Uitvoeringsverordening 2015/2447 - Nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

1.

Wettekst

29.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/558

 

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2447 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2015

houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 291,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name de artikelen 8, 11, 17, 25, 32, 37, 41, 50, 54, 58, 63, 66, 76, 100, 107, 123, 132, 138, 143, 152, 157, 161, 165, 169, 176, 178, 181, 184, 187, 193, 200, 207, 209, 213, 217, 222, 225, 232, 236, 266, 268, 273 en 276,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In samenhang met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden bij Verordening (EU) nr. 952/2013 (het wetboek) aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden verleend om ter wille van de duidelijkheid, nauwkeurigheid en voorzienbaarheid de procedureregels voor een aantal onderdelen nader te bepalen.

 

(2)

Het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, zoals voorgeschreven bij Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), is niet alleen essentieel voor de vergemakkelijking van de handel, maar ook voor de effectiviteit van de douanecontroles, en levert zo een wezenlijke bijdrage aan de vermindering van de kosten voor het bedrijfsleven en de risico’s voor de maatschappij. Daarom zijn voor de uitwisselingen van inlichtingen tussen douaneautoriteiten enerzijds en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten anderzijds, evenals voor de opslag van deze inlichtingen met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken, specifieke regels voor de te gebruiken informatiesystemen vereist. Er moet worden voorzien in de opslag en verwerking van douane-informatie en in een geharmoniseerde interface met marktdeelnemers die fungeert als een component van de systemen die de bedrijven een rechtstreekse en geharmoniseerde EU-toegang bieden, waar passend. Bij de opslag en verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening worden de geldende nationale en EU-gegevensbeschermingsbepalingen onverkort in acht genomen.

 

(3)

Bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening worden de geldende nationale en EU-gegevensbeschermingsbepalingen onverkort in acht genomen.

 

(4)

In die gevallen waarin autoriteiten of personen uit derde landen elektronische systemen zullen gebruiken, wordt hun toegang beperkt tot de vereiste functionaliteit en in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van de Unie.

 

(5)

Om te garanderen dat er voor iedere marktdeelnemer slechts één registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer (EORI-nummer) is, zijn duidelijke en transparante voorschriften nodig waarin de douaneautoriteit wordt vastgesteld die bevoegd is om dit nummer toe te wijzen.

 

(6)

Ter vergemakkelijking van de juiste werking en het juiste onderhoud van het elektronische systeem inzake bindende tariefinlichtingen en het efficiënte gebruik van de daarin geüploade gegevens, moeten regels voor het opzetten van dat systeem en de werking ervan worden vastgesteld.

 

(7)

Ter vergemakkelijking en voor een doeltreffend toezicht moet een elektronisch informatie- en communicatiesysteem voor de uitwisseling en de opslag van informatie over de bewijzen van de douanestatus van Uniegoederen worden ingevoerd.

 

(8)

De verplichting om vooraf gegevens te verstrekken die vereist zijn voor de indiening van de aangifte CN 23 in elektronische vorm, brengt aanpassingen in de verwerking van douaneaangiften met betrekking tot postzendingen met zich mee, met name wat betreft zendingen die voor vrijstelling van douanerechten in aanmerking komen.

 

(9)

De vereenvoudigingen voor het douanevervoer moeten in overeenstemming worden gebracht met de door het wetboek beoogde elektronische omgeving die beter aansluit bij de behoeften van marktdeelnemers en tegelijkertijd essentieel is voor de vergemakkelijking van de legale handel en de effectiviteit van de douanecontroles.

 

(10)

Om een efficiëntere werking van en een beter toezicht te garanderen op het douanevervoer dat momenteel op papier wordt verricht of gedeeltelijk is geautomatiseerd, is het wenselijk dat de procedures voor douanevervoer voor alle vervoerswijzen volledig worden geautomatiseerd, met gedefinieerde uitzonderingen in het belang van reizigers en de bedrijfscontinuïteit.

 

(11)

Om uitvoering te geven aan het recht van eenieder om te worden gehoord voordat de douaneautoriteiten een voor die persoon ongunstige beschikking geven, moeten procedureregels worden vastgelegd voor de uitoefening van dat recht, waarbij ook rekening wordt gehouden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de grondrechten die integrerend deel uitmaken van de rechtsorde van de Unie en met name van het recht op behoorlijk bestuur.

 

(12)

Om te zorgen dat het systeem van aanvragen voor beschikkingen met betrekking tot de douanewetgeving werkt en om een soepele en doeltreffende besluitvorming door de douaneautoriteiten te garanderen, is het van het grootste belang dat lidstaten aan de Commissie een lijst meedelen van hun bevoegde douaneautoriteiten bij wie aanvragen voor beschikkingen moeten worden ingediend.

 

(13)

Er zijn gemeenschappelijke regels nodig voor de indiening en aanvaarding van een beschikking inzake bindende inlichtingen, evenals voor het nemen van dergelijke beschikkingen, om gelijke voorwaarden voor alle marktdeelnemers te garanderen.

 

(14)

Aangezien er nog een upgrade van het elektronische systeem inzake bindende tariefinlichtingen moet plaatsvinden, moeten er tot die upgrade papieren formulieren voor BTI-aanvragen en -beschikkingen worden gebruikt.

 

(15)

Om te voldoen aan de verplichting dat een beschikking inzake bindende inlichtingen bindend moet zijn, moet in de douaneaangifte een verwijzing naar de desbetreffende beschikking worden opgenomen. Om er daarnaast voor te zorgen dat de douaneautoriteiten doeltreffend toezicht houden op de naleving van de verplichtingen als gevolg van een beschikking inzake bindende tariefinlichting, is het tevens nodig om de procedureregels vast te stellen voor het verzamelen en het gebruik van toezichtsgegevens die relevant zijn voor het toezicht op het gebruik van die beschikking. Daarnaast is het noodzakelijk te specificeren hoe dat toezicht moet worden verricht zolang de upgrade van de elektronische systemen niet heeft plaatsgevonden.

 

(16)

Om uniformiteit, transparantie en rechtszekerheid te garanderen zijn er procedureregels nodig voor het verlengde gebruik van beschikkingen inzake bindende tariefinlichtingen en om de douaneautoriteiten in kennis te stellen dat het geven van een beschikking inzake bindende inlichtingen wordt geschorst voor goederen waarvan de juiste en uniforme tariefindeling of oorsprongsbepaling niet kan worden gegarandeerd.

 

(17)

De criteria voor de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer (AEO) voor douanevereenvoudigingen en van de status van geautoriseerde marktdeelnemer voor veiligheid, die tevens kunnen worden gecombineerd, en de procedure om deze status aan te vragen, moeten nader worden vastgelegd om ten aanzien van de verschillende soorten status van AEO-vergunningen een uniforme tenuitvoerlegging te garanderen.

 

(18)

Aangezien er nog een upgrade moet plaatsvinden van het elektronisch systeem dat vereist is voor de toepassing van de bepalingen van het wetboek voor zowel de aanvraag als de vergunning waarbij de status van geautoriseerd marktdeelnemer (AEO) wordt verleend, moeten tot die upgrade de huidige papieren en elektronische methoden verder worden gebruikt.

 

(19)

Een uniforme en doeltreffende toepassing van douanecontroles vereist een geharmoniseerde uitwisseling van informatie betreffende risico’s en risicoanalyse-resultaten. Daarom moet voor risicogerelateerde communicatie tussen douaneautoriteiten en tussen deze autoriteiten en de Commissie, en voor de opslag van deze informatie, een elektronisch communicatie- en informatiesysteem worden gebruikt.

 

(20)

Om te zorgen voor een juiste en uniforme toepassing van de tariefcontingenten moeten er voorschriften voor het beheer ervan en voor de bijbehorende verantwoordelijkheden van de douaneautoriteiten worden vastgesteld. Het is ook gewenst om procedureregels vast te stellen voor de goede werking van het elektronische systeem voor het beheer van tariefcontingenten.

 

(21)

Er zijn procedureregels nodig om het verzamelen van toezichtsgegevens over aangiften voor het vrije verkeer of over uitvoeraangiften die representatief zijn voor de Unie, te garanderen. Daarnaast moeten procedureregels voor de goede werking van het elektronische systeem voor dat toezicht worden vastgesteld. Het is verder nodig procedureregels vast te stellen voor het verzamelen van toezichtsgegevens zolang er nog geen upgrade heeft plaatsgevonden van het elektronische systeem voor dat toezicht en de nationale invoer- en uitvoersystemen.

 

(22)

In de context van niet-preferentiële oorsprongsregels zijn procedureregels nodig voor het leveren en de controle van het bewijs van oorsprong wanneer in landbouwvoorschriften of andere Unievoorschriften in dit bewijs van oorsprong is voorzien om voor bijzondere invoerregelingen in aanmerking te komen.

 

(23)

In het kader van het stelsel van algemene preferenties (SAP) van de Unie en van de eenzijdig door de Unie aangenomen preferentiële tariefmaatregelen ten gunste van bepaalde landen of gebieden, moeten procedures en formulieren worden vastgesteld om een gemeenschappelijke toepassing van de oorsprongsregels te garanderen. Er moeten ook bepalingen worden vastgesteld om te zorgen voor de naleving van de desbetreffende voorschriften door SAP-begunstigde landen en deze landen of gebieden, evenals procedures voor een doeltreffende administratieve samenwerking met de Unie om controles te vergemakkelijken en fraude te voorkomen of bestrijden.

 

(24)

In de context van preferentiële oorsprongsregels zijn procedures nodig voor de afgifte van bewijzen van oorsprong in de Unie, inclusief bepalingen betreffende de uitwisseling van inlichtingen tussen marktdeelnemers door middel van leveranciersverklaringen en de werking van administratieve samenwerking tussen lidstaten, met name door de afgifte van inlichtingenbladen INF 4. Deze procedures moeten rekening houden met en de kloof verkleinen die is ontstaan door het feit dat de Unie vrijhandelsovereenkomsten heeft gesloten waarin niet altijd voorschriften zijn opgenomen voor de vervanging van bewijzen van oorsprong voor het verzenden van nog niet voor het vrije verkeer vrijgegeven producten naar andere elders in de partijen bij dergelijke overeenkomsten. Dergelijke procedures moeten eveneens rekening houden met het feit dat de Unie in toekomstige vrijhandelsovereenkomsten mogelijk evenmin uitgebreide voorschriften opneemt of in het geheel geen voorschrift opneemt voor de certificering van de oorsprong en zich uitsluitend verlaat op de interne wetgeving van de partijen. Daarom moeten er ten behoeve van dergelijke overeenkomsten algemene procedures worden vastgesteld voor de toekenning van vergunningen „toegelaten exporteur”. Volgens dezelfde redenering moet ook worden voorzien in procedures voor de registratie van exporteurs buiten het SAP-kader.

 

(25)

Binnen het SAP-kader zijn procedures nodig om de vervanging van bewijzen van oorsprong te vergemakkelijken, ongeacht of het om certificaten van oorsprong, formulier A, factuurverklaringen of attesten van oorsprong gaat. Dergelijke voorschriften moeten de overbrenging vergemakkelijken van nog niet voor het vrije verkeer vrijgegeven producten naar elders in het douanegebied van de Unie, of, in voorkomend geval, naar Noorwegen, Zwitserland of Turkije, zodra dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet. Er moet ook worden voorzien in formulieren voor de afgifte van certificaten van oorsprong, formulier A, certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en door de exporteurs te gebruiken formulieren voor de aanvraag van de status van geregistreerde exporteur.

 

(26)

Om een uniforme en geharmoniseerde toepassing van de bepalingen betreffende de douanewaarde te waarborgen met inachtneming van de internationale regels, moeten procedureregels worden vastgesteld die verduidelijken hoe de douanewaarde wordt vastgesteld. Om dezelfde redenen moeten procedureregels worden vastgesteld die verduidelijken hoe de bijkomende methoden voor de vaststelling van de douanewaarde moeten worden toegepast en hoe de douanewaarde in specifieke gevallen en onder specifieke omstandigheden moet worden vastgesteld.

 

(27)

Gezien de noodzaak om in een adequate bescherming van de financiële belangen van de Unie en van de lidstaten en in gelijke concurrentievoorwaarden voor de marktdeelnemers te voorzien, moeten procedureregels worden vastgesteld met betrekking tot de zekerheidstelling, de vaststelling van het bedrag ervan en, rekening houdend met de aan de verschillende douaneregelingen verbonden risico’s, het toezicht op de zekerheid door de betrokken marktdeelnemer en door de douaneautoriteiten.

 

(28)

Om de invordering van de douaneschuld veilig te stellen, moet de wederzijdse bijstand tussen douaneautoriteiten worden gewaarborgd wanneer een douaneschuld in een andere lidstaat is ontstaan dan de lidstaat die de zekerheid heeft aanvaard.

 

(29)

Om de uniforme interpretatie van de voorschriften voor terugbetaling of kwijtschelding van rechten in de hele Unie te vergemakkelijken, moeten er procedures en vereisten worden vastgesteld. De terugbetaling of kwijtschelding is afhankelijk van de vervulling van de vereisten en de formaliteiten die op Unieniveau moeten worden verduidelijkt om de toepassing van het wetboek in de lidstaten te vergemakkelijken en verschillen in behandeling te voorkomen. De voorwaarden waaronder wederzijdse bijstand tussen de douaneautoriteiten kan plaatsvinden, moeten worden verduidelijkt met het oog op de terugbetaling of kwijtschelding in gevallen waarin aanvullende informatie moet worden verkregen. Er moet tevens worden voorzien in een uniforme toepassing in die gevallen van terugbetaling of kwijtschelding waarbij de uitvoer of vernietiging niet onder toezicht van de douane heeft plaatsgevonden. Er moeten voorwaarden en bewijsstukken worden vastgesteld om aan te tonen dat de goederen, waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, zijn uitgevoerd of vernietigd.

 

(30)

De lidstaten houden een lijst ter beschikking van de Commissie met gevallen van terugbetaling of kwijtschelding waarbij het betrokken bedrag van minder belang is, zodat de Commissie in het kader van de eigen middelen controles kan verrichten en de financiële belangen van de Unie kan beschermen.

 

(31)

Om rekening te houden met de gevallen waarin bepaalde gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen in een vroeg stadium van het vervoer van goederen moeten worden ingediend met het oog op een betere bescherming tegen ernstige dreigingen, en de gevallen waarin, naast de vervoerder, ook andere personen gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen indienen, met het oog op een doeltreffender risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden, moet het mogelijk zijn om de summiere aangifte bij binnenbrengen via meer dan één gegevensset in te dienen. Er moeten duidelijke regels over de registratie van de overgelegde stukken en de wijzigingen worden vastgesteld.

 

(32)

Om een verstoring van de legale handel te voorkomen, moeten in de regel binnen de voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenbrengen voorgeschreven termijnen risicoanalyses voor veiligheidsdoeleinden worden verricht, met uitzondering van gevallen waarin een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden uitgevoerd.

 

(33)

Aangezien er nog geen volledige upgrade heeft plaatsgevonden van het invoercontrolesysteem, dat noodzakelijk is voor de toepassing van de bepalingen van het wetboek betreffende de summiere aangifte bij binnenbrengen, moeten de op dit moment gebruikte middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie, anders dan de in artikel 6, lid 1 van het wetboek bedoelde elektronischegegevensverwerkingstechnieken, en het invoercontrolesysteem in zijn huidige vorm verder worden gebruikt.

 

(34)

Omdat het huidige invoercontrolesysteem slechts een summiere aangifte bij binnenbrengen met behulp van de indiening van één gegevensset kan ontvangen, moeten in dit verband ook de bepalingen betreffende het verstrekken van gegevens in meer dan één gegevensset tijdelijk worden opgeschort totdat de upgrade van het invoercontrolesysteem heeft plaatsgevonden.

 

(35)

Het is passend procedureregels vast te stellen voor de gevallen waarin een zeeschip of een luchtvaartuig dat het douanegebied van de Unie binnenkomt, eerst bij een douanekantoor in een lidstaat aankomt dat niet in de summiere aangifte bij binnenbrengen was vermeld als een land dat deel uitmaakt van het vervoerstraject.

 

(36)

Wanneer bij de overbrenging van goederen in tijdelijke opslag opslagruimten in meer dan één lidstaat zijn betrokken, moet de bevoegde douaneautoriteit de betrokken douaneautoriteiten raadplegen om te garanderen dat aan de voorwaarden voor het toestaan van een dergelijke overbrenging is voldaan.

 

(37)

Om het doeltreffend beheer van de tijdelijke opslag te verbeteren, is het passend bepalingen in de Uniedouanewetgeving vast te stellen die het volgende regelen: de overbrenging van goederen van één ruimte voor tijdelijke opslag naar een andere, waarbij elke ruimte onder dezelfde vergunning of onder verschillende vergunningen valt, en gevallen waarin de vergunninghouders dezelfde of verschillende personen kunnen zijn. Om een doeltreffend douanetoezicht te waarborgen, moeten duidelijke regels worden vastgesteld waarin de verantwoordelijkheden van de voor de plaats van aankomst bevoegde douaneautoriteiten zijn neergelegd.

 

(38)

Om een uniforme toepassing van de regels inzake de douanestatus van Uniegoederen te garanderen, wat tot efficiencywinst voor de douanediensten en marktdeelnemers zal leiden, moeten de procedureregels voor het leveren en de controle van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen worden verduidelijkt, met name wat betreft de verschillende middelen waarmee in deze bewijzen kan worden voorzien en de vereenvoudigingen voor het leveren van bewijs.

 

(39)

Omwille van de duidelijkheid voor marktdeelnemers is het passend om te bepalen welk douanekantoor op basis van het soort douaneaangifte en de door de marktdeelnemer gevraagde douaneregeling bevoegd is om een douaneaangifte te ontvangen en bewerken. Het is eveneens passend om de voorwaarden voor het aannemen van een douaneaangifte vast te stellen, evenals de situaties waarin een douaneaangifte na het vrijgeven van de goederen kan worden gewijzigd.

 

(40)

De indiening van een standaard douaneaangifte vereist procedureregels waarin is vastgelegd dat wanneer een douaneaangifte met verschillende artikelen wordt ingediend, elk artikel als een afzonderlijke douaneaangifte wordt beschouwd.

 

(41)

De gevallen waarin toestemming wordt verleend voor regelmatig gebruik van vereenvoudigde douaneaangiften vereisen een harmonisatie van praktijken wat betreft de termijnen voor de indiening van aanvullende aangiften en de bewijsstukken die ontbreken op het moment dat de vereenvoudigde douaneaangifte wordt ingediend.

 

(42)

Om de identificatie van een douaneaangifte omwille van de formaliteiten en controles na het aanvaarden van de douaneaangifte te vergemakkelijken, moeten procedureregels worden vastgesteld voor het gebruik van een masterreferentienummer (MRN).

 

(43)

Er moeten uniforme maatregelen worden vastgesteld voor de vaststelling van de tariefonderverdeling die door de aangever kan worden toegepast voor een zending die bestaat uit goederen waarvan de tariefonderverdelingen verschillend zijn, wanneer de behandeling van elk van deze goederen volgens de tariefonderverdeling ervan werk en kosten zouden meebrengen die niet in verhouding staan tot het bedrag van de verschuldigde rechten bij invoer of uitvoer.

 

(44)

Om te zorgen voor een goed beheer bij de toekenning van de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking wanneer meer dan één douaneautoriteit is betrokken, moet de raadplegingsprocedure worden gestandaardiseerd. Er moet eveneens een geschikt kader worden opgezet voor de tijdige communicatie tussen het controlekantoor en het douanekantoor van aanbrenging, zodat lidstaten de goederen tijdig kunnen vrijgeven en tevens voldoen aan de btw-wetgeving, de accijnswetgeving, nationale verboden en beperkingen en statistische vereisten.

