Verordening 2016/2338 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor

1.

Wettekst

23.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 354/22

 

VERORDENING (EU) 2016/2338 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 december 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het spoorvervoer heeft het potentieel om te groeien en zijn marktaandeel te vergroten, en een belangrijke rol te spelen in een duurzaam vervoers- en mobiliteitssysteem, en daarbij nieuwe investeringsmogelijkheden en werkgelegenheid te scheppen. De groei van het personenvervoer per spoor heeft echter geen gelijke tred gehouden met de evolutie van andere vervoerswijzen.

 

(2)

De Uniemarkt voor het internationaal personenvervoer per spoor is sinds 2010 opengesteld voor concurrentie. Bepaalde lidstaten hebben bovendien hun markt voor het binnenlands vervoer opengesteld voor concurrentie door de invoering van vrije toegangsrechten, de aanbesteding van openbaredienstcontracten of een combinatie van beide. De opening van de markt voor binnenlands personenvervoer per spoor zou positieve gevolgen moeten hebben voor de werking van één Europese spoorwegruimte, wat tot betere diensten voor de gebruikers zal leiden.

 

(3)

In haar witboek Vervoer van 28 maart 2011 heeft de Commissie haar voornemen aangekondigd de interne markt voor spoorwegdiensten te voltooien door technische, administratieve en juridische belemmeringen voor de toegang tot de spoorwegmarkt weg te nemen.

 

(4)

De voltooiing van één Europese spoorwegruimte moet bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van spoorwegvervoer als geloofwaardig alternatief voor andere vervoerswijzen, onder andere wat prijs en kwaliteit betreft.

 

(5)

Deze verordening heeft specifiek tot doel om de kwaliteit, transparantie, efficiëntie en prestaties van openbaar personenvervoer per spoor te verbeteren.

 

(6)

In het kader van openbaredienstcontracten verstrekte diensten op grensoverschrijdend niveau, waaronder openbaarvervoerdiensten die plaatselijke en regionale vervoersbehoeften dekken, moeten onderworpen zijn aan de toestemming van de bevoegde instanties van de lidstaten op wier grondgebied de diensten worden verstrekt.

 

(7)

De bevoegde instanties moeten de specificaties vaststellen van openbaredienstverplichtingen voor openbaar personenvervoer. Die specificaties moeten stroken met de beleidsdoelstellingen die zijn uiteengezet in beleidsdocumenten van de lidstaten inzake openbaar vervoer.

 

(8)

Specificaties van openbaredienstverplichtingen in openbaar personenvervoer moeten waar mogelijk leiden tot positieve netwerkeffecten, onder andere in de vorm van een betere dienstverleningskwaliteit, meer sociale en territoriale samenhang of een grotere algemene efficiëntie van het openbaarvervoersysteem.

 

(9)

De openbaredienstverplichtingen moeten in overeenstemming zijn met het openbaarvervoerbeleid. Dit geeft de bevoegde instanties evenwel niet het recht om een welbepaalde hoeveelheid financiering te ontvangen.

 

(10)

Bij het opstellen van beleidsdocumenten inzake openbaar vervoer moeten de relevante belanghebbenden overeenkomstig het nationale recht worden geraadpleegd. Die belanghebbenden kunnen bijvoorbeeld vervoerondernemingen, infrastructuurbeheerders, werknemersorganisaties en vertegenwoordigers van de gebruikers van openbaarvervoerdiensten zijn.

 

(11)

Voor openbaredienstcontracten die niet op basis van een openbare aanbestedingsprocedure worden gegund, moet het vervullen van openbaredienstverplichtingen door de exploitanten van openbare diensten op passende wijze worden gecompenseerd, met het oog op de financiële houdbaarheid op lange termijn van openbaar personenvervoer, overeenkomstig de voorschriften van het openbaarvervoerbeleid. Die compensatie moet met name bevorderlijk zijn voor het handhaven of ontwikkelen van een doeltreffend beheer door de exploitant van openbare diensten en het verstrekken van personenvervoersdiensten van een voldoende hoge kwaliteit.

