Verordening 2017/2396 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 1316/2013 en Verordening (EU) 2015/1017 wat betreft de verlenging van de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen en wat betreft de invoering van technische versterkingen voor dat fonds en de Europese investeringsadvieshub - Hoofdinhoud
27.12.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 345/34 |
VERORDENING (EU) 2017/2396 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 december 2017
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1316/2013 en Verordening (EU) 2015/1017 wat betreft de verlenging van de looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen en wat betreft de invoering van technische versterkingen voor dat fonds en de Europese investeringsadvieshub
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 172 en 173, artikel 175, derde alinea, en artikel 182, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Sinds de voorstelling van de mededeling van de Commissie „een investeringsplan voor Europa” (het „investeringsplan”) op 26 november 2014 is het investeringsklimaat verbeterd en keert het vertrouwen in de Europese economie en groei terug. Inmiddels is er in de Unie, met een groei van het bruto binnenlands product van 2 % in 2015, al vier jaar lang sprake van een bescheiden herstel, maar de werkloosheidspercentages liggen nog steeds hoger dan voor de crisis. De omvangrijke activiteiten die met het investeringsplan in gang zijn gezet, leveren al concrete resultaten op, ook al kunnen de effecten van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) op de groei nu nog niet volledig worden vastgesteld, aangezien grotere investeringsprojecten geen onmiddellijke macro-economische effecten sorteren. De investeringen trekken in 2017 geleidelijk aan, maar het tempo is nog bescheiden en ligt nog onder historische niveaus. |
(2) |
Dit positieve investeringsmomentum moet worden vastgehouden, terwijl er verdere inspanningen nodig zijn om de investeringen terug te brengen op het niveau van een zodanige duurzame langetermijntrend, dat die ten goede komt aan de reële economie. De mechanismen van het investeringsplan werken en moeten worden versterkt om particuliere investeringen te blijven aantrekken op zodanige wijze dat er een aanzienlijk macro-economisch effect teweeg wordt gebracht en er wordt bijgedragen aan het scheppen van banen in sectoren die van belang zijn voor de toekomst van Europa en waarin nog sprake is van marktfalen of suboptimale investeringssituaties. |
(3) |
Op 1 juni 2016 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel „Europa investeert weer — Balans van het investeringsplan voor Europa en volgende stappen”, waarin is geschetst wat dankzij het investeringsplan is bereikt en welke volgende stappen voorzien zijn, waarbij ook wordt gedacht aan de verlenging van het EFSI na de initiële periode van drie jaar, de opschaling van het venster voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) binnen het bestaande kader, en de versterking van de Europese investeringsadvieshub (EIAH). |
(4) |
Op 11 november 2016 heeft de Europese Rekenkamer een advies aangenomen betreffende het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1316/2013 en Verordening (EU) 2015/1017 en over de bijbehorende evaluatie van de Commissie krachtens artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2015/1017, getiteld „EFSI: een vroegtijdig voorstel voor verlenging en uitbreiding”. |
(5) |
Het EFSI, dat door de Europese Investeringsbankgroep (EIB) wordt uitgevoerd en medegefinancierd, ligt op schema om vanuit kwantitatief oogpunt zijn doel te bereiken, namelijk om uiterlijk medio 2018 ten minste 315 000 000 000 EUR aan extra investeringen in de reële economie te mobiliseren. Met name in het venster kmo’s is er sprake van een snelle marktrespons en -absorptie en presteert het EFSI aanzienlijk beter dan verwacht, mede dankzij het aanvankelijke gebruik van bestaande faciliteiten en mandaten van het Europees Investeringsfonds (EIF) (kmo-garantiefaciliteit InnovFin, leninggarantiefaciliteit van COSME (LGF) en het EIB-risicokapitaalmandaat (RCR)) om sneller van start te gaan. Om die reden is het venster kmo’s in juli 2016 binnen de bestaande parameters van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgeschaald met 500 000 000 EUR. Vanwege de uitzonderlijke marktvraag naar kmo-financiering in het kader van het EFSI moet een groter deel van de financiering op kmo’s worden bestemd. In dit verband moet 40 % van het bedrag waarmee de risicodragende capaciteit van het EFSI wordt verhoogd, worden bestemd voor de verlening van een betere toegang tot financiering voor kmo’s. |