 

(45)

Als nieuwe vereenvoudiging in het kader van het wetboek is de zelfbeoordeling ingevoerd. Daarom is het van groot belang om de vereenvoudiging met betrekking tot de door de vergunninghouder te verrichten douaneformaliteiten en -controles precies te omschrijven. De desbetreffende regels moeten zorgen voor een duidelijke toepassing van de zelfbeoordeling in de lidstaat door middel van passende en evenredige controles.

 

(46)

De vernietiging, de verkoop en het afstaan van goederen aan de staat vereisen procedureregels waarin de rol van de douaneautoriteiten met betrekking tot de soort en de hoeveelheid van de na vernietiging van de goederen overblijvende resten en afvallen wordt vastgesteld, evenals de te volgen procedures voor het afstaan en de verkoop van goederen.

 

(47)

De vrijstelling van invoerrechten met betrekking tot terugkerende goederen moet ondersteund worden door informatie waaruit blijkt dat de voorwaarden voor deze vrijstelling zijn vervuld. Er moet met betrekking tot de in dit verband vereiste informatie en de uitwisseling van deze informatie tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten enerzijds, en tussen douaneautoriteiten anderzijds, in procedureregels worden voorzien.

 

(48)

De vrijstelling van invoerrechten met betrekking tot de zeevisserij en uit de zee gewonnen producten moet worden ondersteund door bewijs te leveren dat aan de voorwaarden voor deze vrijstelling is voldaan. Er moet met betrekking tot de in dit verband vereiste informatie in procedureregels worden voorzien.

 

(49)

Aangezien voor een aanvraag van een vergunning voor bijzondere regelingen een onderzoek van de economische voorwaarden is vereist wanneer bewijs voorhanden is dat de wezenlijke belangen van EU-producenten waarschijnlijk zullen worden geschaad, moeten er duidelijke en eenvoudige regels voor een adequaat onderzoek op Unieniveau worden vastgesteld.

 

(50)

Er zijn procedureregels voor de aanzuivering van een bijzondere regeling nodig wanneer bij de plaatsing van goederen onder een dergelijke regeling twee of meer douaneaangiften zijn gebruikt, zodat duidelijk is in welke volgorde deze aanzuivering plaatsvindt.

 

(51)

De bevoegde douaneautoriteiten moeten beschikken over een verzoek voor de overdracht van rechten en plichten van de houder van de regeling naar een andere persoon.

 

(52)

De overbrenging van goederen onder een bijzondere regeling naar het douanekantoor van uitgang moet worden toegestaan indien de formaliteiten ten aanzien van de regeling uitvoer zijn vervuld.

 

(53)

Wanneer equivalente goederen worden gebruikt, moet een gescheiden boekhouding worden toegestaan. De procedureregels over de verandering van de douanestatus van niet-Uniegoederen en equivalente goederen moeten waarborgen dat er geen onbillijk voordeel op het vlak van de invoerrechten ontstaat voor een marktdeelnemer.

 

(54)

Om de legale handel te vergemakkelijken, doeltreffende douanecontroles te garanderen en tegelijkertijd verschillen in behandeling door de douanediensten van afzonderlijke lidstaten te voorkomen, moeten procedureregels worden vastgesteld voor het Uniedouanevervoer, het douanevervoer overeenkomstig de douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (3), met inbegrip van alle latere wijzigingen daarvan (TIR-overeenkomst), de douaneovereenkomst inzake het carnet ATA voor de tijdelijke invoer van goederen, gedaan te Brussel op 6 december 1961, met inbegrip van alle latere wijzigingen daarvan (ATA-overeenkomst) en de overeenkomst inzake tijdelijke invoer (4), met inbegrip van alle latere wijzigingen daarvan (overeenkomst van Istanbul) en het douanevervoer onder dekking van het formulier 302 en in het kader van het poststelsel. Deze procedureregels bevatten vereenvoudigingen en leggen de belangrijkste onderdelen van de processen vast, waardoor zowel de douanediensten als de marktdeelnemers ten volle profiteren van doeltreffende, geharmoniseerde procedures, wat een concreet voorbeeld van vergemakkelijking van de handel is.

 

(55)

Met het oog op de specifieke kenmerken van vervoer door de lucht en over zee, is het passend te voorzien in aanvullende vereenvoudigingen voor deze vervoerswijzen zodat het wordt toegestaan dat de gegevens die beschikbaar zijn in de administratie van in de lucht en over zee actieve vervoerders als aangiften voor douanevervoer worden gebruikt. Daarnaast moeten er aanvullende vereenvoudigingen worden ingevoerd om elektronischegegevensverwerkingstechnieken te gebruiken voor goederen die per spoor worden vervoerd, teneinde de relevante bepalingen in overeenstemming te brengen met de veranderingen als gevolg van de liberalisering van de markt en veranderingen in procedureregels voor het spoor.

 

(56)

Om een evenwicht te vinden tussen de doeltreffendheid van de taken van de douaneautoriteiten en de verwachtingen van de marktdeelnemers, moet voor veiligheidsdoeleinden een risicoanalyse van een aangifte vóór vertrek worden verricht binnen een termijn die rekening houdt met de legitieme belangen van de ongehinderde handel in het kader van het vervoer van goederen.

 

(57)

Er moeten nadere regels worden vastgesteld voor de aanbrenging van goederen, de formaliteiten bij het kantoor van uitvoer en bij het kantoor van uitgang, met name regels die de bevestiging van de uitgang op een doeltreffende en efficiënte manier garanderen, en voor de uitwisseling van inlichtingen tussen het kantoor van uitvoer en het kantoor van uitgang.

 

(58)

Gezien de overeenkomsten tussen uitvoer en wederuitvoer, is het passend om de toepassing van bepaalde regels betreffende de uitvoer van goederen uit te breiden tot goederen die worden wederuitgevoerd.

 

(59)

Om de legitieme belangen van de marktdeelnemers te vrijwaren en een soepele overgang naar de nieuwe wettelijke voorschriften te waarborgen, moeten voor goederen die vóór 1 mei 2016 onder bepaalde douaneregelingen zijn geplaatst en na deze datum worden vrijgegeven of aangezuiverd, overgangsbepalingen worden vastgesteld. Evenzo moet het marktdeelnemers worden toegestaan aanvragen voor vergunningen op grond van het wetboek in te dienen vóór de datum van toepassing ervan, om zo vanaf 1 mei 2016 gebruik te kunnen maken van de verleende vergunningen.

 

(60)

De algemene voorschriften voor de uitvoering van het wetboek zijn nauw met elkaar verbonden en kunnen niet van elkaar worden gescheiden vanwege hun onderlinge materiële verwevenheid, terwijl ze ook horizontale regels bevatten die van toepassing zijn op verschillende douaneregelingen. Omwille van de juridische samenhang is het daarom passend ze in één verordening onder te brengen.

 

(61)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek.

 

(62)

De bepalingen van deze verordening moeten toepassing vinden vanaf 1 mei 2016 zodat het wetboek onverkort kan worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Toepassingsgebied van de douanewetgeving, missie van de douane en definities

Artikel 1

Definities

  • 1) 
    Voor de toepassing van deze afdeling geldt artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (5).
  • 2) 
    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • 1) 
    handbagage: in het geval van luchtvervoer, de bagage die de natuurlijke persoon meeneemt in en uit de cabine van het vliegtuig;
  • 2) 
    douanekantoor van aanbrenging: het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen worden aangebracht;
  • 3) 
    ruimbagage: in het geval van luchtvervoer, de bagage die in de luchthaven van vertrek is ingecheckt en die voor de natuurlijke persoon noch gedurende de vlucht, noch bij een eventuele tussenstop toegankelijk is;
  • 4) 
    identieke goederen: in de context van de douanewaarde, in hetzelfde land geproduceerde goederen die in alle opzichten hetzelfde zijn, met inbegrip van de materiële kenmerken, kwaliteit en reputatie. Geringe verschillen in uiterlijk zijn geen beletsel om goederen die voor het overige aan de definitie voldoen als identiek aan te merken;
  • 5) 
    internationale EU-luchthaven: een EU-luchthaven waar, na toestemming van de douaneautoriteit, het luchtvaartverkeer met gebieden buiten het douanegebied van de Unie afgewikkeld mag worden;
  • 6) 
    vlucht binnen de Unie: de verplaatsing van een luchtvaartuig tussen twee EU-luchthavens, zonder tussenstop, voor zover deze verplaatsing noch is begonnen, noch eindigt op een niet-EU-luchthaven;
  • 7) 
    hoofdveredelingsproducten: de veredelingsproducten waarvoor de vergunning voor actieve veredeling is verleend;
  • 8) 
    marketingactiviteiten: in de context van de douanewaarde, alle activiteiten die verband houden met reclame voor, vermarkting van en promotie van de betrokken goederen, en alle activiteiten die verband houden met de voor de goederen verstrekte waarborgen en garanties;
  • 9) 
    secundaire veredelingsproducten: andere veredelingsproducten dan de hoofdveredelingsproducten, die onvermijdelijk als bijproduct van de veredeling ontstaan;
  • 10) 
    zaken- of sportvliegtuig: particuliere luchtvaartuigen die bestemd zijn voor reizen waarvan het traject vrij wordt bepaald door de gebruikers;
  • 11) 
    publiek douane-entrepot type III: een douane-entrepot dat door de douaneautoriteiten wordt beheerd;
  • 12) 
    vaste transportinrichting: technisch middel voor het ononderbroken transport van goederen zoals elektriciteit, gas en olie;
  • 13) 
    douanekantoor van doorgang:
 

a)

het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van uitgang uit het douanegebied van de Unie wanneer de goederen dat douanegebied tijdens het douanevervoer verlaten via een grens met een grondgebied buiten het douanegebied van de Unie dat geen land betreft dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer;

 

b)

het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie wanneer de goederen tijdens het douanevervoer een grondgebied buiten het douanegebied van de Unie hebben overschreden;

  • 14) 
    soortgelijke goederen: in de context van de douanewaarde, in hetzelfde land geproduceerde goederen die, hoewel zij niet in alle opzichten hetzelfde zijn, gelijke kenmerken vertonen en gelijksoortige bestanddelen bevatten waardoor zij dezelfde functies kunnen vervullen en in de handel onderling vervangbaar kunnen zijn: de kwaliteit van de goederen, de reputatie ervan en de aanwezigheid van een fabrieks- of handelsmerk zijn factoren die onder meer in aanmerking moeten worden genomen om vast te stellen of goederen soortgelijk zijn.

HOOFDSTUK 2

Rechten en plichten van personen in het kader van de douanewetgeving

Afdeling 1

Informatieverstrekking

Onderafdeling 1

Formaten en codes van gemeenschappelijke gegevensvereisten, gegevensuitwisseling en opslag

Artikel 2

Formaten en codes voor gemeenschappelijke gegevensvereisten

(Artikel 6, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    De formaten en codes voor gemeenschappelijke gegevensvereisten zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, van het wetboek en in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voor de uitwisseling en opslag van informatie die voor aanvragen en beschikkingen is vereist, zijn in bijlage A opgenomen.
  • 2. 
    De formaten en codes voor gemeenschappelijke gegevensvereisten zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, van het wetboek en in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voor de uitwisseling en opslag van informatie die voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van douanestatus is vereist, zijn in bijlage B opgenomen.
  • 3. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel zijn de codes en formaten van bijlage A niet van toepassing tot de datum waarop de eerste fase van de upgrade van het BTI-systeem en het Surveillance 2-systeem wordt uitgerold, en zijn de respectieve codes en formaten die welke zijn vastgesteld in de bijlagen 2-5 bij Gedelegeerde Verordening (EU) …/… van de Commissie tot vaststelling van overgangsregels voor een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waar de noodzakelijke elektronische systemen nog niet operationeel zijn (6).

In afwijking van lid 1 van dit artikel zijn de codes en formaten van bijlage A niet van toepassing tot de datum waarop de upgrade van het AEO-systeem plaatsvindt, en zijn de respectieve codes en formaten die welke zijn vastgesteld in de bijlagen 6-7 bij Gedelegeerde Verordening (EU) …/… tot vaststelling van overgangsregels voor een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waar de noodzakelijke elektronische systemen nog niet operationeel zijn.

In afwijking van lid 2 van dit artikel zijn de in bijlage B vastgestelde formaten en codes facultatief voor de lidstaten tot de datums waarop de uitrol of upgrade plaatsvindt van de relevante IT-systemen zoals vastgesteld in bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) …/… tot vaststelling van overgangsregels voor een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waar de noodzakelijke elektronische systemen nog niet operationeel zijn.

Tot de datums waarop de uitrol of upgrade plaatsvindt van de relevante IT-systemen zoals vastgesteld in bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) …/… tot vaststelling van overgangsregels voor een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waar de noodzakelijke elektronische systemen nog niet operationeel zijn, zijn de formaten en codes die vereist zijn voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van douanestatus, onderworpen aan de gegevensvereisten in bijlage 9 bij Gedelegeerde Verordening (EU) …/… tot vaststelling van overgangsregels voor een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waar de noodzakelijke elektronische systemen nog niet operationeel zijn.

Tot de respectieve datums waarop het DWU Geautomatiseerd uitvoersysteem wordt uitgerold en de upgrade plaatsvindt van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU van de Commissie (7), zorgen de lidstaten ervoor dat de codes en formaten voor de kennisgeving van aanbrenging het mogelijk maken dat goederen worden aangebracht overeenkomstig artikel 139 van het wetboek maken.

  • 4. 
    Tot de datum waarop het systeem DWU Douanebeschikkingen wordt uitgerold, zijn de formaten en codes in de volgende aanvragen en vergunningen in bijlage A facultatief voor de lidstaten:
 

a)

aanvragen en vergunningen voor de vereenvoudiging van de bepaling van bedragen die deel uitmaken van de douanewaarde van de goederen;

 

b)

aanvragen en vergunningen voor doorlopende zekerheidstellingen;

 

c)

aanvragen en vergunningen voor uitstel van betaling;

 

d)

aanvragen en vergunningen voor het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag, zoals bedoeld in artikel 148 van het wetboek;

 

e)

aanvragen en vergunningen voor lijndiensten;

 

f)

aanvragen en vergunningen voor toegelaten afgever;

 

g)

aanvragen en vergunningen voor het gebruik van de vereenvoudigde aangifte;

 

h)

aanvragen en vergunningen voor gecentraliseerde vrijmaking;

 

i)

aanvragen en vergunningen voor inschrijving in de administratie van de aangever;

 

j)

aanvragen en vergunningen voor zelfbeoordeling;

 

k)

aanvragen en vergunningen voor de status van erkende weger van bananen;

 

l)

aanvragen en vergunningen voor het gebruik van de regeling actieve veredeling;

 

m)

aanvragen en vergunningen voor het gebruik van de regeling passieve veredeling;

 

n)

aanvragen en vergunningen voor het gebruik van de regeling bijzondere bestemming;

 

o)

aanvragen en vergunningen voor het gebruik van de regeling tijdelijke invoer;

 

p)

aanvragen en vergunningen voor het beheer van opslagruimten voor de opslag in een douane-entrepot;

 

q)

aanvragen en vergunningen voor de status van toegelaten geadresseerde voor TIR-operaties;

 

r)

aanvragen en vergunningen voor de status van toegelaten afzender Uniedouanevervoer;

 

s)

aanvragen en vergunningen voor de status van toegelaten geadresseerde Uniedouanevervoer;

 

t)

aanvragen en vergunningen voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model;

 

u)

aanvragen en vergunningen voor het gebruik van een aangifte voor douanevervoer met beperkte gegevensset;

 

v)

aanvragen en vergunningen voor het gebruik van een elektronisch vervoersdocument als douaneaangifte.

Wanneer de lidstaten afzien van bepaalde codes en formaten tijdens de overgangsperiode, zorgen zij ervoor dat zij doeltreffende procedures toepassen om na te kunnen gaan of aan de voorwaarden voor het verlenen van de betreffende vergunning is voldaan.

Artikel 3

Veiligheid van elektronische systemen

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Bij het ontwikkelen, onderhouden en gebruiken van de in artikel 16, lid 1, van het wetboek bedoelde elektronische systemen, stellen de lidstaten passende veiligheidsmaatregelen vast en handhaven zij deze voor een effectieve, betrouwbare en veilige werking van de verschillende systemen. Zij zorgen er ook voor dat er maatregelen worden genomen om de bron van de gegevens te controleren en gegevens te beschermen tegen het risico op ongeoorloofde toegang, verlies, wijziging of vernietiging.
  • 2. 
    Elke invoering, wijziging of verwijdering van gegevens wordt vastgelegd met opgave van de reden voor en het nauwkeurige tijdstip van deze bewerking en de persoon die deze heeft verricht.
  • 3. 
    De lidstaten stellen elkaar, de Commissie en in voorkomend geval de betrokken marktdeelnemer op de hoogte van alle daadwerkelijke of vermoede inbreuken op de beveiliging van de elektronische systemen.

Artikel 4

Opslag van gegevens

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

Alle door de relevante elektronische systemen gevalideerde gegevens worden ten minste drie jaar bewaard vanaf het einde van het jaar waarin deze gegevens gevalideerd zijn, tenzij anders bepaald.

Artikel 5

Beschikbaarheid van elektronische systemen

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De Commissie en de lidstaten sluiten operationele overeenkomsten waarin de praktische eisen voor de beschikbaarheid en de prestaties van de elektronische systemen en voor de bedrijfscontinuïteit zijn vastgelegd.
  • 2. 
    In de in lid 1 bedoelde operationele overeenkomsten wordt met name de passende responstijd voor het uitwisselen en verwerken van informatie in de desbetreffende elektronische systemen vastgelegd.
  • 3. 
    De elektronische systemen zijn permanent beschikbaar. Deze verplichting is echter niet van toepassing:
 

a)

in specifieke gevallen aangaande het gebruik van de elektronische systemen vastgesteld in de in lid 1 bedoelde overeenkomsten of, bij gebrek aan deze overeenkomsten, op nationaal niveau;

 

b)

in geval van overmacht.

Onderafdeling 2

Registratie van personen

Artikel 6

Bevoegde douaneautoriteit

(Artikel 9 van het wetboek)

De voor de registratie verantwoordelijke douaneautoriteiten zijn de autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen. De lidstaten delen de naam en het adres van deze autoriteiten aan de Commissie mee. De Commissie publiceert deze informatie op het internet.

Artikel 7

Elektronisch systeem voor het EORI-nummer

(Artikel 16 van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de uitwisseling en opslag van informatie over EORI wordt een elektronisch systeem gebruikt („het EORI-systeem”) dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.

De bevoegde douaneautoriteit stelt de informatie via dit systeem beschikbaar wanneer er nieuwe EORI-nummers worden toegewezen of er wijzigingen zijn in de gegevens die zijn opgeslagen ten aanzien van reeds afgegeven registraties.

  • 2. 
    Elke persoon krijgt slechts één EORI-nummer toegewezen.
  • 3. 
    Het formaat en de codes van de in het EORI-systeem opgeslagen gegevens zijn in bijlage 12-01 opgenomen.
  • 4. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel zijn de formaten en codes in bijlage 12-01 niet van toepassing tot de datum waarop de upgrade van het centrale EORI-systeem plaatsvindt.

Tot de datum waarop de upgrade van het centrale EORI-systeem plaatsvindt, zijn de codes van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor de registratie van marktdeelnemers en andere personen vastgesteld in bijlage 9 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot vaststelling van overgangsregels voor een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waar de noodzakelijke elektronische systemen nog niet operationeel zijn.

  • 5. 
    Wanneer lidstaten in punt 4 van bijlage 12-01 vermelde gegevens verzamelen, zorgen zij ervoor dat de in bijlage 12-01 vermelde formaten en codes worden gebruikt.

Afdeling 2

Beschikkingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving

Onderafdeling 1

Beschikkingen van de douaneautoriteiten

Artikel 8

Algemene procedure voor het recht om te worden gehoord

(Artikel 22, lid 6, van het wetboek)

  • 1. 
    De in artikel 22, lid 6, eerste alinea, van het wetboek bedoelde mededeling:
 

a)

bevat een verwijzing naar de documenten en de informatie waarop de douaneautoriteiten voornemens zijn hun beschikking te baseren;

 

b)

vermeldt de termijn waarbinnen de betrokkene zijn standpunt kenbaar kan maken en deze termijn vangt aan op de datum waarop hij deze mededeling ontvangt of wordt geacht te hebben ontvangen;

 

c)

bevat een verwijzing naar het recht van de betrokkene op toegang tot de documenten en informatie zoals bedoeld onder a), overeenkomstig de toepasselijke bepalingen.

