Verordening 2016/804 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien - Hoofdinhoud
21.5.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 132/85 |
VERORDENING (EU, Euratom) 2016/804 VAN DE RAAD
van 17 mei 2016
tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 2,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van de Europese Rekenkamer (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad (3) is herschikt bij Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (4). Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 moet in werking treden op de dag waarop Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad (5) in werking treedt. Dat besluit is nog niet in werking getreden. |
(2) |
Om de Commissie (Eurostat) voldoende tijd te bieden om de relevante gegevens inzake bruto nationaal inkomen (bni) te beoordelen en om het bni-comité voldoende tijd te geven om een advies over de bni-gegevens op te stellen, moeten wijzigingen in het bni van een begrotingsjaar kunnen worden aangebracht tot 30 november van het vierde jaar volgend op dat begrotingsjaar. De termijn voor het bewaren van de bewijsstukken die betrekking hebben op de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (btw) en de eigen middelen op basis van het bni, moet bijgevolg ook worden verlengd van 30 september tot 30 november van het vierde jaar volgend op het begrotingsjaar waarop deze betrekking hebben. |
(3) |
De bestaande praktijk waarbij de in artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde, op naam van de Commissie geopende rekeningen voor eigen middelen („eigenmiddelenrekeningen van de Commissie”) worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten, dient in deze verordening tot uiting te komen. De notie „schatkist” moet ook andere publiekrechtelijke entiteiten met vergelijkbare functies omvatten. |
(4) |
De eigenmiddelenrekeningen van de Commissie moeten kosten- en rentevrij worden aangehouden. Het berekenen van kosten of negatieve rente zou leiden tot een vermindering van de begroting van de Unie en tot een ongelijke behandeling van de lidstaten. Daarom moeten de lidstaten in het geval dat negatieve rente op een eigenmiddelenrekening van de Commissie wordt toegepast, een bedrag crediteren dat gelijk is aan het bedrag van de negatieve rente. Aangezien sommige lidstaten niet over de mogelijkheid beschikken om de financiële gevolgen te vermijden van de verplichting dergelijke bedragen van negatieve rente te crediteren op de eigenmiddelenrekening van de Commissie, dient de Commissie, wanneer zij in haar behoefte aan kasmiddelen voorziet, deze gevolgen te beperken door bij voorrang de op de betrokken rekeningen gecrediteerde sommen te gebruiken. |
(5) |
De eigenmiddelenrekeningen van de Commissie mogen alleen worden gedebiteerd in opdracht van de Commissie. Dit dient het toepassen van negatieve rente onverlet te laten. |
(6) |
Omwille van de duidelijkheid en de leesbaarheid moet artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 worden opgesplitst in meerdere artikelen. |
(7) |
De Commissie moet te allen tijde over toereikende kasmiddelen beschikken om te voldoen aan de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de uitvoering van de begroting, die in het bijzonder geconcentreerd zijn in de eerste maanden van het jaar. De Commissie kan de lidstaten reeds verzoeken om de betaling van maximaal twee bijkomende twaalfden te vervroegen voor de specifieke betalingsbehoeften van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6). Om het risico op betalingsvertragingen ten gevolge van tijdelijke kastekorten verder te beperken, moet de Commissie over de mogelijkheid beschikken om de betaling van ten hoogste een bijkomende helft van één twaalfde te vervroegen voor de specifieke betalingsbehoeften van de Europese structuur- en investeringsfondsen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7), voor zover de behoefte aan kasmiddelen dit rechtvaardigt. Om buitensporige druk op de nationale schatkisten te voorkomen, mag het totale bedrag waarvan de betaling naar dezelfde maand kan worden vervroegd evenwel niet hoger zijn dan twee bijkomende twaalfden. Bovendien mag dit, omwille van de specifieke betalingsverplichtingen die voor het ELGF gelden, niet ten nadele van het ELGF worden toegepast. |
(8) |
Overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 dient de Commissie tijdig de aanpassingen van de btw- en de bni-middelen te berekenen en de lidstaten hiervan in kennis te stellen zodat zij deze aanpassingen kunnen boeken op de eigenmiddelenrekening van de Commissie op de eerste werkdag van december. De bedragen van de aanpassingen die op de eerste werkdag van december 2014 ter beschikking moesten worden gesteld, waren van ongekende omvang. Om onredelijk zware lasten voor de begrotingen van de lidstaten te voorkomen net vóór het einde van het jaar, werd Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 van de Raad (8) om het de lidstaten mogelijk te maken de boeking van deze aanpassingen op de eigenmiddelenrekening van de Commissie, onder bepaalde uitzonderlijke omstandigheden, uit te stellen. |
(9) |
Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000, zoals gewijzigd, zal niet langer van toepassing zijn zodra Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 in werking treedt. Dit mag echter geen afbreuk doen aan de geldigheid van het uitstellen van de boeking van aanpassingen waarom reeds formeel was verzocht krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014, terwijl laatstgenoemde verordening nog van kracht was. |
(10) |
Omwille van vereenvoudiging en ter beperking van de begrotingslasten voor de lidstaten en de Commissie, met name aan het einde van het jaar, moet de procedure voor de aanpassing van de btw- en de bni-middelen worden gestroomlijnd. Er moet worden voorzien in een langere termijn tussen de officiële mededeling aan de lidstaten van de vereiste aanpassingen en de datum waarop deze op de eigenmiddelenrekening van de Commissie moeten worden geboekt. Die mededeling en die boeking moeten in hetzelfde jaar vallen, omdat dat jaar ook van belang is voor de registratie van het effect op de overheidsrekeningen en met het oog op het stabiliteits- en groeipact. Het totale bedrag van de aanpassingen moet onmiddellijk over de lidstaten worden herverdeeld volgens hun respectieve aandeel in de bni-middelen. Hierdoor zou de door Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 ingevoerde afwijking overbodig worden. |
(11) |
Om de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken, moet de procedure voor de berekening van de rente er met name voor zorgen dat eigen middelen tijdig en volledig beschikbaar worden gesteld. |
(12) |
Ten behoeve van een grotere rechtszekerheid en duidelijkheid moet voor de btw- en bni-middelen worden bepaald in welke gevallen vertragingsrente is verschuldigd. Gelet op de specifieke kenmerken van die eigen middelen, met een verificatiecyclus die voorziet in respectievelijk correcties en aanpassingen binnen een termijn van vier jaar, mogen wijzigingen in btw- en bni-middelen ten gevolge van dergelijke rectificaties of aanpassingen geen aanleiding geven tot een berekening van rente met terugwerkende kracht. De rente dient ten aanzien van die middelen derhalve alleen te worden betaald in geval van vertraging bij het boeken van bedragen van maandelijkse twaalfden en van bedragen die voortvloeien uit de jaarlijkse berekening van aanpassingen voor eerdere begrotingsjaren. Bovendien dient, met het oog op het behouden van een adequate aansporing tot het nemen van correctieve maatregelen, ook rente te worden betaald in geval van vertraging bij het boeken van bedragen die voortvloeien uit bijzondere correcties van btw-overzichten op de datum vastgesteld in het kader van door de Commissie krachtens artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (9), genomen maatregelen. Wanneer een lidstaat nalaat binnen de door de Commissie vastgestelde expliciete termijn correcties van bni-gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor het behandelen van door de Commissie of door een lidstaat ter kennis gebrachte punten, moet voorts ook rente worden toegepast op elke stijging van eigen middelen die voortvloeit uit een aanpassing als gevolg van het behandelen van het ter kennis gebrachte punt. Die rente moet worden toegepast vanaf het moment dat het bedrag van de aanpassing geboekt had moeten zijn, d.w.z. de eerste werkdag van de maand juni van het jaar dat volgt op het jaar waarin de expliciete termijn is verstreken, tot op het moment waarop dat aangepaste bedrag op de rekening wordt geboekt. Overeenkomstig bestaande regels en praktijken moet elke vertraging bij een boeking met betrekking tot traditionele eigen middelen, aanleiding geven tot het berekenen van rente. |
(13) |
Het in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 omschreven rentevoetsysteem omvat een vaste verhoging van het basistarief met 2 procentpunten en een progressieve verhoging met 0,25 procentpunt per maand vertraging, en de aldus verhoogde rentevoet geldt voor de gehele periode van de vertraging. Dat rentevoetsysteem heeft er voor gezorgd dat de eigen middelen tijdig en volledig beschikbaar worden gesteld, en de belangrijkste elementen ervan moeten derhalve worden behouden. |
