden te voldoen. De verenigbaarheidsvoorwaarden dienen open en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur te garanderen. De vrijstelling dient niet te gelden voor investeringssteun voor luchthavens in de nabijheid van een bestaande luchthaven van waaruit geregelde luchtdiensten worden uitgevoerd, omdat steun aan dit soort luchthavens een hoger risico op verstoring van de mededinging in zich draagt en bijgevolg bij de Commissie moet worden aangemeld, met uitzondering van steun die wordt toegekend aan zeer kleine luchthavens met maximaal 200 000 passagiers per jaar, die waarschijnlijk niet in een aanzienlijke verstoring van de mededinging zal resulteren.

 

(5)

Exploitatiesteun aan zeer kleine luchthavens met maximaal 200 000 passagiers per jaar leidt niet tot een buitensporige verstoring van het handelsverkeer en de mededinging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De verenigbaarheidsvoorwaarden dienen met name te waarborgen dat het steunbedrag niet hoger is dan de exploitatietekorten plus een redelijke winst, en dat er open en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur is. Daarnaast dient de steun niet te worden toegekend onder de voorwaarde dat de luchthavenexploitant met één of meer luchtvaartmaatschappijen regelingen afsluit over luchthavengelden, marketingvergoedingen of andere financiële aspecten van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij op die luchthaven. Regelingen tussen een luchthaven die overheidsmiddelen ter beschikking heeft en een luchtvaartmaatschappij kunnen, onder bepaalde omstandigheden, staatssteun voor de betrokken luchtvaartmaatschappij vormen (4), en dergelijke steun dient volledig onderworpen te blijven aan de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.

 

(6)

Zeehavens zijn van strategisch belang om de interne markt soepel te laten functioneren en de economische, sociale en territoriale cohesie te versterken, zoals onder meer is uiteengezet in de Europa 2020-strategie en het witboek van de Commissie „Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte. Werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem” (5). Zoals beklemtoond in de mededeling „Havens: een motor voor groei” (6) zijn, om in alle maritieme regio's van de Unie havens doeltreffend te laten functioneren, doelmatige publieke en particuliere investeringen vereist. Investeringen zijn met name noodzakelijk om infrastructuur voor haventoegang en haveninfrastructuur aan te passen aan de toegenomen omvang en complexiteit van de vloot, aan het gebruik van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en aan strengere eisen inzake milieuprestaties. Het ontbreken van hoogkwalitatieve haveninfrastructuur resulteert in congestie en bijkomende kosten voor verladers, vervoersbedrijven en consumenten.

 

(7)

De uitbouw van binnenhavens en de integratie ervan in het multimodale vervoer is een belangrijke doelstelling van het vervoersbeleid van de Unie. Met de Unievoorschriften wordt uitdrukkelijk ingezet op het versterken van de intermodaliteit van het vervoer en de overschakeling naar milieuvriendelijkere vervoersvormen zoals spoorvervoer en vervoer over zee of de binnenwateren.

 

(8)

De voorwaarden om steun voor havens vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting, dienen te zijn gericht op het beperken van concurrentieverstoringen die een gelijk speelveld op de interne markt zouden ondermijnen, met name door de evenredigheid van het steunbedrag te waarborgen. Wil steun evenredig zijn, dan dient deze aan twee voorwaarden te voldoen. De steunintensiteit dient niet hoger te zijn dan een maximaal toegestane steunintensiteit, die voor zeehavens varieert naargelang de grootte van het investeringsproject. Daarnaast dient het steunbedrag niet hoger te zijn dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering, behalve voor zeer kleine steunbedragen, waarvoor een vereenvoudigde benadering passend is om de regeldruk te verlichten. Met de verenigbaarheidsvoorwaarden dient ook te worden gewaarborgd dat iedere concessie of iedere andere vorm van toewijzing aan een derde om gesteunde haveninfrastructuur te bouwen, te moderniseren, te exploiteren of te huren, plaatsvindt op concurrerende, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke basis, onverminderd de Unieregels inzake overheidsopdrachten en concessies, voor zover van toepassing. Ook dient gelijke en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur te worden gewaarborgd.

 

(9)

Investeringen die in de werkplannen voor de bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) vastgestelde kernnetwerkcorridors zijn opgenomen, zijn projecten van gemeenschappelijk belang met een bijzonder strategisch belang voor de Unie. Zeehavens die deel uitmaken van die netwerken vormen de toegangs- en vertrekpunten van goederen die naar en vanuit de Unie worden vervoerd. Binnenhavens die deel uitmaken van die netwerken zijn bepalende factoren om de multimodaliteit van een netwerk mogelijk te maken. Voor investeringen om de prestaties van die havens te verbeteren, dient dan ook een hogere aanmeldingsdrempel te gelden.

 

(10)

In het licht van de ervaring die is opgedaan met de toepassing van Verordening (EU) nr. 651/2014 en Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie (8) dient ook een aantal bepalingen van die verordeningen te worden aangepast.

 

(11)

Met name wat regelingen inzake regionale exploitatiesteun in ultraperifere gebieden betreft, is de toepassing van verschillende regels ter compensatie van bijkomende vervoerskosten en van andere bijkomende kosten in de praktijk moeilijk gebleken en niet geschikt om de in artikel 349 van het Verdrag bedoelde handicaps aan te pakken (namelijk de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, het moeilijke reliëf en klimaat, en de economische afhankelijkheid van enkele producten, welke factoren door hun blijvende en cumulatieve karakter de ontwikkeling van deze gebieden ernstig schaden), zodat die bepalingen dienen te worden vervangen door een methode die voor alle bijkomende kosten geldt. De tenuitvoerlegging van maatregelen voor regionale investerings- en exploitatiesteun in ultraperifere gebieden die onder meer ten goede komen aan in de visserijsector werkzame ondernemingen, dient in overeenstemming te zijn met de verplichtingen van de Unie die voortvloeien uit internationale overeenkomsten waarbij de Unie een overeenkomstsluitende partij is. Daarom dienen dergelijke maatregelen voor regionale investerings- en exploitatiesteun niet ten goede te komen aan vaartuigen die bij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij betrokken zijn of bijdragen tot overbevissing of tot een toename van de vangstcapaciteit van vaartuigen.

 

(12)

Gezien de beperkte negatieve effecten op de mededinging van steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed en van steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur, dienen de aanmeldingsdrempels voor steun in die sectoren te worden opgetrokken.