  • 2. 
    Wanneer de betrokkene zijn standpunt kenbaar maakt vóór het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in lid 1, onder b), kunnen de douaneautoriteiten overgaan tot het nemen van de beschikking, tenzij de betrokkene gelijktijdig zijn voornemen kenbaar maakt om zijn standpunt binnen de voorgeschreven termijn nader uiteen te zetten.

Artikel 9

Specifieke procedure voor het recht om te worden gehoord

(Artikel 22, lid 6, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten kunnen de in artikel 22, lid 6, eerste alinea, van het wetboek bedoelde mededeling doen als onderdeel van het verificatie- of controleproces wanneer zij voornemens zijn een beschikking te nemen op basis van een van de volgende zaken:
 

a)

de resultaten van een verificatie na het aanbrengen van de goederen;

 

b)

de resultaten van een verificatie van de douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 191 van het wetboek;

 

c)

de resultaten van de controle na vrijgave zoals bedoeld in artikel 48 van het wetboek, wanneer de goederen zich nog steeds onder douanetoezicht bevinden;

 

d)

de resultaten van een verificatie van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen of, in voorkomend geval, de resultaten van de verificatie van de aanvraag voor de registratie van dergelijk bewijs of voor de goedkeuring van dergelijk bewijs;

 

e)

de afgifte van een bewijs van oorsprong door de douaneautoriteiten;

 

f)

de resultaten van de controle van goederen waarvoor geen summiere aangifte, aangifte tot tijdelijke opslag, aangifte tot wederuitvoer of douaneaangifte is ingediend.

  • 2. 
    Wanneer een mededeling is gedaan overeenkomstig lid 1, kan de betrokkene:
 

a)

onmiddellijk zijn standpunt kenbaar maken via dezelfde middelen als deze die zijn gebruikt voor de mededeling in overeenstemming met artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of

 

b)

om een mededeling vragen overeenkomstig artikel 8 behalve in de gevallen als bedoeld in lid 1, onder f).

De betrokkene wordt door de douaneautoriteiten over deze twee opties geïnformeerd.

  • 3. 
    Wanneer de douaneautoriteiten een beschikking nemen die nadelige gevolgen heeft voor de betrokkene, leggen zij vast of deze persoon zijn standpunt kenbaar heeft gemaakt in overeenstemming met lid 2, onder a).

Onderafdeling 2

Beschikkingen naar aanleiding van aanvragen

Artikel 10

Elektronische systemen voor beschikkingen

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de uitwisseling en opslag van informatie in het kader van aanvragen en beschikkingen die in meer dan één lidstaat van invloed kunnen zijn en elke daaropvolgende gebeurtenis die invloed kan hebben op de oorspronkelijke aanvraag of beschikking, wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.

De bevoegde douaneautoriteit stelt de informatie zo snel als mogelijk en ten laatste binnen zeven dagen nadat zij deze informatie heeft verkregen, ter beschikking via het systeem.

  • 2. 
    Voor de uitwisseling van informatie in het kader van aanvragen en beschikkingen die in meer dan één lidstaat van invloed kunnen zijn, wordt een op EU-niveau geharmoniseerde interface voor bedrijven gebruikt die in onderling overleg door de Commissie en de lidstaten is ontworpen.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing met ingang van de datum van de uitrol van het systeem DWU Douanebeschikkingen, zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU.

Artikel 11

Aangewezen douaneautoriteit om aanvragen in ontvangst te nemen

(Artikel 22, lid 1, derde alinea, van het wetboek)

De lidstaten delen de Commissie een lijst mee van de in artikel 22, lid 1, derde alinea, van het wetboek bedoelde douaneautoriteiten die voor het in ontvangst nemen van aanvragen zijn aangewezen. De lidstaten delen de Commissie ook alle latere wijzigingen aan deze lijst mee.

Artikel 12

Aanvaarding van de aanvraag

(Artikel 22, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteit een aanvraag aanvaardt overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, is de datum van aanvaarding van die aanvraag de datum waarop alle vereiste informatie door de douaneautoriteit werd ontvangen overeenkomstig artikel 22, tweede alinea, van het wetboek.
  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteit vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste gegevens bevat, vraagt zij de aanvrager binnen een redelijke termijn, die ten hoogste 30 dagen bedraagt, om de relevante informatie.

Wanneer de aanvrager de door de douaneautoriteiten gevraagde informatie niet binnen de door de hen gestelde termijn verstrekt, wordt de aanvraag niet aanvaard en wordt de aanvrager hiervan in kennis gesteld.

  • 3. 
    Indien elke mededeling aan de aanvrager ontbreekt aangaande de vraag of de aanvraag al dan niet is aanvaard, wordt de aanvraag geacht te zijn aanvaard. De datum van aanvaarding wordt dan de datum waarop de aanvraag is ingediend of, in de gevallen waarin de aanvrager na een verzoek van de douaneautoriteit zoals bedoeld in lid 2 aanvullende informatie heeft verstrekt, de datum waarop het laatste informatiestuk is verstrekt.

Artikel 13

Opslag van informatie betreffende beschikkingen

(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)

De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit bewaart alle gegevens en onderliggende informatie waarop zij zich bij het nemen van de beschikking heeft gebaseerd, tot tenminste drie jaar na de einddatum van de geldigheid van de beschikking.

Artikel 14

Raadpleging tussen de douaneautoriteiten

(Artikel 22 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een beschikkingsbevoegde douaneautoriteit een douaneautoriteit van een andere betrokken lidstaat moet raadplegen over de vervulling van de vereiste voorwaarden en criteria om een gunstige beschikking te nemen, vindt deze raadpleging plaats binnen de voor de betreffende beschikking voorgeschreven termijn. De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit stelt een raadplegingstermijn vast die aanvangt vanaf de datum waarop deze douaneautoriteit de voorwaarden en criteria meedeelt die door de geraadpleegde douaneautoriteit moeten worden onderzocht.

Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteit na het in de eerste alinea bedoelde onderzoek vaststelt dat de aanvrager niet aan een of meer voorwaarden en criteria voldoet om een gunstige beschikking te kunnen nemen, bezorgt zij haar resultaten, naar behoren gedocumenteerd en met argumenten onderbouwd, aan de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit.

  • 2. 
    De overeenkomstig lid 1 vastgestelde raadplegingstermijn kan in elk van de volgende gevallen door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit worden verlengd:
 

a)

wanneer gelet op de aard van de te verrichten onderzoeken de geraadpleegde autoriteit om meer tijd verzoekt;

 

b)

wanneer de aanvrager aanpassingen uitvoert om te garanderen dat wordt voldaan aan de voorwaarden en criteria zoals bedoeld in lid 1, en deze meedeelt aan de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit, die de geraadpleegde douaneautoriteit daarvan vervolgens in kennis stelt.

  • 3. 
    Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteit niet antwoordt binnen de overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde raadplegingstermijn, wordt aan de voorwaarden en criteria waarvoor de raadpleging heeft plaatsgevonden, geacht te zijn voldaan.
  • 4. 
    De in de leden 1 en 2 vastgelegde raadplegingsprocedure kan ook worden toegepast voor de herziening van en het toezicht op een beschikking.

Artikel 15

Intrekking van een gunstige beschikking

(Artikel 28 van het wetboek)

Een overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 geschorste beschikking wordt door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit in gevallen zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b) en c), van die verordening ingetrokken wanneer de houder van de beschikking binnen de voorgeschreven termijn niet de noodzakelijke maatregelen neemt om aan de voorwaarden in de beschikking te voldoen, of er niet in slaagt om de verplichtingen uit hoofde van deze beschikking na te komen.

Onderafdeling 3

Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen

Artikel 16

Aanvraag voor een beschikking betreffende een bindende inlichting

(Artikel 22, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een aanvraag voor een beschikking betreffende een bindende inlichting wordt ingediend overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de aanvrager is gevestigd, informeert de douaneautoriteit waar de aanvraag is ingediend de douaneautoriteit van de lidstaat waar de aanvrager is gevestigd binnen zeven dagen na de aanvaarding van de aanvraag.

Wanneer de douaneautoriteit die de kennisgeving ontvangt over informatie beschikt die zij relevant acht voor de behandeling van de aanvraag, zendt zij deze informatie zo snel mogelijk aan de douaneautoriteit waar de aanvraag is ingediend, en in ieder geval binnen 30 dagen na de datum van de kennisgeving.

  • 2. 
    Een aanvraag voor een beschikking inzake bindende tariefinlichting (BTI) heeft uitsluitend betrekking op goederen die soortgelijke eigenschappen hebben en waarvan de verschillen irrelevant zijn voor hun tariefindeling.
  • 3. 
    Een aanvraag voor een beschikking inzake een bindende oorsprongsinlichting (BOI) heeft uitsluitend betrekking op één soort goederen en op één type omstandigheden voor de oorsprongsbepaling.
  • 4. 
    Met het oog op de naleving van de voorwaarde in artikel 33, lid 1, tweede alinea, onder a), van het wetboek met betrekking tot een aanvraag van een BTI-beschikking, raadpleegt de douaneautoriteit zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 21 van deze verordening, en houdt deze raadplegingen bij.

Artikel 17

Samenhang met bestaande BTI-beschikkingen

(Artikel 22, lid 3, van het wetboek)

Om erop toe te zien dat de BTI-beschikking die zij voornemens is af te geven, samenhangt met reeds afgegeven BTI-beschikkingen, raadpleegt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit het in artikel 21 bedoelde elektronische systeem en worden deze raadplegingen bijgehouden.

Artikel 18

Mededeling van BOI-beschikkingen

(Artikel 6, lid 3, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de aanvrager in kennis stelt van de BOI-beschikking via andere dan elektronischegegevensverwerkingstechnieken, doet zij dit door het formulier in bijlage 12-02 te gebruiken.
  • 2. 
    Wanneer de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de aanvrager in kennis stelt van de BOI-beschikking via elektronischegegevensverwerkingstechnieken, moet deze beschikking af te drukken zijn overeenkomstig het formaat in bijlage 12-02.

Artikel 19

Uitwisseling van gegevens betreffende BOI-beschikkingen

(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten sturen de Commissie op kwartaalbasis de relevante gegevens betreffende de BOI-beschikkingen.
  • 2. 
    De Commissie stelt de overeenkomstig lid 1 verkregen gegevens ter beschikking van de douaneautoriteiten van alle lidstaten.

Artikel 20

Toezicht op BTI-beschikkingen

(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)

Wanneer douaneformaliteiten worden vervuld door of namens de houder van een BTI-beschikking voor goederen die door een BTI-beschikking worden gedekt, wordt dit in de douaneaangifte vermeld door het referentienummer van de BTI-beschikking te vermelden.

Artikel 21

Elektronisch systeem betreffende BTI

(Artikel 16, lid 1, en artikel 23, lid 5, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de uitwisseling en opslag van informatie in het kader van aanvragen en beschikkingen betreffende BTI en elke daaropvolgende gebeurtenis die invloed kan hebben op de oorspronkelijke aanvraag of beschikking, wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.

De bevoegde douaneautoriteit stelt de informatie onmiddellijk en uiterlijk binnen zeven dagen nadat de autoriteit kennis heeft genomen van de informatie via dit systeem beschikbaar.

  • 2. 
    Aanvullend op de in lid 1 bedoelde informatie:
 

a)

bevat het in artikel 55 van deze verordening bedoelde toezicht gegevens die relevant zijn voor het toezicht op het gebruik van BTI-beschikkingen;

 

b)

geeft de douaneautoriteit die de aanvraag heeft ontvangen en de BTI-beschikking heeft genomen via het in lid 1 bedoelde systeem door wanneer een periode van verlengd gebruik van de BTI-beschikking is toegekend, waarbij de einddatum van de periode van verlengd gebruik en hoeveelheden van de goederen waarop deze periode van toepassing is, worden vermeld.

  • 3. 
    De Commissie deelt de resultaten van het in lid 2, onder a), genoemde toezicht op gezette tijden mee aan de lidstaten om het toezicht door de douaneautoriteiten op de naleving van de verplichtingen als gevolg van de BTI te ondersteunen.
  • 4. 
    Voor de uitwisseling van informatie in het kader van aanvragen en beschikkingen betreffende BTI wordt een op EU-niveau geharmoniseerde interface voor bedrijven gebruikt die in onderling overleg door de Commissie en de lidstaten is ontworpen.
  • 5. 
    De douaneautoriteiten vermelden de status van de aanvraag in het in lid 1 bedoelde systeem als zij een aanvraag voor een BTI-beschikking verwerken.
  • 6. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel gebruiken de lidstaten, tot de datum van de upgrade van het daarin vermelde systeem overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU, de centrale gegevensbank van de Commissie zoals opgezet krachtens artikel 8, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (8).
  • 7. 
    Tot de datum waarop de eerste fase van de upgrade van het in lid 1 van dit artikel bedoelde systeem en het in artikel 56 van deze verordening bedoelde systeem wordt uitgerold, oefenen de douaneautoriteiten het toezicht op het gebruik van BTI-beschikkingen bij het uitvoeren van douanecontroles of controles na vrijgave uit overeenkomstig de artikelen 46 en 48 van het wetboek. In afwijking van lid 3 van dit artikel is de Commissie tot die uitroldatum niet verplicht om de lidstaten resultaten van het in lid 2, onder a), van dit artikel bedoelde toezicht mee te delen.

Artikel 22

Verlengd gebruik van beschikkingen betreffende bindende inlichtingen

(Artikel 34, lid 9, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 34, lid 9, derde alinea, van het wetboek besluiten een periode van verlengd gebruik toe te kennen, vermelden zij de datum waarop de periode van verlengd gebruik van de betreffende beschikking verstrijkt.
  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteiten besluiten overeenkomstig artikel 34, lid 9, derde alinea, van het wetboek een periode van verlengd gebruik van de BTI-beschikking toe te kennen, vermelden zij naast de in lid 1 bedoelde datum de hoeveelheden van de goederen die gedurende de periode van verlengd gebruik kunnen worden aangezuiverd.

Het gebruik van een beschikking waarvoor om een periode van verlengd gebruik is verleend, wordt beëindigd zodra deze hoeveelheden zijn bereikt.

Op basis van het in artikel 55 bedoelde toezicht, informeert de Commissie de lidstaten zodra deze hoeveelheden zijn bereikt.

Artikel 23

Acties om de juiste en uniforme tariefindeling of oorsprongsbepaling te garanderen

(Artikel 34, lid 10, van het wetboek)

  • 1. 
    In overeenstemming met artikel 34, lid 10, onder a), van het wetboek stelt de Commissie de douaneautoriteiten onmiddellijk in kennis van de schorsing ten aanzien van het afgeven van BTI- en BOI-beschikkingen wanneer:
 

a)

de Commissie onjuiste of niet-uniforme beschikkingen heeft vastgesteld;

 

b)

de douaneautoriteiten gevallen aan de Commissie hebben voorgelegd waarin het niet lukte om binnen de maximumtermijn van 90 dagen hun meningsverschillen over de juiste en uniforme indeling of oorsprongsbepaling op te lossen.

Vanaf de datum waarop de Commissie de douaneautoriteiten in kennis heeft gesteld van de schorsing totdat de juiste en uniforme indeling of oorsprongsbepaling is gegarandeerd, zal er geen beschikking betreffende bindende inlichtingen worden afgegeven voor goederen die onder a) of b) vallen.

  • 2. 
    De juiste en uniforme tariefindeling of oorsprongsbepaling is zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen 120 dagen na de in lid 1 bedoelde kennisgeving van de Commissie, onderwerp van overleg op Unieniveau.
  • 3. 
    Zodra de schorsing is ingetrokken, stelt de Commissie de douaneautoriteiten daarvan in kennis.
  • 4. 
    Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3, worden de BOI-beschikkingen als niet-uniform beschouwd wanneer zij een verschillende oorsprong toekennen aan goederen die:
 

a)

onder dezelfde tariefpost vallen en waarvan de oorsprong volgens dezelfde oorsprongsregels is vastgesteld en

 

b)

onder identieke voorwaarden zijn verkregen volgens hetzelfde fabricageprocédé en equivalente materialen, met name aangaande de vraag of zij al dan niet van oorsprong zijn.

Afdeling 3

Geautoriseerde marktdeelnemer

Artikel 24

Naleving

(Artikel 39, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon is, wordt aan het criterium in artikel 39, onder a), van het wetboek geacht te zijn voldaan indien de aanvrager en, indien van toepassing, de werknemer die verantwoordelijk is voor de douanezaken van de aanvrager, gedurende de afgelopen drie jaar geen ernstige of herhaalde overtredingen op de douanewetgeving en de belastingvoorschriften hebben begaan en geen strafblad met zware misdrijven in verband met de economische activiteit hebben gehad.

Wanneer de aanvrager geen natuurlijke persoon is, wordt geacht aan het criterium in artikel 39, onder a), van het wetboek te zijn voldaan wanneer geen van de volgende personen gedurende de afgelopen drie jaar ernstige of herhaalde overtredingen op de douanewetgeving en belastingvoorschriften hebben begaan of een strafblad met zware misdrijven in verband met de economische activiteit hebben gehad:

 

a)

de aanvrager;

 

b)

de persoon die verantwoordelijk is voor de aanvrager of die zeggenschap heeft over de leiding van het bedrijf;

 

c)

de werknemer die verantwoordelijk is voor de douanezaken van de aanvrager.

  • 2. 
    Het in artikel 39, onder a), van het wetboek bedoelde criterium kan echter worden geacht te zijn vervuld wanneer de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de inbreuk van geringe betekenis acht in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten, en de douaneautoriteit niet twijfelt over de goede trouw van de aanvrager.
  • 3. 
    Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde persoon in een derde land is gevestigd of woonachtig is, beoordeelt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de naleving van het in artikel 39, onder a), van het wetboek bedoelde criterium aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikt.
  • 4. 
    Wanneer de aanvrager er minder dan drie jaar is gevestigd, beoordeelt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de naleving van het in artikel 39, onder a), van het wetboek bedoelde criterium aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikt.

Artikel 25

Deugdelijke handels- en vervoersadministratie

(Artikel 39, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Het in artikel 39, onder b), van het wetboek vastgelegde criterium wordt geacht te zijn vervuld als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de aanvrager voert een boekhouding die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van de lidstaat waar de boekhouding wordt gevoerd, de douane in staat stelt bedrijfscontroles te verrichten en voorziet in een historische gegevensregistratie die een controlespoor vormt vanaf het moment van gegevensinvoer;

 

b)

de administratie voor douanedoeleinden van de aanvrager wordt geïntegreerd in het boekhoudsysteem van de aanvrager of maakt het mogelijk dat kruiscontroles van de gegevens met het boekhoudsysteem kunnen worden verricht;

 

c)

de aanvrager verleent de douane fysieke toegang tot zijn boekhoudsystemen en, in voorkomend geval, zijn handels- en vervoersadministratie;

 

d)

de aanvrager verleent de douane elektronische toegang tot zijn boekhoudsystemen en, in voorkomend geval, tot zijn handels- en vervoersadministratie wanneer deze systemen of administratie elektronisch worden gehouden;

 

e)

de aanvrager beschikt over een logistiek systeem dat een onderscheid maakt tussen Unie- en niet-Uniegoederen en, in voorkomend geval, aangeeft waar zij zich bevinden;

 

f)

de aanvrager beschikt over een administratieve organisatie die in overeenstemming is met het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederenstroom, en over een systeem van interne controles waarmee fouten kunnen worden voorkomen, opgespoord en rechtgezet en onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden voorkomen en opgespoord;

 

g)

de aanvrager beschikt, indien van toepassing, over toereikende procedures voor het omgaan met certificaten en vergunningen die hem zijn verleend in overeenstemming met handelspolitieke maatregelen of maatregelen in verband met de handel in landbouwproducten;

 

h)

de aanvrager beschikt over toereikende procedures om zijn administratie en gegevens te archiveren en zich te beschermen tegen gegevensverlies;

 

i)

de aanvrager draagt er zorg voor dat relevante werknemers de opdracht hebben om de douaneautoriteiten kennis te geven van eventuele nalevingsproblemen en stelt procedures voor de kennisgeving van dergelijke problemen aan de douaneautoriteiten vast;

 

j)

de aanvrager beschikt over passende veiligheidsmaatregelen om het binnendringen van onbevoegden in zijn computersysteem te voorkomen en zijn documentatie te beschermen;

 

k)

de aanvrager beschikt, indien van toepassing, over toereikende procedures voor het omgaan met invoer- en uitvoervergunningen in verband met verboden en beperkingen, waaronder maatregelen om een onderscheid te maken tussen goederen die zijn onderworpen aan verboden of beperkingen en andere goederen, en maatregelen om toe te zien op de naleving van deze verboden en beperkingen.