(14) |
De bestaande regels, waarbij de rentevoet almaar blijft stijgen, hebben in uitzonderlijke gevallen, waar soms sprake was van vele jaren vertraging, echter ook tot zeer hoge rentevoeten geleid. Om de evenredigheid van het systeem te garanderen met behoud van het afschrikkende effect ervan, moet de gecumuleerde stijging van dat basistarief worden geplafonneerd op een jaarlijks maximum van 16 procentpunten. |
(15) |
Anderzijds kan de bestaande vaste verhoging van het basistarief met 2 procentpunten, met name bij korte perioden van vertraging, de stimulans om de eigen middelen tijdig ter beschikking te stellen, wegnemen in omstandigheden waar de herfinancieringskosten op de geldmarkt hoger zijn dan de verschuldigde rente. Daarom, en om de vlotte werking van het systeem verder te verbeteren, moet de vaste verhoging van het basistarief daarom worden opgetrokken tot 2,5 procentpunten en mag de resulterende rentevoet die wordt toegepast, niet lager liggen dan dat percentage, zelfs wanneer het toepasselijke basistarief negatief is. Dit moet met name vertragingen voorkomen bij het beschikbaar stellen van de maandelijkse twaalfden van de eigen middelen uit de btw en op grond van het bni, die thans meer dan 80 % van de inkomsten van de begroting van de Unie uitmaken. |
(16) |
Teneinde de doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te bevorderen en rekening te houden met de nieuwe bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10), moet worden voorzien in de mogelijkheid om lidstaten te ontslaan van de verplichting om de bedragen aan traditionele eigen middelen die niet kunnen worden geïnd doordat de boeking of de mededeling van een douaneschuld is uitgesteld om een strafonderzoek in verband met de financiële belangen van de Unie niet te schaden, ter beschikking te stellen van de begroting van de Unie. De Commissie dient de lidstaten zo spoedig mogelijk de criteria en eventuele actualiseringen daarvan mee te delen die zullen worden gebruikt bij de beoordeling van de gevallen waarin deze mogelijkheid bestaat. |
(17) |
De rapportagedrempel voor gevallen waarin traditionele eigen middelen oninbaar worden verklaard of geacht, moet worden verhoogd om de administratieve lasten voor de lidstaten en voor de Commissie te verlagen. |
(18) |
Er moet worden verduidelijkt dat de mogelijkheid die de Commissie overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 heeft om, uitsluitend in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen aangegaan of gegarandeerd overeenkomstig verordeningen en besluiten van de Raad, hogere bedragen op te nemen dan de beschikbare activa om aan de verplichtingen van de Unie te voldoen, ook betrekking heeft op verordeningen en besluiten die, ingevolge het Verdrag van Lissabon, niet alleen door de Raad maar door het Europees Parlement en de Raad moeten worden vastgesteld krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. |
(19) |
Behalve in uitzonderlijke gevallen dient de Commissie de lidstaten, of hun nationale centrale banken, in kennis te stellen van haar opdrachten tot verrichtingen die op het middelenverkeer betrekking hebben en die gevolgen hebben voor de eigenmiddelenrekeningen, zulks ten minste één dag voordat de opdrachten moeten worden uitgevoerd. |
(20) |
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(21) |
Om redenen van samenhang dient deze verordening in werking te treden op dezelfde dag als Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. De in deze verordening vastgestelde wijziging van artikel 18 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 moet van toepassing zijn vanaf 1 januari 2014, teneinde te waarborgen dat de door Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 ingevoerde afwijking verder kan worden toegepast tot op de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De in deze verordening vastgestelde wijziging van artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 moet van toepassing zijn wanneer de datum waarop de eigen middelen verschuldigd zijn, na de inwerkingtreding van deze verordening valt. Om redenen van evenredigheid moeten de lidstaten, in het geval van eigen middelen die verschuldigd waren vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, echter ook een beroep kunnen doen op de plafonnering van de