Verordening 2017/1398 - Wijziging van Verordening (EU) 2017/127 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft - Hoofdinhoud
29.7.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 199/2 |
VERORDENING (EU) 2017/1398 VAN DE RAAD
van 25 juli 2017
tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2017/127 (1) van de Raad zijn voor 2017 voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. |
(2) |
De afwijking waarbij vangsten van zeebaars met bepaalde categorieën vistuig worden toegestaan, is gekoppeld aan de historische gegevens van vangsten met dat vistuig. Het dient te worden verduidelijkt dat de afwijking blijft bestaan wanneer vissersvaartuigen worden vervangen zonder dat het aantal onder de afwijking vallende vaartuigen en de totale visserijcapaciteit ervan toenemen. |
(3) |
In 2017 heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) in zijn advies, naar aanleiding van de 2016-benchmark, de beheersgebieden voor zandspieringen gewijzigd. Het beheersgebied voor zandspieringen 3r bevindt zich voornamelijk in de Noorse wateren, maar een deel ervan is ook in de Uniewateren gelegen, en enkele belangrijke visgronden zijn over de beheersgebieden 2r en 3r gespreid. Gewaarborgd dient te worden dat vissersvaartuigen van de Unie toegang tot zandspieringgronden in de Uniewateren van beheersgebied 3r hebben. De voor beheersgebied 2r vastgestelde vangstmogelijkheden moeten bijgevolg ook betrekking hebben op de Uniewateren van beheersgebied 3r. |
(4) |
Op 27 maart 2017 heeft de ICES advies voor de vangsten van Noordse garnaal (Pandalus borealis) in ICES-sector IVa Oost en in ICES-subsector 20 (noordelijke Noordzee, in het Noors Diep en het Skagerrak) uitgebracht. Op grond van dat advies en na overleg met Noorwegen is het raadzaam het aandeel van de Unie van Noordse garnaal in het Skagerrak op 3 856 ton vast te stellen en het quotum van de Unie in het Noors Diep te wijzigen. |
(5) |
In de afgelopen jaren zijn de totaal toegestane vangsten (TAC) voor sprot (Sprattus sprattus) in de Noordzee vastgesteld voor een kalenderjaar, terwijl de ICES zijn advies voor de periode van 1 juli van het lopende jaar tot en met 30 juni van het volgende jaar uitbrengt. Die termijnen voor de TAC's moeten worden afgestemd op die van het ICES-advies. Bij wijze van uitzondering en alleen in verband met de overgang, zal de TAC voor sprot worden gewijzigd en een periode van 18 maanden beslaan, die eindigt op 30 juni 2018. Eventuele latere vangstmogelijkheden moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de periode waarvoor de ICES advies uitbrengt. |
(6) |
In Verordening (EU) 2017/127 is de TAC voor sprot vastgesteld op 33 830 ton, en die geldt voor sprotvangsten in de eerste helft van 2017. De ICES adviseerde dat de vangsten tussen 1 juli 2017 en 30 juni 2018 niet meer zouden mogen bedragen dan 170 387 ton. Daarom moet de TAC voor sprot die voor 18 maanden wordt vastgesteld, de werkelijke vangsten in de eerste helft van 2017 binnen de in Verordening (EU) 2017/127 vastgestelde TAC alsmede het vangstniveau in het advies van de ICES voor de resterende twaalf maanden, namelijk van 1 juli 2017 tot 30 juni 2018, omvatten. |
(7) |
Bij Verordening (EU) 2017/595 van de Raad (2) is de in bijlage IA bij Verordening (EU) 2017/127 opgenomen vangstmogelijkhedentabel voor schar (Limanda limanda) en bot (Platichthys flesus) voor Uniewateren van ICES-sector IIa en -deelgebied IV geschrapt. Daarom behoort schar te worden geschrapt uit de voetnoten in bijlage IA bij Verordening (EU) 2017/127 die betrekking hebben op schar als bijvangstsoorten. |
(8) |
Conform de Aanbeveling 1: 2014 van de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (North East Atlantic Fisheries Commission — NEAFC) was het van 1 januari tot en met 30 juni 2014 verboden te vissen op roodbaars (Sebastes mentella) in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II. Het verbod op grond van deze aanbeveling gold niet meer na het verstrijken van die termijn. De vangstmogelijkheden moeten derhalve worden gewijzigd opdat de visserij op roodbaars gedurende 2017 kan worden toegestaan. |
(9) |
Op zijn jaarlijkse vergadering van 2016 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (Iccat) Aanbeveling 16-05 („Aanbeveling 16-05”) aangenomen, waarbij de TAC voor mediterrane zwaardvis (Xiphias gladius) is vastgesteld op 10 500 ton, en waarbij een werkgroep is opgericht teneinde een eerlijke en billijke regeling te bepalen voor de toewijzing van de TAC voor zwaardvis in de Middellandse Zee, voor het bepalen van de aan de verdragsluitende partijen, de samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties of visserijorganisaties voor 2017 toe te wijzen quota en voor het vaststellen van een mechanisme voor het beheer van de TAC. |
(10) |
Bij brief aan het Iccat-secretariaat van 23 december 2016 heeft de Unie bevestigd dat zij Aanbeveling 16-05 vanaf 1 januari 2017 zou uitvoeren. Met name heeft de Unie bevestigd dat zij vanaf 2017 de in punt 11 van Aanbeveling 16-05 bedoelde sluitingsperiode voor zwaardvis in de Middellandse Zee van 1 januari tot en met 31 maart zou uitvoeren. Daarom is het raadzaam een dergelijke sluiting in te voeren als een voorwaarde die functioneel verband houdt met de vaststelling en de toewijzing van vangstmogelijkheden voor zwaardvis in de Middellandse Zee. |
