Besluit 2017/1757 - Aanvaarding van de wijziging van het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand - Hoofdinhoud
27.9.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 248/3 |
BESLUIT (EU) 2017/1757 VAN DE RAAD
van 17 juli 2017
betreffende de aanvaarding namens de Europese Unie van de wijziging van het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Sinds de goedkeuring van het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand („het verdrag”) door de Europese Economische Gemeenschap overeenkomstig Besluit 81/462/EEG van de Raad (2), is de Unie partij bij het verdrag. |
(2) |
Sinds de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand („het Protocol van Göteborg”), overeenkomstig Besluit 2003/507/EG van de Raad (3), is de Unie partij bij het Protocol van Göteborg. |
(3) |
De partijen bij het Protocol van Göteborg zijn in 2007 in onderhandeling getreden om de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu verder te verbeteren, door onder andere het vaststellen van nieuwe emissiereductieverplichtingen voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen waaraan uiterlijk in 2020 moet zijn voldaan en het actualiseren van de emissiegrenswaarden om de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen bij de bron te bestrijden. |
(4) |
De aanwezige partijen op de 30e zitting van het uitvoerend orgaan van het verdrag hebben bij consensus hun goedkeuring gehecht aan Besluiten 2012/1 en 2012/2 tot wijziging van het Protocol van Göteborg. |
(5) |
De wijzigingen in Besluit 2012/1 zijn in werking getreden en van kracht geworden op basis van de versnelde procedure als bedoeld in artikel 13, lid 4, van het Protocol van Göteborg. |
(6) |
De wijziging in Besluit 2012/2 („de wijziging”) moet door de partijen bij het Protocol van Göteborg worden aanvaard, overeenkomstig artikel 13, lid 3, daarvan. |
(7) |
De Unie heeft reeds instrumenten vastgesteld met betrekking tot aangelegenheden die onder de wijziging vallen, zoals de Richtlijnen 2001/81/EG (4), (EU) 2016/2284 (5), 2010/75/EU (6), en (EU) 2015/2193 (7) van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 595/2009 (8) en (EG) nr. 715/2007 (9) van het Europees Parlement en de Raad. |
(8) |
De wijziging dient derhalve te worden goedgekeurd namens de Unie, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De wijziging van het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand vervat in Besluit 2012/2 van het uitvoerend orgaan van het verdrag wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.
De tekst van de wijziging is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die gemachtigd is (zijn) om, namens de Unie, wat betreft aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Unie behoren, de akte van aanvaarding bedoeld in artikel 13, lid 3, van het protocol, als gewijzigd, neer te leggen (10).
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 17 juli 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
-
T.TAMM
-
Goedkeuring van 5 juli 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Besluit 81/462/EEG van de Raad van 11 juni 1981 met betrekking tot de sluiting van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (PB L 171 van 27.6.1981, blz. 11).
-
Besluit 2003/507/EG van de Raad van 13 juni 2003 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (PB L 179 van 17.7.2003, blz. 1).
-
Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22).
-
Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1).
-
Richtlijn (EU) 2010/75 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
-
Richtlijn (EU) 2015/2193 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (PB L 313 van 28.11.2015, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).
-
De datum van inwerkingtreding van de wijziging zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
VERTALING
BIJLAGE
Wijziging van de tekst van het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau en van de bijlagen II tot en met IX daarbij en toevoeging van nieuwe bijlagen X en XI
-
A.Preambule
1. |
In de tweede alinea van de preambule worden de woorden „vluchtige organische stoffen en gereduceerde stikstofverbindingen” vervangen door de woorden „vluchtige organische stoffen, gereduceerde stikstofverbindingen en stofdeeltjes”. |
2. |
In de derde alinea van de preambule worden de woorden „en stofdeeltjes” toegevoegd na het woord „ozon”. |
3. |
In de vierde alinea van de preambule worden de woorden „zwavel en vluchtige organische stoffen, alsmede secundaire verontreinigende stoffen zoals ozon” vervangen door de woorden „zwavel, vluchtige organische stoffen, ammoniak en rechtstreeks uitgestoten stofdeeltjes, alsmede secundair gevormde verontreinigende stoffen zoals ozon, stofdeeltjes”. |
4. |
De volgende alinea wordt toegevoegd tussen de vierde en vijfde alinea van de preambule: „Erkennend de evaluaties van de wetenschappelijke stand van zaken door internationale organisaties, zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, en door de Arctische Raad, over de voordelen voor zowel de menselijke gezondheid als het klimaat van het terugdringen van zwarte koolstof en ozon op leefniveau, voornamelijk in de Arctische en berggebieden,”. |
5. |
De zesde alinea van de preambule wordt vervangen door de volgende: „Tevens erkennend dat Canada en de Verenigde Staten van Amerika in bilateraal verband de grensoverschrijdende luchtverontreiniging aanpakken ingevolge de Canada/United States Air Quality Agreement, waarin beide landen zich verplichten tot het reduceren van de uitstoot van zwaveldioxide, stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen, en dat beide landen overwegen verplichtingen op te nemen om de uitstoot van stofdeeltjes te verminderen,”. |
6. |
De zevende alinea van de preambule wordt vervangen door de volgende: „Voorts erkennend dat Canada zich verplicht tot het bereiken van reducties voor zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes teneinde te voldoen aan de Canadian Ambient Air Quality Standards for Ozone and Particulate Matter en de nationale doelstelling om verzuring terug te dringen, en dat de Verenigde Staten van Amerika zich verplichten tot het invoeren van programma's voor de reductie van de uitstoot van stikstofoxiden, zwaveldioxide, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes teneinde te voldoen aan de National Ambient Air Quality Standards for Ozone and Particulate Matter, tot het maken van gestage vorderingen bij het terugdringen van de gevolgen van verzuring en eutrofiëring en tot het verbeteren van het zicht in zowel nationale parken als stedelijke gebieden,”. |
7. |
De negende en tiende alinea van de preambule worden vervangen door de volgende twee alinea's: „Rekening houdend met de wetenschappelijke inzichten over de hemisferische verplaatsing van luchtverontreiniging, de invloed van de stikstofcyclus en de mogelijke synergieën met en wisselwerkingen tussen luchtvervuiling en klimaatverandering, Zich ervan bewust dat de emissies uit de scheep- en luchtvaart aanzienlijk bijdragen aan de nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu en dat dit belangrijke kwesties zijn waarover de Internationale Maritieme Organisatie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie zich buigen,”. |
8. |
In de 15e alinea van de preambule worden de woorden „ammoniak en vluchtige organische stoffen” vervangen door de woorden „ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes”. |
9. |
In de 19e alinea van de preambule worden de woorden „en stofdeeltjes, met inbegrip van zwarte koolstof” toegevoegd na het woord „stikstofverbindingen”. |
10. |
De 20e en 21e alinea van de preambule worden geschrapt. |
11. |
In de 22e alinea van de preambule:
|
12. |
In de 23e alinea van de preambule worden de woorden „troposferische ozon” vervangen door de woorden „ozon op leefniveau”. |
-
B.Artikel 1
1. |
Na lid 1 wordt het volgende lid toegevoegd: „1 bis. „dit protocol”, „het protocol” en „onderhavig protocol”: het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau, zoals gewijzigd;”. |
2. |
Aan het einde van lid 9 worden de woorden, „uitgedrukt als ammoniak (NH3)” toegevoegd. |
3. |
Na lid 11 worden de volgende leden toegevoegd: „11 bis. „stofdeeltjes” of „PM”: een vorm van luchtverontreiniging bestaande uit een mengsel van deeltjes die in de lucht zweven. Deze deeltjes verschillen qua fysische eigenschappen (zoals omvang en vorm) en chemische samenstelling. Tenzij anders vermeld, hebben alle verwijzingen naar stofdeeltjes in onderhavig protocol betrekking op deeltjes met een aerodynamische diameter van maximaal 10 micrometer (μm) (PM10), met inbegrip van deeltjes met een aerodynamische diameter van maximaal 2,5 μm (PM2,5); 11 ter. „zwarte koolstof”: koolstofhoudende stofdeeltjes die licht absorberen; 11 quater. „ozonprecursoren”: stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen, methaan en koolstofmonoxide;”. |
4. |
In lid 13 worden de woorden „of stromen naar receptoren” toegevoegd na het woord „atmosfeer”. |
5. |
In lid 15 worden de woorden „vluchtige organische stoffen of ammoniak” vervangen door de woorden „vluchtige organische stoffen, ammoniak of stofdeeltjes”. |
6. |
Lid 16 wordt vervangen door: „„nieuwe stationaire bron”: alle stationaire bronnen waarvan met de bouw of ingrijpende wijziging een aanvang is gemaakt na het verstrijken van één jaar na de datum van inwerkingtreding voor een partij bij dit protocol. Een partij kan besluiten een stationaire bron niet als nieuwe stationaire bron te behandelen indien voor deze bron reeds toestemming is gegeven door de desbetreffende bevoegde nationale autoriteiten ten tijde van de inwerkingtreding van het protocol voor die partij en op voorwaarde dat binnen vijf jaar na die datum is begonnen met de bouw of ingrijpende wijziging. Het is aan de bevoegde nationale autoriteiten om te beslissen of een wijziging al dan niet ingrijpend is, rekening houdend met factoren als de voordelen van de wijziging voor het milieu.”. |
-
C.Artikel 2
1. |
In de aanhef:
|
2. |
Aan het einde van punt a) worden de woorden, „waarbij herstel van het ecosysteem mogelijk is” toegevoegd. |
3. |
Aan het einde van punt b) worden de woorden, „waarbij herstel van het ecosysteem mogelijk is” toegevoegd en wordt het woord „en” na de puntkomma geschrapt. |
4. |
In punt c), ii), worden de woorden „de voor geheel Canada geldende norm voor ozon” vervangen door de woorden „Canadian Ambient Air Quality Standard”. |
5. |
De volgende nieuwe punten d), e) en f) worden als volgt toegevoegd na punt c):
|
6. |
Aan het einde van artikel 2 wordt als volgt een nieuw lid 2 toegevoegd: „2. Een ander doel is dat de partijen bij het invoeren van maatregelen ter verwezenlijking van hun nationale doelstellingen voor stofdeeltjes, in de mate die zij passend achten, voorrang dienen te geven aan emissiereductiemaatregelen die tevens zwarte koolstof aanzienlijk verminderen, hetgeen voordelen voor de menselijke gezondheid en het milieu oplevert en helpt de kortetermijnklimaatverandering te beperken.”. |
-
D.Artikel 3
1. |
In lid 1:
|
2. |
In het leden 2 en 3 worden de woorden „V en VI” vervangen door de woorden „V, VI en X”. |
3. |
Aan het begin van lid 2 worden de woorden, „met inachtneming van de leden 2 bis en 2 ter,” toegevoegd na de woorden „Elke partij past”. |
4. |
De volgende nieuwe leden 2 bis en 2 ter worden als volgt toegevoegd: „2 bis. Een partij die reeds partij was bij dit protocol vóór de inwerkingtreding van een wijziging waarmee nieuwe broncategorieën worden ingevoerd, mag de grenswaarden die van toepassing zijn op een „bestaande stationaire bron” toepassen op elke bron in een nieuwe broncategorie waarvan met de bouw of ingrijpende wijziging een aanvang is gemaakt vóór het verstrijken van één jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van die wijziging voor die partij, tenzij en totdat die bron nadien een ingrijpende wijziging ondergaat. 2 ter. Een partij die reeds partij was bij dit protocol vóór de inwerkingtreding van een wijziging waarmee nieuwe grenswaarden worden ingevoerd die van toepassing zijn op een „nieuwe stationaire bron” mag de daarvoor reeds van toepassing zijnde grenswaarden blijven toepassen op elke bron waarvan met de bouw of ingrijpende wijziging een aanvang is gemaakt vóór het verstrijken van één jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van die wijziging voor die partij, tenzij en totdat die bron nadien een ingrijpende wijziging ondergaat.”. |