 

(13)

Teneinde de berekening van de op grond van Verordening (EU) nr. 651/2014 en Verordening (EU) nr. 702/2014 in aanmerking komende kosten te vereenvoudigen ten aanzien van concrete acties die ten minste gedeeltelijk worden gefinancierd via een Uniefonds dat de mogelijkheid biedt gebruik te maken van opties voor vereenvoudigde kosten, dienen de bepalingen met betrekking tot de in aanmerking komende kosten te worden aangepast.

 

(14)

In het kader van het Horizon 2020 kmo-instrument als genoemd in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9) kunnen projecten van de Commissie het kwaliteitslabel „Excellentiekeur” krijgen. Dergelijke projecten kunnen, gezien hun beperkte steunbedragen van maximaal 2,5 miljoen EUR per project en het feit dat zij uitsluitend op kleine en middelgrote ondernemingen zijn gericht, worden vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting in overeenstemming met de regels van Verordening (EU) nr. 651/2014.

 

(15)

Verordening (EU) nr. 651/2014 en Verordening (EU) nr. 702/2014 dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 651/2014 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

de punten k) en l) worden vervangen door:

 

„k)

steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur;

 

l)

steun voor lokale infrastructuurvoorzieningen;”;

 

ii)

de volgende punten m) en n) worden toegevoegd:

 

„m)

steun voor regionale luchthavens;

 

n)

steun voor havens.”;

 

b)

in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Deze verordening is niet van toepassing op:

 

a)

steun toegekend in de visserij- en aquacultuursector voor zover die onder Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1) valt, met uitzondering van opleidingssteun, steun om kmo's toegang tot financiering te geven, steun ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling, innovatiesteun voor kmo's, steun ten behoeve van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap, regionale investeringssteun in ultraperifere gebieden en regelingen inzake regionale exploitatiesteun;

 

b)

steun toegekend in de sector van de primaire landbouwproductie, met uitzondering van regionale investeringssteun in ultraperifere gebieden, regelingen inzake regionale exploitatiesteun, consultancysteun voor kmo's, risicofinancieringssteun, steun voor onderzoek en ontwikkeling, innovatiesteun voor kmo's, milieusteun, opleidingssteun en steun ten behoeve van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap;

 

c)

steun toegekend in de sector van de verwerking en de afzet van landbouwproducten in de volgende gevallen:

 

i)

wanneer het steunbedrag wordt vastgesteld op grond van de prijs of de hoeveelheid van deze producten die zijn afgenomen van primaire producenten of door de betrokken ondernemingen op de markt worden gebracht;

 

ii)

wanneer de steun afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat deze steun geheel of ten dele aan primaire producenten wordt doorgegeven;

 

d)

steun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen, voor zover die onder Besluit 2010/787/EU van de Raad (*2) valt;

 

e)

de in artikel 13 genoemde categorieën regionale steun.

(*1)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1)."

(*2)  Besluit 2010/787/EU van de Raad van 10 december 2010 betreffende staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen (PB L 336 van 21.12.2010, blz. 24).”;"

 

c)

lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

steunregelingen die niet uitdrukkelijk voorzien in uitsluiting van betaling van individuele steun aan ondernemingen ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij door dezelfde lidstaat toegekende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, met uitzondering van steunregelingen tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen;”;

 

ii)

punt c) wordt vervangen door:

 

„c)

steun aan ondernemingen in moeilijkheden, met uitzondering van steunregelingen tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen, regelingen inzake starterssteun en regelingen inzake regionale exploitatiesteun, mits met die regelingen ondernemingen in moeilijkheden geen gunstigere behandeling krijgen dan andere ondernemingen.”.

 

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 39 wordt vervangen door:

„39.   „exploitatiewinst”: het verschil tussen de gedisconteerde inkomsten en de gedisconteerde exploitatiekosten over de economische levensduur van de investering, wanneer dit verschil positief is. De exploitatiekosten omvatten kosten zoals personeelskosten, kosten voor materialen, uitbestede diensten, communicatie, energie, onderhoud, huur, administratie, doch niet afschrijvingslasten en financieringskosten indien deze zijn gedekt door investeringssteun. Door inkomsten en exploitatiekosten te disconteren tegen een passende disconteringsvoet, kan een redelijke winst worden gemaakt;”;

 

b)

punt 42 wordt vervangen door:

„42.   „regionale exploitatiesteun”: steun om de lopende uitgaven van een onderneming te verminderen. Daarbij gaat het om kostencategorieën zoals personeelskosten, kosten voor materialen, uitbestede diensten, communicatie, energie, onderhoud, huur, administratie, evenwel met uitsluiting van afschrijvingslasten en financieringskosten indien deze bij de toekenning van investeringssteun zijn opgenomen in de in aanmerking komende kosten;”;

 

c)

punt 48 wordt vervangen door:

„48.   „dunbevolkte gebieden”: NUTS 2-regio's met minder dan 8 inwoners/km2 of NUTS 3-regio's met minder dan 12,5 inwoners/km2 of gebieden die door de Commissie als dusdanig zijn erkend in een individueel besluit betreffende een regionalesteunkaart die van kracht is op het tijdstip van de steunverlening;”;

 

d)

het volgende punt 48 bis wordt ingevoegd:

„48 bis.   „zeer dunbevolkte gebieden”: NUTS 2-regio's met minder dan 8 inwoners/km2 of gebieden die door de Commissie als dusdanig zijn erkend in een individueel besluit betreffende een regionalesteunkaart die van kracht is op het tijdstip van de steunverlening;”;

 

e)

punt 55 wordt vervangen door:

„55.   „voor exploitatiesteun in aanmerking komende gebieden”: een ultraperifeer gebied in de zin van artikel 349 van het Verdrag, een dunbevolkt gebied of een zeer dunbevolkt gebied;”;

 

f)

het volgende punt 61 bis wordt ingevoegd:

„61 bis.   „verplaatsing”: overbrenging van dezelfde of een vergelijkbare activiteit (of een deel daarvan) van een vestiging in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst (initiële vestiging) naar de vestiging in een andere overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst waar de gesteunde investering plaatsvindt (gesteunde vestiging). Van een overbrenging is sprake indien het product of de dienst in de initiële en in de gesteunde vestiging ten minste ten dele voor dezelfde doeleinden dient en aan de vragen of behoeften van hetzelfde type afnemers voldoet en voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit in een van de initiële vestigingen van de begunstigde in de EER banen verloren gaan;”;

 

g)

na punt 143 worden de volgende titels en de volgende punten 144 tot en met 165 toegevoegd:

