Verordening 2016/96 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 1236/2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt

1.

Wettekst

2.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/13

 

VERORDENING (EU) 2016/96 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 januari 2016

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1236/2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) betreft de opneming in het Unierecht van de bepalingen van de controle- en handhavingsregeling („de regeling”) die is vastgesteld bij een aanbeveling die de visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) tijdens haar jaarvergadering op 15 november 2006 heeft aangenomen en die vervolgens is gewijzigd bij aanbevelingen die tijdens haar jaarvergaderingen van november 2007, november 2008 en november 2009 zijn aangenomen.

 

(2)

Tijdens haar jaarvergadering van november 2012 heeft de NEAFC Aanbeveling 15:2013 aangenomen tot wijziging van artikel 13 van de regeling, dat betrekking heeft op de mededeling van overladingen en van de aanvoerhaven. Tijdens haar daaropvolgende jaarvergadering in november 2013 heeft de NEAFC Aanbeveling 9:2014 aangenomen tot wijziging van de artikelen 1, 20 tot en met 25 en 28 van de regeling, die respectievelijk betrekking hebben op definities, een aantal bepalingen die van toepassing zijn op de havenstaatcontrole van buitenlandse vissersvaartuigen en de inbreukprocedures. Tijdens haar jaarvergadering van november 2014 heeft de NEAFC Aanbeveling 12:2015 tot wijziging van Aanbeveling 9:2014 aangenomen met betrekking tot de artikelen 22 en 23 van de regeling inzake de havenstaatcontrole van buitenlandse vissersvaartuigen.

 

(3)

Krachtens de artikelen 12 en 15 van het bij Besluit 81/608/EEG van de Raad (4) goedgekeurde Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan is Aanbeveling 15:2013 op 8 februari 2013 in werking getreden.

 

(4)

Aanbeveling 9:2014, zoals gewijzigd bij Aanbeveling 12:2015, is op 1 juli 2015 in werking getreden. Aangezien Aanbeveling 9:2014 op die datum voor de verdragsluitende partijen verbindend is geworden, dient de toepassingsdatum van een aantal bepalingen van deze Verordening te worden afgestemd op de datum van toepassing van die Aanbeveling.

 

(5)

Deze aanbevelingen moeten worden omgezet in het Unierecht. Verordening (EU) nr. 1236/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 1236/2010 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt 6 wordt vervangen door:

„6.

„visserijactiviteiten”: de visvangst, met inbegrip van gezamenlijke visserijactiviteiten, het be- en verwerken van vis, het overladen of aanvoeren van vis of producten op basis daarvan en alle andere commerciële activiteiten met het oog op het beoefenen van of in verband met de visvangst, waaronder verpakking, vervoer, bijtanken en herbevoorrading;”;

 

b)

punt 10 wordt vervangen door:

„10.

„vaartuig van een niet-verdragsluitende partij”: vaartuig dat visserijactiviteiten verricht en dat niet onder de vlag van een verdragsluitende partij vaart, met inbegrip van vaartuigen ten aanzien waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij in geen enkel land zijn geregistreerd;”;

 

c)

punt 13 wordt vervangen door:

„13.

„haven”: een plaats aan de wal voor aanvoer of voor dienstverlening met betrekking tot of ter ondersteuning van visserijactiviteiten, of een plaats aan of dicht bij de wal die door een verdragsluitende partij is aangewezen voor de overlading van vis;”.

 

2)

In artikel 9, lid 1, onder d), wordt de laatste zin vervangen door:

„Onverminderd hoofdstuk IV meldt het ontvangende vaartuig ten minste 24 uur vóór aanvoer de totale vangst aan boord, het totale aan te voeren gewicht, de haven en de vermoedelijke datum en het vermoedelijke tijdstip van aanvoer, ongeacht of de aanvoer gepland is in een haven binnen of buiten het verdragsgebied.”.

 

3)

De titel van hoofdstuk IV wordt vervangen door:

„HAVENSTAATCONTROLE VAN VIS DIE IS GEVANGEN DOOR VAARTUIGEN DIE ONDER DE VLAG VAN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE PARTIJ VAREN”.

 

4)

Artikel 22 wordt vervangen door:

„Artikel 22

Toepassingsgebied

Onverminderd Verordening (EG) nr. 1224/2009 en Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (5), zijn de in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen van toepassing op het gebruik van havens van lidstaten door vissersvaartuigen met vis aan boord die in het verdragsgebied is gevangen door vissersvaartuigen die onder de vlag van een andere verdragsluitende partij varen, en die nog niet eerder in een haven is aangevoerd of overgeladen.