 

(12)

In het kader van de totstandkoming van één Europese spoorwegruimte moeten de lidstaten zorgen voor een passend niveau van sociale bescherming voor het personeel van exploitanten van openbare diensten.

 

(13)

Met het oog op een passende integratie van sociaal- en arbeidsrechtelijke voorschriften in de procedures voor het gunnen van openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer, moeten exploitanten van openbare diensten bij de uitvoering van openbaredienstcontracten voldoen aan de sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar het openbare dienstcontract wordt gegund, en die voortvloeien uit wetten, regelgeving en besluiten op zowel nationaal als uniaal niveau, en uit geldende collectieve overeenkomsten, op voorwaarde dat dergelijke nationale regels, en de toepassing ervan, stroken met het Unierecht.

 

(14)

Wanneer lidstaten voorschrijven dat de door de vorige exploitant aangeworven werknemers moeten overgaan naar de nieuw gekozen exploitant van een openbare dienst, moeten die werknemers dezelfde rechten krijgen die zij zouden hebben genoten indien er een overgang had plaatsgevonden in de zin van Richtlijn 2001/23/EG van de Raad (4). Het moet de lidstaten vrijstaan dergelijke bepalingen vast te stellen.

 

(15)

De bevoegde instanties dienen alle belangstellende partijen relevante informatie beschikbaar te stellen voor de opstelling van een offerte in het kader van openbare aanbestedingsprocedures, met waarborging van de rechtmatige bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie.

 

(16)

De verplichting voor een bevoegde instantie om alle belangstellende partijen informatie te verstrekken die essentieel is om een offerte op te stellen in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure hoeft zich niet uit te strekken tot het creëren van aanvullende informatie indien dergelijke informatie niet bestaat.

 

(17)

Teneinde rekening te houden met de diversiteit van de lidstaten op het vlak van territoriale en politieke organisatie, kan een openbaredienstcontract worden gegund door een bevoegde instantie die uit een groep van overheidsinstanties bestaat. In dat geval moeten er duidelijke regels zijn waarin de respectieve rol van elk van de overheidsinstanties bij de gunning van het openbaredienstcontract wordt uiteengezet.

 

(18)

In het geval van door een groep van bevoegde plaatselijke overheden onderhands gegunde contracten voor het verstrekken van openbaar personenvervoer per spoor, zijn het, gezien de verscheidenheid van de administratieve structuren in de lidstaten, nog steeds de lidstaten die bepalen welke plaatselijke overheden bevoegd zijn met betrekking tot „stedelijke agglomeraties” en „plattelandsgebieden”.

 

(19)

Openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor moeten worden gegund op basis van een openbare aanbestedingsprocedure, behalve voor de in deze verordening omschreven gevallen.

 

(20)

De openbare aanbestedingsprocedure voor openbaredienstcontracten moet openstaan voor alle exploitanten, eerlijk verlopen, en de beginselen van transparantie en niet-discriminatie in acht nemen.

 

(21)

Wanneer openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor worden gegund op basis van een openbare aanbestedingsprocedure, mogen, in uitzonderlijke omstandigheden, nieuwe contracten tijdelijk onderhands worden gegund om ervoor te zorgen dat de diensten op de meest kostenefficiënte wijze worden verstrekt. Dergelijke contracten mogen niet worden verlengd voor dezelfde of gelijkaardige openbaredienstverplichtingen.

 

(22)

Indien slechts één exploitant belangstelling toont na de bekendmaking van het voornemen om een openbare aanbestedingsprocedure in te richten, mogen de bevoegde instanties onderhandelingen starten met die exploitant om het contract zonder verdere bekendmaking van een openbare aanbestedingsprocedure te gunnen.

 

(23)

De de-minimisdrempels voor onderhands gegunde openbaredienstcontracten moeten worden aangepast om rekening te houden met de grotere volumes en hogere kosten per eenheid voor openbaar personenvervoer per spoor, in vergelijking met andere vervoerswijzen die onder Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (5) vallen. Er moeten tevens hogere drempels gelden voor openbaar personenvervoer indien het spoor meer dan 50 % van de waarde van de betrokken diensten uitmaakt.