  • 2. 
    Wanneer de aanvrager uitsluitend een vergunning aanvraagt als een marktdeelnemer aan wie een vergunning voor veiligheid is verleend zoals bedoeld in artikel 38, lid 2, onder b), van het wetboek (AEOS), is het in lid 1, onder e), bedoelde vereiste niet van toepassing.

Artikel 26

Financiële solvabiliteit

(Artikel 39, onder c), van het wetboek)

  • 1. 
    Aan het criterium zoals bepaald in artikel 39, onder c), van het wetboek wordt geacht te zijn voldaan wanneer de aanvrager voldoet aan het volgende:
 

a)

de aanvrager is niet verwikkeld in een faillissementsprocedure;

 

b)

gedurende de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft de aanvrager voldaan aan zijn financiële verplichtingen met betrekking tot de betaling van douanerechten en alle andere rechten, belastingen of heffingen die op of in verband met de invoer of uitvoer van goederen worden geheven;

 

c)

de aanvrager toont aan de hand van de bescheiden en gegevens die beschikbaar zijn voor de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag aan dat hij over voldoende financiële draagkracht beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen en zijn verbintenissen na te komen met betrekking tot het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten, daaronder begrepen dat zijn nettoactiva niet negatief zijn, tenzij deze kunnen worden gedekt.

  • 2. 
    Wanneer de aanvrager minder dan drie jaar gevestigd is, wordt zijn financiële solvabiliteit zoals bedoeld in artikel 39, onder c), van het wetboek beoordeeld aan de hand van de beschikbare documenten en informatie.

Artikel 27

Praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties

(Artikel 39, onder d), van het wetboek)

  • 1. 
    Aan het criterium zoals bepaald in artikel 39, onder d), van het wetboek wordt geacht te zijn voldaan indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de aanvrager of de persoon die verantwoordelijk is voor de douanezaken van de aanvrager voldoet aan de volgende praktische vakbekwaamheid:

 

i)

een aangetoonde praktijkervaring van minimaal drie jaar in douanezaken;

 

ii)

een kwaliteitsnorm voor douanezaken die door een Europese normalisatieorganisatie is aangenomen;

 

b)

de aanvrager of de persoon die verantwoordelijk is voor de douanezaken van de aanvrager heeft met succes een opleiding over douanewetgeving doorlopen die consistent is met en relevant is voor de mate van zijn betrokkenheid bij douanegerelateerde activiteiten en die wordt verstrekt door een van de volgende entiteiten:

 

i)

een douaneautoriteit van een lidstaat;

 

ii)

een onderwijsinstelling die door de douaneautoriteiten of door een voor beroepsopleiding verantwoordelijk orgaan van een lidstaat is erkend om een dergelijke kwalificatie te verstrekken;

 

iii)

een beroepsorganisatie of handelsvereniging die door de douaneautoriteiten van een lidstaat is erkend of in de Unie is geaccrediteerd om een dergelijke kwalificatie te verstrekken.

  • 2. 
    Wanneer de persoon die verantwoordelijk is voor de douanezaken van de aanvrager een contractant is, wordt aan het criterium zoals bepaald in artikel 39, onder d), van het wetboek geacht te zijn voldaan indien de contractant een markdeelnemer is aan wie een vergunning voor douanevereenvoudigingen is verleend zoals bedoeld in artikel 38, lid 2, onder b), van het wetboek (AEOC).

Artikel 28

Veiligheidsnormen

(Artikel 39, onder e), van het wetboek)

  • 1. 
    Aan het criterium zoals bepaald in artikel 39, onder e), van het wetboek wordt geacht te zijn voldaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de gebouwen die voor de met de AEOS-vergunning samenhangende activiteiten worden gebruikt, bieden bescherming tegen onrechtmatig binnendringen en zijn gemaakt van materialen die verhinderen dat onbevoegden zich hiertoe onrechtmatig toegang kunnen verschaffen;

 

b)

er zijn passende maatregelen genomen om onrechtmatige toegang tot kantoren, verzendingsruimten, los- en laadkades, los- en laaddekken en andere relevante plaatsen te voorkomen;

 

c)

er zijn maatregelen genomen om onder meer het onrechtmatig toevoegen of omwisselen, het verkeerd behandelen van goederen of andere manipulaties van de goederen bij het laden, lossen, de op- en overslag te voorkomen;

 

d)

de aanvrager heeft maatregelen genomen om zijn handelspartners duidelijk te identificeren en er via de uitvoering van passende contractuele regelingen of andere passende maatregelen in overeenstemming met het bedrijfsmodel van de aanvrager voor te zorgen dat deze handelspartners de veiligheid van de internationale toeleveringsketen garanderen;

 

e)

de aanvrager onderwerpt sollicitanten voor veiligheidsgevoelige functies aan veiligheidsonderzoeken, voor zover de nationale wetgeving dit toestaat, en verricht regelmatige achtergrondcontroles bij huidige werknemers in dergelijke functies wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen;

 

f)

de aanvrager heeft passende veiligheidsprocedures genomen voor eventuele gecontracteerde externe dienstverleners;

 

g)

de aanvrager zorgt ervoor dat personeel met veiligheidsgerelateerde verantwoordelijkheden regelmatig deelneemt aan programma’s om hen bewuster te maken van deze veiligheidskwesties;

 

h)

de aanvrager heeft een contactpersoon aangewezen die bevoegd is voor veiligheidsgerelateerde kwesties.

  • 2. 
    Wanneer de aanvrager houder is van een veiligheidscertificaat dat is afgegeven op basis van een internationaal verdrag of van een internationale norm van de Internationale Organisatie voor normalisatie, of van een Europese norm van de Europese normalisatieorganisatie, wordt rekening gehouden met deze certificaten als de naleving van de criteria zoals bepaald in artikel 39, onder e), van het wetboek wordt gecontroleerd.

Er wordt geacht aan de criteria te zijn voldaan wanneer is vastgesteld dat de criteria voor de afgifte van dat certificaat identiek of gelijkwaardig zijn aan de criteria zoals bepaald in artikel 39, onder e), van het wetboek.

De criteria worden geacht te zijn vervuld wanneer de aanvrager houder is van een veiligheidscertificaat dat is afgegeven door een derde land waarmee de Unie een overeenkomst heeft gesloten die voorziet in de erkenning van dat certificaat.

  • 3. 
    Wanneer de aanvrager een erkend agent of een bekende afzender is zoals omschreven in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad (9) en voldoet aan de in Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie (10) vastgestelde eisen, wordt geacht te zijn voldaan aan de in lid 1 bedoelde criteria met betrekking tot de locaties en de activiteiten waarvoor de aanvrager de status van erkend agent of bekende afzender heeft verkregen voor zover de criteria voor het verlenen van de status van erkend agent of bekende afzender dezelfde zijn of gelijkwaardig zijn aan criteria zoals bepaald in artikel 39, onder e), van het wetboek.

Artikel 29

Beoordeling van de criteria

(Artikel 22 van het wetboek)

  • 1. 
    De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit zorgt er voor het beoordelen van de criteria zoals bepaald in artikel 39, onder b) en e), van het wetboek voor dat controles ter plaatse worden verricht bij alle bedrijfsruimten die relevant zijn voor de douanegerelateerde activiteiten van de aanvrager.

Wanneer de aanvrager een groot aantal bedrijfsruimten bezit en de toepasselijke termijn voor het vaststellen van de beschikking niet lang genoeg is om alle bedrijfsruimten te onderzoeken, kan de douaneautoriteit besluiten slechts een representatief deel van deze bedrijfsruimten te onderzoeken indien zij van oordeel is dat de aanvrager op al zijn bedrijfsruimten dezelfde veiligheidsnormen toepast en dezelfde gemeenschappelijke normen en procedures toepast op de administratie van al zijn bedrijfsruimten.

  • 2. 
    De beschikkingsbevoegde douaneautoriteiten kunnen rekening houden met de resultaten van de beoordelingen of audits die overeenkomstig de Uniewetgeving zijn uitgevoerd, voor zover zij relevant zijn voor de beoordeling van de criteria zoals bedoeld in artikel 39 van het wetboek.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten kunnen voor het beoordelen van de criteria zoals bepaald in artikel 39, onder b), c), en e), van het wetboek rekening houden met de door de aanvrager verstrekte conclusies van deskundigen wanneer de deskundige die de conclusies heeft opgesteld geen banden heeft met de aanvrager in de zin van artikel 127 van deze verordening.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten houden terdege rekening met de bijzondere kenmerken van de marktdeelnemers, en met name van kleine en middelgrote ondernemingen bij de beoordeling of aan de criteria zoals bepaald in artikel 39 van het wetboek is voldaan.
  • 5. 
    De beoordeling van de criteria zoals bepaald in artikel 39 van het wetboek en de resultaten ervan worden door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit gedocumenteerd.

Artikel 30

Elektronisch systeem voor de AEO-status

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de uitwisseling en opslag van informatie in het kader van aanvragen voor een vergunning als geautoriseerd marktdeelnemer (AEO) en verleende AEO-vergunningen en eventuele verdere gebeurtenissen of handelingen die van invloed kunnen zijn op de oorspronkelijke beschikking, inclusief de nietigverklaring, schorsing, intrekking of nietigverklaring of de resultaten van een eventuele herziening of verificatie, wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet. De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit stelt de informatie onmiddellijk en uiterlijk binnen zeven dagen via dit systeem beschikbaar.

Voor de uitwisseling van informatie in het kader van aanvragen en beschikkingen betreffende AEO-vergunningen wordt een op EU-niveau geharmoniseerde interface voor bedrijven gebruikt die in onderling overleg door de Commissie en de lidstaten is ontworpen.

  • 2. 
    De bevoegde douaneautoriteit kan in voorkomend geval, met name wanneer de AEO-status de grondslag voor het verlenen van goedkeuring, vergunningen of faciliteiten in het kader van andere Uniewetgeving betreft, de bevoegde nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor de beveiliging van de burgerluchtvaart toegang verlenen tot het in lid 1 bedoelde elektronische systeem. De toegang is gerelateerd aan de volgende informatie:
 

a)

de AEOS-vergunningen, inclusief de naam van de vergunninghouder en, in voorkomend geval, de wijziging, intrekking of schorsing van de status van geautoriseerd marktdeelnemer en de redenen daarvoor;

 

b)

elke herbeoordeling van AEO-vergunningen en de resultaten daarvan.

De voor de beveiliging van de burgerluchtvaart verantwoordelijke nationale autoriteiten die de betreffende informatie behandelen, gebruiken deze uitsluitend voor de toepassing van de relevante programma’s voor erkende agenten of bekende afzenders en nemen passende technische en organisatorische maatregelen om de beveiliging van deze informatie te waarborgen.

  • 3. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel gebruiken de lidstaten, tot de datum waarop de upgrade van het AEO-systeem als bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU plaatsvindt, dat systeem als opgezet krachtens artikel 14 quinvicies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie.

Artikel 31

Raadplegingsprocedure en uitwisseling van informatie tussen douaneautoriteiten

(Artikel 22 van het wetboek)

  • 1. 
    De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit kan douaneautoriteiten van andere lidstaten raadplegen die bevoegd zijn voor de plaats waar noodzakelijke informatie wordt bijgehouden of waar controles moeten worden verricht voor de beoordeling van een of meer van de in artikel 39 van het wetboek vastgelegde criteria.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde raadpleging is verplicht, wanneer:
 

a)

de aanvraag voor de AEO-status overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is ingediend bij de douaneautoriteit van de plaats waar de hoofdboekhouding voor douanedoeleinden van de aanvrager zich bevindt of waar deze toegankelijk is;

 

b)

de aanvraag voor de AEO-status overeenkomstig artikel 27 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bij de douaneautoriteiten van de lidstaat is ingediend waar de aanvrager een vaste inrichting heeft en waar de informatie over zijn algemene logistieke beheersactiviteiten in de Unie wordt bewaard of toegankelijk is;

 

c)

een deel van de administratie en documentatie die van belang is voor de aanvraag van de AEO-status in een andere lidstaat wordt bijgehouden dan de lidstaat van de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit;

 

d)

de aanvrager van de AEO-status een opslagruimte of andere douanegerelateerde activiteiten heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van de bevoegde douaneautoriteit.

  • 3. 
    In afwijking van de termijn in artikel 14, lid 1, eerste alinea, tweede zin, van deze verordening, voltooien de douaneautoriteiten het raadplegingsproces binnen 80 dagen vanaf de datum waarop de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de vereiste voorwaarden en criteria doorgeeft die door de geraadpleegde douaneautoriteit moeten worden gecontroleerd.
  • 4. 
    Wanneer de douaneautoriteit van een andere lidstaat relevante informatie heeft voor de toekenning van de AEO-status, deelt zij deze informatie met de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit binnen 30 dagen vanaf de datum waarop de aanvraag via het in artikel 31 van deze verordening bedoelde elektronische systeem is meegedeeld.

Artikel 32

Afwijzing van een aanvraag

(Artikel 22 van het wetboek)

De afwijzing van een AEO-aanvraag is niet van invloed op de huidige gunstige beschikkingen die ten aanzien van de aanvrager in overeenstemming met de douanewetgeving zijn gegeven, tenzij de toekenning van deze gunstige beschikkingen gebaseerd is op de vervulling van de AEO-criteria waarvan tijdens de beoordeling van de AEO-aanvraag is gebleken dat hier niet aan is voldaan.

Artikel 33

Combinatie van beide soorten vergunningen

(Artikel 38, lid 3, van het wetboek)

Wanneer een aanvrager zowel op een AEOC- als een AEOS-vergunning recht heeft, geeft de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit één gecombineerde vergunning af.

Artikel 34

Intrekking van een vergunning

(Artikel 28 van het wetboek)

  • 1. 
    De intrekking van een AEO-vergunning is niet van invloed op een gunstige beschikking die is gegeven ten aanzien van dezelfde persoon tenzij de AEO-status een voorwaarde was voor die gunstige beschikking of deze beschikking was gebaseerd op een in artikel 39 van het wetboek opgenomen criterium waaraan niet langer is voldaan.
  • 2. 
    De intrekking of wijziging van een gunstige beschikking die is gegeven ten aanzien van de vergunninghouder is niet automatisch van invloed op de AEO-vergunning van deze persoon.
  • 3. 
    Wanneer dezelfde persoon zowel een AOEC als een AOES is en artikel 28 van het wetboek of artikel 15 van deze verordening van toepassing is wegens de niet-naleving van de voorwaarden in artikel 39, onder d), van het wetboek, wordt de AEOC-vergunning ingetrokken en blijft de AEOS-vergunning geldig.

Wanneer dezelfde persoon zowel een AOES als een AOEC is en artikel 28 van het wetboek of artikel 15 van deze verordening van toepassing is wegens de niet-naleving van de voorwaarden in artikel 39, onder e), van het wetboek, wordt de AEOS-vergunning ingetrokken en blijft de AEOC-vergunning geldig.

Artikel 35

Toezicht

(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten stellen de bevoegde douaneautoriteit onmiddellijk in kennis van alle voorvallen die zich na het verlenen van de AEO-status voordoen en die op de handhaving of de inhoud van de status van invloed kunnen zijn.
  • 2. 
    De bevoegde douaneautoriteit stelt alle relevante informatie waarover zij beschikt beschikbaar aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten waar de geautoriseerde marktdeelnemer douanegerelateerde activiteiten uitoefent.
  • 3. 
    Wanneer een douaneautoriteit een gunstige beschikking intrekt die op basis van de AEO-status is gegeven, stelt zij de douaneautoriteit die de status heeft verleend hiervan in kennis.
  • 4. 
    Wanneer de AEOS een erkend agent of bekende afzender is zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 300/2008 en voldoet aan de in Verordening (EU) nr. 185/2010 vastgestelde vereisten, stelt de bevoegde douaneautoriteit de voor de beveiliging van de burgerluchtvaart verantwoordelijke bevoegde nationale autoriteit onmiddellijk ten minste de volgende haar ter beschikking staande informatie met betrekking tot de AEO-status ter beschikking:
 

a)

de AEOS-vergunning, inclusief de naam van de vergunninghouder en, in voorkomend geval, de wijziging, intrekking of schorsing van de status van geautoriseerd marktdeelnemer en de redenen daarvoor;

 

b)

informatie over de vraag of de betreffende locatie door de douaneautoriteiten is bezocht, de datum van het laatste bezoek en of het bezoek plaatsvond met het oog op de vergunningsprocedure, herbeoordeling of monitoring;

 

c)

elke herbeoordeling van de AEOS-vergunning en de resultaten daarvan.

De nationale douaneautoriteiten stellen in overleg met de voor de beveiliging van de burgerluchtvaart verantwoordelijke bevoegde nationale autoriteit nadere voorwaarden vast voor de uitwisseling van informatie die niet onder het in artikel 30 van deze verordening bedoelde elektronische systeem valt.

De voor de beveiliging van de burgerluchtvaart verantwoordelijke nationale autoriteiten die de betreffende informatie behandelen, gebruiken deze uitsluitend voor de toepassing van de relevante programma’s voor erkende agenten of bekende afzenders en nemen passende technische en organisatorische maatregelen om de beveiliging van de informatie te waarborgen.

Afdeling 4

Goederencontrole

Onderafdeling 1

Douanecontroles en risicobeheer

Artikel 36

Elektronisch systeem voor risicobeheer en douanecontroles

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de uitwisseling en opslag van informatie tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten en de Commissie in het kader van de communicatie betreffende risicogerelateerde informatie wordt een elektronisch systeem („het douanerisicobeheersysteem”) gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.
  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde systeem wordt ook gebruikt voor de communicatie tussen douaneautoriteiten en tussen douaneautoriteiten en de Commissie bij de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden, douanecrisisbeheersing, de uitwisseling van risicogerelateerde informatie en resultaten van risicoanalyses zoals bedoeld in artikel 46, lid 5, van het wetboek, evenals de resultaten van douanecontroles.

Onderafdeling 2

Door de lucht vervoerde handbagage en ruimbagage

Artikel 37

Transitvluchten

(Artikel 49 van het wetboek)

  • 1. 
    Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage en ruimbagage van personen op een vlucht van een niet-EU-luchthaven in een luchtvaartuig dat na een tussenstop op een EU-luchthaven doorvliegt naar een andere EU-luchthaven, worden verricht op de laatste internationale EU-luchthaven.

De handbagage en ruimbagage worden onderworpen aan de voorschriften die gelden voor de bagage van personen die uit derde landen aankomen, tenzij de persoon die deze bagage vervoert bewijst dat de goederen erin de status van Uniegoederen bezitten.

  • 2. 
    Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage en ruimbagage van personen op een vlucht van een EU-luchthaven in een luchtvaartuig dat een tussenstop maakt op een andere EU-luchthaven voordat het doorvliegt naar een niet-EU-luchthaven, worden verricht op de eerste internationale EU-luchthaven.