 

5)

Artikel 23 wordt vervangen door:

„Artikel 23

Aangewezen havens

De lidstaten wijzen havens aan waar het is toegestaan vis die in het verdragsgebied is gevangen door vissersvaartuigen die onder de vlag van een andere verdragsluitende partij varen, aan te voeren of over te laden, alsook havendiensten te verlenen aan dergelijke vissersvaartuigen; de lidstaten stellen de Commissie in kennis van die havens. De Commissie stelt het NEAFC-secretariaat in kennis van die havens en van wijzigingen van de lijst met aangewezen havens, ten minste vijftien dagen vóór de inwerkingtreding van die wijzigingen.

De aanvoer en de overlading van vis die in het verdragsgebied is gevangen door vissersvaartuigen die onder de vlag van een andere verdragsluitende partij varen, alsook het verlenen van havendiensten aan dergelijke vissersvaartuigen, zijn slechts toegestaan in aangewezen havens.”.

 

6)

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 doet de kapitein van een met in artikel 22 bedoelde vis geladen vissersvaartuig die een haven wil aandoen, of diens vertegenwoordiger, de bevoegde instanties van de lidstaat waarvan hij een haven wenst te gebruiken, daarvan uiterlijk drie werkdagen vóór zijn vermoedelijke aankomst melding.

Niettemin mag een lidstaat voorzien in een andere meldingstermijn, met inachtneming van met name het soort verwerking van de gevangen vis en de afstand tussen de visgronden en zijn havens. In dat geval brengt de lidstaat onverwijld de Commissie of het door haar aangewezen orgaan en het NEAFC-secretariaat op de hoogte.”;

 

b)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„2.   Een voorafgaande melding als bedoeld in lid 1 kan door de verzender ervan worden ingetrokken door de bevoegde instanties van de haven die de kapitein wilde gebruiken, daarvan uiterlijk 24 uur vóór het vermoedelijke tijdstip van aankomst in die haven in kennis te stellen.”.

 

7)

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de titel wordt vervangen door:

„Toestemming om vis aan te voeren of over te laden en om de haven anderszins te gebruiken”;

 

b)

in lid 1 wordt het inleidende deel vervangen door:

„1.   De vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat wil aanvoeren of overladen, of de vlaggensta(a)t(en) van overladende vaartuigen in het geval dat een vissersvaartuig overladingsactiviteiten verricht buiten de wateren van de Unie, reageert/reageren op een overeenkomstig artikel 24 verstuurde melding door de in artikel 24 bedoelde voorafgaande melding in te vullen ter bevestiging dat:”;

 

c)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Met de aanvoer- of overladingsverrichtingen mag slechts worden begonnen nadat de bevoegde instanties van de havenlidstaat daarvoor toestemming hebben gegeven door de in artikel 24 bedoelde voorafgaande melding naar behoren in te vullen. De toestemming wordt slechts verleend nadat de in lid 1 bedoelde bevestiging van de vlaggenstaat werd ontvangen.”;

 

d)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„3 bis.   Indien de havenlidstaat in het bezit komt van duidelijke bewijzen waaruit blijkt dat de aan boord gehouden vangst is gevangen in strijd met de geldende voorschriften van een verdragsluitende partij met betrekking tot gebieden onder de nationale jurisdictie van die staat, wordt geen aanvoer, overlading of ander gebruik van de haven toegestaan.”;

 

e)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De bevoegde instanties van de havenlidstaat brengen hun beslissing om de aanvoer, de overlading of het andere gebruik van de haven al dan niet toe te staan onverwijld ter kennis van de kapitein van het vaartuig of diens vertegenwoordiger en aan de vlaggenstaat van het vaartuig door de in artikel 24 bedoelde voorafgaande melding naar behoren in te vullen, en brengen het NEAFC-secretariaat daarvan op de hoogte.”.