„Definities voor steun voor regionale luchthavens

  • 144. 
    „luchthaveninfrastructuur”: infrastructuur en uitrusting voor het verrichten van luchthavendiensten door de luchthaven voor luchtvaartmaatschappijen en de diverse dienstverrichters, met inbegrip van start- en landingsbanen, terminals, platforms, taxibanen, gecentraliseerde grondafhandelingsinfrastructuur en alle andere voorzieningen die de luchthavendiensten rechtstreeks ondersteunen, evenwel met uitsluiting van infrastructuur en uitrusting die in hoofdzaak noodzakelijk is voor het uitoefenen van niet-luchtvaartgebonden activiteiten;
  • 145. 
    „luchtvaartmaatschappij”: een luchtvaartmaatschappij met een geldige exploitatievergunning afgegeven door een lidstaat of een lid van de Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*3);
  • 146. 
    „luchthaven”: een entiteit of groep entiteiten die de economische activiteit verricht van het verlenen van luchthavendiensten aan luchtvaartmaatschappijen;
  • 147. 
    „luchthavendiensten”: diensten die een luchthaven of een van haar dochterondernemingen voor luchtvaartmaatschappijen verricht, om de afhandeling te verzorgen van vliegtuigen (van landing tot start) en van passagiers en vracht, zodat luchtvaartmaatschappijen luchtvervoersdiensten kunnen aanbieden, met inbegrip van het verrichten van grondafhandelingsdiensten en het beschikbaar stellen van gecentraliseerde grondafhandelingsinfrastructuur;
  • 148. 
    „gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom”: een aantal dat wordt bepaald op basis van de stromen inkomende en uitgaande passagiers gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun wordt toegekend;
  • 149. 
    „gecentraliseerde grondafhandelingsinfrastructuur”: infrastructuur die normaal gesproken wordt geëxploiteerd door de luchthavenbeheerder en die tegen een vergoeding ter beschikking wordt gesteld van de diverse verrichters van grondafhandelingsdiensten die op de luchthaven werkzaam zijn, met uitzondering van uitrusting die eigendom is van of wordt geëxploiteerd door de verrichters van grondafhandelingsdiensten;
  • 150. 
    „hogesnelheidstrein”: een trein die snelheden van meer dan 200 km/h kan halen;
  • 151. 
    „grondafhandelingsdiensten”: diensten die op luchthavens voor luchthavengebruikers worden verricht, zoals beschreven in de bijlage bij Richtlijn 96/67/EG van de Raad (*4);
  • 152. 
    „niet-luchtvaartgebonden activiteiten”: commerciële diensten verricht voor luchtvaartmaatschappijen of andere gebruikers van de luchthaven, met inbegrip van ondersteunende diensten voor passagiers, expediteurs of andere dienstverrichters, het verhuren van kantoren en winkels, parkeerruimten of parkeergarages en hotels;
  • 153. 
    „regionale luchthaven”: een luchthaven met een gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom van maximaal drie miljoen passagiers;

Definities voor steun voor havens

  • 154. 
    „haven”: een uit land en water bestaand gebied met infrastructuur en uitrusting die dient voor de ontvangst van vaartuigen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van die goederen, en het in- en ontschepen van passagiers, bemanning en andere personen, en alle andere voor vervoersbedrijven in de haven noodzakelijke infrastructuur;
  • 155. 
    „zeehaven”: een haven die voornamelijk dient voor de ontvangst van zeeschepen;
  • 156. 
    „binnenhaven”: een haven niet zijnde een zeehaven die dient voor de ontvangst van binnenvaartschepen;
  • 157. 
    „haveninfrastructuur”: infrastructuur en faciliteiten voor het verrichten van vervoergerelateerde havendiensten, zoals ligplaatsen die voor het afmeren van schepen worden gebruikt, kademuren, aanlegsteigers en drijvende pontons in getijdegebieden, dokken, gedempte gronden en landaanwinningen, infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en ontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen;
  • 158. 
    „havensuprastructuur”: voorzieningen aan de oppervlakte (zoals voor opslag), vaste installaties (zoals opslagloodsen en terminals) en mobiele installaties (zoals kranen) in een haven voor het verrichten van vervoergerelateerde havendiensten;
  • 159. 
    „toegangsinfrastructuur”: alle soorten infrastructuurvoorzieningen die nodig zijn voor de toegang van de gebruikers tot een haven en de binnenkomst in een haven vanaf land of de zee en rivieren, zoals wegen, spoorlijnen, toegangsgeulen en sluizen;
  • 160. 
    „baggeren”: het verwijderen van slib van de bodem van een toegangsvaarweg naar een haven of in een haven;
  • 161. 
    „infrastructuur voor alternatieve brandstoffen”: vaste, mobiele of offshore haveninfrastructuur waarmee een haven vaartuigen kan voorzien van energiebronnen zoals elektriciteit, waterstof, biobrandstoffen in de zin van artikel 2, onder i), van Richtlijn 2009/28/EG, synthetische en paraffinehoudende brandstoffen, aardgas, met inbegrip van biomethaan, in gasvorm (gecomprimeerd aardgas (cng) en vloeibaar aardgas (lng)) en vloeibaar gemaakt petroleumgas (lpg) die, althans gedeeltelijk, dienen als vervanging van fossiele oliebronnen in de energievoorziening voor vervoer en die ertoe kunnen bijdragen dat de energievoorziening koolstofvrij wordt en de milieuprestaties van de vervoerssector verbeteren;
  • 162. 
    „vaartuigen”: drijvende constructies, al dan niet met eigen voortstuwingsvermogen, met waterverplaatsende romp;
  • 163. 
    „zeeschepen”: schepen niet zijnde schepen die uitsluitend of hoofdzakelijk varen op de binnenwateren of op wateren binnen of nauw grenzend aan beschutte wateren;
  • 164. 
    „binnenvaartschepen”: schepen die uitsluitend of hoofdzakelijk varen op de binnenwateren of op wateren binnen of nauw grenzend aan beschutte wateren;
  • 165. 
    „infrastructuur voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen”: vaste, drijvende of mobiele havenvoorzieningen die geschikt zijn voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen in de zin van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (*5).

(*3)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3)."

(*4)  Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap (PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36)."

(*5)  Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).”."