5. |
Lid 4 wordt geschrapt. |
6. |
Lid 6 wordt vervangen door: „Elke partij past de beste beschikbare technieken toe op mobiele bronnen die onder bijlage VIII vallen en op elke stationaire bron die onder de bijlagen IV, V, VI en X valt, en neemt, al naargelang zij dit passend acht, maatregelen om zwarte koolstof als onderdeel van stofdeeltjes te beheersen, rekening houdend met de door het uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren.”. |
7. |
Lid 7 wordt vervangen door: „Elke partij past, voor zover dit technisch en economisch haalbaar is en rekening houdend met de kosten en baten, de grenswaarden toe voor de VOS-gehalten van in bijlage XI opgenomen producten, in overeenstemming met de in bijlage VII gespecificeerde tijdschema's.”. |
8. |
In lid 8, onder b):
|
9. |
In lid 9, onder b), worden de woorden „ammoniak en/of vluchtige organische stoffen die bijdragen tot verzuring, eutrofiëring of ozonvorming” vervangen door de woorden „ammoniak, vluchtige organische stoffen en/of stofdeeltjes die bijdragen tot verzuring, eutrofiëring, ozonvorming of hogere concentraties stofdeeltjes”. |
10. |
In lid 10, onder b), worden de woorden „zwavel en/of vluchtige organische stoffen” vervangen door de woorden „zwavel, vluchtige organische stoffen en/of stofdeeltjes”. |
11. |
Lid 11 wordt vervangen door: „Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit protocol of de in Besluit 2012/2 vervatte wijziging, overleggen Canada en de Verenigde Staten van Amerika hun respectieve verbintenissen voor de emissiereductie van zwavel, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes aan het uitvoerend orgaan ten behoeve van de automatische verwerking in bijlage II.”. |
12. |
Na lid 11 worden de volgende nieuwe leden toegevoegd: „11 bis. Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit protocol overlegt Canada daarnaast relevante grenswaarden aan het uitvoerend orgaan met het oog op automatische opname in de bijlagen IV, V, VI, VIII, X en XI. 11 ter. Elke partij ontwikkelt en houdt inventarissen en ramingen bij voor de emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes. Partijen binnen de geografische reikwijdte van het EMEP maken gebruik van de methoden die omschreven staan in de door het bestuursorgaan van het EMEP opgestelde richtsnoeren die door de partijen zijn aangenomen tijdens een zitting van het uitvoerend orgaan. Partijen buiten de geografische reikwijdte van het EMEP gebruiken de methoden die op basis van het werkplan van het uitvoerend orgaan zijn ontwikkeld, als richtsnoer. 11 quater. Elke partij dient actief deel te nemen aan programma's uit hoofde van het Verdrag over de gevolgen van luchtverontreiniging voor de menselijke gezondheid en het milieu. 11 quinquies. Ten behoeve van het vergelijken van de totale nationale emissiewaarden met de emissiereductieverbintenissen zoals bedoeld in lid 1, mag een partij zich beroepen op een procedure die omschreven is in een besluit van het uitvoerend orgaan. Een dergelijke procedure dient bepalingen te bevatten met betrekking tot de indiening van ondersteunende documenten en de toetsing van het gebruik van de procedure.”. |
-
E.Artikel 3 bis
1. |
Een nieuw artikel 3 bis wordt toegevoegd als volgt: „Artikel 3 bis Flexibele overgangsregelingen
|
-
F.Artikel 4
1. |
In lid 1 worden de woorden „ammoniak en vluchtige organische stoffen” vervangen door de woorden „ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes, met inbegrip van zwarte koolstof”. |
2. |
In lid 1, onder a), worden de woorden „branders met geringe emissie en goede milieupraktijken in de landbouw” vervangen door de woorden „branders met geringe emissie, goede milieupraktijken in de landbouw en maatregelen waarvan bekend is dat zij emissies van zwarte koolstof als onderdeel van stofdeeltjes beperken”. |
-
G.Artikel 5
1. |
In lid 1, onder a):
|
2. |
Lid 1, onder c), wordt vervangen door:
|
3. |
In lid 1, onder d), wordt „6” vervangen door „6, en”. |
4. |
Het volgende nieuwe lid 1, punt e), wordt toegevoegd:
|
5. |
In lid 2, onder e):
|
-
H.Artikel 6
1. |
In lid 1, onder b), worden de woorden „ammoniak en vluchtige organische stoffen” vervangen door de woorden „ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes”. |
2. |
In lid 1, onder f), worden de woorden „tijdens zijn 17e zitting (besluit 1999/1) aangenomen guidance documents I tot en met V en de wijzigingen daarvan” geschrapt. |
3. |
In lid 1, onder g), worden de woorden „met het door het uitvoerend orgaan op zijn 17e zitting (Besluit 1999/1) aangenomen guidance document VI en de wijzigingen daarvan” geschrapt. |
4. |
In lid 1, onder h), worden de woorden „ammoniak en vluchtige organische stoffen” vervangen door de woorden „ammoniak, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes”. |
5. |
Lid 2 wordt vervangen door: „Elke partij verzamelt en houdt informatie bij over:
Mits praktisch uitvoerbaar verzamelt en onderhoudt elke partij ook informatie over de gevolgen van al deze verontreinigende stoffen voor de menselijke gezondheid, land- en waterecosystemen, materialen en het klimaat. Partijen binnen de geografische reikwijdte van het EMEP dienen gebruik te maken van de door het uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren. Partijen buiten de geografische reikwijdte van het EMEP dienen de methoden die op basis van het werkplan van het uitvoerend orgaan zijn ontwikkeld, als richtsnoer te gebruiken.”. |
6. |
Het volgende nieuwe lid 2 bis wordt toegevoegd: „2 bis. Elke partij dient, in de mate die zij passend acht, ook inventarissen en ramingen te ontwikkelen en bij te houden voor emissies van zwarte koolstof, gebruikmakend van de door het uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren.”. |
-
I.Artikel 7
1. |
In lid 1, onder a), ii), worden de woorden „lid 3” vervangen door de woorden „leden 3 en 7”. |
2. |
De aanhef van lid 1, onder b), wordt vervangen door:
|
3. |
In lid 1, onder b), i), worden de woorden „van zwavel, stikstofoxiden, ammoniak en vluchtige organische stoffen” geschrapt. |
4. |
In lid 1, onder b), ii):
|
5. |
In lid 1, onder b), iii), worden de woorden „en lopende plannen voor vermindering” geschrapt. |
6. |
Lid 1, onder b), iv), wordt vervangen door:
|
7. |
Het volgende nieuwe lid 1, punt b bis), wordt toegevoegd:
|
8. |
Lid 1, onder c), wordt vervangen door:
|
9. |
Het volgende nieuwe punt d) wordt toegevoegd na lid 1, onder c):
|
10. |
De aanhef van lid 3 wordt vervangen door: „Op verzoek en in overeenstemming met de tijdschema's die door het uitvoerend orgaan zijn vastgesteld, verstrekken het EMEP en de overige hulporganen het uitvoerend orgaan relevante informatie over:”. |
11. |
In lid 3, onder a), worden de woorden „stofdeeltjes, met inbegrip van zwarte koolstof,” toegevoegd na de woorden „omgevingsconcentraties van”. |
12. |
In lid 3, onder b), worden de woorden „ozon en zijn precursoren.” vervangen door de woorden „stofdeeltjes, ozon op leefniveau en hun precursoren;”. |
13. |
De volgende punten c) en d) worden als volgt ingevoegd na lid 3, onder b):
|
14. |
In lid 3 wordt de laatste volzin geschrapt. |
15. |
In lid 4 worden de woorden „en stofdeeltjes” toegevoegd aan het einde van het lid. |
16. |
In lid 5 worden de woorden „feitelijke ozonconcentraties en de in bijlage I vermelde kritische ozonniveaus” vervangen door de woorden „feitelijke concentraties van ozon en stofdeeltjes en de in bijlage I vermelde kritische niveaus van ozon en stofdeeltjes”. |
17. |
Het volgende nieuwe lid 6 wordt toegevoegd: „6. Niettegenstaande artikel 7, lid 1, onder b), mag een partij het uitvoerend orgaan om toestemming vragen een beperkte inventaris voor een bepaalde verontreinigende stof of stoffen te verstrekken indien:
Het uitvoerende orgaan verleent jaarlijks toestemming voor dit verzoek voor een termijn van ten hoogste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit protocol voor een partij, maar in geen geval voor de verslaglegging van emissies voor een jaar na 2019. Een dergelijk verzoek gaat vergezeld van informatie over de vooruitgang die is geboekt bij het ontwikkelen van een volledigere inventaris als onderdeel van de jaarlijkse verslaglegging van de partij.”. |
-
J.Artikel 8
1. |
In punt b) worden de woorden „stofdeeltjes, met inbegrip van zwarte koolstof,” toegevoegd na de woorden „die betreffende”. |
2. |
In punt c) worden de woorden „stikstofverbindingen en vluchtige organische stoffen” vervangen door de woorden „stikstofverbindingen, vluchtige organische stoffen en stofdeeltjes, met inbegrip van zwarte koolstof”. |
3. |
Na punt d) wordt een nieuw punt d bis) als volgt toegevoegd:
|
4. |
In punt e) worden de woorden „eutrofiëring en fotochemische verontreiniging” vervangen door de woorden „eutrofiëring, fotochemische verontreiniging en stofdeeltjes”. |
5. |
In punt f) worden de woorden „ammoniak en vluchtige organische stoffen” vervangen door de woorden „ammoniak, vluchtige organische stoffen en andere ozonprecursoren, en stofdeeltjes”. |
6. |
In punt g):
|
7. |
In punt k):
|
-
K.Artikel 10
1. |
In lid 1 worden de woorden „zwavel- en stikstofverbindingen” vervangen door de woorden „zwavel, stikstofverbindingen en stofdeeltjes”. |
2. |
In lid 2, onder b):
|
3. |
De volgende nieuwe leden 3 en 4 worden toegevoegd: „3. Het uitvoerend orgaan neemt, uiterlijk tijdens zijn tweede zitting na de inwerkingtreding van de in besluit 2012/2 vervatte wijziging, in zijn toetsingen ingevolge dit artikel een evaluatie op van beperkende maatregelen voor emissies van zwarte koolstof.
|
-
L.Artikel 13
Artikel 13 wordt vervangen door:
„Artikel 13
Aanpassingen
-
1.Elke partij bij het Verdrag kan een aanpassing van bijlage II bij dit protocol voorstellen om daaraan haar naam toe te voegen, samen met de emissieniveaus, de emissieplafonds en de percentuele emissiereducties.
-
2.Elke partij kan een aanpassing voorstellen van haar reeds in bijlage II opgenomen emissiereductieverbintenissen. Een dergelijk voorstel dient ondersteunende documentatie te bevatten en wordt getoetst zoals omschreven in een besluit van het uitvoerend orgaan. Deze toetsing vindt plaats voordat het voorstel door de partijen wordt besproken in overeenstemming met lid 4.
-
3.Elke partij die daar krachtens artikel 3, lid 9, voor in aanmerking komt, mag een aanpassing van bijlage III voorstellen om daaraan een of meer PEMA's toe te voegen of een in die bijlage genoemd onder haar rechtsmacht vallen PEMA te wijzigen.
-
4.Voorgestelde aanpassingen worden schriftelijk ingediend bij de uitvoerend secretaris van de Commissie, die ze aan alle partijen bekendmaakt. De partijen bespreken de voorgestelde aanpassingen op de eerstvolgende zitting van het uitvoerend orgaan, op voorwaarde dat deze voorstellen ten minste negentig dagen van tevoren door de uitvoerend secretaris aan de partijen toegezonden zijn.
-
5.Aanpassingen worden bij consensus aangenomen door de partijen die aanwezig zijn op een zitting van het uitvoerend orgaan en worden voor alle partijen bij dit protocol van kracht op de negentigste dag na de datum waarop de uitvoerend secretaris van de Commissie die partijen schriftelijk in kennis stelt van de aanneming van de aanpassing.
Artikel 13 bis
Wijzigingen
-
1.Elke partij kan wijzigingen van dit protocol voorstellen.
-
2.Voorgestelde wijzigingen worden schriftelijk ingediend bij de uitvoerend secretaris van de Commissie, die ze aan alle partijen bekendmaakt. De partijen bespreken de voorgestelde wijzigingen op de eerstvolgende zitting van het uitvoerend orgaan, op voorwaarde dat deze voorstellen ten minste negentig dagen van tevoren door de uitvoerend secretaris aan de partijen toegezonden zijn.
-
3.Wijzigingen van dit protocol, behoudens die van de bijlagen I en III, worden bij consensus aangenomen door de partijen die aanwezig zijn op een zitting van het uitvoerend orgaan en worden voor de partijen die ze hebben aanvaard, van kracht op de negentigste dag na de datum waarop twee derde van de partijen die partijen waren op het tijdstip van de aanneming daarvan, haar akte van aanvaarding daarvan heeft neergelegd bij de depositaris. Voor elke andere partij worden wijzigingen van kracht op de negentigste dag na de datum waarop die partij haar akte van aanvaarding daarvan heeft neergelegd.