(6) |
Op 28 juni 2016 heeft de Europese Raad geconcludeerd: „het investeringsplan voor Europa, met name het EFSI, heeft al concrete resultaten opgeleverd en vormt een belangrijke stap om particuliere investeringen aan te trekken en tegelijkertijd slim gebruik te maken van schaarse begrotingsmiddelen. De Europese Raad wees erop dat de Commissie voornemens is spoedig voorstellen betreffende de toekomst van het EFSI in te dienen, die door het Europees Parlement en de Raad met voortvarendheid moeten worden besproken”. |
(7) |
Het EFSI is oorspronkelijk opgezet voor een periode van drie jaar en zou ten minste 315 000 000 000 EUR aan investeringen moeten genereren en zo moeten bijdragen aan het streven naar groei en banen. De gedrevenheid om deze kerndoelstelling te behalen, mag evenwel niet prevaleren boven de additionaliteit van de geselecteerde projecten. De Unie wil daarom niet alleen de investeringsperiode van het EFSI verlengen en de financiële capaciteit ervan uitbreiden, maar eveneens meer nadruk leggen op additionaliteit. De verlenging valt samen met de periode van het huidige meerjarig financieel kader en moet leiden tot minstens 500 000 000 000 EUR aan investeringen tot en met 2020. Om de slagkracht van het EFSI nog verder te vergroten en de beoogde verdubbeling van het investeringsstreefcijfer te halen, moeten de lidstaten ook een bijdrage leveren en daar prioriteit aan geven. |
(8) |
Het EFSI en de tenuitvoerlegging ervan kunnen hun potentieel niet helemaal waarmaken zonder acties ter versterking van de interne markt, ter bevordering van een gunstig ondernemingsklimaat en ter uitvoering van sociaal evenwichtige en duurzame structurele hervormingen. Daarnaast zijn goed gestructureerde projecten die deel uitmaken van de investerings- en ontwikkelingsplannen die op het niveau van de lidstaten worden uitgevoerd, van groot belang voor het welslagen van het EFSI. |
(9) |
Voor de periode na 2020 wil de Commissie met de nodige voorstellen komen om de strategische investeringen op een duurzaam niveau te houden. Een eventueel wetgevingsvoorstel moet gebaseerd zijn op de conclusies van een verslag van de Commissie en een onafhankelijke evaluatie die onder andere een macro-economische beoordeling omvat van het nut van handhaving van een regeling ter ondersteuning van investeringen. In dat verslag en die onafhankelijke evaluatie moet eveneens de toepassing van Verordening (EU) 2015/1017, zoals gewijzigd door deze verordening, over de verlengde periode van de uitvoering van het EFSI worden onderzocht, voor zover van toepassing. |
(10) |
Het door deze verordening versterkte EFSI moet zich richten op nog bestaand(e) marktfalen en suboptimale investeringssituaties en moet doorgaan met het genereren van financiering uit de particuliere sector voor investeringen die van cruciaal belang zijn voor Europa’s toekomstige banencreatie — onder meer voor jongeren -, groei en concurrentievermogen, zulks met aanscherping van de additionaliteit. Zulke investeringen omvatten investeringen op het gebied van energie, milieu en klimaatactie, maatschappelijk en menselijk kapitaal en de daaraan gerelateerde infrastructuur, gezondheidszorg, onderzoek en innovatie, grensoverschrijdend en duurzaam vervoer en de digitale transformatie. Met name moet de bijdrage die de door het EFSI gesteunde verrichtingen leveren aan de verwezenlijking van de ambitieuze doelen die op de 21e conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP21) voor de Unie zijn vastgesteld, en aan de nakoming van de toezegging van de Unie om de broeikasgasemissies met 80 tot 95 % terug te dringen, worden opgevoerd. Om het onderdeel klimaatactie van het EFSI te versterken, moet de EIB voortbouwen op haar ervaring als een van de grootste verstrekkers van klimaatfinanciering wereldwijd en moet zij haar geavanceerde internationaal overeengekomen methoden gebruiken om onderdelen of kostenaandelen van klimaatactieprojecten op geloofwaardige wijze te bepalen. Projecten mogen niet kunstmatig een structuur aangemeten krijgen met als doel te voldoen aan definities van kmo’s en kleine midcap-bedrijven. Ook moet het vizier sterker worden gericht op prioritaire energie-interconnectieprojecten en energie-efficiëntieprojecten. Daarnaast moet de steun die uit het EFSI wordt verleend voor snelwegen worden beperkt tot de ondersteuning van particuliere en/of publieke investeringen in vervoer in de cohesielanden, in minder ontwikkelde regio’s of in grensoverschrijdende vervoersprojecten of tot gevallen waarin de steun nodig is voor het opwaarderen, handhaven of verbeteren van de verkeersveiligheid, het ontwikkelen