 

3)

In artikel 4 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

 

a)

punt z) wordt vervangen door:

 

„z)

voor investeringssteun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed: 150 miljoen EUR per project; voor exploitatiesteun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed: 75 miljoen EUR per onderneming per jaar;”;

 

b)

punt bb) wordt vervangen door:

 

„bb)

voor investeringssteun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur: 30 miljoen EUR of de totale kosten indien deze meer dan 100 miljoen EUR per project bedragen; exploitatiesteun voor sportinfrastructuur: 2 miljoen EUR per infrastructuurvoorziening per jaar;”;

 

c)

de volgende punten dd), ee) en ff) worden toegevoegd:

 

„dd)

voor steun voor regionale luchthavens: de in artikel 56 bis vastgestelde steunintensiteiten en steunbedragen;

 

ee)

voor steun voor zeehavens: 130 miljoen EUR aan in aanmerking komende kosten per project (of 150 miljoen EUR per project in een zeehaven opgenomen in het werkplan van een kernnetwerkcorridor als bedoeld in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*6)); wat baggeren betreft, wordt een project omschreven als alle baggerwerkzaamheden uitgevoerd binnen één kalenderjaar;

 

ff)

voor steun voor binnenhavens: 40 miljoen EUR aan in aanmerking komende kosten per project (of 50 miljoen EUR per project in een binnenhaven opgenomen in het werkplan van een kernnetwerkcorridor als bedoeld in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1315/2013); wat baggeren betreft, wordt een project omschreven als alle baggerwerkzaamheden uitgevoerd binnen één kalenderjaar.

(*6)  Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).”."

 

4)

In artikel 5, lid 2, wordt het volgende punt k) toegevoegd:

 

„k)

steun in de vorm van de verkoop of de verhuring/leasing van materiële activa onder het markttarief wanneer de waarde is vastgesteld door een taxatie van een onafhankelijke deskundige vóór de transactie of aan de hand van een publiek beschikbare, regelmatig bijgewerkte en algemeen aanvaarde benchmark.”.

 

5)

Artikel 6, lid 5, wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

bij regionale exploitatiesteun en regionale stadsontwikkelingssteun: wanneer de desbetreffende voorwaarden van de artikelen 15 en 16 zijn vervuld;”;

 

b)

punt d) wordt vervangen door:

 

„d)

bij steun ter compensatie van de bijkomende kosten voor de tewerkstelling van werknemers met een handicap en bij steun ter compensatie van de kosten voor de begeleiding van kwetsbare werknemers: wanneer de desbetreffende voorwaarden van de artikelen 34 en 35 zijn vervuld;”.

 

6)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt de volgende zin toegevoegd:

„De bedragen van de in aanmerking komende kosten kunnen worden berekend in overeenstemming met de opties voor vereenvoudigde kosten genoemd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*7), mits de concrete actie ten minste gedeeltelijk wordt gefinancierd via een Uniefonds dat de mogelijkheid biedt gebruik te maken van die opties voor vereenvoudigde kosten, en mits de kostencategorie volgens de desbetreffende vrijstellingsbepaling in aanmerking komt.

(*7)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).”;"

 

b)

in lid 3 wordt de eerste zin vervangen door:

„In de toekomst betaalbare steun, daaronder begrepen steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning ervan.”;

 

c)

lid 4 wordt geschrapt;

 

7)

Aan artikel 8 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:

„7.   In afwijking van de leden 1 tot en met 6 wordt bij de beoordeling of de plafonds voor regionale exploitatiesteun in ultraperifere gebieden zoals genoemd in artikel 15, lid 4, in acht worden genomen, alleen op grond van deze verordening ten uitvoer gelegde regionale exploitatiesteun in ultraperifere gebieden in aanmerking genomen.”.

 

8)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Monitoring

  • 1. 
    Om de Commissie in staat te stellen de krachtens deze verordening van aanmelding vrijgestelde steun te monitoren, houden de lidstaten of, in het geval van steun toegekend voor projecten voor Europese territoriale samenwerking (ETC), eventueel ook de lidstaat waarin de managementautoriteit is gevestigd, gedetailleerde dossiers bij met de gegevens en bewijsstukken die nodig zijn om aan te tonen dat alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Deze dossiers worden bijgehouden gedurende tien jaar vanaf de datum waarop de ad-hocsteun werd toegekend of, in het geval van regelingen, de laatste steun is toegekend.
  • 2. 
    In het geval van regelingen waarbij fiscale steun automatisch wordt toegekend (zoals regelingen op basis van belastingaangiften van de begunstigden) en waarbij er geen ex-ante-verificatie is of alle verenigbaarheidsvoorwaarden voor elke begunstigde zijn vervuld, verifiëren de lidstaten regelmatig, ten minste ex-post en op basis van een steekproef, of alle verenigbaarheidsvoorwaarden zijn vervuld, en trekken zij de nodige conclusies. De lidstaten houden gedetailleerde dossiers over de verificaties bij gedurende ten minste 10 jaar vanaf de datum van de controles.
  • 3. 
    De Commissie kan van elke lidstaat alle gegevens en bewijsstukken verlangen die zij nodig acht om de toepassing van deze verordening te kunnen monitoren, met inbegrip van de in de leden 1 en 2 vermelde gegevens. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de verlangde gegevens en bewijsstukken binnen een termijn van 20 werkdagen vanaf de ontvangst van het verzoek of binnen de in het verzoek vastgestelde langere termijn.”.
 

9)

Artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

Toepassingsgebied van regionale steun

Dit deel is niet van toepassing op:

 

a)

steun ten behoeve van activiteiten in de ijzer- en staalindustrie, de kolenindustrie, de scheepsbouw en de synthetischevezelindustrie;

 

b)

steun ten behoeve van de vervoersector en de daarmee verband houdende infrastructuur, en steun voor de energieproductie, -distributie en -infrastructuur, behalve bij regionale investeringssteun in ultraperifere gebieden en regelingen voor regionale exploitatiesteun;

 

c)

regionale steun in de vorm van regelingen die zijn gericht op een beperkt aantal specifieke economische sectoren. Regelingen die zijn gericht op toeristische activiteiten, breedbandinfrastructuur of de verwerking en afzet van landbouwproducten, gelden niet als gericht op specifieke economische sectoren;

 

d)

regionale exploitatiesteun toegekend aan ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit valt onder sectie K „Financiële activiteiten en verzekeringen” van NACE Rev. 2, of aan ondernemingen die intragroepsactiviteiten verrichten en waarvan de hoofdactiviteiten vallen onder de klassen 70.10 „Activiteiten van hoofdkantoren” of 70.22 „Overige adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsvoering” van NACE Rev. 2.”.