 

(24)

De totstandkoming van één Europese spoorwegruimte vergt gemeenschappelijke regels voor de aanbesteding van openbaredienstcontracten in deze sector, waarbij evenwel rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van elke lidstaat.

 

(25)

Mits inachtneming van bepaalde voorwaarden met betrekking tot de aard en de structuur van de spoorwegmarkt of het spoorwegnet moeten de bevoegde instanties kunnen besluiten openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor onderhands te gunnen, indien een dergelijk contract zou leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de diensten of de kostenefficiëntie, of beide.

 

(26)

De bevoegde instanties kunnen maatregelen nemen ter vergroting van de concurrentie tussen spoorwegondernemingen door het aantal contracten dat zij aan één spoorwegonderneming gunnen te beperken.

 

(27)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun rechtssysteem voorziet in de mogelijkheid om de beslissingen van de bevoegde instantie om openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor onderhands te gunnen via een op prestaties gebaseerde benadering, te laten beoordelen door een onafhankelijk orgaan. Dit zou als onderdeel van een rechterlijke toetsing kunnen gebeuren.

 

(28)

Bij het voorbereiden van een openbare aanbestedingsprocedure moeten de bevoegde instanties beoordelen of er maatregelen noodzakelijk zijn om te zorgen voor daadwerkelijke en niet-discriminerende toegang tot geschikt rollend spoormaterieel. De bevoegde instanties moeten het beoordelingsrapport publiekelijk beschikbaar stellen.

 

(29)

Bepaalde wezenlijke onderdelen van geplande openbare aanbestedingsprocedures voor openbaredienstcontracten moeten volledig transparant zijn zodat de markt er beter kan op inspelen.

 

(30)

Verordening (EG) nr. 1370/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1370/2007 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Aan artikel 1, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Onder voorbehoud van de toestemming van de bevoegde instanties van de lidstaten op wier grondgebied de diensten worden verstrekt, kunnen openbaredienstverplichtingen betrekking hebben op openbaarvervoerdiensten op grensoverschrijdend niveau, met inbegrip van diensten die plaatselijke en regionale vervoersbehoeften dekken.”.

 

2)

In artikel 2 wordt het volgende punt ingevoegd:

„a bis)   „openbaar personenvervoer per spoor”: het openbaar personenvervoer per spoor, met uitzondering van ander spoorgebonden personenvervoer, zoals metro of tram;”.

 

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 2 bis

Specificatie van openbaredienstverplichtingen

  • 1. 
    De bevoegde instantie legt overeenkomstig artikel 2, onder e), specificaties vast voor de openbaredienstverplichtingen voor het verstrekken van diensten voor openbaar personenvervoer en het toepassingsgebied van die openbaredienstverplichtingen. Dit omvat de mogelijkheid om kostendekkende diensten samen te voegen met niet-kostendekkende diensten.

Bij het vastleggen van die specificaties en hun toepassingsgebied houdt de bevoegde instantie naar behoren rekening met het evenredigheidsbeginsel, overeenkomstig het Unierecht.

De specificaties stroken met de beleidsdoelstellingen die zijn uiteengezet in de beleidsdocumenten van de lidstaten inzake openbaar vervoer.

De inhoud en de vorm van de beleidsdocumenten inzake openbaar vervoer en de procedures voor raadpleging van de relevante belanghebbenden worden overeenkomstig het nationale recht bepaald.

  • 2. 
    De specificaties inzake de openbaredienstverplichtingen en de daaraan gekoppelde compensatie van het netto financiële effect:
 

a)

verwezenlijken de doelstellingen van het openbaarvervoerbeleid op een kostenefficiënte manier, en

 

b)

houden het aanbod van openbaar personenvervoer financieel gaande, overeenkomstig de in het openbaarvervoerbeleid vastgestelde eisen op lange termijn.”.

 

4)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 worden punten a) en b) vervangen door:

 

„a)

duidelijk omschreven welke in deze verordening gedefinieerde en overeenkomstig artikel 2 bis gespecificeerde openbaredienstverplichtingen door de exploitant van openbare diensten dient te worden nagekomen en in welke gebieden deze verplichtingen van toepassing zijn;

 

b)

vooraf op objectieve en transparante wijze vastgesteld

 

i)

op basis van welke parameters de eventuele compensaties moeten worden berekend, en

 

ii)

wat de aard en omvang van eventuele exclusieve rechten is, zodanig dat overcompensatie wordt voorkomen.