De handbagage kan aan controles worden onderworpen op de laatste internationale EU-luchthaven waar het luchtvaartuig een tussenstop maakt om de douanestatus van de Uniegoederen te verzekeren.

Artikel 38

Transitvluchten in zaken- en sportvliegtuigen

(Artikel 49 van het wetboek)

Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage van personen aan boord van een zaken- of sportvliegtuig worden op de volgende luchthavens verricht:

 

a)

op de eerste internationale EU-luchthaven wat betreft vluchten vanaf een niet-EU-luchthaven, wanneer het luchtvaartuig na een tussenstop op een EU-luchthaven doorvliegt naar een andere EU-luchthaven;

 

b)

op de laatste internationale EU-luchthaven wat betreft vluchten vanaf een EU-luchthaven, wanneer het luchtvaartuig na een tussenstop op een EU-luchthaven doorvliegt naar een niet-EU-luchthaven.

Artikel 39

Inkomende transfervluchten

(Artikel 49 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer bagage op een EU-luchthaven aankomt aan boord van een luchtvaartuig dat van een niet-EU-luchthaven komt en op deze EU-luchthaven wordt overgeladen in een ander luchtvaartuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert, zijn de leden 2 en 3 van toepassing.
  • 2. 
    Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage worden verricht op de laatste internationale EU-luchthaven van aankomst van een vlucht binnen de Unie. Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage die van een niet-EU-luchthaven komt en op een internationale EU-luchthaven wordt overgeladen op een luchtvaartuig dat een andere internationale EU-luchthaven op het grondgebied van dezelfde lidstaat tot bestemming heeft, kunnen echter worden verricht op de internationale EU-luchthaven waar de ruimbagage wordt overgeladen.

Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage kunnen, in uitzonderlijke gevallen en in aanvulling op de controles en formaliteiten zoals bedoeld in de eerste alinea, worden verricht op de eerste internationale EU-luchthaven wanneer een dergelijke extra controle na controle van de handbagage nodig blijkt te zijn.

  • 3. 
    Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage worden verricht op de eerste internationale EU-luchthaven.

Aanvullende douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage kunnen op de luchthaven van aankomst van een vlucht binnen de Unie uitsluitend in uitzonderlijke gevallen worden verricht, wanneer dergelijke extra controles na controle van de ruimbagage nodig blijken te zijn.

Artikel 40

Uitgaande transfervluchten

(Artikel 49 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer bagage op een EU-luchthaven aan boord wordt gebracht van een luchtvaartuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert en deze bagage vervolgens wordt overgeladen op een andere EU-luchthaven in een ander luchtvaartuig dat een luchthaven buiten de Unie als bestemming heeft, zijn de leden 2 en 3 van toepassing.
  • 2. 
    Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage worden verricht op de eerste internationale EU-luchthaven van vertrek. Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage die op een internationale EU-luchthaven in een luchtvaartuig wordt geladen en op een andere internationale EU-luchthaven in het grondgebied van dezelfde lidstaat wordt overgeladen aan boord van een luchtvaartuig dat een niet-EU-luchthaven tot bestemming heeft, kunnen worden verricht op de internationale EU-luchthaven waar de ruimbagage wordt overgeladen.

Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage kunnen, in uitzonderlijke gevallen en in aanvulling op de controles en formaliteiten zoals bedoeld in de eerste alinea, worden verricht op de laatste internationale EU-luchthaven wanneer een dergelijke extra controle na controle van de handbagage nodig blijkt te zijn.

  • 3. 
    Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage worden verricht op de laatste internationale EU-luchthaven.

Aanvullende douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage kunnen op de luchthaven van vertrek van een vlucht binnen de Unie uitsluitend in uitzonderlijke gevallen worden verricht, wanneer dergelijke extra controles na controle van de ruimbagage nodig blijken te zijn.

Artikel 41

Overladen in een sport- of zakenvliegtuig

(Artikel 49 van het wetboek)

  • 1. 
    Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage die op een EU-luchthaven aankomt aan boord van een uit een niet-EU-luchthaven afkomstig lijn- of chartertoestel en die op deze EU-luchthaven wordt overgeladen in een sport- of zakenvliegtuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert, worden verricht op de luchthaven van aankomst van het lijn- of chartertoestel.
  • 2. 
    Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage die op een EU-luchthaven aan boord wordt gebracht van een sport- of zakenvliegtuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert, waarbij deze bagage op een andere EU-luchthaven wordt overgeladen in een lijn- of chartertoestel met als bestemming een niet-EU-luchthaven, worden verricht op de luchthaven van vertrek van het lijn- of chartertoestel.

Artikel 42

Overbrengingen tussen luchthavens op het grondgebied van dezelfde lidstaat

(Artikel 49 van het wetboek)

De douaneautoriteiten kunnen op de internationale EU-luchthaven waar de ruimbagage wordt overgeladen controles verrichten op het volgende:

 

a)

bagage die van een niet-EU-luchthaven komt en op een internationale EU-luchthaven wordt overgeladen in een luchtvaartuig dat een internationale EU-luchthaven die op hetzelfde nationale grondgebied is gelegen, tot bestemming heeft;

 

b)

bagage die op een internationale EU-luchthaven aan boord van een luchtvaartuig wordt gebracht om op een andere internationale EU-luchthaven die op hetzelfde nationale grondgebied is gelegen, te worden overgeladen op een luchtvaartuig dat een niet-EU-luchthaven tot bestemming heeft.

Artikel 43

Maatregelen ter voorkoming van illegale omwisseling

(Artikel 49 van het wetboek)

De lidstaten dragen er zorg voor dat:

 

a)

bij aankomst op een internationale EU-luchthaven waar de douanecontroles zullen worden verricht, toezicht wordt gehouden op de omwisseling van goederen in de handbagage voordat deze controles op die bagage hebben plaatsgevonden;

 

b)

bij vertrek op een internationale EU-luchthaven waar de douanecontroles zullen worden verricht, toezicht wordt gehouden op de omwisseling van goederen in de handbagage nadat deze controles op die bagage hebben plaatsgevonden;

 

c)

bij aankomst op een internationale EU-luchthaven waar de douanecontroles zullen worden verricht, voorzieningen zijn getroffen om de omwisseling van goederen in de ruimbagage te verhinderen voordat deze controles op die bagage hebben plaatsgevonden;

 

d)

bij vertrek van een internationale EU-luchthaven waar de douanecontroles zullen worden verricht, voorzieningen zijn getroffen om de omwisseling van goederen in de ruimbagage te verhinderen nadat deze controles op de ruimbagage hebben plaatsgevonden.

Artikel 44

Het bagage-etiket

(Artikel 49 van het wetboek)

De in een EU-luchthaven geregistreerde ruimbagage wordt als zodanig gekenmerkt door een etiket dat op de bagage wordt aangebracht. Een voorbeeld van het etiket en de technische kenmerken ervan zijn in bijlage 12-03 opgenomen.

Artikel 45

Lijst van internationale EU-luchthavens

(Artikel 49 van het wetboek)

Elke lidstaat verstrekt de Commissie een lijst van zijn internationale EU-luchthavens en informeert de Commissie over wijzigingen in deze lijst.

Onderafdeling 3

Over zee vervoerde bagage

Artikel 46

Pleziervaartuigen

(Artikel 49 van het wetboek)

Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage van personen aan boord van pleziervaartuigen, worden verricht op alle havens in de Unie die worden aangedaan, ongeacht de plaats van herkomst of bestemming van het vaartuig. Een pleziervaartuig is een pleziervaartuig volgens de definitie in Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad (11).

Artikel 47

Overbrengingen op zee

(Artikel 49 van het wetboek)

Douanecontroles en -formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage van personen die gebruikmaken van een door één enkel vaartuig uitgevoerde scheepvaartdienst die een aantal opeenvolgende trajecten omvat en die is begonnen of eindigt of die een tussenstop maakt in een niet-EU-haven, worden verricht in de EU-haven waar deze bagage wordt in- of uitgeladen.

HOOFDSTUK 3

Valutaomrekening

Artikel 48

Bepalingen betreffende wisselkoersen

(Artikel 53 van het wetboek)

  • 1. 
    De tegenwaarde van de euro wordt, indien dit overeenkomstig artikel 53, lid 1, onder b), van het wetboek is vereist, eenmaal per maand vastgesteld.

De toe te passen wisselkoers is de meest recente koers die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld voorafgaand aan de voorlaatste dag van de maand en is gedurende de volledige daaropvolgende maand van toepassing.

Wanneer de aan het begin van de maand geldende koers echter meer dan 5 % afwijkt van de koers die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld vóór de 15e van diezelfde maand, is de laatstgenoemde koers van toepassing vanaf de 15e tot het einde van de betreffende maand.

  • 2. 
    Indien een valuta om een van de redenen zoals bedoeld in artikel 53, lid 2, van het wetboek moet worden omgerekend, is de toe te passen tegenwaarde van de euro in nationale valuta de koers die door de Europese Centrale Bank op de eerste werkdag van oktober is vastgesteld: deze koers is met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar van toepassing.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen de waarde in nationale valuta van het in euro vastgestelde bedrag ongewijzigd handhaven indien bij de jaarlijkse aanpassing de omrekening van dat bedrag leidt tot een wijziging van de in nationale valuta uitgedrukte waarde van minder dan 5 %.

Het na bedoelde omrekening verkregen bedrag kan door de lidstaten op de dichtstbijzijnde decimalen naar boven of naar beneden worden afgerond.

TITEL II

FACTOREN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE TOEPASSING VAN INVOER- OF UITVOERRECHTEN EN ANDERE MAATREGELEN WAARAAN HET GOEDERENVERKEER IS ONDERWORPEN

HOOFDSTUK 1

Gemeenschappelijk douanetarief en tariefindeling van goederen

Afdeling 1

Beheer van tariefcontingenten

Artikel 49

Algemene regels betreffende het uniforme beheer van tariefcontingenten

(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    Tariefcontingenten die zijn geopend in overeenstemming met de Uniewetgeving met betrekking tot de methode van administratie in dit artikel en in de artikelen 50 tot en met 54 van deze verordening worden beheerd overeenkomstig de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de douaneaangiften voor het in het vrije verkeer brengen.
  • 2. 
    Elk tariefcontingent wordt in de Uniewetgeving vastgesteld door een volgnummer dat het beheer ervan vergemakkelijkt.
  • 3. 
    Voor de toepassing van deze afdeling worden aangiften voor het vrije verkeer die door de douaneautoriteiten op 1, 2 of 3 januari zijn aanvaard, geacht op 3 januari van hetzelfde jaar te zijn geaccepteerd. Wanneer een van deze dagen echter op een zaterdag of op een zondag valt, worden de aangiften geacht op 4 januari van dat jaar te zijn aanvaard.
  • 4. 
    Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder werkdagen verstaan de dagen die geen feestdagen bij de instellingen van de Unie in Brussel zijn.

Artikel 50

Verantwoordelijkheden van de douaneautoriteiten van de lidstaten voor het uniforme beheer van tariefcontingenten

(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten onderzoeken of een door de aangever in een douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen gedaan verzoek om toepassing van een tariefcontingent geldig is overeenkomstig de Uniewetgeving betreffende het openen van tariefcontingenten.
  • 2. 
    Wanneer een douaneaangifte voor het vrije verkeer met een geldige aanvraag voor toepassing van een tariefcontingent wordt aanvaard en alle bewijsstukken voor het toepassen van het tariefcontingent door de douaneautoriteiten zijn verstrekt, sturen de douaneautoriteiten dat verzoek onmiddellijk naar de Commissie door onder vermelding van de datum van aanvaarding van de douaneaangifte en de exacte hoeveelheid waarvoor dit verzoek wordt gedaan.

Artikel 51

Toewijzing van hoeveelheden in het kader van de tariefcontingenten

(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    De Commissie wijst elke werkdag hoeveelheden toe, maar de Commissie kan op een bepaalde werkdag besluiten geen hoeveelheden toe te wijzen op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten hierover van tevoren zijn geïnformeerd.
  • 2. 
    De hoeveelheden in het kader van de tariefcontingenten kunnen niet eerder worden toegewezen dan op de tweede werkdag na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte waarin de aanvrager om toepassing van het tariefcontingent heeft gevraagd.

De Commissie houdt bij elke toewijzing rekening met alle niet beantwoorde aanvragen om tariefcontingenten toe te passen op basis van douaneaangiften die zijn aanvaard tot en met de tweede werkdag voorafgaand aan de dag van toewijzing en die door de douaneautoriteiten zijn doorgestuurd naar het systeem zoals bedoeld in artikel 54 van deze verordening.

  • 3. 
    De Commissie wijst, in chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de betreffende douaneaangiften en voor zover het resterende saldo van het tariefcontingent dit toestaat, voor elk tariefcontingent hoeveelheden toe op basis van de door haar ontvangen aanvragen om dat tariefcontingent toe te passen.
  • 4. 
    Wanneer op de dag van de toewijzing de som van de hoeveelheden van alle aanvragen voor het toepassen van een tariefcontingent voor aangiften die op dezelfde datum zijn aanvaard groter is dan het resterende saldo van het tariefcontingent, wijst de Commissie de hoeveelheden voor deze aanvragen toe in evenredigheid met de aangevraagde hoeveelheden.
  • 5. 
    Wanneer een nieuw tariefcontingent wordt geopend, wijst de Commissie daaruit geen hoeveelheden toe vóór de elfde werkdag volgende op de datum van publicatie van het besluit van de Unie waarbij dat tariefcontingent werd geopend.

Artikel 52

Annulering van aanvragen en terugstortingen van ongebruikte toegewezen hoeveelheden in het kader van de tariefcontingenten

(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten storten een hoeveelheid die bij vergissing is toegewezen onmiddellijk terug naar het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 54 van deze verordening. Deze verplichting is echter niet van toepassing wanneer na de eerste maand volgende op het einde van de geldigheidsduur van het betreffende tariefcontingent een onjuiste toewijzing van een douaneschuld van minder dan 10 EUR wordt ontdekt.
  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteiten een douaneaangifte voor goederen die zijn onderworpen aan een aanvraag om een tariefcontingent toe te passen ongeldig maakt voordat de Commissie de gevraagde hoeveelheid heeft toegewezen, annuleren de douaneautoriteiten de gehele aanvraag om het tariefcontingent toe te passen.

Wanneer de Commissie de gevraagde hoeveelheid al heeft toegewezen op basis van een ongeldige douaneaangifte, stort de douaneautoriteit de toegewezen hoeveelheid onmiddellijk terug naar het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 54 van deze verordening.

Artikel 53

De kritieke status van tariefcontingenten

(Artikel 56, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 153 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, wordt een tariefcontingent als kritiek beschouwd zodra 90 % van de volledige omvang van het tariefcontingent is opgebruikt.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 wordt een tariefcontingent in een van de volgende gevallen vanaf de dag van de opening ervan als kritiek beschouwd:
 

a)

het tariefcontingent wordt voor minder dan drie maanden geopend;

 

b)

in de afgelopen twee jaar zijn geen tariefcontingenten geopend voor dezelfde producten van dezelfde oorsprong en met een gelijkwaardige geldigheidsduur („gelijkwaardige tariefcontingenten”);

 

c)

een in de afgelopen twee jaar geopend gelijkwaardig tariefcontingent was op de laatste dag van de derde maand van de vastgestelde duur van het contingent uitgeput of had een grotere aanvankelijke omvang dan het betrokken tariefcontingent.

  • 3. 
    Een tariefcontingent waarvan het enige doel de toepassing is van een vrijwaringsmaatregel of een maatregel die voortvloeit uit een schorsing van concessies zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad (12) wordt als kritiek beschouwd zodra 90 % van de volledige omvang is opgebruikt, ongeacht of in de laatste twee jaar gelijkwaardige tariefcontingenten zijn geopend of niet.

Artikel 54

Elektronisch systeem voor het beheer van tariefcontingenten

(Artikel 16, lid 1, en artikel 56, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor het beheer van tariefcontingenten wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet ten behoeve van:
 

a)

de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten en de Commissie in het kader van aanvragen om tariefcontingenten toe te passen en terug te storten en in het kader van de status van tariefcontingenten en de opslag van deze informatie;

 

b)

het beheer door de Commissie van de aanvragen om tariefcontingenten toe te passen en terug te storten;

 

c)

de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten en de Commissie betreffende de toewijzing van de hoeveelheden in het kader van de tariefcontingenten en de opslag van deze informatie;

 

d)

de registratie van eventuele verdere gebeurtenissen of handelingen die van invloed kunnen zijn op de oorspronkelijke opnemingen of terugstortingen van tariefcontingenten of de toewijzing ervan.

  • 2. 
    De Commissie stelt de informatie over de toewijzingsresultaten via dat systeem beschikbaar.

Afdeling 2

Toezicht op het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen

Artikel 55

Algemene regels betreffende het toezicht op het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen

(Artikel 56, lid 5, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de Commissie eist dat bepaalde goederen aan toezicht worden onderworpen bij het in het vrije verkeer brengen of bij uitvoer, stelt zij de douaneautoriteiten voordat het toezichtsvereiste van toepassing wordt tijdig in kennis van de GN-codes van deze goederen en van de voor het toezicht vereiste gegevens.

De lijst van gegevens die door de Commissie kan worden geëist voor het toezicht is in bijlage 21-01 opgenomen.

  • 2. 
    Wanneer goederen zijn onderworpen aan toezicht bij het in het vrije verkeer brengen of bij uitvoer, voorzien de douaneautoriteiten de Commissie ten minste eenmaal per week van gegevens over de douaneaangiften voor de betrokken procedure.

Wanneer de goederen overeenkomstig artikel 194, lid 1, van het wetboek zijn vrijgegeven, voorzien de douaneautoriteiten de Commissie onmiddellijk van de gegevens.

  • 3. 
    De Commissie openbaart de door de douaneautoriteiten verstrekte gegevens zoals bedoeld in lid 1 uitsluitend in geaggregeerde vorm en uitsluitend aan bevoegde gebruikers in overeenstemming met artikel 56, lid 2, van deze verordening.
  • 4. 
    Wanneer goederen onder een douaneregeling worden geplaatst op basis van een vereenvoudigde aangifte zoals bedoeld in artikel 166 van het wetboek of door inschrijving in de administratie van de aangever zoals bedoeld in artikel 182 van het wetboek, en de door de Commissie vereiste gegevens waren niet beschikbaar op het tijdstip waarop de goederen overeenkomstig artikel 194, lid 1, van het wetboek zijn vrijgegeven, delen de douaneautoriteiten de Commissie deze informatie onmiddellijk mee na ontvangst van de in overeenstemming met artikel 167 van het wetboek ingediende aanvullende aangifte.
  • 5. 
    Wanneer ontheffing wordt verleend van de verplichting tot indiening van een aanvullende aangifte in overeenstemming met artikel 167, lid 3, van het wetboek of de aanvullende aangifte is ingediend of beschikbaar gemaakt in overeenstemming met artikel 225 van deze verordening, stuurt de vergunninghouder de douaneautoriteiten ten minste eenmaal per maand de door de Commissie vereiste gegevens of vergaren de douaneautoriteiten deze gegevens uit het systeem van de aangever.

De douaneautoriteiten voeren deze gegevens onmiddellijk in het in artikel 56 van deze verordening bedoelde elektronische systeem in.

  • 6. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel is de lijst van gegevens die door de Commissie met het oog op toezicht kan worden geëist, tot de datum waarop de eerste fase van de upgrade van het systeem zoals bedoeld in lid 1 van artikel 56 en van de nationale invoer- en uitvoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, opgenomen in bijlage 21-02.

Artikel 56

Elektronisch systeem voor het toezicht op het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen

(Artikel 16, lid 1, en artikel 56, lid 5, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor het toezicht op het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek is opgezet voor de verzending en opslag van de volgende informatie:
 

a)

toezichtsgegevens over het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen;

 

b)

informatie die de in het elektronische systeem ingevoerde en opgeslagen toezichtsgegevens over het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen kan actualiseren.