totale stijging van de rentevoet en op de plafonnering van de betaling van rente op de btw-middelen, uitsluitend in verband met de vertragingen vermeld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, als gewijzigd bij deze verordening, indien die eigen middelen bekend werden na die datum, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3 wordt de tweede alinea vervangen door: „De bewijsstukken die betrekking hebben op de in artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 bedoelde methoden en statistische grondslagen, moeten door de lidstaten worden bewaard tot en met 30 november van het vierde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. De bewijsstukken die betrekking hebben op de grondslag van de btw-middelen moeten gedurende dezelfde periode worden bewaard.”. |
2) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 10 wordt vervangen door: „Artikel 10 Terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen
Voor de volgens artikel 6, lid 3, tweede alinea, in een afzonderlijke boekhouding opgenomen rechten moet de boeking echter uiterlijk geschieden op de eerste werkdag na de negentiende dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de rechten zijn geïnd.
Elke vervroegde boeking wordt in de maand volgende op de in lid 1 genoemde boeking geregulariseerd. Dit geschiedt in de vorm van een negatieve boeking voor eenzelfde bedrag als dat van de vervroegde boeking. Artikel 10 bis Terbeschikkingstelling van de btw- en de bni-middelen
Onverminderd de derde alinea kan de Commissie, voor de specifieke betalingsbehoeften van de Europese structuur- en investeringsfondsen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (**), en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, de lidstaten verzoeken de boeking van maximaal een bijkomende helft van één twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen uit hoofde van de btw- en de bni-middelen in de loop van de eerste zes maanden van het begrotingsjaar te vervroegen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de aan Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering. Het totale bedrag van de boeking die de Commissie de lidstaten kan vragen in eenzelfde maand te vervroegen uit hoofde van de eerste en de tweede alinea, is in geen geval hoger dan een bedrag dat overeenstemt met twee bijkomende twaalfden. Na de eerste zes maanden mag de gevraagde maandelijkse boeking niet hoger zijn dan één twaalfde van de btw-middelen en de bni-middelen, steeds binnen de grenzen van de daartoe in de begroting opgenomen bedragen. De Commissie stelt de lidstaten hiervan vooraf en uiterlijk twee weken vóór een uit hoofde van de eerste of de tweede alinea gevraagde boeking, in kennis. De Commissie informeert de lidstaten ruim van tevoren en uiterlijk zes weken vóór een uit hoofde van de tweede alinea gevraagde boeking, over haar voornemen om te verzoeken om die boeking. Lid 4 betreffende de boeking in de maand januari van elk jaar en lid 5 dat van toepassing is wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn van toepassing op deze vervroegde boekingen.
Deze aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde begroting indien deze vaststelling vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschieden deze aanpassingen bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 11 van het Financieel Reglement worden deze aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de desbetreffende gewijzigde begroting opgenomen.
Artikel 10 ter Aanpassingen van de btw- en de bni-middelen van voorgaande begrotingsjaren
De in lid 4 van dit artikel bedoelde wijzigingen van het bni geven ook aanleiding tot een aanpassing van het saldo van iedere lidstaat waarvan de grondslag van de btw-middelen, rekening gehouden met de in de eerste alinea van dit lid bedoelde correcties, is vastgesteld op de in artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 10, lid 2, van Besluit 2014/335/EU, Euratom, bepaalde maximale percentages.
Voor deze berekening geschiedt de omrekening van de bedragen tussen de nationale valuta's en de euro tegen de wisselkoers van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van boeking, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie. De Commissie deelt de lidstaten de uit deze berekening voortvloeiende bedragen mee vóór 1 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt. Elke lidstaat boekt het nettobedrag op de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekening op de eerste werkdag van de maand juni van hetzelfde jaar.