-
4.Wijzigingen van de bijlagen I en III bij dit protocol worden bij consensus aangenomen door de partijen die aanwezig zijn op een zitting van het uitvoerend orgaan. Na het verstrijken van honderdtachtig dagen na de datum van bekendmaking daarvan aan alle partijen door de uitvoerend secretaris van de Commissie wordt een wijziging van een dergelijke bijlage van kracht voor die partijen die geen kennisgeving in overeenstemming met de bepalingen van lid 5 hebben ingediend bij de depositaris, op voorwaarde dat ten minste zestien partijen niet een dergelijke kennisgeving hebben ingediend.
-
5.Een partij die een wijziging van de bijlagen I en/of III niet kan goedkeuren, stelt de depositaris daarvan schriftelijk in kennis binnen negentig dagen na de datum van bekendmaking van de aanneming. De depositaris stelt alle partijen onverwijld in kennis wanneer hij een dergelijke kennisgeving ontvangt. Een partij kan te allen tijde een aanvaarding in de plaats stellen van haar eerdere kennisgeving en, door het neerleggen van een akte van aanvaarding bij de depositaris, wordt de wijziging van die bijlage van kracht voor die partij.
-
6.Voor de partijen die haar hebben aanvaard, treedt de in lid 7 vervatte procedure in de plaats van de in lid 3 vervatte procedure met betrekking tot wijzigingen van de bijlagen IV tot en met XI.
-
7.Wijzigingen van de bijlagen IV en XI worden bij consensus aangenomen door de partijen die aanwezig zijn op een zitting van het uitvoerend orgaan. Na het verstrijken van één jaar na de datum van bekendmaking daarvan aan alle partijen door de uitvoerend secretaris van de Commissie wordt een wijziging van een dergelijke bijlage van kracht voor die partijen die geen kennisgeving in overeenstemming met de bepalingen van punt a) hebben ingediend bij de depositaris:
a) |
een partij die een wijziging van de bijlagen IV of XI niet kan goedkeuren, stelt de depositaris daarvan schriftelijk in kennis binnen één jaar na de datum van bekendmaking van de aanneming. De depositaris stelt alle partijen onverwijld in kennis wanneer hij een dergelijke kennisgeving ontvangt. Een partij kan te allen tijde een aanvaarding in de plaats stellen van haar eerdere kennisgeving en, door het neerleggen van een akte van aanvaarding bij de depositaris, wordt de wijziging van die bijlage van kracht voor die partij; |
b) |
een wijziging van de bijlagen IV tot en met XI treedt niet in werking indien in totaal zestien partijen of meer:
|
-
M.Artikel 15
Het volgende nieuwe lid 4 wordt toegevoegd:
„4. Een staat of een regionale organisatie voor economische integratie geeft in zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding aan of hij of zij niet wenst te worden gebonden door de procedures die zijn vervat in artikel 13 bis, lid 7, met betrekking tot de wijziging van de bijlagen IV-XI.”.
-
N.Nieuw artikel 18 bis
Na artikel 18 wordt een nieuw artikel 18 bis toegevoegd dat luidt als volgt:
„Artikel 18 bis
Beëindiging van protocollen
Wanneer alle partijen bij een van de volgende protocollen hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot onderhavig protocol bij de depositaris hebben neergelegd in overeenstemming met artikel 15, wordt het desbetreffende protocol als beëindigd beschouwd:
a) |
het Protocol van Helsinki van 1985 inzake de vermindering van zwavelemissies of van de grensoverschrijdende stromen van deze zwavelverbindingen met ten minste 30 procent; |
b) |
het Protocol van Sofia van 1988 inzake de beheersing van emissies van stikstofoxiden of van de grensoverschrijdende stromen van deze stikstofverbindingen; |
c) |
het Protocol van Genève van 1991 inzake de beheersing van emissies van vluchtige organische stoffen of hun grensoverschrijdende stromen; |
d) |
het Protocol van Oslo van 1994 inzake de verdergaande vermindering van zwavelemissies.”. |
-
O.Bijlage II
De tekst van bijlage II wordt vervangen door de volgende:
„Emissiereductieverbintenissen
1. |
De in de onderstaande tabellen vermelde emissiereductieverbintenissen betreffen de bepalingen van artikel 3, leden 1 en 10, van dit protocol. |
2. |
Tabel 1 bevat de emissieplafonds voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS'en) voor 2010 tot 2020 uitgedrukt in duizend metrische ton (tonnen) voor die partijen die dit protocol vóór 2010 bekrachtigd hebben. |
3. |
De tabellen 2 tot en met 6 bevatten emissiereductieverbintenissen voor SO2, NOx, NH3, VOS'en en PM2,5 voor 2020 en verder. Deze verplichtingen worden uitgedrukt in een reductiepercentage ten opzichte van het emissieniveau van 2005. |
4. |
De in de tabellen 2 tot en met 6 vermelde emissieramingen voor 2005 zijn in duizend ton en vertegenwoordigen de meest recente best beschikbare gegevens die door de partijen in 2012 zijn gerapporteerd. Deze ramingen dienen uitsluitend ter informatie en kunnen door de partijen worden geactualiseerd tijdens het rapporteren van emissiegegevens ingevolge dit protocol indien betere informatie beschikbaar is. Het secretariaat houdt ter informatie op de website van het Verdrag een tabel bij van de meest recente ramingen van de partijen en actualiseert deze regelmatig. De in de tabellen 2 tot en met 6 vermelde emissiereductieverbintenissen uitgedrukt in procenten zijn van toepassing op de meest recente ramingen voor 2005 zoals door de partijen gemeld aan de uitvoerend secretaris van de Commissie. |
5. |
Indien een partij in een bepaald jaar vaststelt dat zij niet aan haar emissiereductieverbintenissen kan voldoen, als gevolg van een bijzonder koude winter, een bijzonder droge zomer of onvoorziene schommelingen in de economische activiteiten, zoals een dermate groot verlies aan capaciteit in het nationale stroomvoorzieningssysteem of in dat van een buurland, dan mag zij aan deze verplichtingen voldoen door het gemiddelde te nemen van haar nationale jaarlijkse emissie voor het desbetreffende jaar, het daaraan voorgaande jaar en het daaropvolgende jaar, op voorwaarde dat dit gemiddelde haar verbintenis niet overschrijdt. |
Tabel 1
Emissieplafonds voor 2010 tot en met 2020 voor partijen die dit protocol vóór 2010 hebben bekrachtigd (uitgedrukt in duizend ton per jaar)
Partij |
Ratificatie |
SO2 |
NOx |
NH3 |
VOS'en |
|
1 |
België |
2007 |
106 |
181 |
74 |
144 |
2 |
Bulgarije |
2005 |
856 |
266 |
108 |
185 |
3 |
Kroatië |
2008 |
70 |
87 |
30 |
90 |
4 |
Cyprus |
2007 |
39 |
23 |
9 |
14 |
5 |
Tsjechië |
2004 |
283 |
286 |
101 |
220 |
6 |
Denemarken |
2002 |
55 |
127 |
69 |
85 |
7 |
Finland |
2003 |
116 |
170 |
31 |
130 |
8 |
Frankrijk |
2007 |
400 |
860 |
780 |
1 100 |
9 |
Duitsland |
2004 |
550 |
1 081 |
550 |
995 |
10 |
Hongarije |
2006 |
550 |
198 |
90 |
137 |
11 |
Letland |
2004 |
107 |
84 |
44 |
136 |
12 |
Litouwen |
2004 |
145 |
110 |
84 |
92 |
13 |
Luxemburg |
2001 |
4 |
11 |
7 |
9 |
14 |
Nederland |
2004 |
50 |
266 |
128 |
191 |
15 |
Noorwegen |
2002 |
22 |
156 |
23 |
195 |
16 |
Portugal |
2005 |
170 |
260 |
108 |
202 |
17 |
Roemenië |
2003 |
918 |
437 |
210 |
523 |
18 |
Slowakije |
2005 |
110 |
130 |
39 |
140 |
19 |
Slovenië |
2004 |
27 |
45 |
20 |
40 |
20 |
Spanje (1) |
2005 |
774 |
847 |
353 |
669 |
21 |
Zweden |
2002 |
67 |
148 |
57 |
241 |
22 |
Zwitserland |
2005 |
26 |
79 |
63 |
144 |
23 |
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland |
2005 |
625 |
1 181 |
297 |
1 200 |
24 |
Verenigde Staten van Amerika |
2004 |
||||
25 |
Europese Unie |
2003 |
7 832 |
8 180 |
4 294 |
7 585 |
Tabel 2
Emissiereductieverbintenissen voor zwaveldioxide voor 2020 en verder
Verdragspartij |
Emissieniveaus van 2005 in duizend ton SO2 |
Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) |
|
1 |
Oostenrijk |
27 |
26 |
2 |
Belarus |
79 |
20 |
3 |
België |
145 |
43 |
4 |
Bulgarije |
777 |
78 |
5 |
Canada (5) |
||
6 |
Kroatië |
63 |
55 |
7 |
Cyprus |
38 |
83 |
8 |
Tsjechië |
219 |
45 |
9 |
Denemarken |
23 |
35 |
10 |
Estland |
76 |
32 |
11 |
Finland |
69 |
30 |
12 |
Frankrijk |
467 |
55 |
13 |
Duitsland |
517 |
21 |
14 |
Griekenland |
542 |
74 |
15 |
Hongarije |
129 |
46 |
16 |
Ierland |
71 |
65 |
17 |
Italië |
403 |
35 |
18 |
Letland |
6,7 |
8 |
19 |
Litouwen |
44 |
55 |
20 |
Luxemburg |
2,5 |
34 |
21 |
Malta |
11 |
77 |
22 |
Nederland (6) |
65 |
28 |
23 |
Noorwegen |
24 |
10 |
24 |
Polen |
1 224 |
59 |
25 |
Portugal |
177 |
63 |
26 |
Roemenië |
643 |
77 |
27 |
Slowakije |
89 |
57 |
28 |
Slovenië |
40 |
63 |
29 |
Spanje (6) |
1 282 |
67 |
30 |
Zweden |
36 |
22 |
31 |
Zwitserland |
17 |
21 |
32 |
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland |
706 |
59 |
33 |
Verenigde Staten van Amerika (7) |
||
34 |
Europese Unie |
7 828 |
59 |
Tabel 3
Emissiereductieverbintenissen voor stikstofoxiden voor 2020 en verder (8)
Verdragspartij |
Emissieniveaus van 2005 in duizend ton NO2 |
Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) |
|
1 |
Oostenrijk |
231 |
37 |
2 |
Belarus |
171 |
25 |
3 |
België |
291 |
41 |
4 |
Bulgarije |
154 |
41 |
5 |
Canada (9) |
||
6 |
Kroatië |
81 |
31 |
7 |
Cyprus |
21 |
44 |
8 |
Tsjechië |
286 |
35 |
9 |
Denemarken |
181 |
56 |
10 |
Estland |
36 |
18 |
11 |
Finland |
177 |
35 |
12 |
Frankrijk |
1 430 |
50 |
13 |
Duitsland |
1 464 |
39 |
14 |
Griekenland |
419 |
31 |
15 |
Hongarije |
203 |
34 |
16 |
Ierland |
127 |
49 |
17 |
Italië |
1 212 |
40 |
18 |
Letland |
37 |
32 |
19 |
Litouwen |
58 |
48 |
20 |
Luxemburg |
19 |
43 |
21 |
Malta |
9,3 |
42 |
22 |
Nederland (10) |
370 |
45 |
23 |
Noorwegen |
200 |
23 |
24 |
Polen |
866 |
30 |
25 |
Portugal |
256 |
36 |
26 |
Roemenië |
309 |
45 |
27 |
Slowakije |
102 |
36 |
28 |
Slovenië |
47 |
39 |
29 |
Spanje (10) |
1 292 |
41 |
30 |
Zweden |
174 |
36 |
31 |
Zwitserland (11) |
94 |
41 |
32 |
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland |
1 580 |
55 |
33 |
Verenigde Staten van Amerika (12) |
||
34 |
Europese Unie |
11 354 |
42 |
Tabel 4
Emissiereductieverbintenissen voor ammoniak voor 2020 en verder
Verdragspartij |
Emissieniveaus van 2005 in duizend ton NH3 |
Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) |
|
1 |
Oostenrijk |
63 |
1 |
2 |
Belarus |
136 |
7 |
3 |
België |
71 |
2 |
4 |
Bulgarije |
60 |
3 |
5 |
Kroatië |
40 |
1 |
6 |
Cyprus |
5,8 |
10 |
7 |
Tsjechië |
82 |
7 |
8 |
Denemarken |
83 |
24 |
9 |
Estland |
9,8 |
1 |
10 |
Finland |
39 |
20 |
11 |
Frankrijk |
661 |