  • 2. 
    De Commissie kan gebruikers op basis van verzoeken van de lidstaten toestemming geven tot het elektronische systeem zoals bedoeld in lid 1.
  • 3. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt het Surveillance 2-systeem van de Commissie voor de verzending en opslag van de gegevens zoals bedoeld in dat lid, onder a) en b), gebruikt tot de datum waarop de eerste fase van de upgrade van het systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold.

HOOFDSTUK 2

Oorsprong van goederen

Afdeling 1

Bewijs van de niet-preferentiële oorsprong

Artikel 57

Certificaat van oorsprong voor producten waarvoor bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen gelden

(Artikel 61, leden 1 en 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Een certificaat van oorsprong voor producten van oorsprong uit een derde land waarvoor bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen gelden, wordt, voor zover deze regelingen op dit artikel betrekking hebben, afgegeven met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-14 met inachtneming van de daarin vastgestelde technische specificaties.
  • 2. 
    Certificaten van oorsprong worden afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het derde land waaruit de producten waarvoor de bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen gelden afkomstig zijn, of door een daartoe door deze autoriteiten gemachtigde instantie die de nodige waarborgen biedt (instanties van afgifte), op voorwaarde dat de oorsprong van de producten overeenkomstig artikel 60 van het wetboek is vastgesteld.

De instanties van afgifte bewaren van elk afgegeven certificaat van oorsprong een kopie.

  • 3. 
    De certificaten van oorsprong worden afgegeven voordat de producten waarop zij betrekking hebben in het derde land van oorsprong voor uitvoer zijn aangegeven.
  • 4. 
    In afwijking van lid 3 kan het certificaat van oorsprong bij wijze van uitzondering afgegeven worden na de uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, wanneer dit ten gevolge van een fout, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden op het tijdstip van uitvoer niet is geschied.

De instanties van afgifte kunnen een in lid 1 bedoeld certificaat van oorsprong slechts achteraf afgeven wanneer zij er zeker van zijn dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

Artikel 58

Het verstrekken van informatie over administratieve samenwerking met betrekking tot bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen

(Artikel 61 van het wetboek)

  • 1. 
    Indien volgens de bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen voor bepaalde producten het in artikel 57 van deze verordening bedoelde certificaat van oorsprong moet worden gebruikt, is het gebruik van deze regelingen afhankelijk van de voorwaarde dat een procedure van administratieve samenwerking is ingesteld, tenzij dit in de betrokken regelingen anders is bepaald.

Met het oog op het instellen van deze procedure van administratieve samenwerking, sturen de betrokken derde landen de Commissie het volgende:

 

a)

de namen en adressen van de instanties van afgifte en modellen van de door deze instanties gebruikte stempels;

 

b)

de namen en adressen van de overheidsinstanties die belast zijn met de behandeling van de in artikel 59 van deze verordening bedoelde verzoeken om controle achteraf van de certificaten van oorsprong.

Bovengenoemde informatie wordt door de Commissie aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten doorgegeven.

  • 2. 
    Wanneer een derde land verzuimt de in lid 1 bedoelde informatie aan de Commissie te sturen, passen de bevoegde autoriteiten in de Unie de bijzondere niet-preferentiële invoerregeling niet toe.

Artikel 59

De controle achteraf van de certificaten van oorsprong voor producten waarvoor bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen gelden

(Artikel 61 van het wetboek)

  • 1. 
    De controle van de certificaten van oorsprong zoals bedoeld in artikel 57 van deze verordening wordt in overeenstemming met dit artikel verricht na het aanvaarden van de douaneaangifte (controle achteraf).
  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteiten gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van een certificaat van oorsprong of de juistheid van de erin vervatte informatie en wanneer zij steekproefsgewijze controles achteraf verrichten, verzoeken zij de in artikel 58, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde autoriteit te onderzoeken of dat certificaat van oorsprong echt is, of de aangegeven oorsprong juist en in overeenstemming met artikel 60 is vastgesteld, of beide.

Daartoe sturen de douaneautoriteiten het certificaat van oorsprong of een kopie daarvan terug naar de in artikel 58, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde autoriteit. Indien de aangifte vergezeld ging van een factuur, wordt deze of een kopie daarvan bij het terug te sturen certificaat van oorsprong gevoegd.

De douaneautoriteiten vermelden, in voorkomend geval, de redenen voor de controle achteraf en verstrekken alle inlichtingen die zij bezitten die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het certificaat van oorsprong onjuist zijn of dat het certificaat van oorsprong niet echt is.

  • 3. 
    De in artikel 58, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde autoriteit informeert de douaneautoriteiten zo snel mogelijk over de resultaten van de controles.

Wanneer er binnen zes maanden na het verzenden van een verzoek in overeenstemming met lid 2 geen antwoord is ontvangen, passen de douaneautoriteiten de bijzondere, niet-preferentiële regeling voor de betrokken producten niet toe.

Afdeling 2

Preferentiële oorsprong

Artikel 60

Voor de toepassing van deze afdeling gelden de definities van artikel 37 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

Onderafdeling 1

Procedures ter vergemakkelijking van de afgifte of het opstellen van oorsprongsbewijzen

Artikel 61

Leveranciersverklaringen en het gebruik ervan

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een leverancier de exporteur of de handelaar van de informatie voorziet die nodig is om de oorsprong van de goederen vast te stellen voor de toepassing van het preferentiële handelsverkeer tussen de Unie en sommige landen of gebieden (preferentiële oorsprong), doet hij dit door middel van een leveranciersverklaring.

Voor elke zending van goederen wordt een afzonderlijke leveranciersverklaring opgesteld, behalve in de gevallen zoals bedoeld in artikel 62 van deze verordening.

  • 2. 
    De leverancier brengt de verklaring aan op de bij de zending behorende handelsfactuur, of op een leveringsbon, of op een ander handelsdocument waarop de goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om deze te kunnen identificeren.
  • 3. 
    De leverancier kan de verklaring te allen tijde verstrekken, ook na de levering van de goederen.

Artikel 62

Langlopende leveranciersverklaring

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een leverancier een exporteur of handelaar regelmatig voorziet van zendingen van goederen, en de oorsprong van de goederen van al deze zendingen naar verwachting hetzelfde zal zijn, kan de leverancier één enkele verklaring opstellen ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen (langlopende leveranciersverklaring). Een langlopende leveranciersverklaring kan worden opgesteld voor een geldigheidsduur van maximaal twee jaar vanaf de datum waarop zij wordt opgesteld.
  • 2. 
    Een langlopende leveranciersverklaring kan met terugwerkende kracht worden opgesteld voor goederen die waren geleverd voordat de verklaring werd opgesteld. Een dergelijke langlopende leveranciersverklaring kan worden opgesteld voor een geldigheidsduur van maximaal een jaar voorafgaand aan de datum waarop de verklaring werd opgesteld. De geldigheidsduur eindigt op de datum waarop de langlopende leveranciersverklaring werd opgesteld.
  • 3. 
    Wanneer de langlopende leveranciersverklaring niet geldig is voor sommige of alle zendingen van geleverde en te leveren goederen, deelt de dienstverlener dit onmiddellijk mee aan de betrokken exporteur of handelaar.

Artikel 63

De opstelling van leveranciersverklaringen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor producten die de preferentiële oorsprong hebben verkregen, worden de leveranciersverklaringen opgesteld zoals vastgesteld in bijlage 22-15. Langlopende leveranciersverklaringen voor deze producten worden opgesteld zoals vastgesteld in bijlage 22-16.
  • 2. 
    Voor producten die be- of verwerking in de Unie hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen, worden de leveranciersverklaringen opgesteld zoals vastgesteld in bijlage 22-17. Voor langlopende leveranciersverklaringen worden de leveranciersverklaringen echter opgesteld zoals vastgesteld in bijlage 22-18.
  • 3. 
    De leveranciersverklaring is voorzien van een handgeschreven handtekening van de leverancier. Wanneer zowel de leveranciersverklaring als de factuur echter met behulp van elektronische middelen is opgesteld, kan deze elektronisch geauthenticeerd worden of kan de leverancier de exporteur of handelaar een schriftelijke verklaring doen toekomen waarin hij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle leveranciersverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met zijn handgeschreven handtekening had ondertekend.

Artikel 64

Afgifte van het inlichtingenblad INF 4

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten kunnen de exporteur of handelaar verzoeken de leverancier om een inlichtingenblad INF 4 te vragen ter bevestiging van de echtheid en juistheid van de leveranciersverklaring.
  • 2. 
    Op verzoek van de leverancier wordt het inlichtingenblad INF 4 afgegeven door de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de leveranciersverklaring is opgesteld aan de hand van het formulier in bijlage 22-02 en met inachtneming van de daarin vastgestelde technische specificaties. De autoriteiten kunnen elk bewijs eisen en administratieve controles verrichten bij de leverancier, of andere controles die zij dienstig achten.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten verstrekken het inlichtingenblad INF 4 binnen 90 dagen aan de leverancier na ontvangst van zijn aanvraag, met de vermelding of de leveranciersverklaring juist en echt is.
  • 4. 
    De douaneautoriteit bij wie een aanvraag voor de afgifte van een inlichtingenblad INF 4 is ingediend, bewaart het aanvraagformulier ten minste drie jaar of langer als dit nodig is om de naleving van de bepalingen die zijn verbonden aan het preferentiële handelsverkeer tussen de Unie en sommige landen of gebieden te waarborgen.

Artikel 65

Administratieve samenwerking tussen de lidstaten

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

De douaneautoriteiten verlenen elkaar bijstand bij het controleren van de juistheid van de informatie in de leveranciersverklaringen.

Artikel 66

Controle van de leveranciersverklaringen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een exporteur niet in staat is om binnen 120 dagen na het verzoek van de douaneautoriteiten een inlichtingenblad INF 4 over te leggen, kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de leveranciersverklaring is opgesteld vragen om de oorsprong van de berokken producten te bevestigen voor de toepassing van het preferentiële handelsverkeer tussen de Unie en sommige landen of gebieden.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 sturen de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de leveranciersverklaring is opgesteld alle beschikbare informatie en documenten en vermelden zij de redenen van hun onderzoek.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1 kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de leveranciersverklaring is opgesteld de leverancier om bewijs vragen of vragen om deze verklaring aan de nodige controles te onderwerpen.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten die om de controle hebben gevraagd, worden via een inlichtingenblad INF 4 zo snel mogelijk over de resultaten geïnformeerd.
  • 5. 
    Wanneer binnen 150 dagen na de datum van het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of wanneer het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de oorsprong van de producten vast te stellen, wordt het opgestelde oorsprongsbewijs op basis van de leveranciersverklaring door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer ongeldig verklaard.

Artikel 67

Vergunning toegelaten exporteur

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de Unie een preferentiële regeling met een derde land heeft waarin is bepaald dat een bewijs van oorsprong de vorm aanneemt van door een toegelaten exporteur opgestelde factuurverklaring of een oorsprongsverklaring, kunnen exporteurs die in het douanegebied van de Unie zijn gevestigd voor het opstellen en vervangen van deze verklaringen een vergunning als toegelaten exporteur aanvragen.
  • 2. 
    Artikel 11, lid 1, onder d), en de artikelen 16, 17, en 18 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 betreffende de voorwaarden voor het aanvaarden van aanvragen en de schorsing van beschikkingen en de artikelen 10 en 15 van deze verordening betreffende het gebruik van elektronische middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie en de intrekking van gunstige beschikkingen in het kader van aanvragen en beschikkingen, zijn niet van toepassing op beschikkingen inzake vergunningen toegelaten exporteur.
  • 3. 
    Vergunningen toegelaten exporteur worden uitsluitend toegekend aan personen die voldoen aan de voorwaarden in de oorspronkelijke bepalingen van de overeenkomsten die de Unie heeft gesloten met bepaalde landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie of van de maatregelen die de Unie ten aanzien van deze landen of gebieden eenzijdig heeft vastgesteld.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een vergunningnummer toe dat op de bewijzen van preferentiële oorsprong moet worden vermeld. Het vergunningnummer wordt voorafgegaan door de tweeletterige ISO-landcode ISO 3166-1 van de lidstaat die de vergunning afgeeft.
  • 5. 
    De Commissie verstrekt de betrokken derde landen de adressen van de douaneautoriteiten die bevoegd zijn met de controle van door toegelaten exporteurs opgestelde bewijzen van preferentiële oorsprong.
  • 6. 
    Wanneer de vorm van de factuurverklaringen of de oorsprongsverklaringen niet in de toepasselijke preferentiële regeling wordt gespecificeerd, worden deze verklaringen in overeenstemming met het formulier in bijlage 22-09 opgesteld.
  • 7. 
    Wanneer de maximale drempelbedragen voor het opstellen van een factuurverklaring of een oorsprongsverklaring door een exporteur die geen toegelaten exporteur is niet in de toepasselijke preferentiële regeling zijn gespecificeerd, is de maximale drempelwaarde 6 000 EUR voor elke zending.

Artikel 68

Registratie van exporteurs buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de Unie een preferentiële regeling met een derde land heeft waarin is bepaald dat een oorsprongsdocument ingevuld kan worden door een exporteur in overeenstemming met de geldende Uniewetgeving, kan een exporteur die in het douanegebied van de Unie is gevestigd voor dat doel verzoeken om geregistreerd te worden. Onderafdeling 2 tot en met onderafdeling 9 van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing.
  • 2. 
    Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 11, lid 1, onder d), artikel 16, 17 en 18 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 betreffende de voorwaarden voor het aanvaarden van aanvragen en de schorsing van beschikkingen en de artikelen 10 en 15 van deze verordening niet van toepassing. Aanvragen en besluiten met betrekking tot dit artikel worden niet uitgewisseld en opgeslagen in een elektronisch informatie- en communicatiesysteem zoals bedoeld in artikel 10 van deze verordening.
  • 3. 
    De Commissie verstrekt het derde land waarmee de Unie een preferentiële regeling heeft, de adressen van de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de verificatie van het oorsprongsdocument dat overeenkomstig dit artikel door een geregistreerde exporteur in de Unie is opgesteld.
  • 4. 
    Wanneer het maximale drempelbedrag voor het invullen van een oorsprongsdocument door een exporteur die geen geregistreerde exporteur is niet in de toepasselijke preferentiële regeling is gespecificeerd, is de maximale drempelwaarde 6 000 EUR voor elke zending.
  • 5. 
    Tot de datums waarop het systeem van geregistreerde exporteurs (REX) zoals bedoeld in de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
 

a)

een exporteur die in het douanegebied van de Unie is gevestigd kan overeenkomstig artikel 67 van deze verordening verzoeken te worden toegelaten om overeenkomstig lid 1 als geregistreerde exporteur te handelen;

 

b)

een exporteur die in de Unie reeds beschikt over een vergunning toegelaten exporteur, kan om een verlenging ervan vragen om overeenkomstig lid 1 als geregistreerde exporteur te handelen;

  • c) 
    en hun vergunningnummer van toegelaten exporteur wordt gebruikt als een nummer van geregistreerde exporteur.

Vanaf de datum waarop het systeem van geregistreerde exporteurs (REX) wordt uitgerold, wordt een exporteur zoals bedoeld onder a) of b), die overeenkomstig lid 1 wil blijven handelen als geregistreerde exporteur, in dat systeem geregistreerd.

Artikel 69

Vervanging van bewijzen van preferentiële oorsprong die buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie zijn afgegeven of opgesteld

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer producten van oorsprong waarop een bewijs van preferentiële oorsprong betrekking heeft dat eerder is afgegeven of opgesteld voor de toepassing van een preferentiële tariefmaatregel zoals bedoeld in artikel 56, lid 2, onder d) of e), van het wetboek, met uitzondering van het SAP van de Unie, nog niet voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven en onder toezicht van een douanekantoor in de Unie zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer vervangende bewijzen worden vervangen om alle of een deel van deze producten naar een andere plaats in de Unie te zenden.
  • 2. 
    Wanneer het voor de toepassing van de preferentiële tariefmaatregel zoals bedoeld in lid 1 vereiste bewijs van oorsprong een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, een ander certificaat van oorsprong van de overheid, een oorsprongsverklaring of een factuurverklaring is, wordt het vervangende bewijs van oorsprong afgegeven of opgesteld in de vorm van een van de volgende documenten:
 

a)

een vervangende oorsprongsverklaring of een factuurverklaring, opgesteld door een toegelaten exporteur die de goederen wederverzendt;

 

b)

een vervangende oorsprongsverklaring of een vervangende factuurverklaring, opgesteld door een wederverzender van de goederen wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending niet hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde;

 

c)

een vervangende oorsprongsverklaring of factuurverklaring, opgesteld door een wederverzender van de goederen wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde, en de wederverzender bij de vervangende oorsprongsverklaring of factuurverklaring een kopie van het oorspronkelijke bewijs van oorsprong voegt;

 

d)

een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, afgegeven door het douanekantoor waar de goederen onder toezicht zijn geplaatst indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 

i)

de wederverzender is geen toegelaten exporteur en staat niet toe dat een kopie van het oorspronkelijke bewijs van oorsprong bij het vervangende bewijs wordt gevoegd;

 

ii)

de totale waarde van de producten van oorsprong in de oorspronkelijke zending is hoger dan de toepasselijke drempelwaarde waarboven de exporteur een toegelaten exporteur moet zijn om een vervangend bewijs op te stellen.

  • 3. 
    Wanneer het vervangende bewijs van oorsprong overeenkomstig lid 2, onder d), is afgegeven, wordt de vermelding van het douanekantoor dat het vervangend certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeeft in vak 11 van het certificaat geplaatst. De vermeldingen in vak 4 van het certificaat betreffende het land van oorsprong zijn identiek aan de vermeldingen in het oorspronkelijke bewijs van oorsprong. De wederverzender brengt in vak 12 zijn handtekening aan. Wanneer de wederverzender in vak 12 te goeder trouw zijn handtekening heeft geplaatst, is hij niet verantwoordelijk voor de juistheid van de op het oorspronkelijke bewijs van oorsprong aangebrachte vermeldingen.

Het douanekantoor dat wordt verzocht het vervangingscertificaat af te geven, vermeldt op het oorspronkelijke bewijs van oorsprong of op een bijlage erbij het gewicht, het aantal, de aard van de wederverzonden producten en het land van bestemming, evenals het nummer (de nummers) van het overeenkomstige vervangingscertificaat of de overeenkomstige vervangingscertificaten. Dit douanekantoor bewaart het oorspronkelijke bewijs van oorsprong ten minste drie jaar.

  • 4. 
    Wanneer het voor de toepassing van de preferentiële tariefmaatregel zoals bedoeld in lid 1 vereiste bewijs van oorsprong een attest van oorsprong is, wordt het vervangende bewijs van oorsprong door de wederverzender opgesteld in de vorm van een vervangend attest.

Wanneer de totale waarde van de producten van de zending waarvoor een bewijs van oorsprong is opgesteld niet hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde, hoeft de wederverzender van delen van de zending geen geregistreerde exporteur te zijn om vervangende attesten van oorsprong op te stellen.

Wanneer de totale waarde van de producten van de zending waarvoor een bewijs van oorsprong is opgesteld hoger is dan de toepasselijke drempelwaarde, moet de wederverzender aan een van de volgende voorwaarden voldoen om vervangende attesten van oorsprong op te stellen:

 

a)

hij moet een geregistreerde exporteur in de Unie zijn en

 

b)

een kopie van het oorspronkelijke attest van oorsprong bij het vervangende attest van oorsprong voegen.

Onderafdeling 2

Verplichtingen van begunstigde landen in het kader van het SAP-stelsel van de Unie

Artikel 70

Verplichting tot administratieve samenwerking in het kader van het REX-systeem

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de goede werking van het SAP-stelsel zijn de begunstigde landen verplicht:
 

a)

de administratieve structuren en systemen op te zetten en in stand te houden die nodig zijn voor de toepassing en het beheer in dat land van de in deze onderafdeling en de onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderverdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 beschreven regels en procedures, zo nodig met inbegrip van regelingen voor de toepassing van cumulatie;

 

b)

erop toe te zien dat hun bevoegde autoriteiten met de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten samenwerken.