(11) |
De bij Aanbeveling 16-05 opgerichte werkgroep is van 20-22 februari 2017 bijeengekomen en heeft een verdeelsleutel en een compromis voor het beheer van de benutting van de quota voor 2017 voorgesteld. In het kader van dat compromis is het aandeel van de Unie vastgesteld op 70,756 % van de door Iccat vastgestelde TAC, wat neerkomt op 7 410,48 ton in 2017. Daarom is het raadzaam het aandeel van de Unie in het Unierecht uit te voeren en de quota voor de lidstaten vast te stellen. De verdeling moet gebaseerd zijn op historische vangsten gedurende een referentieperiode van 2012 tot 2015. |
(12) |
De in Verordening (EU) 2017/127 vastgestelde vangstbeperkingen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2017. De bij deze wijzigingsverordening ingevoerde bepalingen betreffende vangstbeperkingen moeten derhalve eveneens met ingang van die datum van toepassing zijn. Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van de legitieme verwachtingen, aangezien de betrokken vangstmogelijkheden nog niet zijn opgebruikt. |
(13) |
Verordening (EU) 2017/127 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/127
Verordening (EU) 2017/127 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
In artikel 9, lid 2, wordt de derde alinea vervangen door: „Deze afwijkingen zijn van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die vangsten van zeebaars hebben geregistreerd in de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2016: in punt b) voor geregistreerde vangsten met haken en lijnen, en in punt c) voor geregistreerde vangsten met vaste kieuwnetten. Wanneer een vissersvaartuig van de Unie wordt vervangen, kunnen de lidstaten toestaan dat de afwijking geldt voor een ander vissersvaartuig, op voorwaarde dat het aantal onder de afwijking vallende vissersvaartuigen van de Unie en de totale visserijcapaciteit ervan niet toenemen.”. |
2. |
De bijlagen IA en ID bij Verordening (EU) 2017/127 worden gewijzigd als vervat in de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 juli 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
-
M.MAASIKAS
-
Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2017/595 van de Raad van 27 maart 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden (PB L 81 van 28.3.2017, blz. 6).
BIJLAGE
1. |
Bijlage IA bij Verordening (EU) 2017/127 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
In bijlage ID bij Verordening (EU) 2017/127 wordt de vangstmogelijkhedentabel voor zwaardvis in de Middellandse Zee vervangen door de volgende tabel:
|
-
Exclusief wateren binnen zes zeemijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.
-
Onverminderd de aanlandingsverplichting mogen bijvangsten van wijting en makreel maximaal 2 % van het quotum (OT1/*2A3A4) uitmaken. Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van deze bepaling voor een bijvangstsoort in deze visserij, mag hij voor bijvangsten van deze soort geen gebruik meer maken van bepalingen betreffende flexibiliteit tussen soorten.
Speciale voorwaarde:
binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspieringen als bepaald in bijlage IID, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
|||||||||
1r |
2r en 3r |
4 |
5r |
6 |
7r |
||||
(SAN/234_1R) |
(SAN/234_2R) voor 2r; (SAN/234_3R) voor 3r |
(SAN/234_4) |
(SAN/234_5R) |
(SAN/234_6) |
(SAN/234_7R) |
||||
Denemarken |
241 443 |
165 965 |
50 979 |
0 |
165 |
0 |
|||
Verenigd Koninkrijk |
5 278 |
3 628 |
1 114 |
0 |
4 |
0 |
|||
Duitsland |
369 |
254 |
78 |
0 |
0 |
0 |
|||
Zweden |
8 866 |
6 094 |
1 872 |
0 |
6 |
0 |
|||
Unie |
255 956 |
175 941 |
54 043 |
0 |
175 |
0 |
|||
Totaal |
255 956 |
175 941 |
54 043 |
0 |
175 |
0” |
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, wittekoolvis, wijting en zwarte koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.”;
-
Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2018.
-
Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018.
-
Onverminderd de aanlandingsverplichting, mogen bijvangsten van wijting maximaal 2 % van het quotum (OTH/*2AC4C) uitmaken. Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van deze bepaling voor een bijvangstsoort in deze visserij, mag hij voor bijvangsten van deze soort geen gebruik meer maken van bepalingen betreffende flexibiliteit tussen soorten.
-
Inclusief zandspieringen.
-
Mag tot 4 % bijvangsten van haring bevatten.”;
-
De visserij wordt gesloten wanneer de TAC volledig is opgebruikt door de partijen bij het NEAFC. Vanaf de sluitingsdatum wordt door de lidstaten het gericht vissen op roodbaarzen door vaartuigen die hun vlag voeren, verboden.
-
De vaartuigen beperken hun bijvangsten van roodbaarzen in andere visserijtakken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst.
-
Voorlopige vangstbeperking om de vangsten van alle partijen bij het NEAFC te dekken.”.
-
Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 april 2017 tot en met 31 december 2017.”.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.