van intelligente vervoerssystemen (ITS), het waarborgen van de integriteit en de normen van bestaande snelwegen binnen het trans-Europese vervoersnetwerk, met name veilige parkeerplaatsen, alternatieve tankstations voor schone brandstof en oplaadsystemen voor elektrische voertuigen, of het bijdragen tot de voltooiing van het trans-Europese vervoersnetwerk in 2030, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1316/2013 (5) en Verordening (EU) nr. 1315/2013 (6). Wat de digitale sector betreft en in het kader van een ambitieus Uniebeleid voor de digitale economie, moeten doelstellingen voor nieuwe digitale infrastructuurvoorzieningen worden vastgesteld, opdat de digitale kloof wordt gedicht en de Unie in het nieuwe tijdperk van het zogenaamde „internet der dingen”, „blockchain”-technologie, cyberveiligheid en netwerkveiligheid mondiaal een voortrekkerstrol kan spelen. Duidelijkheidshalve moeten projecten op het gebied van landbouw, bosbouw, visserij, aquacultuur en andere onderdelen van de bredere bio-economie, ook al zijn ze al subsidiabel, expliciet worden genoemd als projecten die onder de algemene doelstellingen vallen en voor EFSI-steun in aanmerking komen. |
(11) |
De culturele en creatieve sector speelt een belangrijke rol bij de herindustrialisering van Europa, is een motor voor groei, en stimuleert door zijn strategische positie innovatie in andere bedrijfstakken, zoals toerisme, detailhandel en digitale technologieën. In aanvulling op het programma Creatief Europa dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) en de krachtens die verordening vastgestelde garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector moet het EFSI helpen om kapitaaltekorten in die sectoren op te vangen door aanvullende steun te bieden die aansluit bij de steun in het kader van het programma Creatief Europa en de garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector, zodat meer van deze projecten met een hoog risico kunnen worden gefinancierd. |
(12) |
Ook verrichtingen waarbij entiteiten zijn betrokken die in de Unie gevestigd zijn en die zich uitstrekken tot buiten de Unie moeten door het EFSI worden ondersteund wanneer zij investeringen in de Unie bevorderen, in het bijzonder wanneer zij grensoverschrijdende elementen omvatten. De EIAH moet eveneens proactieve steun verlenen om dergelijke verrichtingen te bevorderen. |
(13) |
Daarnaast moet bij de selectie van projecten de additionaliteit, dat een wezenlijk kenmerk van het EFSI betreft, worden aangescherpt. Met name mogen verrichtingen alleen in aanmerking komen voor EFSI-steun als zij gericht zijn op de aanpak van welomschreven marktfalen of suboptimale investeringssituaties. Verrichtingen in fysieke infrastructuur die onder het venster infrastructuur en innovatie valt en twee of meer lidstaten met elkaar verbindt, met inbegrip van e-infrastructuur en in het bijzonder breedbandinfrastructuur, evenals diensten die noodzakelijk zijn voor de aanleg, de tenuitvoerlegging, het onderhoud of het functioneren van dergelijke infrastructuur, moeten, aangezien ze per definitie met moeilijkheden gepaard gaan en een hoge meerwaarde voor de Unie hebben, worden geacht sterke indicaties van de additionaliteit te zijn. |
(14) |
Het EFSI moet in principe gericht zijn op projecten met een hoger risicoprofiel dan projecten die middels normale EIB-verrichtingen worden gesteund, en het investeringscomité van het EFSI (het „investeringscomité”) moet bij de beoordeling van de additionaliteit oog hebben voor risico’s die een belemmering voor investeringen vormen, zoals landen-, sector- of regiospecifieke risico’s en risico’s in verband met innovatie, met name op het gebied van onbewezen technologieën ter bevordering van groei, duurzaamheid en productiviteit. |
(15) |
Combinatieverrichtingen en/of blendingverrichtingen waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financiële instrumenten van de algemene begroting van de Unie, zoals Europese structuur- en investeringsfondsen en die welke beschikbaar zijn in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility (CEF)) vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 en Horizon 2020, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8), worden gecombineerd met financiering van de EIB-groep, waaronder de EIB-financiering in het kader van het EFSI, en met financiering van andere investeerders, moeten worden aangemoedigd, teneinde de geografische dekking van het EFSI te verbeteren en het EFSI efficiënter te doen functioneren. Combinatie en/of blending is bedoeld om de meerwaarde van de Unie-uitgaven te verhogen door extra middelen van particuliere