  • 2. 
    De in lid 1, onder b), bedoelde samenwerking bestaat uit:
 

c)

het verlenen van alle nodige bijstand, op verzoek van de Commissie, bij het toezicht van de Commissie op het beheer van het SAP-stelsel in het betrokken land, met inbegrip van controles ter plaatse door de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten;

 

d)

het controleren, onverminderd de artikelen 108 en 109 van deze verordening, van de oorsprong van producten en nagaan of deze voldoen aan de andere voorwaarden van deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, met inbegrip van controles ter plaatse indien de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten hierom in het kader van onderzoeken naar de oorsprong verzoeken.

  • 3. 
    Om in aanmerking te komen voor de toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs komen de begunstigde landen de in lid 1 bedoelde verbintenis aan de Commissie na ten minste drie maanden vóór de datum waarop zij voornemens zijn van start te gaan met de registratie van exporteurs.
  • 4. 
    Indien een land of gebied uit bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad (13) is geschrapt, blijft de in artikel 55, lid 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en de artikelen 72, 80 en 108 van deze verordening vastgestelde verplichting tot administratieve samenwerking van toepassing op dat land of gebied voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop het uit die bijlage is geschrapt.

Artikel 71

Procedures en methoden van administratieve samenwerking van toepassing op de uitvoer met behulp van certificaten van oorsprong, formulier A, en factuurverklaringen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Elk begunstigd land past het volgende toe of zorgt ervoor dat dit wordt toegepast:
 

a)

de in onderafdeling 2 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen oorsprongsregels voor de uit te voeren producten;

 

b)

de voorschriften voor het invullen en de afgifte van certificaten van oorsprong, formulier A;

 

c)

de bepalingen voor het gebruik van factuurverklaringen, op te stellen in overeenstemming met de vereisten in bijlage 22-09;

 

d)

de in artikel 73 van deze verordening opgenomen bepalingen betreffende verplichtingen van kennisgevingen;

 

e)

de in artikel 64, lid 6, van het wetboek opgenomen bepalingen betreffende afwijkingen.

  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen werken met name op de volgende gebieden samen met de Commissie en de lidstaten:
 

a)

het verlenen van alle nodige bijstand, op verzoek van de Commissie, bij het toezicht van de Commissie op het beheer van het SAP-stelsel in het betrokken land, met inbegrip van controles ter plaatse door de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten;

 

b)

het controleren, onverminderd de artikelen 73 en 110 van deze verordening, van de oorsprong van producten en nagaan of deze voldoen aan de andere voorwaarden van deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, met inbegrip van controles ter plaatse indien de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten hierom in het kader van onderzoeken naar de oorsprong verzoeken.

  • 3. 
    Wanneer in een begunstigd land een bevoegde autoriteit is aangewezen voor de afgifte van certificaten van oorsprong, formulier A, documentaire bewijzen van de oorsprong worden gecontroleerd, en certificaten van oorsprong, formulier A, worden afgegeven voor de uitvoer naar de Unie, wordt ervan uitgegaan dat dat land de voorwaarden van lid 1 heeft aanvaard.
  • 4. 
    Wanneer een land wordt toegelaten of opnieuw wordt toegelaten als begunstigde van het stelsel van algemene preferenties voor de in Verordening (EU) nr. 978/2012 bedoelde producten, komen de goederen van oorsprong uit dat land voor de voordelen van dit stelsel in aanmerking wanneer zij op of na de in artikel 73, lid 2, van deze verordening bedoelde datum uit dat land zijn uitgevoerd.
  • 5. 
    Indien een land of gebied uit bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 is geschrapt, blijft de in artikel 55 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en in de artikelen 110 en 111 van deze verordening vastgestelde verplichting tot administratieve samenwerking van toepassing op dat land of gebied voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop het van die bijlage is geschrapt.
  • 6. 
    De in lid 5 vermelde verplichtingen zijn op Singapore van toepassing voor een periode van drie jaar met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 72

Kennisgevingsverplichtingen die van toepassing zijn na de datum van toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs (REX)

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De begunstigde landen stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen en contactgegevens van de autoriteiten op hun grondgebied die:
 

a)

deel uitmaken van de overheidsdiensten van het betrokken land of die namens de overheid daarvan optreden en die bevoegd zijn exporteurs te registreren in het REX-systeem, geregistreerde gegevens te wijzigen en bij te werken en registraties te schrappen;

 

b)

deel uitmaken van de overheidsdiensten van het betrokken land en verantwoordelijk zijn voor de administratieve samenwerking met de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten als bedoeld in deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

  • 2. 
    De kennisgeving moet uiterlijk drie maanden vóór de datum waarop de begunstigde landen voornemens zijn van start te gaan met de registratie van exporteurs aan de Commissie worden verzonden.
  • 3. 
    De begunstigde landen delen de Commissie onmiddellijk de wijzigingen mee die zich in de in lid 1 bedoelde gegevens voordoen.

Artikel 73

Kennisgevingsverplichtingen die van toepassing zijn tot de datum van toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs (REX)

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De begunstigde landen delen de Commissie de namen en adressen van de overheidsinstanties op hun grondgebied mee die bevoegd zijn voor de afgifte van certificaten van oorsprong, formulier A, specimens van de afdrukken van de door deze instanties gebruikte stempels, evenals de namen en adressen van de bevoegde overheidsinstanties die met de controle van de certificaten van oorsprong, formulier A, en van de factuurverklaringen zijn belast.

De Commissie geeft deze gegevens door aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. Wanneer deze gegevens als wijziging van al eerder meegedeelde gegevens worden toegezonden, deelt de Commissie de datum van ingang van de geldigheid van de nieuwe stempels mee volgens de aanwijzingen die de bevoegde overheidsinstanties van de begunstigde landen hebben verstrekt. Deze gegevens zijn voor de douane bestemd, maar de betrokken douaneautoriteiten kunnen bij het in het vrije verkeer brengen van goederen toestaan dat de importeur de specimens van de stempelafdrukken raadpleegt.

De begunstigde landen die de in de eerste alinea bedoelde gegevens al hebben verstrekt, zijn niet verplicht deze opnieuw te verstrekken, tenzij deze inmiddels zijn gewijzigd.

  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 71, lid 4, van deze verordening zal de Commissie op haar website de datum bekendmaken waarop een land dat als begunstigd land is toegelaten of weer is toegelaten, voor producten die zijn bedoeld in Verordening (EU) nr. 978/2012 de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen is nagekomen.

Onderafdeling 3

Procedures bij uitvoer uit begunstigde landen en uit de Unie van toepassing in het kader van het SAP-stelsel van de Unie zolang het systeem van geregistreerde exporteurs nog niet van toepassing is

Artikel 74

Procedure voor de afgifte van een certificaat van oorsprong, formulier A

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Certificaten van oorsprong, formulier A, worden afgegeven op schriftelijk verzoek van de exporteur of diens vertegenwoordiger, samen met alle andere documenten waaruit blijkt dat de uit te voeren goederen voor de afgifte van een certificaat van oorsprong, formulier A, in aanmerking komen. Certificaten van oorsprong, formulier A, worden afgegeven met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-08.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen stellen het certificaat van oorsprong, formulier A, aan de exporteur ter beschikking zodra de uitvoer heeft plaatsgevonden of het zeker is dat deze zal plaatsvinden. De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen kunnen echter tevens een certificaat van oorsprong, formulier A, afgeven na de uitvoer van de producten waarop dit betrekking heeft, indien:
 

a)

dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd of

 

b)

ten genoegen van de bevoegde autoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat van oorsprong, formulier A, is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard of

 

c)

de eindbestemming van de betrokken producten pas werd bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending, overeenkomstig artikel 43 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen kunnen slechts tot afgifte achteraf van een certificaat overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur voor de afgifte achteraf van een certificaat van oorsprong, formulier A, met die in het desbetreffende uitvoerdossier overeenstemmen en dat bij de uitvoer van de betrokken producten geen certificaat van oorsprong, formulier A, was afgegeven, behalve wanneer het certificaat van oorsprong, formulier A, om technische reden niet is aanvaard. De woorden „Issued retrospectively”, „Délivré a posteriori”, of „emitido a posteriori” worden vermeld in vak 4 van het achteraf afgegeven certificaat van oorsprong, formulier A.
  • 4. 
    In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat van oorsprong, formulier A, kan de exporteur de bevoegde autoriteiten die dit certificaat hebben afgegeven, verzoeken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn een duplicaat op te maken. De woorden „Duplicate”, „Duplicata” of „Duplicado”, de datum van afgifte en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat worden vermeld in vak 4 van het duplicaat van het certificaat van oorsprong, formulier A. Het duplicaat is geldig vanaf de datum van het oorspronkelijke certificaat.
  • 5. 
    Om te controleren of de goederen waarvoor om een certificaat van oorsprong, formulier A, wordt verzocht aan de oorsprongsregels voldoen, hebben de bevoegde overheidsinstanties het recht alle bewijsstukken op te vragen en alle controles te verrichten die zij nodig achten.
  • 6. 
    Het is niet verplicht de vakken 2 en 10 van het certificaat van oorsprong, formulier A, in te vullen. Vak 12 is voorzien van de vermelding „Unie” of de naam van een van de lidstaten. De datum van afgifte van het certificaat van oorsprong, formulier A, wordt in vak 11 vermeld. Dat vak, dat bestemd is voor de overheidsinstantie die bevoegd is het certificaat af te geven, moet met de hand worden ondertekend, evenals vak 12 waarin de handtekening van de gemachtigde ondertekenaar van de exporteur moet worden geplaatst.

Artikel 75

Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Een factuurverklaring kan door iedere in een begunstigd land werkzame exporteur worden opgesteld voor elke zending bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt, mits de in artikel 67, lid 2, van deze verordening bedoelde administratieve samenwerking op deze procedure van toepassing is.
  • 2. 
    De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten of andere bevoegde overheidsinstanties van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn.
  • 3. 
    Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage 22-09 is opgenomen, wordt in het Frans, Engels of Spaans door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt. De factuurverklaring mag ook met de hand worden geschreven. In dat geval moet dit met inkt en in blokletters gebeuren. De factuurverklaring bevat de originele handtekening van de exporteur.
  • 4. 
    De factuurverklaring kan slechts op de volgende voorwaarden worden gebruikt:
 

a)

voor elke zending wordt één factuurverklaring opgesteld;

 

b)

indien in het land van uitvoer al is gecontroleerd of de goederen die deel uitmaken van de zending, aan de voorwaarden voldoen om als product van oorsprong te worden beschouwd, mag de exporteur in de factuurverklaring van deze controle melding maken.

Artikel 76

Voorwaarden voor de afgifte van een certificaat van oorsprong, formulier A, in geval van cumulatie

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

Wanneer cumulatie op grond van artikel 53, 54, 55 of 56 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van toepassing is, gaan de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land, waaraan wordt gevraagd certificaten van oorsprong, formulier A, af te geven voor producten bij de vervaardiging waarvan materialen zijn gebruikt van oorsprong uit een partij waarmee cumulatie mogelijk is, uit van het volgende:

 

a)

bij bilaterale cumulatie: van het van de leverancier van de exporteur afkomstige bewijs van oorsprong dat overeenkomstig artikel 77 van deze verordening is afgegeven;

 

b)

bij cumulatie met Noorwegen, Turkije en Zwitserland: van het van de leverancier van de exporteur afkomstige bewijs van oorsprong dat overeenkomstig de oorsprongsregels van Noorwegen, Turkije en Zwitserland, naargelang het geval, is afgegeven;

 

c)

bij regionale cumulatie: van het van de leverancier van de exporteur afkomstige bewijs van oorsprong, namelijk een certificaat van oorsprong, formulier A, afgegeven met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-08 of, in voorkomend geval, een factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage 22-09;

 

d)

bij uitgebreide cumulatie: van het van de leverancier van de exporteur afkomstige bewijs van oorsprong dat overeenkomstig de bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Unie en het betrokken land is afgegeven.

In de gevallen zoals bedoeld onder a), b), c) en d), van de eerste alinea, bevat vak 4 van het certificaat van oorsprong, formulier A, in voorkomend geval, de vermelding:

 

„EU cumulation”, „Norway cumulation”, „Switzerland cumulation”, „Turkey cumulation”, „regional cumulation”, „extended cumulation with country x” of

 

„cumul UE”, „cumul Norvège”, „cumul Suisse”, „cumul Turquie”, „cumul régional”, „cumul étendu avec le pays x” of

 

„Acumulación UE”, „Acumulación Noruega”, „Acumulación Suiza”, „Acumulación Turquía”, „Acumulación regional”, „Acumulación ampliada con el país x”.

Artikel 77

Bewijs van Unie-oorsprongsstatus voor de toepassing van bilaterale cumulatie en toegelaten exporteur

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Het bewijs dat producten van oorsprong uit de Unie zijn, wordt geleverd door:
 

a)

een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, afgegeven met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-10, of

 

b)

een factuurverklaring, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage 22-09 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446. Factuurverklaringen kunnen worden opgesteld door elke exporteur voor zendingen die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt en door toegelaten exporteurs van de Unie.

  • 2. 
    De exporteur of zijn vertegenwoordiger vermeldt in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 de woorden „GSP beneficiary countries” en „EU” of „Pays bénéficiaires du SPG” en „UE”.
  • 3. 
    De bepalingen van deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 betreffende de afgifte, het gebruik en de controle achteraf van certificaten van oorsprong, formulier A, zijn van overeenkomstige toepassing op certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en, met uitzondering van de bepalingen inzake de afgifte, op factuurverklaringen.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen elke in het douanegebied van de Unie gevestigde exporteur die, in het kader van de bilaterale cumulatie, vaak producten van oorsprong uit de Unie verzendt, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten, wanneer die exporteur (hierna „toegelaten exporteur” genoemd) ten genoegen van de douane alle nodige garanties biedt voor de controle op:
 

a)

de oorsprong van de producten;

 

b)

het voldoen aan de andere eisen die in die lidstaat van toepassing zijn.

  • 5. 
    De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van alle voorwaarden die zij passend achten. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
  • 6. 
    De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken.

Zij trekken de vergunning in de volgende gevallen in:

 

a)

de toegelaten exporteur biedt niet langer de in lid 4 bedoelde garanties;

 

b)

de toegelaten exporteur voldoet niet aan de in lid 5 bedoelde voorwaarden;

 

c)

de toegelaten exporteur maakt op andere wijze een niet passend gebruik van de vergunning.

  • 7. 
    Een toegelaten exporteur is niet verplicht de factuurverklaringen te ondertekenen, op voorwaarde dat hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volledige verantwoordelijkheid op zich neemt voor elke factuurverklaring waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met zijn handgeschreven handtekening had ondertekend.

Onderafdeling 4

Procedures bij uitvoer uit begunstigde landen en uit de Unie van toepassing in het kader van het SAP-stelsel van de Unie vanaf de datum waarop het systeem van geregistreerde exporteurs wordt gebruikt

Artikel 78

Verplichting voor exporteurs om te worden geregistreerd en ontheffing daarvan

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Het SAP-stelsel is in de volgende gevallen van toepassing:
 

a)

voor goederen die voldoen aan de voorwaarden van deze afdeling, de onderafdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en onderverdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en zijn uitgevoerd door een geregistreerde exporteur;

 

b)

voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten die zijn uitgevoerd door een willekeurige exporteur, wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong niet hoger is dan 6 000 EUR.

  • 2. 
    De waarde van de producten van oorsprong in een zending is de waarde van alle producten van oorsprong binnen één zending die vermeld zijn in een in het land van uitvoer opgesteld attest van oorsprong.

Artikel 79

Registratieprocedure in de begunstigde landen en procedures bij uitvoer die van toepassing zijn gedurende de overgangsperiode tot het systeem van geregistreerde exporteurs van toepassing is

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Begunstigde landen gaan op 1 januari 2017 van start met de registratie van exporteurs.

Wanneer het begunstigde land echter niet in staat is op die datum van start te gaan met de registratie, zal het de Commissie uiterlijk 1 juli 2016 schriftelijk ervan in kennis stellen dat het de registratie van exporteurs uitstelt tot 1 januari 2018 of 1 januari 2019.

  • 2. 
    Gedurende een periode van twaalf maanden, volgend op de datum waarop het begunstigde land van start gaat met de registratie van exporteurs, blijven de bevoegde autoriteiten van dat begunstigde land certificaten van oorsprong, formulier A, afgeven op verzoek van exporteurs die op het moment van de aanvraag van het certificaat nog niet zijn geregistreerd.

Onverminderd artikel 94, lid 2, van deze verordening zijn de overeenkomstig de eerste alinea van dit lid afgegeven certificaten van oorsprong, formulier A, in de Unie als bewijs van oorsprong toegestaan indien zij zijn afgegeven vóór de datum van registratie van de betrokken exporteur.

De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land die problemen ondervinden om het registratieproces binnen de bovengenoemde twaalf maanden te voltooien, kunnen de Commissie om verlenging van die periode vragen. Een dergelijke verlenging bedraagt niet meer dan zes maanden.

  • 3. 
    Exporteurs in een begunstigd land, ongeacht of zij zijn geregistreerd, stellen vanaf de datum dat het begunstigde land voornemens is van start te gaan met de registratie van exporteurs, attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden, wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 6 000 EUR.

Exporteurs stellen, zodra zij zijn geregistreerd, vanaf de datum waarop hun registratie overeenkomstig artikel 86, lid 4, van deze verordening geldig is, attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden, wanneer de totale waarde ervan hoger is dan 6 000 EUR.

  • 4. 
    Alle begunstigde landen passen uiterlijk vanaf 30 juni 2020 het systeem van geregistreerde exporteurs toe.

Onderafdeling 5

Artikel 80

Geregistreerde exporteur-databank: verplichtingen van de autoriteiten

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De Commissie zet een systeem op voor de registratie van exporteurs die bevoegd zijn om een verklaring inzake de oorsprong van goederen af te geven (het REX-systeem) en stelt het uiterlijk 1 januari 2017 beschikbaar.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen en de douaneautoriteiten van de lidstaten zullen na ontvangst van het ingevulde aanvraagformulier als bedoeld in bijlage 22-06 onverwijld het nummer van geregistreerde exporteur aan de exporteur toekennen of in voorkomend geval de wederverzender van goederen, en het nummer van geregistreerde exporteur, de registratiegegevens en de datum vanaf wanneer de registratie geldig is, overeenkomstig artikel 86, lid 4, van deze verordening in het REX-systeem invullen.

De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat stellen de exporteur of, in voorkomend geval, de wederverzender van goederen, in kennis van het nummer van geregistreerde exporteur dat aan deze exporteur of wederverzender van goederen is toegekend en van de datum vanaf wanneer de registratie geldig is.

  • 3. 
    Wanneer de bevoegde autoriteiten van mening zijn dat de informatie in de aanvraag onvolledig is, stellen zij de exporteur daarvan onmiddellijk in kennis.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen en de douaneautoriteiten van de lidstaten werken de door hen geregistreerde gegevens bij. Zij passen deze gegevens aan zodra zij overeenkomstig artikel 89 van deze verordening in kennis zijn gesteld door de geregistreerde exporteur.

Artikel 81

Datum van toepassing van een aantal bepalingen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De artikelen 70, 72, 78 tot en met 80, 82 tot en met 93, 99 tot en met 107, 108, 109 en 112 van deze verordening zijn van toepassing op de uitvoer van goederen door exporteurs die in het REX-systeem in een begunstigd land zijn geregistreerd vanaf de datum waarop dat begunstigde land van start gaat met de registratie van exporteurs in het kader van dat systeem. Voor zover het exporteurs in de Unie betreft, zijn deze artikelen met ingang van 1 januari 2017 van toepassing.
  • 2. 
    De artikelen 71, 73, 74 tot en met 77, 94 tot en met 98 en 110 tot en met 112 van deze verordening zijn van toepassing op de uitvoer van goederen door exporteurs die niet zijn geregistreerd in het REX-systeem in een begunstigd land. Voor zover het exporteurs in de Unie betreft, zijn deze artikelen tot en met 31 december 2017 van toepassing.