Voor niet overeenkomstig artikel 5, lid 1, lid 3 of lid 3 ter, gegunde openbaredienstcontracten worden deze parameters zodanig vastgesteld dat de compensatie in geen geval het bedrag overschrijdt dat nodig is om het netto financieel effect op de kosten en inkomsten van de nakoming van de openbaredienstverplichtingen te dekken, waarbij rekening moet worden gehouden met de door de exploitant van openbare diensten ingehouden ontvangsten uit de betrokken diensten en een redelijke winstmarge;”;

 

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

„4 bis.   Bij het uitvoeren van openbaredienstcontracten voldoen exploitanten van openbare diensten aan de verplichtingen die op het gebied van sociaal en arbeidsrecht gelden uit hoofde van het Unierecht, het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten.

4 ter.   Richtlijn 2001/23/EG is van toepassing op een verandering van exploitant van openbare diensten indien die verandering een overgang van ondernemingen inhoudt in de zin van die richtlijn.”;

 

c)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Wanneer de bevoegde instanties exploitanten van openbare diensten overeenkomstig het nationale recht verplichten bepaalde sociale en kwaliteitsnormen na te leven of sociale en kwalitatieve criteria vaststellen, moeten die normen en criteria worden opgenomen in de aanbestedingsdocumenten en openbaredienstcontracten. Met inachtneming van Richtlijn 2001/23/EG bevatten die aanbestedingsdocumenten en openbaredienstcontracten in voorkomend geval ook informatie over de rechten en verplichtingen met betrekking tot de overgang van de door de vorige exploitant in dienst genomen werknemers.”;

 

d)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„8.   Openbaredienstcontracten vereisen van de exploitant dat hij de bevoegde instantie de informatie verstrekt die essentieel is voor de gunning van openbaredienstcontracten, met waarborging van de rechtmatige bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie. De bevoegde instanties stellen alle belangstellende partijen relevante informatie beschikbaar voor de opstelling van een offerte in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure, met waarborging van de rechtmatige bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Deze informatie met betrekking tot onder meer de vervoersvraag, tarieven, kosten en inkomsten uit het openbaar personenvervoer dat onder de openbare aanbestedingsprocedure valt en infrastructuurkenmerken die relevant zijn voor de exploitatie van de vereiste voertuigen of het vereiste rollend materieel, moet de belangstellende partijen in staat stellen gefundeerde offertes op te stellen. Beheerders van spoorweginfrastructuur bieden de bevoegde instanties ondersteuning bij de verstrekking van de relevante infrastructuurkenmerken. Niet-naleving van voormelde bepalingen geeft aanleiding tot juridische herziening als bedoeld in artikel 5, lid 7.”.

 

5)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 2 wordt de aanhef vervangen door:

„2.   Als de nationale wetgeving het niet verbiedt, kan een bevoegde plaatselijke overheid, ongeacht of het gaat om een afzonderlijke overheid dan wel om een groepering van overheden die geïntegreerde diensten voor openbaar personenvervoer aanbiedt, besluiten zelf openbare personenvervoersdiensten aan te bieden of onderhands een openbaredienstcontract te gunnen aan een juridisch onafhankelijke entiteit waarover de bevoegde plaatselijke overheid — of in geval van een groepering van overheden, ten minste één bevoegde plaatselijke overheid — net als over haar eigen diensten zeggenschap uitoefent.

In geval van openbaar personenvervoer per spoor mag de in de eerste alinea bedoelde groepering van overheden uitsluitend bestaan uit bevoegde plaatselijke overheden die niet bevoegd zijn voor het volledige grondgebied van een land. De openbare personenvervoersdienst of het openbaredienstcontract, als bedoeld in de eerste alinea, mag enkel de vervoersbehoeften van stedelijke agglomeraties of plattelandsgebieden, of beide, dekken.