investeerders aan te trekken, en om ervoor te zorgen dat de gesteunde acties economisch en financieel levensvatbaar worden. Daartoe zijn, tegelijk met het voorstel van de Commissie voor deze verordening, kredieten ter waarde van 1 000 000 000 EUR overgeschreven van de financiële instrumenten van de CEF naar het subsidieonderdeel van de CEF, teneinde blending met het EFSI te vergemakkelijken. In februari 2017 werd met succes een blendingoproep met het oog hierop gepubliceerd. Er worden kredieten ter waarde van 145 000 000 EUR overgeschreven naar andere relevante financiële instrumenten, met name naar die voor energie-efficiëntie. Bijkomende maatregelen zijn nodig opdat fondsen van de Unie en EFSI-steun gemakkelijk gecombineerd kunnen worden. Hoewel de Commissie hierover reeds concrete richtsnoeren heeft gepubliceerd, moet de aanpak van het combineren van het EFSI met Uniefondsen verder worden uitgewerkt, teneinde meer investeringen te genereren die profiteren van de hefboomwerking als gevolg van de combinatie van het EFSI met Uniefondsen, waarbij rekening moet worden gehouden met mogelijke ontwikkelingen op het gebied van wetgeving. Met het oog op economische efficiëntie en adequate hefboomwerking mag het aandeel van een dergelijke combinatie van financiering in de totale projectkosten in principe niet meer dan 90 % bedragen voor de minder ontwikkelde regio’s en niet meer dan 80 % voor alle andere regio’s. |
(16) |
Om de absorptie van het EFSI in de minder ontwikkelde regio’s en de overgangsregio’s te verhogen, moet de werkingssfeer van de algemene doelstellingen in het kader waarvan de EFSI-steun wordt verleend, worden verruimd. Projecten zouden nog steeds door het investeringscomité worden onderzocht en moeten voldoen aan dezelfde criteria om in aanmerking te komen voor het gebruik van de garantie ingesteld op grond van Verordening (EU) 2015/2017 (de „EU-garantie”), met inbegrip van het additionaliteitsbeginsel. Gezien het feit dat er geen beperking zou moeten bestaan ten aanzien van de omvang van de voor EFSI-steun in aanmerking komende projecten, mogen indieners van kleinschalige projecten niet worden ontmoedigd om EFSI-financiering aan te vragen. Er zijn voorts verdere maatregelen nodig om de technische bijstand en de promotie van het EFSI in minder ontwikkelde regio’s en overgangsregio’s te versterken. |
(17) |
Investeringsplatformen zijn een essentieel instrument voor de aanpak van marktfalen, met name bij de financiering van meervoudige, regionale of sectorale projecten, waaronder projecten op het gebied van energie-efficiëntie en grensoverschrijdende projecten. Het is daarnaast belangrijk partnerschappen met nationale stimuleringsbanken of -instellingen aan te moedigen, onder meer met het oog op de oprichting van investeringsplatformen. Samenwerking met financiële intermediairs kan in dit opzicht eveneens een belangrijke rol spelen. In die context dient de EIB, in voorkomend geval, de beoordeling, selectie en monitoring van kleinschalige subprojecten te delegeren aan financiële intermediairs of goedgekeurde in aanmerking komende investeringsvehikels. |
(18) |
Indien de beoordeling, selectie en monitoring van kleinschalige projecten worden gedelegeerd aan financiële intermediairs of goedgekeurde in aanmerking komende investeringsvehikels, mag het investeringscomité niet het recht behouden om het gebruik van de EU-garantie voor subprojecten in het kader van dergelijke EIB-financiering en investeringsverrichtingen goed te keuren indien de EFSI-bijdrage aan deze kleinschalige subprojecten onder een bepaalde drempel ligt. Het EFSI-bestuur (het „bestuur”) moet in voorkomend geval in richtsnoeren voorzien met betrekking tot de procedure die het investeringscomité moet volgen bij de beoordeling van subprojecten boven deze drempel. |
(19) |
De Unie moet voor de EFSI-ondersteuning van investeringen de „EU-garantie” van ten hoogste 26 000 000 000 EUR over de volledige investeringsperiode verlenen, waarvan ten hoogste 16 000 000 000 EUR beschikbaar moet zijn vóór 6 juli 2018. |
(20) |
Aangenomen wordt dat als de EU-garantie wordt gecombineerd met een door de EIB te verstrekken bedrag van 7 500 000 000 EUR, de EFSI-steun een bedrag van 100 000 000 000 EUR aan extra investeringen door de EIB en het EIF zou moeten genereren. Het bedrag van 100 000 000 000 EUR aan EFSI-steun genereert tot aan het eind van 2020 naar verwachting ten minste 500 000 000 000 EUR aan extra investeringen in de reële economie. |
(21) |