 

10)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in de tweede alinea van lid 6 wordt de eerste zin vervangen door:

„Bij de verwerving van de activa van een vestiging in de zin van artikel 2, punt 49 of 51, worden alleen de kosten voor de aankoop van de activa van derden die geen banden met de koper hebben, in aanmerking genomen.”;

 

b)

in lid 7 wordt de eerste zin vervangen door:

„Voor steun aan grote ondernemingen ten behoeve van een fundamentele verandering in het productieproces moeten de in aanmerking komende kosten hoger liggen dan de in de drie voorgaande belastingjaren doorgevoerde afschrijving voor de met de te moderniseren activiteit verband houdende activa.”;

 

c)

de volgende leden 16 en 17 worden toegevoegd:

„16.   De begunstigde bevestigt dat hij in de twee jaar vóór de steunaanvraag geen verplaatsing heeft uitgevoerd naar de vestiging waar de initiële investering waarvoor steun wordt gevraagd, zal plaatsvinden, en hij zegt toe dat niet te zullen doen in de twee jaar na de voltooiing van de initiële investering waarvoor steun wordt gevraagd.

  • 17. 
    In de visserij- en aquacultuursector wordt geen steun toegekend aan ondernemingen die een of meer van de in artikel 10, lid 1, onder a) tot en met d), en artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (*8) beschreven inbreuken hebben gemaakt, en voor concrete acties van artikel 11 van die verordening.

(*8)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).”."

 

11)

Artikel 15 wordt vervangen door:

„Artikel 15

Regionale exploitatiesteun

  • 1. 
    Regelingen voor regionale exploitatiesteun in ultraperifere gebieden, dunbevolkte gebieden en zeer dunbevolkte gebieden zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
  • 2. 
    In dunbevolkte gebieden dienen de regelingen voor regionale exploitatiesteun ter compensatie van de bijkomende vervoerskosten voor goederen die zijn geproduceerd in voor exploitatiesteun in aanmerking komende gebieden, alsmede de bijkomende vervoerskosten van in die gebieden verder verwerkte goederen, onder de volgende voorwaarden:
 

a)

de steun is vooraf objectief kwantificeerbaar op basis van een vast bedrag of een percentage per tonkilometer of andere relevante eenheid;

 

b)

de bijkomende vervoerskosten worden berekend op basis van het traject van de goederen binnen de nationale grenzen van de betrokken lidstaat, gebruikmakend van vervoermiddelen die voor de begunstigde de laagste kostprijs opleveren.

De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100 % van de bijkomende vervoerskosten zoals die in dit lid zijn omschreven.

  • 3. 
    In zeer dunbevolkte gebieden dienen de regelingen voor regionale exploitatiesteun ter voorkoming of vermindering van de ontvolking, onder de volgende voorwaarden:
 

a)

de begunstigden hebben hun economische activiteiten in het betrokken gebied;

 

b)

het jaarlijkse steunbedrag per begunstigde op grond van alle regelingen voor exploitatiesteun samen bedraagt ten hoogste 20 % van de jaarlijkse arbeidskosten die de begunstigde in het betrokken gebied moet maken.

  • 4. 
    In ultraperifere gebieden dienen de regelingen voor exploitatiesteun ter compensatie van de bijkomende exploitatiekosten welke in die gebieden ontstaan als een rechtstreeks gevolg van één of meer van de in artikel 349 van het Verdrag genoemde blijvende handicaps, wanneer de begunstigden hun economische activiteiten in een ultraperifeer gebied hebben, mits het jaarlijkse steunbedrag per begunstigde in het kader van alle op grond van deze verordening ten uitvoer gelegde regelingen voor exploitatiesteun samen geen van de volgende percentages overschrijdt:
 

a)

35 % van de door de begunstigde in het betrokken ultraperifere gebied gegenereerde jaarlijkse bruto toegevoegde waarde;

 

b)

40 % van de jaarlijkse arbeidskosten die de begunstigde in het betrokken ultraperifere gebied moet maken;

 

c)

30 % van de jaaromzet die de begunstigde in het betrokken ultraperifere gebied behaalt.”.

 

12)

In artikel 21 wordt lid 16 als volgt gewijzigd:

 

a)

de inleidende zin wordt vervangen door:

„Een risicofinancieringsmaatregel waarbij aan in aanmerking komende ondernemingen garanties of leningen worden verstrekt of waarbij aan in aanmerking komende ondernemingen als schuld gestructureerde investeringen in de vorm van quasi-eigen-vermogen beschikbaar worden gesteld, voldoen aan de volgende voorwaarden:”;

 

b)

punt b) wordt vervangen door:

 

„b)

in het geval van leningen en als schuld gestructureerde investeringen in de vorm van quasi-eigen-vermogen wordt het nominale kredietbedrag in aanmerking genomen bij het berekenen van het maximale investeringsbedrag voor de toepassing van lid 9;”.

 

13)

In artikel 22 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   In aanmerking komt elke niet-beursgenoteerde kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die aan de volgende voorwaarden voldoet:

 

a)

zij heeft niet de activiteit van een andere onderneming overgenomen;

 

b)

zij heeft nog geen winst uitgekeerd, en

 

c)

zij is niet ontstaan uit een concentratie.

Voor in aanmerking komende ondernemingen die zich niet hoeven te laten registreren, kan de periode van vijf jaar om in aanmerking te komen, geacht worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten.

In afwijking van de eerste alinea, onder c), worden ondernemingen die ontstaan uit een concentratie van ondernemingen die op grond van dit artikel voor steun in aanmerking komen, ook als in aanmerking komende ondernemingen beschouwd tot vijf jaar vanaf de registratie van de oudste onderneming die bij de concentratie betrokken is.”.

 

14)

In artikel 25 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, met inbegrip van projecten die het kwaliteitslabel „Excellentiekeur” hebben gekregen in het kader van het Horizon 2020 kmo-instrument, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.”.

 

15)

In artikel 31, lid 3, wordt punt b) vervangen door:

 

„b)

rechtstreeks met het opleidingsproject verband houdende operationele kosten van opleiders en deelnemers aan de opleiding, zoals reiskosten, accommodatiekosten, materiaal en benodigdheden die rechtstreeks met het project verband houden, de afschrijving van werktuigen en uitrusting voor zover deze uitsluitend voor het opleidingsproject worden gebruikt;”.

 

16)

In artikel 52 wordt het volgende lid 2 bis ingevoegd:

„2 bis.   In plaats van de in aanmerking komende kosten vast te stellen zoals bepaald in lid 2, kan het maximale steunbedrag voor een project worden vastgesteld op grond van de concurrerende selectieprocedure zoals vereist in lid 4.”.