Wanneer een bevoegde plaatselijke overheid een dergelijk besluit neemt, geldt het volgende:”;

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Een bevoegde instantie die een beroep doet op een andere derde dan een interne exploitant, gunt openbaredienstcontracten via een openbare aanbestedingsprocedure, behoudens de in de leden 3 bis, 4, 4 bis, 4 ter, 5 en 6 bedoelde gevallen. De openbare aanbestedingsprocedure staat open voor alle exploitanten en verloopt eerlijk, met inachtneming van de beginselen van transparantie en niet-discriminatie. Na de indiening van de inschrijvingen en een eventuele eerste selectie kan, met inachtneming van deze beginselen, worden onderhandeld over de meest geschikte manier om te voldoen aan specifieke of complexe behoeften.”;

 

c)

de volgende leden worden ingevoegd:

„3 bis.   Als de nationale wetgeving het niet verbiedt, kan de bevoegde instantie voor openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor die op basis van een openbare aanbestedingsprocedure worden gegund, besluiten om nieuwe contracten tijdelijk onderhands te gunnen indien de bevoegde instantie van oordeel is dat de onderhandse gunning gerechtvaardigd is door uitzonderlijke omstandigheden. Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden omvatten situaties waarin:

 

er reeds sprake is van een aantal door de bevoegde instantie of andere bevoegde instanties geplaatste openbare aanbestedingsprocedures dat gevolgen kan hebben voor het aantal en de kwaliteit van de inschrijvingen die waarschijnlijk zullen worden ontvangen indien de opdracht openbaar wordt aanbesteed, of

 

het toepassingsgebied van één of meer openbaredienstcontracten moet worden gewijzigd om de verlening van openbare diensten te optimaliseren.

De bevoegde instantie neemt een met redenen omklede beslissing en stelt de Commissie hier onverwijld van in kennis.

De duur van de uit hoofde van dit lid gegunde contracten is evenredig ten opzichte van de desbetreffende uitzonderlijke omstandigheid, en bedraagt in elk geval niet meer dan vijf jaar.

De bevoegde instantie maakt dergelijke contracten bekend. Daarbij houdt zij rekening met de rechtmatige bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie en commerciële belangen.

Het daaropvolgende contract dat op dezelfde openbaredienstverplichtingen betrekking heeft, wordt niet op grond van deze bepaling gegund.

3 ter.   Op grond van lid 3 kunnen de bevoegde instanties besluiten de volgende procedure toe te passen:

 
 

Bevoegde instanties kunnen hun voornemen om een openbaredienstcontract voor openbaar personenvervoer per spoor te gunnen, bekendmaken met een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie.

 
 

Die aankondiging bevat een gedetailleerde beschrijving van de diensten die het voorwerp uitmaken van het te gunnen contract, alsmede van het type en de looptijd van het contract.

 
 

Exploitanten kunnen hun belangstelling kenbaar maken binnen een door de bevoegde instantie te bepalen termijn, die niet korter is dan 60 agen na de bekendmaking van de aankondiging.

Indien na deze termijn:

 

a)

slechts één exploitant zijn belangstelling kenbaar heeft gemaakt om deel te nemen aan de procedure voor het gunnen van het openbaredienstcontract;

 

b)

die exploitant naar behoren heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk in staat zal zijn de vervoersdienst te verlenen en daarbij zal voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van het openbaredienstcontract;

 

c)

het ontbreken van concurrentie niet het gevolg is van kunstmatige beperking van de parameters van de aanbesteding, en

 

d)

indien er geen redelijk alternatief bestaat,

kunnen de bevoegde instanties onderhandelingen met deze exploitant beginnen om het contract te gunnen zonder verdere bekendmaking van een openbare aanbestedingsprocedure.”;

 

d)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Als de nationale wetgeving het niet verbiedt, kan de bevoegde instantie besluiten openbaredienstcontracten onderhands te gunnen:

 

a)

wanneer hun gemiddelde jaarlijkse waarde geraamd wordt op minder dan 1 000 000 EUR, of minder dan 7 500 000 EUR voor openbaredienstcontracten die openbaar personenvervoer per spoor omvatten, of

 

b)

wanneer de contracten betrekking hebben op minder dan 300 000 km openbaar personenvervoer per jaar, of minder dan 500 000 km voor openbaredienstcontracten die openbaar personenvervoer per spoor omvatten.