Om de bijdrage uit de algemene begroting van de Unie aan het EU-garantiefonds voor de beoogde extra investeringen gedeeltelijk te financieren, moet een overschrijving worden gedaan uit het beschikbare budget van de financieringsfaciliteit voor het CEF waarin bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 wordt voorzien, evenals uit de ontvangsten en terugbetalingen van het CEF-schuldinstrument en het Europees Fonds 2020 voor energie, klimaatverandering en infrastructuur („Fonds Marguerite”). Voor overschrijvingen uit ontvangsten en terugbetalingen is een afwijking van artikel 140, lid 6, tweede en derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9) nodig, teneinde het gebruik ervan door een ander instrument toe te staan. |
(22) |
Op basis van de opgedane ervaring met de door het EFSI gesteunde investeringen moet het streefbedrag van het garantiefonds op 35 % van de totale EU-garantieverplichtingen worden gebracht, opdat een adequaat beschermingsniveau gewaarborgd blijft. |
(23) |
Gelet op de uitzonderlijke en naar verwachting aanhoudende marktvraag naar kmo-financiering in het kader van het EFSI, moet het venster kmo’s van het EFSI worden uitgebreid. In dit verband moet bijzondere aandacht uitgaan naar sociale bedrijven en sociale dienstverleners, onder meer via de ontwikkeling en inzet van nieuwe instrumenten die beantwoorden aan de behoeften en de specifieke kenmerken van de sector van sociale bedrijven en sociale dienstverleners. |
(24) |
De EIB en het EIF moeten ervoor zorgen dat de eindbegunstigden, inclusief kmo’s, op de hoogte zijn van het bestaan van de EFSI-steun om de zichtbaarheid van de EU-garantie, te verhogen. In overeenkomsten die in EFSI-steun voorzien moet een duidelijke vermelding van het EFSI zichtbaar worden gemaakt. |
(25) |
Ter verhoging van de transparantie van de EFSI-verrichtingen moet het investeringscomité in zijn besluiten, die openbaar worden gemaakt en waarin inzage kan worden verkregen, uitleggen waarom een verrichting naar zijn oordeel een EU-garantie moet krijgen, en moet het in dit verband met name ingaan op de inachtneming van het additionaliteitscriterium. Na de ondertekening van een verrichting met EU-garantie moet het scorebord van indicatoren openbaar worden gemaakt. De publicatie mag geen commercieel gevoelige informatie bevatten. |
(26) |
Het scorebord moet door het investeringscomité in strikte overeenstemming met deze verordening en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1558 van de Commissie (10) en de bijlagen daarbij, worden gebruikt als een instrument voor een onafhankelijke en transparante beoordeling, teneinde het gebruik van de EU-garantie te prioriteren voor verrichtingen met hogere scores en een hogere meerwaarde. De EIB moet de scores en indicatoren vooraf meten en na voltooiing van een project de resultaten controleren. |
(27) |
Teneinde de beoordeling van projecten te verbeteren moet het bestuur, in de strategische oriëntatie van het EFSI, een minimumscore voor iedere pijler van het scorebord opnemen. |
(28) |
Het relevante Uniebeleid betreffende niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden is vastgelegd in de rechtshandelingen van de Unie en in de Raadsconclusies, met name in de bijlage van de Raadsconclusies van 8 november 2016, en alle actualiseringen daarvan. |
(29) |
Het zorgvuldig onderzoek (due diligence) met betrekking tot EIB-investeringen en financieringsverrichtingen in het kader van deze verordening moet onder meer bestaan uit een grondige controle van de naleving van toepasselijke Uniewetgeving en overeengekomen internationale en Unienormen inzake de bestrijding van witwaspraktijken, de bestrijding van terrorismefinanciering, belastingfraude en belastingontwijking. Voorts dient de EIB, in het kader van de verslaglegging over het EFSI, per land informatie te verstrekken over de verenigbaarheid van de EFSI-verrichtingen met het EIB- en het EIF-beleid betreffende niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden alsmede de lijst van intermediairs waarmee de EIB en het EIF samenwerken. |
(30) |
Het is passend bepaalde technische verduidelijkingen te maken over de inhoud van de overeenkomst over het beheer van het EFSI, voor de verlening van de EU-garantie en voor de onder de overeenkomst vallende instrumenten, waaronder de dekking van het risico van wisselkoersschommelingen in bepaalde situaties. De overeenkomst met de EIB betreffende het beheer van het EFSI en betreffende de verlening van de EU-garantie moet overeenkomstig deze verordening worden aangepast. |
(31) |