4 |
12 |
Duitsland |
573 |
5 |
13 |
Griekenland |
68 |
7 |
14 |
Hongarije |
80 |
10 |
15 |
Ierland |
109 |
1 |
16 |
Italië |
416 |
5 |
17 |
Letland |
16 |
1 |
18 |
Litouwen |
39 |
10 |
19 |
Luxemburg |
5,0 |
1 |
20 |
Malta |
1,6 |
4 |
21 |
Nederland (13) |
141 |
13 |
22 |
Noorwegen |
23 |
8 |
23 |
Polen |
270 |
1 |
24 |
Portugal |
50 |
7 |
25 |
Roemenië |
199 |
13 |
26 |
Slowakije |
29 |
15 |
27 |
Slovenië |
18 |
1 |
28 |
Spanje (13) |
365 |
3 |
29 |
Zweden |
55 |
15 |
30 |
Zwitserland |
64 |
8 |
31 |
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland |
307 |
8 |
32 |
Europese Unie |
3 813 |
6 |
Tabel 5
Emissiereductieverbintenissen voor vluchtige organische stoffen voor 2020 en verder
Verdragspartij |
Emissieniveaus van 2005 in duizend ton VOS |
Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) |
|
1 |
Oostenrijk |
162 |
21 |
2 |
Belarus |
349 |
15 |
3 |
België |
143 |
21 |
4 |
Bulgarije |
158 |
21 |
5 |
Canada (14) |
||
6 |
Kroatië |
101 |
34 |
7 |
Cyprus |
14 |
45 |
8 |
Tsjechië |
182 |
18 |
9 |
Denemarken |
110 |
35 |
10 |
Estland |
41 |
10 |
11 |
Finland |
131 |
35 |
12 |
Frankrijk |
1 232 |
43 |
13 |
Duitsland |
1 143 |
13 |
14 |
Griekenland |
222 |
54 |
15 |
Hongarije |
177 |
30 |
16 |
Ierland |
57 |
25 |
17 |
Italië |
1 286 |
35 |
18 |
Letland |
73 |
27 |
19 |
Litouwen |
84 |
32 |
20 |
Luxemburg |
9,8 |
29 |
21 |
Malta |
3,3 |
23 |
22 |
Nederland (15) |
182 |
8 |
23 |
Noorwegen |
218 |
40 |
24 |
Polen |
593 |
25 |
25 |
Portugal |
207 |
18 |
26 |
Roemenië |
425 |
25 |
27 |
Slowakije |
73 |
18 |
28 |
Slovenië |
37 |
23 |
29 |
Spanje (15) |
809 |
22 |
30 |
Zweden |
197 |
25 |
31 |
Zwitserland (16) |
103 |
30 |
32 |
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland |
1 088 |
32 |
33 |
Verenigde Staten van Amerika (17) |
||
34 |
Europese Unie |
8 842 |
28 |
Tabel 6
Emissiereductieverbintenissen voor PM2,5 voor 2020 en verder
Verdragspartij |
Emissieniveaus van 2005 in duizend ton PM2,5 |
Reductie t.o.v. het niveau in 2005 (%) |
|
1 |
Oostenrijk |
22 |
20 |
2 |
Belarus |
46 |
10 |
3 |
België |
24 |
20 |
4 |
Bulgarije |
44 |
20 |
5 |
Canada (18) |
||
6 |
Kroatië |
13 |
18 |
7 |
Cyprus |
2,9 |
46 |
8 |
Tsjechië |
22 |
17 |
9 |
Denemarken |
25 |
33 |
10 |
Estland |
20 |
15 |
11 |
Finland |
36 |
30 |
12 |
Frankrijk |
304 |
27 |
13 |
Duitsland |
121 |
26 |
14 |
Griekenland |
56 |
35 |
15 |
Hongarije |
31 |
13 |
16 |
Ierland |
11 |
18 |
17 |
Italië |
166 |
10 |
18 |
Letland |
27 |
16 |
19 |
Litouwen |
8,7 |
20 |
20 |
Luxemburg |
3,1 |
15 |
21 |
Malta |
1,3 |
25 |
22 |
Nederland (19) |
21 |
37 |
23 |
Noorwegen |
52 |
30 |
24 |
Polen |
133 |
16 |
25 |
Portugal |
65 |
15 |
26 |
Roemenië |
106 |
28 |
27 |
Slowakije |
37 |
36 |
28 |
Slovenië |
14 |
25 |
29 |
Spanje (19) |
93 |
15 |
30 |
Zweden |
29 |
19 |
31 |
Zwitserland |
11 |
26 |
32 |
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland |
81 |
30 |
33 |
Verenigde Staten van Amerika (20) |
||
34 |
Europese Unie |
1 504 |
22 |
-
P.Bijlage III
1. |
In de zin onder de kop worden de woorden „is het volgende PEMA” vervangen door de woorden „zijn de volgende PEMA's”. |
2. |
Er worden vóór de tekst „PEMA in de Russische Federatie” een nieuwe tussenkop en alinea ingevoegd die als volgt komen te luiden: „PEMA in Canada Het PEMA voor zwavel voor Canada is een gebied van 1 miljoen vierkante kilometer dat zich uitstrekt over het gehele grondgebied van de provincies Prince Edward Island, Nova Scotia en New Brunswick, het gehele grondgebied van de provincie Quebec ten zuiden van een rechte lijn tussen Havre-St. Pierre aan de noordkust van de Golf van Saint Lawrence en het punt waar de grens tussen Quebec en Ontario de kustlijn van James Bay snijdt, alsmede het gehele grondgebied van de provincie Ontario ten zuiden van een rechte lijn tussen het punt waar de grens tussen Ontario en Quebec de kustlijn van James Bay snijdt en de Nipigonrivier dicht bij de noordkust van Lake Superior.” |
3. |
De alinea onder de tussenkop „PEMA in de Russische Federatie” wordt vervangen door de volgende: „Het PEMA in de Russische Federatie komt overeen met het Europese grondgebied van de Russische Federatie. Het Europese grondgebied van de Russische Federatie is een onderdeel van het grondgebied van Rusland binnen de administratieve en geografische grenzen van de delen van de Russische Federatie in Oost-Europa grenzend aan het Aziatische continent in overeenstemming met de conventionele grens die van noord naar zuid loopt langs het Oeralgebergte, de grens met Kazachstan naar de Kaspische Zee en dan langs de staatsgrenzen met Azerbeidzjan en Georgië in de Noordelijke Kaukasus naar de Zwarte Zee.”. |
-
Q.Bijlage IV
1. |
De tekst van bijlage IV wordt vervangen door de volgende: „Grenswaarden voor zwavelemissies uit stationaire bronnen
|
-
R.Bijlage V
De tekst van bijlage V wordt vervangen door de volgende:
„Grenswaarden voor emissies van stikstofoxiden uit stationaire bronnen
1. |
Afdeling A is van toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika, afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. |
-
A.Andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika
2. |
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „emissiegrenswaarde” (EGW) verstaan de hoeveelheid NOx (de som van NO en NO2, uitgedrukt in NO2) in de rookgassen uit een installatie die niet mag worden overschreden. Tenzij anders aangegeven wordt deze berekend in termen van massa NOx per volume van de rookgassen (uitgedrukt in mg/m3), uitgaande van standaardomstandigheden voor temperatuur en druk voor droog gas (volume bij 273,15 K, 101,3 kPa). Met betrekking tot het zuurstofgehalte van het rookgas gelden de waarden die voor elke broncategorie in onderstaande tabellen zijn gegeven. Verdunning om de concentraties aan verontreinigende stoffen in rookgassen te verlagen, is verboden. Het bovenstaande geldt niet voor het in gebruik nemen, buiten gebruik stellen en onderhoud van uitrusting. |
3. |
Emissies worden in alle gevallen gemonitord door metingen van NOx of door berekeningen of een combinatie van beide waarbij ten minste dezelfde nauwkeurigheid wordt bereikt. Naleving van de EGW's wordt geverifieerd door ononderbroken of onderbroken metingen, typegoedkeuring, of elke andere technisch betrouwbare methode, met inbegrip van geverifieerde berekeningsmethoden. Bij ononderbroken metingen worden de EGW's nageleefd indien het gevalideerde maandelijks gemiddelde van de emissie de grenswaarden niet overschrijdt. Bij onderbroken metingen of andere geschikte vaststellings- of berekeningsmethoden worden de EGW's nageleefd indien de gemiddelde waarde op basis van een adequaat aantal metingen onder representatieve omstandigheden de EGW niet overschrijdt. Er kan voor verificatiedoeleinden rekening worden gehouden met de onnauwkeurigheid van de meetmethoden. |
4. |
Monitoring van de betrokken verontreinigende stoffen en metingen van procesparameters, alsmede de kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen en de referentiemetingen om deze systemen te ijken, worden uitgevoerd in overeenstemming met de normen van het Europees Comité voor normalisatie (CEN). Indien er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, dan wel nationale normen of internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren. |
5. |
Bijzondere bepalingen voor stookinstallaties als bedoeld in lid 6:
|
6. |
Stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 MWth: (2) Tabel 1 Grenswaarden voor NOx-emissies van stookinstallaties (25)
|
7. |
Verbrandingsturbines te land met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 MWth: de NOx-grenswaarden uitgedrukt in mg/m3 (met een referentiezuurstofgehalte van 15 %) gelden voor een enkele turbine. De EGW's in tabel 2 zijn alleen van toepassing bij een belasting van meer dan 70 %. Tabel 2 Grenswaarden voor NOx-emissies van verbrandingsturbines te land (met inbegrip van gecombineerde stoom- en gasturbines (CCGT))
|
8. |
Cementproductie: Tabel 3 Grenswaarden voor NOx-emissies die vrijkomen bij de productie van cementklinker (31)
|
9. |
Stationaire motoren: Tabel 4 Grenswaarden voor NOx-emissies van nieuwe stationaire motoren
|
10. |
Sinterinstallaties voor ijzererts: Tabel 5 Grenswaarden voor NOx-emissies van sinterinstallaties voor ijzererts
|
11. |
Productie van salpeterzuur: Tabel 6 Grenswaarden voor NOx-emissies die vrijkomen bij de productie van salpeterzuur uitgezonderd zuurconcentratie-eenheden
|
-
B.Canada
12. |
Grenswaarden voor het beheersen van NOx-emissies voor stationaire bronnen worden bepaald rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake beschikbare beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste grenswaarden en de volgende documenten:
|
-
C.Verenigde Staten van Amerika
13. |
Grenswaarden voor het beheersen van VOS-emissies uit stationaire bronnen in de volgende categorieën van stationaire bronnen en de bronnen waarop deze van toepassing zijn, worden nader omschreven in de volgende documenten:
|
-
S.Bijlage VI
De tekst van bijlage VI wordt vervangen door de volgende:
„Grenswaarden voor emissies van vluchtige organische stoffen uit stationaire bronnen
1. |
Afdeling A is van toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika, afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. |
-
A.Andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika
2. |
Deze afdeling van onderhavige bijlage heeft betrekking op de stationaire bronnen van VOS-emissies zoals vermeld in de onderstaande leden 8 tot en met 22. Installaties of delen van installaties voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen vallen hier niet onder. Drempelwaarden zijn vermeld in onderstaande sectorspecifieke tabellen. Doorgaans verwijzen zij naar het oplosmiddelenverbruik of de emissiemassastroom. Wanneer één exploitant met dezelfde installatie op dezelfde locatie verschillende activiteiten verricht die onder dezelfde onderverdeling vallen, worden het oplosmiddelenverbruik of de emissiemassastroom van die activiteiten bij elkaar opgeteld. Als er geen drempelwaarde vermeld is, geldt de vermelde grenswaarde voor alle betrokken installaties. |
3. |
Voor de toepassing van afdeling A van deze bijlage gelden de volgende definities:
|
4. |