 

8)

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten inspecteren tijdens elk rapportagejaar in hun havens ten minste 5 % van de aanvoer of de overladingen van verse vis en ten minste 7,5 % van de bevroren vis, op basis van risicobeheer waarbij rekening wordt gehouden met de algemene richtsnoeren in bijlage II.”;

 

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   De inspecties worden op een billijke, transparante en niet-discriminerende manier uitgevoerd en zijn voor geen enkel vaartuig intimiderend.”;

 

c)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De inspecteurs onderzoeken alle relevante plaatsen van het vaartuig om de naleving van de toepasselijke instandhoudings- en beheersmaatregelen te controleren. De inspecties worden uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage III vastgestelde procedures.”;

 

d)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„2 bis.   Elke lidstaat stelt alles in het werk voor een vlotte communicatie met de kapitein of de hoogstgeplaatste bemanningsleden van het vaartuig, onder meer, waar mogelijk en noodzakelijk, door een tolk ter beschikking te stellen van de inspecteur.”;

 

e)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„3 bis.   Nationale inspecteurs doen geen afbreuk aan het recht van de kapitein om te communiceren met de autoriteiten van de vlaggenstaat.”;

 

f)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De havenlidstaat mag inspecteurs van andere verdragsluitende partijen verzoeken zijn eigen inspecteurs te begeleiden en toezicht te houden op de inspectie.”.

 

9)

Aan artikel 29, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd:

„Zo nodig deelt de lidstaat die de inspectie uitvoert, de resultaten ervan ook mee aan de verdragsluitende partij in wier wateren de inbreuk heeft plaatsgevonden en aan de staat waarvan de kapitein van het vaartuig een onderdaan is.”.

 

10)

De bijlage wordt bijlage I.

 

11)

Een nieuwe bijlage II wordt toegevoegd als vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.

 

12)

Een nieuwe bijlage III wordt toegevoegd als vastgesteld in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punt 1 en punten 4 tot en met 12, zijn echter van toepassing met ingang van 1 juli 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 20 januari 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS

 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 december 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 15 januari 2016.
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad (PB L 348 van 31.12.2010, blz. 17).
  • (4) 
    Besluit 81/608/EEG van de Raad van 13 juli 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 227 van 12.8.1981, blz. 21).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).”.
 

BIJLAGE I

De volgende bijlage wordt toegevoegd aan Verordening (EU) nr. 1236/2010:

„BIJLAGE II

ALGEMENE RICHTSNOEREN VOOR HET RISICOBEHEER MET BETREKKING TOT CONTROLE DOOR DE HAVENLIDSTAAT

Risicobeheer betekent dat risico’s systematisch in kaart worden gebracht en dat alle nodige maatregelen worden uitgevoerd waarmee het optreden van deze risico’s kan worden beperkt. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico’s, het voorbereiden en ondernemen van acties, en het regelmatig monitoren en evalueren van het proces en de resultaten daarvan.

Elke havenlidstaat stelt op basis van een risicobeoordeling een strategie voor risicobeheer vast om de naleving van deze verordening te vergemakkelijken. Die strategie moet betrekking hebben op de identificatie, beschrijving en toewijzing van op de aard en het verwachte niveau van elk risico afgestemde passende kostenefficiënte controle-instrumenten en inspectiemiddelen, en op het bereiken van de streefijkpunten.

Om tijdige risicoanalyses en totaalbeoordelingen van de betrokken controle- en inspectiegegevens mogelijk te maken, worden er criteria voor risicobeoordeling en -beheer vastgesteld voor controle-, inspectie- en verificatieactiviteiten.

Individuele vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, exploitanten en/of visserijactiviteiten met betrekking tot verschillende soorten en in verschillende delen van het verdragsgebied worden onderworpen aan controles en inspecties volgens het risiconiveau dat daaraan wordt toegekend; met betrekking tot de controle door de havenlidstaat op de aanvoer en overlading in de haven wordt daarbij onder meer gebruikgemaakt van de volgende algemene uitgangspunten voor criteria inzake risiconiveaus:

 

a)

vangsten die zijn gevangen door een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij;

 

b)

bevroren vangsten;

 

c)

omvangrijke vangsten;

 

d)

eerder op zee overgeladen vangsten;

 

e)

vangsten buiten de wateren onder de jurisdictie van de verdragsluitende partijen, d.w.z. in het gereglementeerde gebied;

 

f)

vangsten die zowel binnen als buiten het verdragsgebied zijn gevangen;

 

g)

vangsten van hoogwaardige soorten;

 

h)

vangsten uit visbestanden met zeer beperkte vangstmogelijkheden;

 

i)

aantal eerder uitgevoerde inspecties en aantal geconstateerde overtredingen voor een vaartuig en/of exploitant.”.