Niettegenstaande de doelstelling van het EIAH om voort te bouwen op bestaande adviesdiensten van de EIB en de Commissie, en opdat het EIAH optreedt als een centrale technische advieshub voor projectfinanciering in de Unie, moet de EIAH worden versterkt en moeten de activiteiten ervan eveneens worden toegespitst op het actief bijdragen aan de doelstelling om het EFSI sectoraal en geografisch te diversifiëren, op het ondersteunen van de EIB en nationale stimuleringsbanken of -instellingen bij het creëren en ontwikkelen van verrichtingen, in het bijzonder in de minder ontwikkelde regio’s en de overgangsregio’s, en op het, waar nodig, helpen structureren van de vraag naar EFSI-steun. De EIAH dient ernaar te streven ten minste één samenwerkingsovereenkomst met een nationale stimuleringsbank of -instelling per lidstaat te sluiten. In de lidstaten waar geen nationale stimuleringsbanken of -instellingen bestaan, moet de EIAH in voorkomend geval en op verzoek van de betrokken lidstaat, proactieve adviserende ondersteuning voor de oprichting van een dergelijke bank of instelling verlenen. De EIAH moet bijzondere aandacht besteden aan het ondersteunen van de voorbereiding van projecten waarbij twee of meer lidstaten zijn betrokken en projecten die bijdragen tot de verwezenlijking van de COP21-doelstellingen. Hij moet ook actief bijdragen aan de oprichting van investeringsplatformen en advies verlenen over het combineren van andere bronnen van Uniefinanciering met het EFSI. Waar nodig moet worden gezorgd voor een lokale aanwezigheid van de EIAH, rekening houdend met bestaande steunregelingen, teneinde ter plaatse concrete, proactieve bijstand op maat te verlenen. |
(32) |
Het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid is gebaseerd op een gedetailleerde analyse van de begrotingsplannen en de macro-economische en structurele hervormingen van de lidstaten en in het kader daarvan worden landenspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten gedaan. Gezien het voorgaande moet de EIB de Commissie in kennis stellen van de bevindingen over belemmeringen en knelpunten voor investeringen in de lidstaten die zij bij de uitvoering van onder deze verordening vallende investeringsverrichtingen heeft geconstateerd. De Commissie wordt verzocht die bevindingen mee te nemen in onder meer de werkzaamheden die zij verricht in het kader van de derde pijler van het investeringsplan. |
(33) |
Teneinde marktfalen en lacunes in de markt aan te pakken, adequate aanvullende investeringen te genereren en het geografische en regionale evenwicht van door het EFSI ondersteunde verrichtingen te bevorderen, is een geïntegreerde en gestroomlijnde benadering nodig om groei, werkgelegenheid en investeringen te stimuleren. De kosten van de EFSI-financiering moeten aan de verwezenlijking van die doelstellingen bijdragen. |
(34) |
Teneinde de in Verordening (EU) 2015/1017 uiteengezette investeringsdoelstellingen te bevorderen, moet blending met bestaande fondsen in voorkomend geval worden aangemoedigd om te voorzien in voldoende concessionaliteit in de algemene financieringsvoorwaarden, waaronder prijsstelling, van EFSI-verrichtingen. |
(35) |
Wanneer een gespannen situatie op de financiële markten de verwezenlijking van een levensvatbaar project in de weg staat of waar het nodig is de oprichting van investeringsplatformen of de financiering van projecten te faciliteren in sectoren of gebieden waar sprake is van ernstig marktfalen of suboptimale investeringssituaties, dienen de EIB en de Commissie wijzigingen door te voeren — met name in de vergoeding van de EU-garantie — om bij te dragen tot een verlaging van de financieringskosten van de verrichting die door de begunstigde van de EIB-financiering uit hoofde van het EFSI worden gedragen, teneinde de tenuitvoerlegging ervan te vergemakkelijken. Waar nodig moeten soortgelijke inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat het EFSI kleinschalige projecten ondersteunt. Indien het gebruik van lokale of regionale intermediairs een verlaging van de kosten van EFSI-financiering van kleinschalige projecten mogelijk maakt, moet ook een dergelijke vorm van inzet worden overwogen. |
(36) |
In overeenstemming met de noodzaak van financiële duurzaamheid van het EFSI moeten de inspanningen om de financieringskosten van EFSI-verrichtingen in tijden van een gespannen situatie op de financiële markten te verminderen of de oprichting van investeringsplatformen of de financiering van projecten te faciliteren in sectoren of gebieden waar sprake is van ernstig marktfalen of suboptimale investeringssituaties, worden afgestemd op andere beschikbare financiële middelen en instrumenten van de Unie die door de EIB-groep worden ingezet. |
(37) |
Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) 2015/1017 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2015/1017 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2, lid 4, wordt punt b) vervangen door:
|
2) |
In artikel 4 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 5 wordt lid 1 vervangen door: „1. Voor de toepassing van deze verordening betekent „additionaliteit” ondersteuning door het EFSI voor verrichtingen die tot doel hebben marktfalen of suboptimale investeringssituaties te verhelpen en die in de periode waarin de EU-garantie kan worden benut niet of niet in dezelfde mate door de EIB, het EIF of onder bestaande financiële instrumenten van de Unie hadden kunnen worden uitgevoerd zonder EFSI-steun. De door het EFSI gesteunde projecten ondersteunen de in artikel 9, lid 2, vervatte algemene doelstellingen, beogen werkgelegenheid en duurzame groei te creëren, en hebben doorgaans een hoger risicoprofiel dan projecten die door de normale EIB-verrichtingen worden ondersteund. In het algemeen heeft de EFSI-portefeuille een hoger risicoprofiel dan de portefeuille investeringen die de EIB in het kader van haar gebruikelijke investeringsbeleid voor de inwerkingtreding van deze verordening steunde. Om marktfalen en suboptimale investeringssituaties beter aan te pakken, en in het bijzonder het gebruik van investeringsplatformen voor kleinschalige projecten te bevorderen, en zo complementariteit te waarborgen en aldus verdringing van deelnemers op dezelfde markt te voorkomen, geldt voor door het EFSI gesteunde speciale activiteiten van de EIB, bij voorkeur en indien naar behoren gemotiveerd, het volgende:
Onverminderd de eis om aan de in de eerste alinea omschreven definitie van additionaliteit te voldoen, vormen de volgende elementen een belangrijke indicatie van additionaliteit:
|
4) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
In artikel 10, lid 2, wordt punt a) vervangen door:
|
8) |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
In artikel 16 wordt lid 1 vervangen door: „1. De EIB, in voorkomend geval in samenwerking met het EIF, brengt om de zes maanden verslag uit aan de Commissie over de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB die onder deze verordening vallen. Het verslag bevat een beoordeling van de naleving van de voorschriften voor het gebruik van de EU-garantie en van de in artikel 4, lid 2, onder f), iv), bedoelde essentiële prestatie-indicatoren. Het verslag bevat ook statistische, financiële en boekhoudkundige gegevens over elke financierings- en investeringsverrichting van de EIB en op geaggregeerde basis. Eens per jaar bevat het verslag tevens informatie over investeringsbelemmeringen die de EIB ondervindt bij de uitvoering van onder deze verordening vallende investeringsverrichtingen.”. |
12) |
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Aan artikel 19 wordt de volgende alinea toegevoegd: „De EIB en het EIF informeren eindbegunstigden, met inbegrip van kmo’s, of verplichten financiële intermediairs deze te informeren, over het bestaan van de EFSI-steun door die zichtbaar te vermelden, met name in het geval van kmo’s, in de financieringsovereenkomst betreffende de EFSI-steun, om op die manier EFSI zichtbaarder en bekender te maken bij het publiek.”. |
15) |
In artikel 20 wordt lid 2 vervangen door: „2. Met het oog op lid 1 van dit artikel krijgt de Rekenkamer, indien zij hierom verzoekt en in overeenstemming met artikel 287, lid 3, VWEU, volledige toegang tot alle documenten of informatie die nodig zijn om haar taken uit te voeren.”. |
16) |
In artikel 22 wordt lid 1 vervangen door: „1. Bij hun financierings- en investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen, voldoen de EIB en het EIF aan de toepasselijke Uniewetgeving en aan internationaal overeengekomen en Unienormen en ondersteunen zij derhalve krachtens deze verordening geen projecten die bijdragen aan witwassen van geld, financiering van terrorisme, belastingontwijking, belastingfraude of belastingontduiking. Daarnaast gaan de EIB en het EIF geen nieuwe verrichtingen aan, en verlengen zij geen bestaande, met entiteiten die geregistreerd of gevestigd zijn in rechtsgebieden die in het kader van het desbetreffende Uniebeleid op de lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voorkomen of die krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*3) als derde landen met een hoog risico zijn aangemerkt, of die in de praktijk niet voldoen aan op Unie- of internationaal niveau overeengekomen fiscale normen inzake transparantie en informatie-uitwisseling. Bij het sluiten van overeenkomsten met financiële intermediairs nemen de EIB en het EIF de voorschriften van dit artikel op in de betrokken overeenkomsten en verlangen zij van de financiële intermediairs dat zij verslag uitbrengen over de naleving ervan. De EIB en het EIF herzien hun beleid inzake niet-coöperatieve rechtsgebieden uiterlijk na de vaststelling van de Unielijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Daarna dienen de EIB en het EIF bij het Europees Parlement en de Raad ieder jaar een verslag in over de tenuitvoerlegging van hun beleid inzake niet-coöperatieve rechtsgebieden met betrekking tot EFSI-financiering en investeringsverrichtingen, inclusief informatie per land en een lijst van intermediairs met wie zij samenwerken. (*3) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).”." |