Aan de volgende vereisten moet worden voldaan:
|
5. |
De volgende EGW's zijn van toepassing op rookgassen die stoffen bevatten die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid:
|
6. |
Als voor de in de leden 9 tot en met 22 vermelde broncategorieën wordt aangetoond dat het voor een afzonderlijke installatie technisch en economisch niet haalbaar is om de diffuse-emissiegrenswaarde (EGWf) na te leven, kan een partij voor die installatie een vrijstelling verlenen op voorwaarde dat er geen aanmerkelijke risico's voor de menselijke gezondheid of het milieu te verwachten zijn en dat de beste beschikbare technieken worden toegepast. |
7. |
De grenswaarden voor VOS-emissies voor de in lid 3 omschreven broncategorieën zijn hieronder vastgesteld in de leden 8 tot en met 22. |
8. |
Opslag en distributie van benzine:
Tabel 1 Grenswaarden voor VOS-emissies die vrijkomen bij de opslag en distributie van benzine, uitgezonderd het laden van zeeschepen (fase I)
Tabel 2 Grenswaarden voor VOS-emissies tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in een benzinestation (fase II)
|
9. |
Aanbrengen van lijmlagen: Tabel 3 Grenswaarden voor het aanbrengen van lijmlagen
|
10. |
Lamineren van hout en kunststof: Tabel 4 Grenswaarden voor het lamineren van hout en kunststof
|
11. |
Coatingactiviteiten (coating voor automobielindustrie): Tabel 5 Grenswaarden voor coatingactiviteiten in de automobielindustrie
|
12. |
Coatingactiviteiten (coaten van metaal, textiel, stof, film, kunststof, papier en houten oppervlakken): Tabel 6 Grenswaarden voor coatingactiviteiten in verscheidene industriële sectoren
|
13. |
Coatingactiviteiten (coaten van leder en wikkeldraad): Tabel 7 Grenswaarden voor het coaten van leder en wikkeldraad
|
14. |
Coatingactiviteiten (bandlakken): Tabel 8 Grenswaarden voor bandlakken
|
15. |
Chemisch reinigen: Tabel 9 Grenswaarden voor chemisch reinigen
|
16. |
Vervaardiging van coatings, vernis, inkt en kleefstoffen: Tabel 10 Grenswaarden voor de vervaardiging van coatings, vernis, inkt en kleefstoffen
|
17. |
Drukactiviteiten (flexografie, heatsetrotatieoffset, illustratiediepdruk enz.): Tabel 11 Grenswaarden voor drukactiviteiten
|
18. |
Vervaardigen van farmaceutische producten: Tabel 12 Grenswaarden voor het vervaardigen van farmaceutische producten
|
19. |
Bewerken van natuurlijk of synthetisch rubber: Tabel 13 Grenswaarden voor het bewerken van natuurlijk of synthetisch rubber
|
20. |
Oppervlaktereiniging: Tabel 14 Grenswaarden voor oppervlaktereiniging
|
21. |
Extractie van plantaardige oliën en dierlijke vetten en raffinage van plantaardige oliën: Tabel 15 Grenswaarden voor de extractie van plantaardige oliën en dierlijke vetten en raffinage van plantaardige oliën
|
22. |
Impregneren van hout: Tabel 16 Grenswaarden voor het impregneren van hout
|
-
B.Canada
23. |
Grenswaarden voor het beheersen van VOS-emissies voor stationaire bronnen worden bepaald rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake beschikbare beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste grenswaarden en de volgende documenten:
|
-
C.Verenigde Staten van Amerika
24. |
Grenswaarden voor het beheersen van VOS-emissies uit stationaire bronnen in de volgende categorieën van stationaire bronnen en de bronnen waarop deze van toepassing zijn, worden nader omschreven in de volgende documenten:
|
25. |
Grenswaarden voor het beheersen van VOS-emissies uit bronnen die onder de National Emission Standards for Hazardous Air Pollutants (HAPs) vallen, worden nader omschreven in de volgende documenten:
|
Aanhangsel
Oplosmiddelenboekhouding
Inleiding
1. |
Dit aanhangsel bij de bijlage inzake grenswaarden voor VOS-emissies uit stationaire bronnen vormt een richtsnoer voor het uitvoeren van een oplosmiddelenboekhouding. Allereerst worden de beginselen vermeld (punt 2), vervolgens worden regels inzake de massabalans gegeven (punt 3) en ten slotte wordt aangegeven welke eisen aan de controle op de naleving worden gesteld (punt 4). |
Beginselen
2. |
De oplosmiddelenboekhouding beoogt het volgende:
|
Definities
3. |
Met de volgende definities worden regels gegeven ter bepaling van de massabalans:
|
Richtsnoeren voor het gebruik van een oplosmiddelenboekhouding voor controle op de naleving
4. |
Het specifieke voorschrift waarop de controle wordt toegepast, zal bepalend zijn voor de wijze waarop de oplosmiddelenboekhouding wordt gebruikt:
|
”.
-
T.Bijlage VII
De tekst van bijlage VII wordt vervangen door de volgende:
„Tijdschema's ingevolge artikel 3
1. |
De tijdschema's voor de toepassing van de grenswaarden als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 3, zijn:
|
2. |
De tijdschema's voor de toepassing van de grenswaarden voor brandstoffen en nieuwe mobiele bronnen als bedoeld in artikel 3, lid 5, zijn de datum van inwerkingtreding van dit protocol voor de partij in kwestie of de datums voor de in bijlage VIII nader omschreven maatregelen, indien deze datum later valt. |
3. |
De tijdschema's voor de toepassing van de grenswaarden voor VOS'en in de in artikel 3, lid 7, bedoelde producten, zijn één jaar na de datum van inwerkingtreding van dit protocol voor de partij in kwestie. |
4. |
Niettegenstaande leden 1, 2 en 3, maar met inachtneming van het lid 5, kan een partij bij het Verdrag die tussen 1 januari 2013 en 31 december 2019 partij wordt bij dit protocol, bij bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van of toetreding tot dit protocol verklaren dat zij een of alle tijdschema's voor de toepassing van de in artikel 3, leden 2, 3, 5 en 7, bedoelde grenswaarden op de volgende wijze wil verlengen:
|
5. |
Een partij die ingevolge artikel 3 bis van dit protocol een keuze heeft gemaakt ten aanzien van bijlage VI en/of bijlage VIII mag niet tevens ingevolge lid 4 een verklaring afleggen met betrekking tot dezelfde bijlage.”. |
-
U.Bijlage VIII
De tekst van bijlage VIII wordt vervangen door de volgende:
„Grenswaarden voor brandstoffen en nieuwe mobiele bronnen
Inleiding
1. |
Afdeling A is van toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika, afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. |
2. |
Deze bijlage bevat de emissiegrenswaarden voor NOx, uitgedrukt als stikstofdioxide-equivalenten (NO2), voor koolwaterstoffen, die voor het merendeel vluchtige organische stoffen zijn, voor koolstofmonoxide (CO) en voor stofdeeltjes, alsmede milieuspecificaties voor in de handel gebrachte brandstoffen voor voertuigen. |
3. |
De tijdschema's voor het toepassen van de grenswaarden in deze bijlage zijn vastgelegd in bijlage VII. |
-
A.Andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika
Personenauto's en lichte voertuigen
4. |
Grenswaarden voor motorvoertuigen met ten minste vier wielen, die gebruikt worden voor het vervoer van personen (categorie M) en goederen (categorie N), zijn vermeld in tabel 1. |
Zware voertuigen
5. |
Grenswaarden voor motoren van zware voertuigen zijn vermeld in de tabellen 2 en 3 betreffende de toepasselijke testprocedures. |
Niet voor de weg bestemde voertuigen en machines met compressieontsteking (CI) of vonkontsteking (SI)
6. |
Grenswaarden voor landbouw- en bosbouwtrekkers en andere motoren van niet voor de weg bestemde voertuigen/machines zijn vermeld in de tabellen 4 tot en met 6. |
7. |
Grenswaarden voor locomotieven en motorwagens zijn vermeld in de tabellen 7 en 8. |
8. |
Grenswaarden voor binnenvaartschepen zijn vermeld in tabel 9. |
9. |
Grenswaarden voor pleziervaartuigen zijn vermeld in tabel 10. |
Motorfietsen en bromfietsen
10. |
Grenswaarden voor motorfietsen en bromfietsen zijn vermeld in de tabellen 11 en 12. |
Brandstofkwaliteit
11. |
Ecologische kwaliteitsspecificaties voor benzine en diesel zijn vermeld in de tabellen 13 en 14. |
Tabel 1
Grenswaarden voor personenauto's en lichte voertuigen
Referentiemassa (RM) (kg) |
Grenswaarden (62) |
||||||||||||||||
Koolstofmonoxide |
Totaal koolwaterstoffen (HC) |
NMVOC |
Stikstofoxiden |
Koolwaterstoffen en stikstofoxiden gecombineerd |
Stofdeeltjes |
Deeltjesaantal (62) (P) |
|||||||||||
L1 (g/km) |
L2 (g/km) |
L3 (g/km) |
L4 (g/km) |
L2 + L4 (g/km) |
L5 (g/km) |
L6 (#/km) |
|||||||||||
Categorie |
Klasse, toepassingsdatum (*1) |
Benzine |
Diesel |
Benzine |
Diesel |
Benzine |
Diesel |
Benzine |
Diesel |
Benzine |
Diesel |
Benzine |
Diesel |
Benzine |
Diesel |
||
Euro 5 |
M (63) |
1.1.2014 |
Alle |
1,0 |
0,50 |
0,10 |
— |
0,068 |
— |
0,06 |
0,18 |
— |
0,23 |
0,0050 |
0,0050 |
— |
6,0 × 1011 |
N1 (64) |
I, 1.1.2014 |
RW 1 305 |
1,0 |
0,50 |
0,10 |
— |
0,068 |
— |
0,06 |
0,18 |
— |
0,23 |
0,0050 |
0,0050 |
— |
6,0 × 1011 |
|
II, 1.1.2014 |
1 305 < RW ≤ 1 760 |
1,81 |
0,63 |
0,13 |
— |
0,090 |
— |
0,075 |
0,235 |
— |
0,295 |
0,0050 |
0,0050 |
— |
6,0 × 1011 |
||
III, 1.1.2014 |
1 760 < RM |
2,27 |
0,74 |
0,16 |
— |
0,108 |
— |
0,082 |
0,28 |
— |
0,35 |
0,0050 |
0,0050 |
— |
6,0 × 1011 |
||
N2 |
1.1.2014 |
2,27 |
0,74 |
0,16 |
— |
0,108 |
— |
0,082 |
0,28 |
— |
0,35 |
0,0050 |
0,0050 |
— |
6,0 × 1011 |
||
Euro 6 |
M (63) |
1.9.2015 |
Alle |
1,0 |
0,50 |
0,10 |
— |
0,068 |
— |
0,06 |
0,08 |
— |
0,17 |
0,0045 |
0,0045 |
6,0 × 1011 |
6,0 × 1011 |
N1 (64) |
I, 1.9.2015 |
RM ≤ 1 305 |
1,0 |
0,50 |
0,10 |
— |
0,068 |
— |
0,06 |
0,08 |
— |
0,17 |
0,0045 |
0,0045 |
6,0 × 1011 |
6,0 × 1011 |
|
II, 1.9.2016 |
1 305 < RW ≤ 1 760 |
1,81 |
0,63 |
0,13 |
— |
0,090 |
— |
0,075 |
0,105 |
— |
0,195 |
0,0045 |
0,0045 |
6,0 × 1011 |
6,0 × 1011 |
||
III, 1.9.2016 |
1 760 < RM |
2,27 |
0,74 |
0,16 |
— |
0,108 |
— |
0,082 |
0,125 |
— |
0,215 |
0,0045 |
0,0045 |
6,0 × 1011 |
6,0 × 1011 |
||
N2 |
1.9.2016 |
2,27 |
0,74 |
0,16 |
— |
0,108 |
— |
0,082 |
0,125 |
— |
0,215 |
0,0045 |
0,0045 |
6,0 × 1011 |
6,0 × 1011 |
Tabel 2
Grenswaarden voor zware voertuigen — statische-toestand- en belastingresponsiecycli
Toepassingsdatum |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Koolwa-terstoffen (g/kWh) |
Totaal koolwaterstoffen (g/kWh) |
Stikstofoxiden (g/kWh) |
Stofdeeltjes (g/kWh) |
Rook |
|
(m– 1) |
|||||||
B2 („EURO V”) (65) |
1.10.2009 |
1,5 |
0,46 |
— |
2,0 |
0,02 |
0,5 |
„EURO VI” (66) |
31.12.2013 |
1,5 |
— |
0,13 |
0,40 |
0,010 |
— |
Tabel 3
Grenswaarden voor zware voertuigen — transiënte cyclus