Wanneer een openbaredienstcontract onderhands wordt gegund aan een kleine of middelgrote onderneming die niet meer dan 23 voertuigen exploiteert, kunnen die drempels worden verhoogd tot hetzij een geschatte gemiddelde jaarlijkse waarde van minder dan 2 000 000 EUR, hetzij een geschat jaarlijks volume van minder dan 600 000 km openbaar personenvervoer.”;

 

e)

de volgende leden worden ingevoegd:

„4 bis.   Als de nationale wetgeving het niet verbiedt, kan de bevoegde instantie besluiten openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor onderhands te gunnen:

 

a)

indien zij onderhandse gunning gerechtvaardigd acht in het licht van relevante structurele en geografische kenmerken van de betrokken markt en het betrokken spoorwegnet, en met name de omvang ervan, de kenmerken van de vraag, de complexiteit van het net, het technische en geografische isolement ervan en de onder het contract vallende diensten, en

 

b)

indien een dergelijk contract zou leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de diensten of de kosteneffectiviteit, of beide, in vergelijking met het eerder gegunde openbaredienstcontract.

De bevoegde instantie maakt op basis daarvan een met redenen omklede beslissing bekend en stelt de Commissie binnen één maand na die bekendmaking hiervan in kennis. De bevoegde instantie kan overgaan tot gunning van het contract.

Lidstaten waar op 24 december 2017 het maximale jaarlijkse marktvolume kleiner is dan 23 miljoen treinkilometer, er slechts één bevoegde instantie op nationaal niveau is en één openbaredienstcontract voor het gehele net, worden geacht te voldoen aan de onder a), uiteengezette voorwaarden. Indien een bevoegde instantie van een van die lidstaten besluit een openbaredienstcontract onderhands te gunnen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie daarvan in kennis. Het Verenigd Koninkrijk kan besluiten deze alinea van toepassing te laten zijn op Noord-Ierland.

Indien de bevoegde instantie besluit een openbaredienstcontract onderhands te gunnen, stelt zij meetbare, transparante en controleerbare prestatievoorschriften vast. Dergelijke voorschriften worden opgenomen in het contract.

De prestatievoorschriften betreffen met name de stiptheid van de diensten, de frequentie van het treinverkeer, de kwaliteit van het rollend materieel en de vervoerscapaciteit voor passagiers.

Het contract bevat specifieke prestatie-indicatoren die de bevoegde instantie in staat stellen periodieke evaluaties te verrichten. Het contract bevat ook doeltreffende en afschrikkende maatregelen die moeten worden opgelegd indien de spoorwegonderneming niet aan de prestatievoorschriften voldoet.

De bevoegde instantie evalueert periodiek of de spoorwegonderneming haar streefcijfers heeft behaald om aan de in het contract bepaalde prestatievoorschriften te voldoen, en maakt het resultaat van deze beoordeling openbaar. Deze periodieke evaluaties vinden ten minste om de vijf jaar plaats. De bevoegde instantie neemt passende en tijdige maatregelen, waaronder het opleggen van doeltreffende en afschrikkende contractuele boetes indien de vereiste verbeteringen in de kwaliteit van de diensten of de kostenefficiëntie, of beide, niet worden verwezenlijkt. De bevoegde instantie kan het uit hoofde van deze bepaling gegunde contract te allen tijde geheel of gedeeltelijk schorsen of beëindigen indien de exploitant niet aan de prestatievoorschriften voldoet.

4 ter.   Als de nationale wetgeving het niet verbiedt, kan de bevoegde instantie besluiten openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor onderhands te gunnen wanneer die contracten betrekking hebben op het aanbieden van personenvervoer per spoor door een exploitant die tegelijkertijd geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk is voor het beheer van de voor die diensten gebruikte spoorweginfrastructuur, indien die spoorweginfrastructuur wordt uitgesloten van het toepassingsgebied van de artikelen 7, 7 bis, 7 ter, 7 quater, 7 quinquies, 8 en 13 en hoofdstuk IV van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (*1) overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a) of onder b), van die richtlijn.