17) |
In artikel 23, lid 2, eerste alinea, worden de eerste en de tweede zin vervangen door: „De in artikel 7, leden 13 en 14, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 4 juli 2015. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van die termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie.”. |
18) |
Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Verordening (EU) 1316/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 5 wordt lid 1 vervangen door: „1. De financiële middelen voor de uitvoering van de CEF voor de periode 2014-2020 zijn vastgesteld op 30 192 259 000 EUR in lopende prijzen. Dat bedrag wordt als volgt verdeeld:
Die bedragen gelden onverminderd de toepassing van het flexibiliteitsmechanisme in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 (*4). (*4) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).”." |
2) |
In punt b) van artikel 14, lid 4, worden de volgende alinea’s toegevoegd: „5. In afwijking van artikel 140, lid 6, tweede en derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vormen ontvangsten en terugbetalingen uit in het kader van deze verordening ingevoerde financiële instrumenten en uit de in Verordening (EG) nr. 680/2007 bedoelde financiële instrumenten die zijn samengevoegd met de financiële instrumenten in het kader van deze verordening overeenkomstig lid 3 van dit artikel, tot een maximum van 125 000 000 EUR, interne bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voor het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), opgericht bij Verordening (EU) 2015/2017 van het Europees Parlement en de Raad (*5).
(*5) Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).”." |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 13 december 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
A.TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
-
M.MAASIKAS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 12 december 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 12 december 2017.
-
Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).
-
Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014 tot 2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221).
-
Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014 -2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
-
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
-
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1558 van de Commissie van 22 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad met de instelling van een scorebord van indicatoren voor de toepassing van de EU-garantie (PB L 244 van 19.9.2015, blz. 20).
BIJLAGE
Bijlage II bij Verordening (EU) 2015/1017 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Aan punt 3 wordt het volgend punt toegevoegd:
|
3) |
Aan punt 5 wordt de volgende zin toegevoegd: „Zodra de EU-garantie is ondertekend, wordt het scorebord openbaar gemaakt, met uitzondering van de commercieel gevoelige informatie.”. |
4) |
Punt 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
In punt 7, onder c), wordt het woord „eerste” geschrapt. |
6) |
Punt 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
Verklaring van de Commissie over de verhoging van 225 miljoen EUR van het Connecting Europe Facility-programma
Als gevolg van het politieke akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad over de financiering van EFSI 2.0 zal een bedrag van 275 miljoen EUR, afkomstig van CEF-financieringsinstrumenten, worden herschikt, hetgeen neerkomt op een vermindering van 225 miljoen EUR ten opzichte van het voorstel van de Commissie.
De Commissie bevestigt dat de financiële programmering zal worden herzien om rekening te houden met de dienovereenkomstige verhoging van het CEF-programma ten belope van 225 miljoen EUR.
In het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedures voor de jaren 2019-2020 zal de Commissie de nodige voorstellen doen om te zorgen voor een optimale toewijzing van dit bedrag binnen het CEF-programma.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.