 

17)

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 2 wordt punt a) vervangen door:

 

„a)

musea, archieven, bibliotheken, kunstencentra en cultuurcentra of artistieke of culturele locaties, theaters, bioscopen, operahuizen, concerthallen, andere live-performanceorganisaties, cinematografische erfgoedinstellingen, en andere vergelijkbare artistieke en culturele infrastructuurvoorzieningen, organisaties en instellingen;”;

 

b)

lid 8 wordt vervangen door:

„8.   Voor steun van ten hoogste 2 miljoen EUR kan het maximale steunbedrag, in plaats van dat aan de hand van de in de leden 6 en 7 genoemde methode vast te stellen, worden bepaald op 80 % van de in aanmerking komende kosten.”;

 

c)

in lid 9 wordt de eerste zin vervangen door:

„Voor de in lid 2, onder f), genoemde activiteiten is het maximale steunbedrag niet hoger dan hetzij het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de gedisconteerde inkomsten van het project, hetzij 70 % van de in aanmerking komende kosten.”.

 

18)

In artikel 54, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door:

„In beide gevallen bedraagt het maximumbedrag aan uitgaven waarvoor territoriale bestedingsverplichtingen gelden, in geen geval meer dan 80 % van het totale productiebudget.

Om projecten voor steun in aanmerking te laten komen, kan een lidstaat ook een minimumvolume aan productieactiviteiten in het betrokken grondgebied eisen, maar dat volume bedraagt ten hoogste 50 % van het totale productiebudget.”.

 

19)

In artikel 55 wordt lid 12 vervangen door:

„12.   Voor steun van ten hoogste 2 miljoen EUR kan het maximale steunbedrag, in plaats van dat aan de hand van de in de leden 10 en 11 genoemde methode vast te stellen, worden bepaald op 80 % van de in aanmerking komende kosten.”.

 

20)

De volgende delen 14 en 15 worden ingevoegd na artikel 56:

„DEEL 14

Steun voor regionale luchthavens

Artikel 56 bis

Steun voor regionale luchthavens

  • 1. 
    Investeringssteun voor een luchthaven is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in de leden 3 tot en met 14 van dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
  • 2. 
    Exploitatiesteun voor een luchthaven is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in de leden 3, 4, 10 en 15 tot en met 18 van dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
  • 3. 
    De luchthaven staat open voor alle potentiële gebruikers. In het geval van een fysieke beperking van de capaciteit vindt de toewijzing plaats aan de hand van relevante, objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.
  • 4. 
    De steun wordt niet toegekend voor de verplaatsing van bestaande luchthavens of de aanleg van een nieuwe passagiersluchthaven, met inbegrip van de ombouw van een bestaand vliegveld tot een passagiersluchthaven.
  • 5. 
    De betrokken investering gaat niet verder dan hetgeen nodig is voor het opvangen van het verkeersvolume dat, gebaseerd op redelijke prognoses voor verkeersstromen, voor de middellange termijn wordt verwacht.
  • 6. 
    De investeringssteun wordt niet toegekend aan een luchthaven die gelegen is binnen een afstand van 100 kilometer of een reistijd van 60 minuten met de auto, bus, trein of hogesnelheidstrein vanaf een bestaande luchthaven van waaruit geregelde luchtdiensten in de zin van artikel 2, punt 16, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden uitgevoerd.
  • 7. 
    De leden 5 en 6 zijn niet van toepassing op luchthavens met een jaarlijkse passagiersstroom van maximaal 200 000 passagiers gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun daadwerkelijk wordt toegekend, indien de investeringssteun naar verwachting niet ertoe zal leiden dat de luchthaven daarmee haar gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom binnen de twee boekjaren volgend op de toekenning van de steun kan uitbreiden tot meer dan 200 000 passagiers. Aan dit soort luchthavens toegekende investeringssteun voldoet hetzij aan lid 11 hetzij aan de leden 13 en 14.
  • 8. 
    Lid 6 is niet van toepassing wanneer de investeringssteun wordt toegekend aan een luchthaven die gelegen is binnen een afstand van 100 kilometer van bestaande luchthavens van waaruit geregelde luchtdiensten in de zin van artikel 2, punt 16, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden uitgevoerd, indien de verbinding tussen elk van deze andere bestaande luchthavens en de luchthaven die de steun ontvangt, noodzakelijkerwijs een totale reistijd per zeevervoer van ten minste 90 minuten of luchtvervoer omvat.
  • 9. 
    De investeringssteun wordt niet toegekend aan luchthavens met een gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom van meer dan drie miljoen passagiers gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun daadwerkelijk wordt toegekend. De investeringssteun mag naar verwachting niet ertoe leiden dat de luchthaven daarmee haar gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom kan uitbreiden tot meer dan drie miljoen passagiers binnen de twee boekjaren volgend op de toekenning van de steun.
  • 10. 
    De steun wordt niet toegekend aan luchthavens met een gemiddelde jaarlijkse vrachtstroom van meer dan 200 000 ton gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun daadwerkelijk wordt toegekend. De steun mag naar verwachting niet ertoe leiden dat de luchthaven daarmee haar gemiddelde jaarlijkse vrachtstroom kan uitbreiden tot meer dan 200 000 ton binnen de twee boekjaren volgend op de toekenning van de steun.
  • 11. 
    Het bedrag van de investeringssteun is niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme.
  • 12. 
    De in aanmerking komende kosten zijn de kosten met betrekking tot de investeringen in luchthaveninfrastructuur, met inbegrip van planningkosten.
  • 13. 
    Het bedrag van de investeringssteun is niet hoger dan:
 

a)

50 % van de in aanmerking komende kosten voor luchthavens met een gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom van één tot drie miljoen passagiers gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun daadwerkelijk wordt toegekend;

 

b)

75 % van de in aanmerking komende kosten voor luchthavens met een gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom van maximaal één miljoen passagiers gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun daadwerkelijk wordt toegekend.

  • 14. 
    De in lid 13 beschreven maximale steunintensiteiten kunnen met 20 procentpunten worden verhoogd voor luchthavens in afgelegen gebieden.
  • 15. 
    Exploitatiesteun mag niet worden toegekend aan luchthavens met een gemiddelde jaarlijkse passagiersstroom van meer dan 200 000 passagiers gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun daadwerkelijk wordt toegekend.
  • 16. 
    Het bedrag van de exploitatiesteun mag niet hoger zijn dan hetgeen nodig is om de exploitatietekorten plus een redelijke winst over de betrokken periode te dekken. De steun wordt toegekend ofwel in de vorm van vooraf vastgelegde periodieke tranches, die niet mogen worden verhoogd in de periode waarvoor de steun wordt toegekend, ofwel in de vorm van achteraf vastgestelde bedragen die zijn gebaseerd op de waargenomen exploitatietekorten.
  • 17. 
    Exploitatiesteun mag niet worden toegekend voor een kalenderjaar waarin de jaarlijkse passagiersstroom van de luchthaven meer dan 200 000 passagiers bedraagt.
  • 18. 
    De toekenning van de exploitatiesteun mag niet afhankelijk worden gesteld van het afsluiten van regelingen met bepaalde luchtvaartmaatschappijen over luchthavengelden, marketingvergoedingen of andere financiële aspecten van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij op de betrokken luchthaven.