In afwijking van artikel 4, lid 3, hebben de uit hoofde van dit lid en van lid 4 bis van dit artikel onderhands gegunde contracten een maximumduur van tien jaar, behalve wanneer artikel 4, lid 4, van toepassing is.

De overeenkomstig dit lid en lid 4 bis gegunde contracten worden bekendgemaakt met inachtneming van de rechtmatige bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie en commerciële belangen.

(*1)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).”;"

 

f)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Een bevoegde instantie kan noodmaatregelen treffen wanneer de dienstverlening uitvalt of dreigt uit te vallen.

De noodmaatregelen bestaan in onderhandse gunning, een formeel akkoord tot verlenging van een openbaredienstcontract of het opleggen van bepaalde openbaredienstverplichtingen. De exploitant van openbare diensten heeft het recht beroep in te stellen tegen het besluit om bepaalde openbaredienstverplichtingen op te leggen. De periode waarin een openbaredienstcontract wordt gegund, verlengd of opgelegd middels noodmaatregelen mag niet langer duren dan twee jaar.”;

 

g)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„6 bis.   Om de concurrentie tussen spoorwegondernemingen te stimuleren, kunnen bevoegde instanties besluiten dat contracten voor openbaar personenvervoer per spoor voor delen van eenzelfde spoorwegnet of een pakket trajecten aan verschillende spoorwegondernemingen moeten worden gegund. Daartoe kunnen de bevoegde instanties vóór het plaatsen van de openbare aanbestedingsprocedure besluiten om het aantal contracten dat aan eenzelfde spoorwegonderneming kan worden gegund, te beperken.”;

 

h)

in lid 7 wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

„Voor de gevallen die onder de leden 4 bis en 4 ter vallen, omvatten deze maatregelen onder meer de mogelijkheid te verzoeken om een beoordeling van de met redenen omklede beslissing van de bevoegde instantie door een onafhankelijk orgaan dat door de betrokken lidstaat is aangewezen. Het resultaat van deze beoordeling wordt overeenkomstig het nationale recht publiekelijk beschikbaar gesteld.”.

 

6)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Rollend spoormaterieel

  • 1. 
    Met het oog op het inleiden van een openbare aanbestedingsprocedure beoordelen de bevoegde instanties of er maatregelen moeten worden genomen om te zorgen voor daadwerkelijke en niet-discriminerende toegang tot geschikt rollend materieel. Bij deze beoordeling wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van leasebedrijven voor rollend materieel, of andere marktactoren die rollend materieel leasen, op de desbetreffende markt. Het beoordelingsverslag wordt publiekelijk beschikbaar gesteld.
  • 2. 
    Bevoegde instanties kunnen overeenkomstig het nationale recht en in overeenstemming met de regels voor staatssteun besluiten passende maatregelen te treffen om te zorgen voor daadwerkelijke en niet-discriminerende toegang tot geschikt rollend materieel. Deze maatregelen kunnen omvatten:
 

a)

de aanschaf door de bevoegde instantie van het rollend materieel voor de uitvoering van het openbaredienstcontract om dit tegen marktprijs ter beschikking te stellen van de geselecteerde exploitant van openbare diensten of als onderdeel van het openbaredienstcontract overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), artikel 6 en, indien van toepassing, de bijlage;

 

b)

de verstrekking door de bevoegde instantie van een garantie tegen marktprijs voor de financiering van het rollend materieel dat voor de uitvoering van het openbaredienstcontract wordt gebruikt of als onderdeel van het openbaredienstcontract overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), artikel 6 en, indien van toepassing, de bijlage, met inbegrip van een garantie die het restwaarderisico dekt;

 

c)

een toezegging, in het openbaredienstcontract, van de bevoegde instantie om het rollend materieel tegen op voorhand vastgelegde financiële voorwaarden aan het einde van het contract tegen marktprijs over te nemen, of

 

d)

samenwerking met andere bevoegde instanties teneinde over een groter bestand aan rollend materieel te beschikken.