 

BIJLAGE II

De volgende bijlage wordt toegevoegd aan Verordening (EU) nr. 1236/2010:

„BIJLAGE III

PROCEDURES VOOR INSPECTIE DOOR DE HAVENLIDSTAAT

De nationale inspecteurs:

 

a)

verifiëren, zo nodig onder meer via adequate contacten met de vlaggenstaat of aan de hand van internationale vaartuigregisters, of de aan boord gehouden vaartuigidentificatiedocumenten en de gegevens inzake de eigenaar van het vaartuig waarheidsgetrouw, volledig en correct zijn;

 

b)

verifiëren of de vlag en de merktekens van het vaartuig (zoals naam, extern registratienummer, scheepsidentificatienummer van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), internationale radioroepnaam en andere merktekens, voornaamste afmetingen) overeenstemmen met de in de documenten opgenomen gegevens;

 

c)

verifiëren of de machtigingen voor de visserij en de visserijgerelateerde activiteiten waarheidsgetrouw, volledig en correct zijn en overeenstemmen met de overeenkomstig artikel 24 verstrekte gegevens;

 

d)

controleren alle andere ter zake relevante aan boord gehouden documenten en registers, met inbegrip van de elektronische, alsmede de VMS-gegevens (VMS = satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen) van de vlaggenstaat of de ter zake relevante regionale organisaties voor visserijbeheer. Relevante documenten zijn onder meer logboeken, vangst-, overladings- en handelsdocumenten, bemanningslijsten, opslagplattegronden en -tekeningen, beschrijvingen van visruimen en documenten die vereist zijn op grond van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites);

 

e)

verifiëren al het relevante aan boord gehouden vistuig, met inbegrip van vistuig dat uit het zicht is opgeslagen, alsmede het desbetreffende materieel, en verifiëren of dit in overeenstemming is met de in de machtigingen vastgestelde voorwaarden. De verificatie van het vistuig houdt tevens in dat wordt gecontroleerd of met betrekking tot onder meer maaswijdte, twijndikte, toebehoren en voorzieningen, afmetingen en configuratie van netten, potten, dreggen, afmetingen van de haken en aantal haken de geldende regelgeving in acht wordt genomen en de merktekens overeenstemmen met wat voor het betrokken vaartuig is toegestaan;

 

f)

bepalen of de aan boord gehouden vis overeenkomstig de geldende machtigingen is geoogst;

 

g)

monitoren de volledige los- of overladingsverrichtingen en vergelijken de naar soort in de voorafgaande melding opgegeven hoeveelheden met de daadwerkelijk aangevoerde of overgeladen hoeveelheden;

 

h)

onderzoeken de vangst, onder meer aan de hand van bemonstering, teneinde de hoeveelheid en de samenstelling daarvan te bepalen. Daarbij mogen de inspecteurs de containers openen waarin de vis is voorverpakt en mogen zij de vangst of de containers verplaatsen om de correcte staat van de visruimen te controleren. Een dergelijk onderzoek kan een inspectie van het producttype en een nominaalgewichtsbepaling omvatten;

 

i)

controleren en registreren na voltooiing van de aanvoer of overlading, de hoeveelheden per vissoort die aan boord blijven;

 

j)

beoordelen of duidelijk bewijs voorhanden is op basis waarvan kan worden aangenomen dat een vaartuig betrokken is bij IOO-visserij of bij visserijgerelateerde activiteiten ter ondersteuning van dergelijke visserij;

 

k)

leggen aan de kapitein van het vaartuig het door de inspecteur en de kapitein te ondertekenen verslag met de inspectiebevindingen over, met inbegrip van eventueel te nemen maatregelen. De ondertekening van het verslag door de kapitein geldt slechts als bewijs van ontvangst van een exemplaar van het verslag. De kapitein krijgt de gelegenheid op- of aanmerkingen aan het verslag toe te voegen en zo nodig de ter zake relevante autoriteiten van de vlaggenstaat te contacteren, met name wanneer hij het erg moeilijk heeft de inhoud van het verslag te begrijpen. Aan de kapitein wordt een kopie van het verslag ter beschikking gesteld, en

 

l)

zorgen, wanneer dat noodzakelijk en mogelijk is, voor de vertaling van de desbetreffende documenten.”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.