Toepassingsdatum (*2) |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Totaal koolwaterstoffen (g/kWh) |
Koolwaterstoffen uitgezonderd methaan (g/kWh) |
Methaan (67) (g/kWh) |
Stikstofoxiden (g/kWh) |
Deeltjes (g/kWh) (68) |
|
B2 „EURO V” (69) |
1.10.2009 |
4,0 |
— |
0,55 |
1,1 |
2,0 |
0,030 |
„EURO VI” (CI) (70) |
31.12.2013 |
4,0 |
0,160 |
— |
— |
0,46 |
0,010 |
„EURO VI” (PI) (70) |
31.12.2013 |
4,0 |
— |
0,160 |
0,50 |
0,46 |
0,010 |
Noot: PI = elektrische ontsteking CI = compressieontsteking |
Tabel 4
Grenswaarden voor dieselmotoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouw- en bosbouwtrekkers (fase IIIB)
Nettovermogen (P) (kW) |
Toepassingsdatum (*3) |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Koolwaterstoffen (g/kWh) |
Stikstofoxiden (g/kWh) |
Stofdeeltjes (g/kWh) |
130 ≤ P ≤ 560 |
31.12.2010 |
3,5 |
0,19 |
2,0 |
0,025 |
75 ≤ P < 130 |
31.12.2011 |
5,0 |
0,19 |
3,3 |
0,025 |
56 ≤ P < 75 |
31.12.2011 |
5,0 |
0,19 |
3,3 |
0,025 |
37 ≤ P < 56 |
31.12.2012 |
5,0 |
4,7 (71) |
4,7 (71) |
0,025 |
Tabel 5
Grenswaarden voor dieselmotoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouw- en bosbouwtrekkers (fase IV)
Nettovermogen (P) (kW) |
Toepassingsdatum (*4) |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Koolwaterstoffen (g/kWh) |
Stikstofoxiden (g/kWh) |
Stofdeeltjes (g/kWh) |
130 ≤ P ≤ 560 |
31.12.2013 |
3,5 |
0,19 |
0,4 |
0,025 |
56 ≤ P < 130 |
31.12.2014 |
5,0 |
0,19 |
0,4 |
0,025 |
Tabel 6
Grenswaarden voor motoren met vonkontsteking voor niet voor de weg bestemde mobiele machines
Motoren voor handapparatuur |
||
Verplaatsing (cm3) |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden (g/kWh) (72) |
Verpl. < 20 |
805 |
50 |
20 ≤ verpl. < 50 |
805 |
50 |
Verpl. ≥ 50 |
603 |
72 |
Motoren voor niet-handapparatuur |
||
Verplaatsing (cm3) |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden (g/kWh) |
Verpl. < 66 |
610 |
50 |
66 ≤ verpl. < 100 |
610 |
40 |
100 ≤ verpl. < 225 |
610 |
16,1 |
Verpl. ≥ 225 |
610 |
12,1 |
Noot: Met uitzondering van machines en motoren bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. |
Tabel 7
Grenswaarden voor motoren bestemd voor de voortstuwing van locomotieven
Nettovermogen (P) (kW) |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Koolwaterstoffen (g/kWh) |
Stikstofoxiden (g/kWh) |
Stofdeeltjes (g/kWh) |
130 < P |
3,5 |
0,19 |
2,0 |
0,025 |
Noot: Met uitzondering van machines en motoren bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. |
Tabel 8
Grenswaarden voor motoren bestemd voor de voortstuwing van motorwagens
Nettovermogen (P) (kW) |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden (g/kWh) |
Stofdeeltjes (g/kWh) |
130 < P |
3,5 |
4,0 |
0,025 |
Tabel 9
Grenswaarden voor motoren bestemd voor de voortstuwing van binnenvaartschepen
Verplaatsing (liters per cilinder/kW) |
Koolstofmonoxide (g/kWh) |
Som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden (g/kWh) |
Stofdeeltjes (g/kWh) |
Verpl. < 0,9 Vermogen ≥ 37 kW |
5,0 |
7,5 |
0,4 |
0,9 ≤ verpl. < 1,2 |
5,0 |
7,2 |
0,3 |
1,2 ≤ verpl. < 2,5 |
5,0 |
7,2 |
0,2 |
2,5 ≤ verpl. < 5,0 |
5,0 |
7,2 |
0,2 |
5,0 ≤ verpl. < 15 |
5,0 |
7,8 |
0,27 |
15 ≤ verpl. < 20 Vermogen < 3 300 kW |
5,0 |
8,7 |
0,5 |
15 ≤ verpl. < 20 Vermogen > 3 300 kW |
5,0 |
9,8 |
0,5 |
20 ≤ verpl. < 25 |
5,0 |
9,8 |
0,5 |
25 ≤ verpl. < 30 |
5,0 |
11,0 |
0,5 |
Noot: Met uitzondering van machines en motoren bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. |
Tabel 10
Grenswaarden voor motoren in pleziervaartuigen
Motortype |
CO (g/kWh) CO = A + B/Pn N |
Koolwaterstoffen (HC) (g/kWh) HC = A + B/Pn N (73) |
NOx g/kWh |
PM g/kWh |
||||
A |
B |
n |
A |
B |
n |
|||
Tweetakt |
150 |
600 |
1 |
30 |
100 |
0,75 |
10 |
n.v.t. |
Viertakt |
150 |
600 |
1 |
6 |
50 |
0,75 |
15 |
n.v.t. |
CI |
5 |
0 |
0 |
1,5 |
2 |
0,5 |
9,8 |
1 |
Afkorting: n.v.t. = niet van toepassing. Noot: Met uitzondering van machines en motoren bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. |
Tabel 11
Grenswaarden voor motorfietsen (> 50 cm3; > 45 km/h)
Cilinderinhoud |
Grenswaarden |
Motorfiets < 150cc |
HC = 0,8 g/km NOx = 0,15 g/km |
Motorfiets > 150cc |
HC = 0,3 g/km NOx = 0,15 g/km |
Noot: Met uitzondering van voertuigen bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen alleen toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. |
Tabel 12
Grenswaarden voor bromfietsen (< 50 cm3; < 45 km/h)
Grenswaarden |
||
CO (g/km) |
HC + NOx (g/km) |
|
II |
1,0 (74) |
1,2 |
Noot: Met uitzondering van voertuigen bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen alleen toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld. |
Tabel 13
Milieuspecificaties voor in de handel gebrachte brandstoffen die worden gebruikt voor voertuigen die uitgerust zijn met motoren met elektrische ontsteking — Type: Benzine
Parameter |
Eenheid |
Grenswaarden |
|||
Minimum |
Maximum |
||||
Researchoctaangetal |
95 |
— |
|||
Motoroctaangetal |
85 |
— |
|||
Dampspanning volgens de Reidmethode, zomerperiode (75) |
kPa |
— |
60 |
||
Distillatie: |
|||||
Verdampt bij 100 °C |
vol % |
46 |
— |
||
Verdampt bij 150 °C |
vol % |
75 |
— |
||
Koolwaterstoffenanalyse: |
|||||
|
vol % |
— |
18,0 (76) |
||
|
— |
35 |
|||
|
— |
1 |
|||
Zuurstofgehalte |
massa % |
— |
3,7 |
||
Zuurstofhoudende verbindingen: |
|||||
|
vol % |
— |
3 |
||
|
vol % |
— |
10 |
||
|
vol % |
— |
12 |
||
|
vol % |
— |
15 |
||
|
vol % |
— |
15 |
||
|
vol % |
— |
22 |
||
Andere zuurstofhoudende verbindingen (77) |
vol % |
— |
15 |
||
Zwavelgehalte |
mg/kg |
— |
10 |
Tabel 14
Milieuspecificaties voor in de handel gebrachte brandstoffen die worden gebruikt voor voertuigen die uitgerust zijn met motoren met compressieontsteking — Type: Diesel
Parameter |
Eenheid |
Grenswaarden |
|
Minimum |
Maximum |
||
Cetaangetal |
51 |
— |
|
Dichtheid bij 15 °C |
kg/m3 |
— |
845 |
Distillatiepunt: 95 % |
°C |
— |
360 |
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen |
massa % |
— |
8 |
Zwavelgehalte |
mg/kg |
— |
10 |
-
B.Canada
12. |
Grenswaarden voor het beheersen van emissies van brandstoffen en mobiele bronnen worden bepaald rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake beschikbare beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste grenswaarden en de volgende documenten:
|
-
C.Verenigde Staten van Amerika
13. |
Uitvoering van een programma ter beheersing van emissies van mobiele bronnen van toepassing op lichte voertuigen, lichte vrachtwagens, zware vrachtwagens en brandstoffen in de mate die vereist is door sectie 202, punten a), g) en h), van de Clean Air Act, zoals geïmplementeerd door:
|
14. |
Normen voor niet voor de weg bestemde machines en voertuigen zijn in de volgende documenten gespecificeerd:
|
-
V.Bijlage IX
1. |
In lid 6 wordt de laatste volzin geschrapt. |
2. |
In lid 9 wordt de laatste volzin geschrapt. |
3. |
Noot 1 wordt geschrapt. |
-
W.Bijlage X
1. |
De volgende nieuwe bijlage X wordt toegevoegd: „ BIJLAGE X Grenswaarden voor emissies van stofdeeltjes uit stationaire bronnen
” |
-
X.Bijlage XI
De volgende nieuwe bijlage XI wordt toegevoegd:
„
BIJLAGE XI
Grenswaarden voor het gehalte aan vluchtige organische stoffen in producten
1. |
Afdeling A is van toepassing op andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika, afdeling B op Canada en afdeling C op de Verenigde Staten van Amerika. |
-
A.Andere partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika
2. |
Deze afdeling heeft betrekking op het beperken van de emissies van vluchtige organische stoffen (VOS'en) als gevolg van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen. |
3. |
Voor de toepassing van afdeling A van deze bijlage gelden de volgende algemene definities:
|
4. |
Onder „verven en vernissen” worden verstaan de in onderstaande subcategorieën genoemde producten, met uitsluiting van aerosolen. Het betreft voor gebouwen, lijstwerk en bijbehorende structuren bestemde coatings met een decoratief, functioneel en beschermend effect:
|
5. |
Onder „producten voor het overspuiten van voertuigen” worden de in onderstaande subcategorieën genoemde producten verstaan. Zij worden gebruikt voor het coaten van wegvoertuigen, of onderdelen daarvan, uitgevoerd in het kader van reparatie, bescherming of decoratie van voertuigen buiten de fabriek. Onder „wegvoertuig” wordt in dit verband verstaan, ieder voor deelname aan het wegverkeer bestemd compleet of niet-compleet motorvoertuig op ten minste vier wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails voortbewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers en alle mobiele machines:
|
6. |
De partijen zien erop toe dat de in deze bijlage genoemde producten die op hun grondgebied in de handel worden gebracht het maximale VOS-gehalte, zoals aangegeven in tabel 1 en 2, niet overschrijden. Ten behoeve van de restauratie en het onderhoud van gebouwen en klassieke voertuigen die door de bevoegde autoriteiten als van bijzonder historisch en cultureel belang zijn aangemerkt, kunnen de partijen individuele vergunningen afgeven voor de aan- en verkoop van strikt beperkte hoeveelheden producten die niet voldoen aan de in deze bijlage opgenomen grenswaarden voor het VOS-gehalte. De partijen kunnen tevens producten die worden verkocht om uitsluitend te worden gebruikt bij een activiteit die onder bijlage VI valt en die wordt uitgevoerd in een installatie die geregistreerd is of waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig die bijlage, vrijstellen van de verplichting om aan de bovengenoemde eisen te voldoen. Tabel 1 Maximaal VOS-gehalte in verven en vernissen
Tabel 2 Maximaal VOS-gehalte in producten voor het overspuiten van voertuigen
|
-
B.Canada
7. |
Grenswaarden voor het beheersen van VOS-emissies uit het gebruik van consumenten- en commerciële producten worden bepaald rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake beschikbare beheersingstechnologieën, -technieken en -maatregelen, in andere rechtsgebieden toegepaste grenswaarden en de volgende documenten:
|
-
C.Verenigde Staten van Amerika
8. |
Grenswaarden voor het beheersen van VOS-emissies uit bronnen die onder de National Volatile Organic Compound Emission Standards for Consumer and Commercial Products vallen, worden nader omschreven in de volgende documenten:
|
”.