  • 3. 
    Wanneer het rollend materieel ter beschikking van een nieuwe openbaarvervoerexploitant wordt gesteld, neemt de bevoegde instantie in de aanbestedingsdocumenten alle beschikbare informatie op over de onderhoudskosten en de fysieke toestand van het rollend materieel.”.
 

7)

In artikel 6 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Ongeacht de gunningswijze van een contract voldoet elke compensatie uit hoofde van een algemene regel of een openbaredienstcontract aan artikel 4. Alle compensaties uit hoofde van niet overeenkomstig artikel 5, lid 1, lid 3 of lid 3 ter, gegunde openbaredienstcontracten of uit hoofde van een algemene regel voldoen, ongeacht hun vorm, ook aan de bepalingen in de bijlage.”.

 

8)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Elke bevoegde instantie publiceert jaarlijks een samenvattend verslag over de openbaredienstverplichtingen die onder haar verantwoordelijkheid vallen. Dat verslag bevat de aanvangsdatum en duur van de openbaredienstcontracten, de geselecteerde openbaredienstexploitanten en de compensaties en exclusieve rechten die als vergoeding aan die openbaredienstexploitanten zijn toegekend. Dat verslag maakt onderscheid tussen busvervoer en spoorvervoer, maakt het mogelijk de prestaties, de kwaliteit en de financiering van het openbaarvervoersnet te monitoren en te beoordelen, en bevat waar nodig informatie over de aard en de reikwijdte van eventuele toegekende exclusieve rechten. In het verslag wordt ook gelet op de beleidsdoelstellingen die zijn uiteengezet in de beleidsdocumenten van de betrokken lidstaat inzake openbaar vervoer. De lidstaten faciliteren de centrale toegang tot deze verslagen, bijvoorbeeld via een gemeenschappelijk portaalsite.”;

 

b)

aan lid 2, eerste alinea, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

„d)

de geplande aanvangsdatum en duur van het openbaredienstcontract.”.

 

9)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Onverminderd lid 3 geldt het volgende:

 

i)

Artikel 5 is met ingang van 3 december 2019 van toepassing op de gunning van openbaredienstcontracten voor personenvervoersdiensten over de weg en via andere spoorgebonden middelen, zoals metro of tram.

 

ii)

Artikel 5 is met ingang van 3 december 2019 van toepassing op openbaar personenvervoer per spoor.

 

iii)

Artikel 5, lid 6, en artikel 7, lid 3, zijn niet langer van toepassing vanaf 25 december 2023.

De duur van contracten die overeenkomstig artikel 5, lid 6, worden gegund tussen 3 december 2019 en 24 december 2023 bedraagt niet meer dan tien jaar.

Tot en met 2 december 2019 nemen de lidstaten maatregelen om geleidelijk te voldoen aan artikel 5, teneinde te vermijden dat zich ernstige structurele problemen voordoen, in het bijzonder wat betreft de vervoerscapaciteit.

Binnen zes maanden na 25 december 2020 leggen de lidstaten de Commissie een voortgangsverslag voor over de invoering van de gunning van openbaredienstcontracten die in overeenstemming zijn met artikel 5. Op basis van de voortgangsverslagen van de lidstaten voert de Commissie een evaluatie uit en dient zij indien passend wetgevingsvoorstellen in.”;

 

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„2 bis.   Openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor die met ingang van 24 december 2017 tot en met 2 december 2019 onderhands worden gegund op basis van een andere procedure dan een eerlijke openbare aanbestedingsprocedure, mogen tot hun vervaldatum worden voortgezet. In afwijking van artikel 4, lid 3, hebben deze contracten een maximumduur van tien jaar, behalve wanneer artikel 4, lid 4, van toepassing is.”;

 

c)

in lid 3, eerste alinea, wordt punt d) vervangen door:

 

„d)

met ingang van 26 juli 2000 en vóór 24 december 2017, op grond van een andere procedure dan een eerlijke openbare aanbestedingsprocedure.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 24 december 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 14 december 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • I. 
    KORČOK
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 26 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 17 oktober 2016 (PB C 430, 22.11.2016, blz. 4). Standpunt van het Europees Parlement van 14 december 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (4) 
    Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 1191/69 en (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.