(*) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608)." (**) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).”." |
5) |
In artikel 11 wordt lid 2 vervangen door: „2. De Commissie berekent de aanpassing tijdens het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. De berekening vindt plaats op basis van de volgende gegevens van het betrokken begrotingsjaar:
Voor de berekening van de aanpassing wordt het totaalbedrag van de betrokken uitgaven, exclusief die welke door deelnemende derde landen worden gefinancierd, vermenigvuldigd met het aandeel van het bni van de lidstaat die recht heeft op de aanpassing, in het bni van alle lidstaten. De aanpassing wordt door de deelnemende lidstaten gefinancierd volgens een schaal die wordt bepaald door het bni van elke betrokken lidstaat te delen door het bni van alle deelnemende lidstaten. Voor de berekening van de aanpassing geschiedt de omrekening tussen de nationale valuta en de euro tegen de wisselkoers van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar, als bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie. De aanpassing heeft voor elk jaar een eenmalig en definitief karakter, ongeacht eventuele latere wijzigingen van het aangehouden bni.”. |
6) |
Artikel 12 wordt vervangen door: „Artikel 12 Vertragingsrente
Deze rente wordt met 0,25 procentpunt per maand vertraging verhoogd. De totale stijging uit hoofde van de eerste en de tweede alinea mag niet meer dan 16 procentpunten bedragen. De verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging.
Deze rente wordt met 0,25 procentpunt per maand vertraging verhoogd. De totale stijging uit hoofde van de eerste en de tweede alinea mag niet meer dan 16 procentpunten bedragen. De verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging.
|
7) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
In artikel 14 worden de leden 3 en 4 vervangen door: „3. Uitsluitend in geval van wanbetaling met betrekking tot een lening aangegaan of gegarandeerd overeenkomstig verordeningen en besluiten vastgesteld door de Raad, of door het Europees Parlement en de Raad, en wanneer de Commissie niet tijdig andere maatregelen waarin wordt voorzien door de op deze leningen toepasselijke financiële regelingen kan treffen om te zorgen voor de nakoming van de wettelijke verplichtingen van de Unie jegens de kredietverschaffers, kan het bepaalde in de leden 2 en 4 voorlopig, onafhankelijk van de in lid 2 gestelde voorwaarden, toepassing vinden voor rentebetaling en aflossing van schulden van de Unie.
De Commissie streeft er bij het voorzien in haar behoeften aan kasmiddelen naar de gevolgen te beperken van de verplichting van de lidstaten om bedragen van negatieve rente te crediteren krachtens artikel 9, lid 1, derde alinea, door bij voorrang de op de betrokken rekeningen gecrediteerde bedragen te gebruiken.”. |
9) |
Artikel 15 wordt vervangen door: „Artikel 15 Uitvoering van betalingsopdrachten
|
10) |
Artikel 18 wordt vervangen door: „Artikel 18 Intrekking van bestaande wetgeving
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.
Onverminderd de derde en vierde alinea is zij van toepassing met ingang van dezelfde datum.
Punt 6 van artikel 1 is van toepassing op de berekening van vertragingsrente voor eigen middelen die verschuldigd zijn na de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De plafonnering van de totale stijging van de rentevoet tot 16 procentpunten en de beperking van de betaling van rente voor de btw-middelen tot uitsluitend vertragingen bij de boeking van bedragen die voortvloeien uit specifieke aanpassingen ervan, op de datum vastgesteld in het kader van door de Commissie genomen maatregelen, zijn evenwel ook van toepassing op de berekening van de vertragingsrente voor eigen middelen die verschuldigd waren vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, indien die eigen middelen pas na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ter kennis kwamen van de Commissie of de betrokken lidstaat.
Punt 10 van artikel 1 is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
M.H.P. VAN DAM
-
Advies van het Europees Parlement van 15 december 2015.
-
Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1).
-
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).
-
Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105).
-
Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
-
Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
-
Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 van de Raad van 18 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 367 van 23.12.2014, blz. 14).
-
Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).
-
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.