DEEL 15

Steun voor havens

Artikel 56 ter

Steun voor zeehavens

  • 1. 
    Steun voor zeehavens is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
  • 2. 
    De in aanmerking komende kosten zijn de kosten, met inbegrip van planningkosten, van:
 

a)

investeringen ten behoeve van de bouw, vervanging of modernisering van haveninfrastructuur;

 

b)

investeringen ten behoeve van de bouw, vervanging of modernisering van toegangsinfrastructuur;

 

c)

baggerwerkzaamheden.

  • 3. 
    Kosten die verband houden met niet-vervoergerelateerde activiteiten, met inbegrip van industriële productiefaciliteiten die in een haven actief zijn, kantoren of winkels, maar ook met havensuprastructuren, zijn geen in aanmerking komende kosten.
  • 4. 
    Het steunbedrag is niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering of de baggerwerkzaamheden. De exploitatiewinst wordt op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme.
  • 5. 
    De steunintensiteit voor elke in lid 2, onder a), genoemde investering bedraagt ten hoogste:
 

a)

100 % van de in aanmerking komende kosten wanneer de totale in aanmerking komende kosten van het project maximaal 20 miljoen EUR bedragen;

 

b)

80 % van de in aanmerking komende kosten wanneer de totale in aanmerking komende kosten van het project meer dan 20 miljoen EUR en maximaal 50 miljoen EUR bedragen;

 

c)

60 % van de in aanmerking komende kosten wanneer de totale in aanmerking komende kosten van het project meer dan 50 miljoen EUR bedragen doch niet meer dan het in artikel 4, lid 1, onder ee), vastgestelde bedrag.

De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100 % van de in lid 2, onder b) en c), bepaalde in aanmerking komende kosten tot maximaal het in artikel 4, lid 1, onder ee), vastgestelde bedrag.

  • 6. 
    De in lid 5, eerste alinea, onder b) en c), vastgestelde steunintensiteiten kunnen worden verhoogd met 10 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoen.
  • 7. 
    Iedere concessie of iedere andere vorm van toewijzing aan een derde om de gesteunde haveninfrastructuur te bouwen, te moderniseren, te exploiteren of te huren, vindt op concurrerende, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke basis plaats.
  • 8. 
    De gesteunde haveninfrastructuur wordt op gelijke en niet-discriminerende wijze tegen marktvoorwaarden aan belangstellende gebruikers beschikbaar gesteld.
  • 9. 
    Voor steun van ten hoogste 5 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag, in plaats van dat aan de hand van de in de leden 4, 5 en 6 genoemde methode vast te stellen, worden bepaald op 80 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 56 quater

Steun voor binnenhavens

  • 1. 
    Steun voor binnenhavens is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
  • 2. 
    De in aanmerking komende kosten zijn de kosten, met inbegrip van planningkosten, van:
 

a)

investeringen ten behoeve van de bouw, vervanging of modernisering van haveninfrastructuur;

 

b)

investeringen ten behoeve van de bouw, vervanging of modernisering van toegangsinfrastructuur;

 

c)

baggerwerkzaamheden.

  • 3. 
    Kosten die verband houden met niet-vervoergerelateerde activiteiten, met inbegrip van industriële productiefaciliteiten die in een haven actief zijn, kantoren of winkels, maar ook met havensuprastructuren, zijn geen in aanmerking komende kosten.
  • 4. 
    Het steunbedrag is niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering of de baggerwerkzaamheden. De exploitatiewinst wordt op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme.
  • 5. 
    De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten tot maximaal het in artikel 4, lid 1, onder ff), vastgestelde bedrag.
  • 6. 
    Iedere concessie of iedere andere vorm van toewijzing aan een derde om de gesteunde haveninfrastructuur te bouwen, te moderniseren, te exploiteren of te huren, vindt op concurrerende, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke basis plaats.
  • 7. 
    De gesteunde haveninfrastructuur wordt op gelijke en niet-discriminerende wijze tegen marktvoorwaarden aan belangstellende gebruikers beschikbaar gesteld.
  • 8. 
    Voor steun van ten hoogste 2 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag, in plaats van dat aan de hand van de in de leden 4 en 5 genoemde methode vast te stellen, worden bepaald op 80 % van de in aanmerking komende kosten.”.
 

21)

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Deze verordening is van toepassing op individuele steun die is toegekend voordat de desbetreffende bepalingen van deze verordening in werking zijn getreden, wanneer de steun voldoet aan alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden, met uitzondering van artikel 9.”.

 

b)

het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

„3 bis.   Alle individuele steun die tussen 1 juli 2014 en 9 juli 2017 is toegekend in overeenstemming met de op het tijdstip van de toekenning van de steun van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld. Alle individuele steun die vóór 1 juli 2014 is toegekend in overeenstemming met de vóór dan wel na 10 juli 2017 van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening, met uitzondering van artikel 9, is verenigbaar met de interne markt en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld.”;

 

c)

het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

„5.   Indien deze verordening wordt gewijzigd, blijven steunregelingen die zijn vrijgesteld op grond van deze verordening zoals die van toepassing was op het tijdstip dat de regeling in werking trad, vrijgesteld gedurende een aanpassingsperiode van zes maanden.”.

 

22)

In bijlage II wordt deel II vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

 

23)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

voetnoot 2 wordt vervangen door:

 

„(2)

Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).”;

 

b)

in voetnoot 3 wordt de eerste zin vervangen door:

„Bruto-subsidie-equivalent of, voor maatregelen op grond van de artikelen 16, 21, 22 of 39 van deze verordening, het investeringsbedrag.”.

Artikel 2

In artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 702/2014 wordt de volgende zin toegevoegd:

„De bedragen van de in aanmerking komende kosten kunnen worden berekend in overeenstemming met de opties voor vereenvoudigde kosten genoemd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*9), mits de concrete actie ten minste gedeeltelijk wordt gefinancierd via het Elfpo en mits de kostencategorie volgens de desbetreffende vrijstellingsbepaling in aanmerking komt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2017.