-
Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land.
-
Bij de aanvaarding van dit protocol in 2004 hebben de Verenigde Staten van Amerika voor 2010 een indicatieve doelstelling van 16 013 000 ton aangegeven voor de totale zwavelemissies afkomstig uit het PEMA voor zwavel, de 48 aan elkaar grenzende staten en het District of Columbia. Dit cijfer komt overeen met 14 527 000 ton.
-
Bij de aanvaarding van dit protocol in 2004 hebben de Verenigde Staten van Amerika voor 2010 een indicatieve doelstelling aangegeven van 6 897 000 ton voor de totale NOx-emissies afkomstig uit het PEMA voor NOx, Connecticut, Delaware, het District of Columbia, Illinois, Indiana, Kentucky, Maine, Maryland, Massachusetts, Michigan, New Hampshire, New Jersey, New York, Ohio, Pennsylvania, Rhode Island, Vermont, West Virginia en Wisconsin. Dit cijfer komt overeen met 6 257 000 ton.
-
Bij de aanvaarding van dit protocol in 2004 hebben de Verenigde Staten van Amerika voor 2010 een indicatieve doelstelling aangegeven van 4 972 000 ton voor de totale VOS-emissies afkomstig uit het PEMA voor VOS'en, Connecticut, Delaware, het District of Columbia, Illinois, Indiana, Kentucky, Maine, Maryland, Massachusetts, Michigan, New Hampshire, New Jersey, New York, Ohio, Pennsylvania, Rhode Island, Vermont, West Virginia en Wisconsin. Dit cijfer komt overeen met 4 511 000 ton.
-
Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot dit protocol verstrekt Canada: a) een waarde voor de totale geraamde zwavelemissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor zijn PEMA, indien het er een heeft ingediend, en b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale zwavelemissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de niveaus voor 2005, hetzij op nationaal niveau, hetzij voor zijn PEMA. Punt a) wordt in de tabel opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen. Voor zover ingediend, wordt het PEMA aangeboden als een aanpassing van bijlage III bij het protocol.
-
Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land.
-
Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot de wijziging uit hoofde waarvan deze tabel aan dit protocol wordt toegevoegd, verstrekken de Verenigde Staten van Amerika: a) een waarde voor de totale geraamde zwavelemissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor een PEMA; b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale zwavelemissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de vastgestelde niveaus voor 2005, en c) eventuele veranderingen van het PEMA die zijn vastgesteld toen de Verenigde Staten partij werden bij het protocol. Punt a) wordt in de tabel opgenomen, punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen, en punt c) wordt aangeboden als een aanpassing van bijlage III.
-
Bodememissies zijn voor EU-lidstaten niet opgenomen in de ramingen voor 2005.
-
Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot dit protocol verstrekt Canada: a) een waarde voor de totale geraamde stikstofoxide-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor zijn PEMA, indien het er een heeft ingediend, en b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale stikstofoxide-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de niveaus voor 2005, hetzij op nationaal niveau, hetzij voor zijn PEMA. Punt a) wordt in de tabel opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen. Voor zover ingediend, wordt het PEMA aangeboden als een aanpassing van bijlage III bij het protocol.
-
Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land.
-
Met inbegrip van emissies afkomstig van de productie van gewassen en landbouwgronden (NFR 4D).
-
Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot de wijziging uit hoofde waarvan deze tabel aan dit protocol wordt toegevoegd, verstrekken de Verenigde Staten van Amerika: a) een waarde voor de totale geraamde stikstofoxide-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor een PEMA; b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale stikstofoxide-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de vastgestelde niveaus voor 2005, en c) eventuele veranderingen van het PEMA die zijn vastgesteld toen de Verenigde Staten partij werden bij het protocol. Punt a) wordt in de tabel opgenomen, punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen, en punt c) wordt aangeboden als een aanpassing van bijlage III.
-
Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land.
-
Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot dit protocol verstrekt Canada: a) een waarde voor de totale geraamde VOS-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor zijn PEMA, indien het er een heeft ingediend, en b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale VOS-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de niveaus voor 2005, hetzij op nationaal niveau, hetzij voor zijn PEMA. Punt a) wordt in de tabel opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen. Voor zover ingediend, wordt het PEMA aangeboden als een aanpassing van bijlage III bij het protocol.
-
Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land.
-
Met inbegrip van emissies afkomstig van de productie van gewassen en landbouwgronden (NFR 4D).
-
Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot de wijziging uit hoofde waarvan deze tabel aan dit protocol wordt toegevoegd, verstrekken de Verenigde Staten van Amerika: a) een waarde voor de totale geraamde VOS-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor een PEMA; b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale VOS-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de vastgestelde niveaus voor 2005, en c) eventuele veranderingen van het PEMA die zijn vastgesteld toen de Verenigde Staten partij werden bij het protocol. Punt a) wordt in de tabel opgenomen, punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen, en punt c) wordt aangeboden als een aanpassing van bijlage III.
-
Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot dit protocol verstrekt Canada: a) een waarde voor de totale geraamde PM-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor zijn PEMA, indien het er een heeft ingediend, en b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale PM-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de niveaus voor 2005, hetzij op nationaal niveau, hetzij voor zijn PEMA. Punt a) wordt in de tabel opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen. Voor zover ingediend, wordt het PEMA aangeboden als een aanpassing van bijlage III bij het protocol.
-
Cijfers hebben betrekking op het Europese deel van het land.
-
Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, of toetreding tot de wijziging uit hoofde waarvan deze tabel aan dit protocol wordt toegevoegd, verstrekken de Verenigde Staten van Amerika: a) een waarde voor de totale geraamde PM2,5-emissieniveaus voor 2005, hetzij nationaal, hetzij voor een PEMA, en b) een indicatieve waarde voor een reductie van de totale PM2,5-emissieniveaus voor 2020 ten opzichte van de vastgestelde niveaus voor 2005. Punt a) wordt in de tabel opgenomen en punt b) wordt in een voetnoot bij de tabel opgenomen.”.
-
Het nominale thermische ingangsvermogen van een stookinstallatie wordt berekend als de som van het ingangsvermogen van alle eenheden die zijn aangesloten op een gemeenschappelijke schoorsteen. Afzonderlijke eenheden van minder dan 15 MWth worden buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van het totale nominale thermische ingangsvermogen.
-
EGW's zijn met name niet van toepassing op:
— |
installaties waarin de verbrandingsproducten worden gebruikt voor directe verwarming, droging of enige andere behandeling van voorwerpen of materialen; |
— |
naverbrandingsinstallaties voor de zuivering van rookgassen door verbranding die niet als autonome stookinstallatie worden geëxploiteerd; |
— |
installaties voor het regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces; |
— |
installaties om zwavelwaterstof om te zetten in zwavel; |
— |
in de chemische industrie gebruikte reactoren; |
— |
cokesbatterijovens; |
— |
windverhitters van hoogovens; |
— |
terugwinningsinstallaties in installaties voor de productie van pulp; |
— |
afvalverbrandingsinstallaties, en |
— |
door diesel-, benzine- of gasmotoren of verbrandingsturbines aangedreven installaties, ongeacht de gebruikte brandstof. |
-
Het referentiezuurstofgehalte bedraagt 6 % voor vaste brandstoffen en 3 % voor vloeibare en gasvormige brandstoffen.
-
„Gasolie” is elke uit aardolie verkregen vloeibare brandstof, uitgezonderd scheepsbrandstof, die onder de GN-codes 2710 19 25, 2710 19 29, 2710 19 45 of 2710 19 49 valt, of elke uit aardolie verkregen vloeibare brandstof, uitgezonderd scheepsbrandstof, die voor minder dan 65 volumeprocent (distillatieverliezen inbegrepen) overdistilleert bij 250 °C en die voor ten minste 85 volumeprocent (distillatieverliezen inbegrepen) overdistilleert bij 350 °C gemeten met de ASTM-methode D86. Dieselbrandstoffen, d.w.z. gasoliën die onder de GN-code 2710 19 41 vallen en die voor de aandrijving van voertuigen worden gebruikt, zijn uitgezonderd van deze definitie. Brandstoffen die worden gebruikt in niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers vallen eveneens buiten deze definitie.
-
Het zwavelterugwinningsrendement is het percentage ingevoerde H2S omgezet in elementaire zwavel als jaarlijks gemiddelde.
-
Het nominale thermische ingangsvermogen van een stookinstallatie wordt berekend als de som van het ingangsvermogen van alle eenheden die zijn aangesloten op een gemeenschappelijke schoorsteen. Afzonderlijke eenheden van minder dan 15 MWth worden buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van het totale nominale ingangsvermogen.
-
EGW's zijn met name niet van toepassing op:
— |
installaties waarin de verbrandingsproducten worden gebruikt voor directe verwarming, droging of enige andere behandeling van voorwerpen of materialen, |
— |
naverbrandingsinstallaties voor de zuivering van rookgassen door verbranding die niet als autonome stookinstallatie worden geëxploiteerd, |
— |
installaties voor het regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces, |
— |
installaties om zwavelwaterstof om te zetten in zwavel, |
— |
in de chemische industrie gebruikte reactoren, |
— |
cokesbatterijovens, |
— |
windverhitters van hoogovens, |
— |
terugwinningsinstallaties in installaties voor de productie van pulp, |
— |
afvalverbrandingsinstallaties, en |
— |
door diesel-, benzine- of gasmotoren of verbrandingsturbines aangedreven installaties, ongeacht de gebruikte brandstof. |
-
Het referentiezuurstofgehalte bedraagt 6 % voor vaste brandstoffen en 3 % voor vloeibare en gasvormige brandstoffen.
-
Gasturbines voor noodgevallen die minder dan 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn, vallen hier niet onder.
-
Onder aardgas wordt verstaan in de natuur voorkomend methaan met maximaal 20 volumeprocent inerte en andere bestanddelen.
-
75 mg/m3 in de volgende gevallen, waarin het rendement van de gasturbine bij ISO-basisbelastingsomstandigheden is bepaald:
— |
gasturbines die in een systeem met warmtekrachtkoppeling worden gebruikt met een totaal rendement van meer dan 75 %; |
— |
gasturbines die in een warmtekrachtcentrale worden gebruikt met een gemiddeld jaarlijks totaal elektriciteitsrendement van meer dan 55 %; |
— |
gasturbines voor mechanische aandrijving. |
-
Voor single-cyclus-gasturbines die niet onder een van de in voetnoot c genoemde categorieën vallen, maar een rendement hebben van meer dan 35 % (bepaald bij ISO-basisbelastingsomstandigheden), wordt de EGW voor NOx vastgesteld op 50 × η/35, waarbij η het bij ISO-basisbelastingsomstandigheden bepaalde, in procenten uitgedrukte rendement van de gasturbine is.
-
Installaties voor de productie van cementklinker in draaiovens met een capaciteit van > 500 Mg/dag of in andere ovens met een capaciteit van > 50 Mg/dag. Het referentiezuurstofgehalte bedraagt 10 %.
-
Deze EGW's gelden niet voor motoren die minder dan 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn.
-
Als om technische en logistieke redenen momenteel geen selectieve katalytische reductie (SCR) kan worden toegepast, bijvoorbeeld op afgelegen eilanden, of als de beschikbaarheid van voldoende hoeveelheden hoogwaardige brandstof niet kan worden gewaarborgd, kan een overgangsperiode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit protocol voor een partij worden toegepast voor dieselmotoren en dual-fuelmotoren. Tijdens deze periode gelden de volgende EGW's:
— |
Dual-fuelmotoren: 1 850 mg/m3 in vloeibare-brandstofmodus; 380 mg/m3 in gasmodus; |
— |
Dieselmotoren — Laag (< 300 rpm) en Gemiddeld (300-1 200 rpm)/toerental: 1 300 mg/m3 voor motoren tussen 5 en 20 MWth en 1 850 mg/m3 voor motoren > 20 MWth; |
— |
Dieselmotoren — Hoog toerental (> 1 200 rpm): 750 mg/m3. |
-
Motoren die tussen 500 en 1 500 bedrijfsuren per jaar in bedrijf zijn, kunnen worden vrijgesteld van naleving van deze EGW's wanneer primaire maatregelen worden toegepast om de NOx-emissies te beperken en te voldoen aan de EGW's in voetnoot b.