Voor de Commissie

Margrethe VESTAGER

Lid van de Commissie

 

  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).
  • (4) 
    Zie met name punt 3.5 van de richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen.
  • (5) 
    COM(2011) 144 definitief.
  • (6) 
    COM(2013) 295 final.
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in de plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 193 van 1.7.2014, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
 

BIJLAGE

„DEEL II

Overeenkomstig artikel 11 te verschaffen via de geëigende IT-toepassing van de Commissie

Geef aan op grond van welke bepaling van de algemene groepsvrijstellingsverordening de steunmaatregel ten uitvoer wordt gelegd

 

Primaire doelstelling — Algemene doelstellingen (lijst)

Doelstellingen (lijst)

Maximale steunintensiteit in % of maximaal jaarlijks steunbedrag in nationale valuta (hele bedragen)

Kmo-opslagen in %

Regionale steun — Investeringssteun (1) (artikel 14)

Regeling

… %

… %

Ad-hocsteun

… %

… %

Regionale steun — Exploitatiesteun (artikel 15)

Vervoerskosten in in aanmerking komende gebieden (artikel 15, lid 2, onder a))

… %

… %

Bijkomende kosten in ultraperifere gebieden (artikel 15, lid 2, onder b))

… %

… %

Regionale stadsontwikkelingssteun (artikel 16)

... nationale valuta

… %

Kmo-steun (artikelen 17-20)

Investeringssteun voor kmo's (artikel 17)

… %

… %

Consultancysteun voor kmo's (artikel 18)

… %

… %

Kmo-steun ten behoeve van deelneming aan beurzen (artikel 19)

… %

… %

Steun voor samenwerkingskosten gemaakt door aan projecten voor Europese territoriale samenwerking deelnemende kmo's (artikel 20)

… %

… %

Kmo-steun — Toegang kmo's tot financiering (artikelen 21-22)

Risicofinancieringssteun (artikel 21)

... nationale valuta

… %

Starterssteun (artikel 22)

... nationale valuta

… %

Kmo-steun — Steun voor in kmo's gespecialiseerde alternatieve handelsplatforms (artikel 23)

… %; indien steunmaatregel starterssteun is: ... nationale valuta

… %

Kmo-steun — Steun voor scoutingkosten (artikel 24)

… %

… %

O&O&I-steun (artikelen 25-30)

Steun voor O&O-projecten (artikel 25)

Fundamenteel onderzoek (artikel 25, lid 2, onder a))

… %

… %

Industrieel onderzoek (artikel 25, lid 2, onder b))

… %

… %

Experimentele ontwikkeling (artikel 25, lid 2, onder c))

… %

… %

Haalbaarheidsstudies (artikel 25, lid 2, onder d))

… %

… %

Investeringssteun voor onderzoeksinfrastructuur (artikel 26)

… %

… %

Steun voor innovatieclusters (artikel 27)

… %

… %

Innovatiesteun voor kmo's (artikel 28)

… %

… %

Steun voor proces- en organisatie-innovatie (artikel 29)

… %

… %

O&O-steun in de visserij- en aquacultuursector (artikel 30)

… %

… %

Opleidingssteun (artikel 31)

… %

… %

Steun voor kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap (artikelen 32-35)

Steun in de vorm van loonsubsidies ten behoeve van de aanwerving van kwetsbare werknemers (artikel 32)

… %

… %

Steun in de vorm van loonsubsidies ten behoeve van de tewerkstelling van werknemers met een handicap (artikel 33)

… %

… %

Steun ter compensatie van de bijkomende kosten voor de tewerkstelling van werknemers met een handicap (artikel 34)

… %

… %

Steun ter compensatie van de kosten voor de begeleiding van kwetsbare werknemers (artikel 35)

… %

… %

Steun voor milieubescherming (artikelen 36-49)

Investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming of, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen (artikel 36)

… %

… %

Investeringssteun voor vroege aanpassing aan toekomstige Unienormen (artikel 37)

… %

… %

Investeringssteun ten behoeve van energie-efficiëntiemaatregelen (artikel 38)

… %

… %

Investeringssteun ten behoeve van energie-efficiëntieprojecten in gebouwen (artikel 39)

... nationale valuta

… %

Investeringssteun ten behoeve van hoogrenderende wkk (artikel 40)

… %

… %

Investeringssteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen (artikel 41)

… %

… %

Exploitatiesteun ter bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (artikel 42)

… %

… %

Exploitatiesteun ter bevordering van in kleinschalige installaties uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie (artikel 43)

… %

… %

Steun in de vorm van kortingen op milieubelastingen krachtens Richtlijn 2003/96/EG (artikel 44)

… %

… %

Investeringssteun voor sanering verontreinigde terreinen (artikel 45)

… %

… %

Investeringssteun voor energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling (artikel 46)

… %

… %

Investeringssteun ten behoeve van recycling en hergebruik van afval (artikel 47)

… %

… %

Investeringssteun voor energie-infrastructuur (artikel 48)

… %

… %

Steun ten behoeve van milieustudies (artikel 49)

… %

… %

Steunregelingen tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen (artikel 50)

Maximale steunintensiteit

… %

… %

Soort natuurramp

Aardbeving

 

Lawine

 

Grondverschuiving

 

Overstroming

 

Tornado

 

Orkaan

 

Vulkaanuitbarsting

 

Natuurbrand

Datum waarop de natuurramp plaatsvond

dd/mm/jjjj tot dd/mm/jjjj

Sociale vervoerssteun ten behoeve van bewoners van afgelegen gebieden (artikel 51)

… %

… %

Steun voor breedbandinfrastructuur (artikel 52)

... nationale valuta

… %

Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed (artikel 53)

… %

… %

Steunregelingen voor audiovisuele werken (artikel 54)

   

… %

… %

Steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur (artikel 55)

… %

… %

Investeringssteun voor lokale infrastructuurvoorzieningen (artikel 56)

… %

… %

Steun voor regionale luchthavens (artikel 56 bis)

… %

… %

Steun voor zeehavens (artikel 56 ter)

… %

… %

Steun voor binnenhavens (artikel 56 quater)

… %

… %

 

  • (1) 
    Vermeld in het geval van regionale ad-hocsteun ter aanvulling van steun in het kader van (een) steunregeling(en) zowel de intensiteit van de steun in het kader van de regeling als de intensiteit van de ad-hocsteun.”
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.