-
Een partij kan afwijken van de verplichting om de emissiegrenswaarden na te leven in het geval van stookinstallaties die normaliter gasvormige brandstoffen gebruiken, maar die als gevolg van een plotselinge onderbreking van de gasvoorziening bij wijze van uitzondering een andere brandstof moeten gebruiken en om die reden zouden moeten worden uitgerust met een rookgasreinigingsinrichting. De uitzonderingsperiode duurt ten hoogste tien dagen, behalve wanneer er een zwaarwegende behoefte is om de energievoorziening op peil te houden.
-
De conversiefactor voor de grenswaarden in dit protocol (bij een zuurstofgehalte van 5 %) is 2,66 (16/6).
Derhalve komt de grenswaarde van:
— |
190 mg/m3 bij 15 % O2 overeen met 500 mg/m3 bij 5 % O2; |
— |
95 mg/m3 bij 15 % O2 overeen met 250 mg/m3 bij 5 % O2; |
— |
225 mg/m3 bij 15 % O2 overeen met 600 mg/m3 bij 5 % O2. |
-
Berekeningsmethoden worden weerspiegeld in de door het uitvoerend orgaan aangenomen richtsnoeren.
-
De damp die door het vullen van benzineopslagtanks wordt verplaatst, dient te worden afgevoerd naar andere opslagtanks of naar nabehandelingsapparatuur die voldoet aan de grenswaarden in bovenstaande tabel.
-
Verwijderingsrendement uitgedrukt in % vergeleken met een vergelijkbare tank met een vast dak zonder dampbeheersingsvoorzieningen, d.w.z. met alleen een vacuüm/overdrukklep.
-
De dampen die worden verplaatst door de levering van benzine in opslaginstallaties van benzinestations en in tanks met een vast dak voor voorlopige dampopslag, dienen via een dampdichte leiding te worden teruggevoerd naar de mobiele tank van waaruit de benzine wordt geleverd. Vulwerkzaamheden mogen alleen plaatsvinden als deze voorzieningen aanwezig zijn en naar behoren werken. Onder deze voorwaarden is aanvullende monitoring van de naleving van de grenswaarde niet verplicht.
-
Het afvangrendement van de systemen dient te worden gecertificeerd door de producent in overeenstemming met de relevante technische normen of typegoedkeuringsprocedures.
-
Totale EGW's worden uitgedrukt in grammen oplosmiddel die worden uitgestoten per paar schoenen dat wordt geproduceerd.
-
Indien technieken worden gebruikt waarbij hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde 150 mg C/m3.
-
Indien technieken worden gebruikt waarbij hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde 100 mg C/m3.
-
De totale grenswaarden zijn uitgedrukt in termen van uitgestoten massa organisch oplosmiddel (g) in verhouding tot de oppervlakte van het product (m2). De oppervlakte van het product is omschreven als de oppervlakte berekend uitgaande van het totale elektroforetische coatingoppervlak en de oppervlakte van onderdelen die kunnen worden toegevoegd in opeenvolgende fasen van het coatingprocedé en die met dezelfde coatings worden gelakt. De oppervlakte van het elektroforetische coatingoppervlak wordt berekend aan de hand van de formule: (2 × het totale gewicht van het omhulsel)/(gemiddelde dikte van de metaalplaat × dichtheid van de metaalplaat). De totale EGW's in de bovenstaande tabel hebben betrekking op alle procesfasen die in dezelfde installatie worden uitgevoerd vanaf elektroforetische coating of een ander soort coatingproces tot en met het uiteindelijke in de was zetten en polijsten van de toplaag, alsmede de oplosmiddelen die bij het reinigen van procesapparatuur worden gebruikt, met inbegrip van spuitcabines en andere vaste apparatuur, zowel tijdens als buiten de productiefase.
-
Voor bestaande installaties kan het bereiken van deze niveaus, effecten op alle milieucompartimenten, hoge kapitaalkosten en lange terugverdientijden meebrengen. Om belangrijke stappen te kunnen zetten bij het verminderen van VOS-emissies dienen het soort verfsysteem en/of het verfapplicatiesysteem en/of het droogsysteem te worden vervangen. Hiervoor is meestal een nieuwe installatie of een complete renovatie van de spuiterij nodig hetgeen een forse kapitaalinvestering vereist.
-
De grenswaarde geldt voor coating- en droogprocessen in een gesloten systeem.
-
Indien het niet mogelijk is het coaten te laten plaatsvinden in een gesloten systeem (scheepsbouw, coaten van vliegtuigen enz.), kan voor installaties een vrijstelling van deze waarden worden verleend. Dan dient het reductieprogramma te worden gevolgd, tenzij deze optie technisch en economisch niet haalbaar is. In dat geval moet gebruik worden gemaakt van de beste beschikbare techniek.
-
Indien voor het coaten van textiel technieken worden toegepast waarbij hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde 150 mg C/m3 voor het drogen en coaten tezamen.
-
Indien technieken worden gebruikt waarbij hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde 150 mg C/m3.
-
Grenswaarde voor totale VOS-emissies, berekend als massa van uitgestoten oplosmiddelen per massa gereinigd en gedroogd product.
-
Dit emissieniveau kan worden bereikt door ten minste machines van het type IV of efficiënter te gebruiken.
-
De diffuse grenswaarde betreft geen oplosmiddelen die worden verkocht als onderdeel van een preparaat in een gesloten verpakking.
-
Residuen van oplosmiddelen in eindproducten worden niet beschouwd bij de berekening van de diffuse emissie.
-
Indien technieken worden gebruikt waarbij hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde 150 mg C/m3.
-
Een totale grenswaarde van 5 % van de oplosmiddeleninput kan worden toegepast in plaats van de EGWc en EGWf.
-
Een totale grenswaarde van 15 % van de oplosmiddeleninput kan worden toegepast in plaats van de EGWc en EGWf.
-
Indien technieken worden gebruikt waarbij hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen mogelijk is, bedraagt de grenswaarde 150 mg C/m3.
-
De diffuse grenswaarde betreft geen oplosmiddelen die worden verkocht als onderdeel van een preparaat in een gesloten verpakking.
-
Installaties waarbij het gemiddelde gehalte aan organische oplosmiddelen in alle gebruikte reinigingsmaterialen niet hoger ligt dan 30 wt-%, zijn vrijgesteld van toepassing van deze waarden.
-
Grenswaarden voor totale VOS-emissies uit installaties die afzonderlijke partijen zaden of ander plantaardig materiaal verwerken, worden geval per geval door een partij bepaald op basis van de beste beschikbare technieken.
-
Het verwijderen van gom uit de olie.
-
Geldt niet voor impregneren met creosoot.
-
Canadese Raad van ministers voor het milieu.
(*1) De registratie, verkoop of ingebruikneming van nieuwe voertuigen die niet voldoen aan de respectieve grenswaarden, wordt geweigerd per de in deze kolom genoemde data.
-
Testcyclus gespecificeerd door NEDC.
-
Uitgezonderd voertuigen met een maximummassa van meer dan 2 500 kg.
-
En de voertuigen uit categorie M omschreven in noot b.
-
Testcyclus gespecificeerd door de Europese statische-toestandcyclus (ESC) en de Europese belastingresponsiecyclus (ELR).
-
Testcyclus gespecificeerd door de wereldwijd geharmoniseerde statische-toestandcyclus (WHSC) voor zware voertuigen.
(*2) De registratie, verkoop of ingebruikneming van nieuwe voertuigen die niet voldoen aan de respectieve grenswaarden, wordt geweigerd per de in deze kolom genoemde data.
-
Uitsluitend voor aardgasmotoren.
-
Niet van toepassing op gasmotoren tijdens fase B2.
-
Testcyclus gespecificeerd door de Europese transiënte cyclus (ETC)
-
Testcyclus gespecificeerd door de wereldwijd geharmoniseerde transiënte cyclus (WHTC) voor zware voertuigen.
(*3) Vanaf de vermelde datum en met uitzondering van machines en motoren bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld.
-
Redactionele noot: Dit getal is de som van koolwaterstoffen en stikstofoxiden en werd in de uiteindelijke goedgekeurde tekst weergegeven als een enkel getal in een samengevoegde cel in de tabel. Aangezien deze tekst geen tabellen met scheidslijnen bevat wordt het getal omwille van de duidelijkheid in elke kolom herhaald.
(*4) Vanaf de vermelde datum en met uitzondering van machines en motoren bestemd voor de export naar landen die geen partij zijn bij dit protocol, staan de partijen de registratie, voor zover van toepassing, en het in de handel brengen van al dan niet in machines geïnstalleerde nieuwe motoren alleen toe als zij voldoen aan de respectieve grenswaarden die in de tabel staan vermeld.
-
De NOx-emissies mag voor geen enkele motorklasse 10 g/kWh overschrijden.
-
Waarbij A, B en n constanten zijn, PN het nominale motorvermogen in kW is en emissies worden gemeten overeenkomstig geharmoniseerde normen.
-
Voor drie- en vierwielers, 3,5 g/km.
-
De zomerperiode begint uiterlijk op 1 mei en eindigt niet voor 30 september. Voor partijen met Arctische omstandigheden begint de zomerperiode uiterlijk 1 juni en eindigt zij niet voor 31 augustus en bedraagt de dampspanning volgens de Reidmethode maximaal 70 kPa.
-
Behalve voor gewone loodvrije benzine (minimaal motoroctaangetal (MON) van 81 en minimaal researchoctaangetal (RON) van 91), waarvoor het olefinegehalte maximaal 21 volumeprocent bedraagt. Deze grenzen sluiten niet uit dat een andere loodvrije benzine met lagere octaangetallen dan hier vermeld op de markt van een partij worden geplaatst.
-
Andere monoalcoholen waarvan het distillatie-eindpunt niet hoger is dan het distillatie-eindpunt dat in nationale specificaties is vastgesteld of, waar deze ontbreken, in industriële specificaties voor motorbrandstoffen.
-
Het nominale thermische ingangsvermogen van een stookinstallatie wordt berekend als de som van het ingangsvermogen van alle eenheden die zijn aangesloten op een gemeenschappelijke schoorsteen. Afzonderlijke eenheden van minder dan 15 MWth worden buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van het totale nominale thermische ingangsvermogen.
-
EGW's zijn met name niet van toepassing op:
— |
installaties waarin de verbrandingsproducten worden gebruikt voor directe verwarming, droging of enige andere behandeling van voorwerpen of materialen, |
— |
naverbrandingsinstallaties voor de zuivering van rookgassen door verbranding die niet als autonome stookinstallatie worden geëxploiteerd, |
— |
installaties voor het regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces, |
— |
installaties om zwavelwaterstof om te zetten in zwavel, |
— |
in de chemische industrie gebruikte reactoren, |
— |
cokesbatterijovens, |
— |
windverhitters van hoogovens, |
— |
terugwinningsinstallaties in installaties voor de productie van pulp, |
— |
afvalverbrandingsinstallaties, en |
— |
door diesel-, benzine- of gasmotoren of verbrandingsturbines aangedreven installaties, ongeacht de gebruikte brandstof. |
-
Het referentiezuurstofgehalte bedraagt 6 % voor vaste brandstoffen en 3 % voor vloeibare en gasvormige brandstoffen.
-
Installaties voor de productie van cementklinker in draaiovens met een capaciteit van > 500 Mg/dag of in andere ovens met een capaciteit van > 50 Mg/dag. Het referentiezuurstofgehalte bedraagt 10 %.
-
Installaties voor de productie van kalk met een capaciteit van 50 Mg/dag of meer. Hieronder vallen tevens kalkovens die zijn geïntegreerd in andere industriële processen, uitgezonderd de pulpindustrie (zie tabel 9). Het referentiezuurstofgehalte bedraagt 11 %.
-
Wanneer de weerstand van het stof hoog is, kan de EGW hoger zijn, tot maximaal 30 mg/m3.
-
Installaties voor de productie van glas of glasvezels met een capaciteit van 20 Mg/dag of meer. Concentraties verwijzen naar droge rookgassen bij een zuurstofgehalte van 8 volumeprocent (continu smelten), een zuurstofgehalte van 13 volumeprocent (discontinu smelten).
(*5) g/l gebruiksklare vorm.
(*6) g/l product in gebruiksklare vorm. Uitgezonderd bij „voorbehandeling en reiniging”, moet het watergehalte van het product in gebruiksklare vorm niet worden meegerekend.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.