Artikel 82

Geregistreerde exporteur-databank: toegangsrechten tot de databank

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De Commissie zorgt ervoor dat overeenkomstig dit artikel toegang tot het REX-systeem wordt geboden.
  • 2. 
    De Commissie heeft toegang om alle gegevens te raadplegen.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land kunnen de gegevens van de door hen geregistreerde exporteurs raadplegen.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten hebben toegang om de door hen, door de douaneautoriteiten van andere lidstaten en door de bevoegde autoriteiten van begunstigde landen evenals door Noorwegen, Zwitserland of Turkije geregistreerde gegevens te raadplegen. Deze toegang tot de gegevens dient voor de verificatie van douaneaangiften op grond van artikel 188 van het wetboek of voor de controle na vrijgave op grond van artikel 48 van het wetboek.
  • 5. 
    De Commissie biedt de bevoegde autoriteiten van begunstigde landen veilige toegang tot het REX-systeem.
  • 6. 
    Wanneer een land of gebied uit bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 is geschrapt, blijven de bevoegde autoriteiten van dit begunstigde land zolang als nodig toegang houden tot het REX-systeem om hun verplichtingen op grond van artikel 70 van deze verordening te kunnen nakomen.
  • 7. 
    De Commissie stelt met toestemming van de exporteur, die dit aangeeft door vak 6 in het formulier in bijlage 22-06 te ondertekenen, de volgende gegevens beschikbaar aan het publiek:
 

a)

de naam van de geregistreerde exporteur;

 

b)

het adres van de plaats waar de geregistreerde exporteur is gevestigd;

 

c)

de contactgegevens zoals vermeld in vak 2 van het formulier in bijlage 22-06;

 

d)

een indicatieve beschrijving van de goederen die in aanmerking komen voor preferentiële behandeling, inclusief een indicatieve lijst van posten of hoofdstukken van het geharmoniseerde systeem, zoals vermeld in vak 4 van het formulier in bijlage 22-06;

 

e)

het EORI-nummer of TIN-nummer (identificatienummer handelaar) van de geregistreerde exporteur.

De weigering om vak 6 te ondertekenen, is geen reden de registratie van de exporteur te weigeren.

  • 8. 
    De Commissie maakt de volgende gegevens altijd publiekelijk toegankelijk:
 

a)

het nummer van geregistreerde exporteur;

 

b)

de datum vanaf wanneer de registratie geldig is;

 

c)

de datum van de intrekking van de registratie, in voorkomend geval;

 

d)

informatie of de registratie ook van toepassing is op uitvoer naar Noorwegen, Turkije of Zwitserland;

 

e)

de datum van de laatste synchronisatie tussen het REX-systeem en de openbare website.

Artikel 83

Geregistreerde exporteur-databank: gegevensbescherming

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De gegevens in het REX-systeem worden uitsluitend verwerkt met het oog op de toepassing van het in deze onderafdeling vastgestelde SAP-stelsel.
  • 2. 
    Aan de geregistreerde exporteurs wordt de in artikel 11, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (14) of de in artikel 10 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) bedoelde informatie verstrekt. Daarnaast wordt eveneens de volgende informatie aan hen verstrekt:
 

a)

informatie over de rechtsgrondslag van de verwerkingen waarvoor de gegevens bestemd zijn;

 

b)

de bewaringstermijn.

Deze informatie wordt aan de geregistreerde exporteurs verstrekt via een kennisgeving bij de in bijlage 22-06 vermelde aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur.

  • 3. 
    Elke bevoegde autoriteit van een begunstigd land en elke douaneautoriteit in een lidstaat die gegevens in het REX-systeem invoert, wordt als de voor de verwerking van deze gegevens verantwoordelijke beschouwd.

De Commissie wordt voor de verwerking van alle gegevens als een gezamenlijk voor de verwerking verantwoordelijke beschouwd om te garanderen dat de geregistreerde exporteur zijn rechten kan laten gelden.

  • 4. 
    De rechten van de geregistreerde exporteurs met betrekking tot de in het REX-systeem opgeslagen, in bijlage 22-06 vermelde en in de nationale systemen verwerkte gegevens worden overeenkomstig de wetgeving inzake gegevensbescherming tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG uitgeoefend door de lidstaat die hun gegevens opslaat.
  • 5. 
    Lidstaten die de voor hen toegankelijke gegevens van het REX-systeem in hun nationale systemen kopiëren, dienen de gekopieerde gegevens bij te werken.
  • 6. 
    De rechten van de geregistreerde exporteurs met betrekking tot de verwerking van hun registratiegegevens door de Commissie worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.
  • 7. 
    Elk verzoek van een geregistreerde exporteur om het recht op toegang, rectificatie, uitwissen of afschermen van gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 wordt ingediend bij en verwerkt door de voor de gegevens verantwoordelijke.

Wanneer een geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek bij de Commissie indient zonder een poging te hebben gedaan zijn rechten bij de voor de gegevens verantwoordelijke te doen gelden, stuurt de Commissie dat verzoek door naar de voor de gegevens van de geregistreerde exporteur verantwoordelijke.

Wanneer de geregistreerde exporteur er niet in slaagt zijn rechten te doen gelden bij de voor de gegevens verantwoordelijke, dient de geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek in bij de Commissie, die dan als voor de gegevens verantwoordelijke optreedt. De Commissie mag de gegevens rectificeren, wissen of blokkeren.

  • 8. 
    De nationale toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op de registratiegegevens.

Zij wisselen, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, relevante informatie uit, staan elkaar bij in de uitvoering van controles en inspecties, behandelen problemen bij de uitlegging of toepassing van deze verordening, buigen zich over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van betrokkenen, stellen geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op en bevorderen het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten, zulks naar behoefte.

Artikel 84

Kennisgevingsverplichtingen die van toepassing zijn op de lidstaten voor de invoering van het systeem van geregistreerde exporteurs (REX)

(Artikel 64, lid 3, van het wetboek)

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen en contactgegevens van hun douaneautoriteiten die:

 

a)

bevoegd zijn exporteurs en wederverzenders van goederen in het REX-systeem te registreren, geregistreerde gegevens te wijzigen en bij te werken en de registratie te schrappen;

 

b)

verantwoordelijk zijn voor de administratieve samenwerking met de bevoegde douaneautoriteiten van de begunstigde landen zoals bedoeld in deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

De kennisgeving wordt uiterlijk 30 september 2016 naar de Commissie verzonden.

De lidstaten delen de Commissie onmiddellijk de wijzigingen mee die zich in de in de eerste alinea bedoelde gegevens voordoen.

Artikel 85

Registratieprocedure in de lidstaten en procedures bij uitvoer die van toepassing zijn gedurende de overgangsperiode tot het systeem van geregistreerde exporteurs van toepassing is

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten gaan op 1 januari 2017 van start met de registratie van de op hun grondgebied gevestigde exporteurs.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten in alle lidstaten geven vanaf 1 januari 2018 geen certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 met het oog op cumulatie op grond van artikel 53 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 meer af.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten stellen tot en met 31 december 2017 op verzoek van nog niet geregistreerde exporteurs of wederverzenders certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of vervangende certificaten van oorsprong, formulier A, op. Dit is ook van toepassing indien de naar de Unie verzonden producten van oorsprong vergezeld gaan van attesten van oorsprong die zijn opgesteld door een geregistreerde exporteur in een begunstigd land.
  • 4. 
    Exporteurs in de Unie, ongeacht of zij zijn geregistreerd, stellen vanaf 1 januari 2017 attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 6 000 EUR.

Exporteurs stellen, zodra zij zijn geregistreerd, vanaf de datum waarop hun registratie overeenkomstig artikel 86, lid 4, van deze verordening geldig is, attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden wanneer de totale waarde ervan hoger is dan 6 000 EUR.

  • 5. 
    Geregistreerde wederverzenders van goederen kunnen vanaf de datum waarop hun registratie overeenkomstig artikel 86, lid 4, van deze verordening geldig is, vervangende attesten van oorsprong opstellen. Dit is van toepassing ongeacht het feit of de goederen vergezeld gaan van een in het begunstigde land afgegeven certificaat van oorsprong, formulier A, of een door de exporteur opgesteld(e) factuurverklaring of attest van oorsprong.

Artikel 86

Aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Om in de lijst van geregistreerde exporteurs te worden opgenomen, dient een exporteur een aanvraag in bij de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land waar hij zijn hoofdzetel heeft of waar hij permanent is gevestigd.

De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-06.

  • 2. 
    Om in de lijst van geregistreerde exporteurs te worden opgenomen, dient een in het douanegebied van de Unie gevestigde exporteur of een wederverzender van goederen een aanvraag in bij de douaneautoriteiten van die lidstaten. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-06.
  • 3. 
    Ten behoeve van de uitvoer in het kader van het SAP en de stelsels van algemene tariefpreferenties van Noorwegen, Zwitserland of Turkije, hoeven exporteurs zich maar één keer te registreren.

De bevoegde autoriteiten van het begunstigde land kennen de exporteur voor de uitvoer in het kader van de SAP-stelsels van de Unie, Noorwegen, Zwitserland en Turkije, een nummer van geregistreerde exporteur toe, voor zover deze landen het land waarin de registratie heeft plaatsgevonden als begunstigd land hebben erkend.

  • 4. 
    De registratie is geldig vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat een ingevulde aanvraag voor registratie overeenkomstig de leden 1 en 2 ontvangen.
  • 5. 
    Wanneer de exporteur wordt vertegenwoordigd in verband met het vervullen van uitvoerformaliteiten en de vertegenwoordiger van de exporteur eveneens een geregistreerde exporteur is, gebruikt deze vertegenwoordiger niet zijn eigen nummer van geregistreerde exporteur.

Artikel 87

Geregistreerde exporteur-databank: bekendmaking

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

Voor de toepassing van artikel 70, lid 4, van deze verordening maakt de Commissie op haar website de datum bekend waarop de begunstigde landen het systeem van geregistreerde exporteurs gaan toepassen. De Commissie werkt de informatie bij.

Artikel 88

Automatische registratie van exporteurs voor een land dat een begunstigd land van het SAP-stelsel van de Unie wordt

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

Wanneer een land aan de lijst met begunstigde landen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt toegevoegd, activeert de Commissie voor haar SAP-stelsel automatisch de registratie van alle in dat land geregistreerde exporteurs, op voorwaarde dat de registratiegegevens van de exporteurs in het REX-systeem beschikbaar zijn en ten minste geldig zijn voor het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije.

In dit geval hoeft een exporteur die al is geregistreerd voor ten minste het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije, geen aanvraag in te dienen bij zijn bevoegde autoriteiten om voor het SAP-stelsel van de Unie te worden geregistreerd.

Artikel 89

Schrapping uit het register van geregistreerde exporteurs

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Geregistreerde exporteurs stellen de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of de douaneautoriteiten van de lidstaat onmiddellijk in kennis van wijzigingen in de gegevens die zij voor hun registratie hebben verstrekt.
  • 2. 
    Geregistreerde exporteurs die niet meer voldoen aan de voorwaarden om goederen in het kader van het SAP-stelsel uit te voeren of die niet langer voornemens zijn goederen in het kader van het SAP-stelsel uit te voeren, stellen de bevoegde autoriteiten in het begunstigde land of de douaneautoriteiten in de lidstaat hiervan dienovereenkomstig in kennis.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten in een begunstigd land of de douaneautoriteiten in een lidstaat trekken de registratie in indien de geregistreerde exporteur:
 

a)

niet meer bestaat;

 

b)

niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de uitvoer van goederen in het kader van het SAP-stelsel;

 

c)

de bevoegde autoriteit van het begunstigde land of de douaneautoriteiten van de lidstaat ervan in kennis heeft gesteld dat hij niet langer voornemens is goederen in het kader van het SAP-stelsel uit te voeren;

 

d)

met opzet of uit nalatigheid een attest van oorsprong opstelt of laat opstellen dat onjuiste informatie bevat en leidt tot het ten onrechte verkrijgen van een preferentiële behandeling.

  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat kunnen de registratie intrekken indien de geregistreerde exporteur verzuimt de gegevens betreffende zijn registratie bij te werken.
  • 5. 
    Het intrekken van registraties heeft gevolgen voor de toekomst, dat wil zeggen voor attesten van oorsprong die na de datum van intrekking worden opgesteld. De intrekking van een registratie heeft geen gevolgen voor de geldigheid van attesten van oorsprong die zijn opgesteld voordat de geregistreerde exporteur van de intrekking in kennis is gesteld.
  • 6. 
    De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat stellen de geregistreerde exporteur in kennis van de intrekking van zijn registratie en van de datum waarop de intrekking van kracht wordt.
  • 7. 
    De exporteur of de wederverzender van goederen kan beroep aantekenen bij de rechter in het geval dat zijn registratie wordt ingetrokken.
  • 8. 
    In het geval van een foutieve intrekking wordt de intrekking van een geregistreerde exporteur geannuleerd. De exporteur of de wederverzender van goederen is gerechtigd gebruik te maken van het nummer van geregistreerde exporteur dat hem op het moment van de registratie is toegekend.
  • 9. 
    Exporteurs of wederverzenders van goederen van wie de registratie is ingetrokken, kunnen een nieuwe aanvraag doen om overeenkomstig artikel 86 van deze verordening in de lijst te worden opgenomen als geregistreerde exporteur. Exporteurs of wederverzenders van goederen van wie de registratie is ingetrokken overeenkomstig lid 3, onder d), en lid 4, kunnen uitsluitend opnieuw worden geregistreerd indien zij aan de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of de douaneautoriteiten van de lidstaat die hen hadden geregistreerd, aantonen dat zij de toestand die tot de intrekking van hun registratie heeft geleid, hebben gecorrigeerd.
  • 10. 
    De gegevens aangaande een ingetrokken registratie worden door de bevoegde autoriteit van het begunstigde land of door de douaneautoriteiten van de lidstaat, die de gegevens in dat systeem hebben ingevoerd, gedurende maximaal tien kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de intrekking plaatsvond in het REX-systeem bewaard. Na deze tien kalenderjaren worden de gegevens door de bevoegde autoriteit van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van de lidstaat gewist.

Artikel 90

Automatische schrapping uit het register van geregistreerde exporteurs wanneer een land van de lijst van begunstigde landen is geschrapt

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De Commissie trekt de registratie van alle geregistreerde exporteurs in een begunstigd land in indien het begunstigde land uit de lijst van begunstigde landen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt verwijderd of indien de aan het begunstigde land verleende tariefpreferenties tijdelijk zijn ingetrokken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012.
  • 2. 
    Wanneer dat land opnieuw in de lijst wordt opgenomen of wanneer de tijdelijke intrekking van de aan het begunstigde land verleende tariefpreferenties wordt beëindigd, activeert de Commissie opnieuw de registratie van alle in dat land geregistreerde exporteurs, op voorwaarde dat de registratiegegevens van de exporteurs in het systeem beschikbaar zijn en ten minste geldig zijn gebleven voor het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije. Anders dienen de exporteurs in overeenstemming met artikel 86 van deze verordening opnieuw te worden geregistreerd.
  • 3. 
    In het geval dat de registratie van alle geregistreerde exporteurs in een begunstigd land in overeenstemming met lid 1 wordt ingetrokken, blijven de gegevens van de ingetrokken registraties ten minste tien kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de intrekking plaatsvond in het REX-systeem bewaard. Na afloop van deze tienjarige periode en wanneer het begunstigde land gedurende meer dan tien jaar geen begunstigd land is geweest in het kader van het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije verwijdert de Commissie de gegevens van de ingetrokken registraties uit het REX-systeem.

Artikel 91

Verplichtingen van exporteurs

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Exporteurs en geregistreerde exporteurs voldoen aan de volgende verplichtingen:
 

a)

zij voeren een passende boekhouding met betrekking tot de vervaardiging en levering van goederen die voor preferentiële behandeling in aanmerking komen;

 

b)

zij bewaren alle bewijsstukken in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;

 

c)

zij bewaren alle douanedocumenten in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;

 

d)

zij bewaren ten minste drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin het attest van oorsprong werd opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist, administratie in verband met:

 

i)

de attesten van oorsprong die zij hebben opgesteld;

 

ii)

de rekeningen in verband met de van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen, vervaardiging en voorraden.

Deze administratie en deze attesten van oorsprong kunnen in elektronisch formaat worden bewaard, zolang het aan de hand daarvan mogelijk is de materialen die bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten zijn gebruikt te traceren en hun oorsprong te bevestigen.

  • 2. 
    De in lid 1 vastgestelde verplichtingen zijn ook van toepassing op de door leveranciers aan exporteurs afgegeven leveranciersverklaringen betreffende de oorsprong van de goederen die zij hebben geleverd.
  • 3. 
    De al dan niet geregistreerde wederverzenders van goederen die vervangende attesten van oorsprong opstellen behouden de oorspronkelijke attesten van oorsprong die zij vervangen voor een periode van ten minste drie jaar vanaf het eind van het kalenderjaar waarin het vervangende attest van oorsprong is opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist.

Artikel 92

Algemene bepalingen betreffende het attest van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Een attest van oorsprong kan worden opgesteld op het moment van uitvoer naar de Unie of wanneer de uitvoer naar de Unie is gewaarborgd.

Wanneer de betrokken producten worden beschouwd als van oorsprong uit het begunstigde land van uitvoer of uit een ander begunstigd land in overeenstemming met artikel 55, lid 4, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of artikel 55, lid 6, tweede alinea, van die verordening, wordt het attest van oorsprong opgesteld door de exporteur in het begunstigde land van uitvoer.

Wanneer de betrokken producten zonder verdere be- of verwerking worden uitgevoerd of uitsluitend na de in artikel 47, lid 1, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 beschreven behandelingen te hebben ondergaan, en daarom hun oorsprong hebben behouden in overeenstemming met artikel 55, lid 4, derde alinea, en artikel 55, lid 6, derde alinea van die verordening, wordt het attest van oorsprong opgesteld door de exporteur in het begunstigde land van oorsprong.

  • 2. 
    Een attest van oorsprong kan ook na uitvoer van de betrokken producten worden opgesteld („attest achteraf”). Een dergelijk attest van oorsprong achteraf is toegestaan indien dit ten laatste twee jaar na de invoer aan de douaneautoriteiten in de lidstaat waarin de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen is ingediend, wordt overgelegd.

Wanneer een zending overeenkomstig artikel 43 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt gesplitst en op voorwaarde dat de in de eerste alinea genoemde uiterste termijn van twee jaar wordt nagekomen, kan het attest van oorsprong achteraf door de exporteur van het land van uitvoer van de producten worden opgesteld. Dit is van overeenkomstige toepassing indien de splitsing van een zending plaatsvindt in een ander begunstigd land of in Noorwegen, Zwitserland of Turkije.

  • 3. 
    Het attest van oorsprong wordt door de exporteur afgegeven aan zijn afnemer in de Unie en bevat de in bijlage 22-07 vermelde gegevens. Het wordt in het Engels, het Frans of het Spaans opgesteld.

Het kan op elk handelsdocument worden opgesteld waaruit de identiteit van de betrokken exporteur blijkt en waaruit blijkt om welke goederen het gaat.

  • 4. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op attesten van oorsprong die in de Unie zijn opgesteld met het oog op bilaterale cumulatie.

Artikel 93

Attest van oorsprong in het geval van cumulatie

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Om de oorsprong van in het kader van bilaterale of regionale cumulatie gebruikte materialen vast te stellen, gaat de exporteur van een product dat is vervaardigd met gebruik van materialen van oorsprong uit een land waarmee cumulatie is toegestaan, uit van het door de leverancier van deze materialen verstrekte attest van oorsprong. In deze gevallen bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong al naar gelang het geval de vermelding „EU cumulation”, „regional cumulation”, „Cumul UE”, „Cumul regional”, of „Acumulación UE”, „Acumulación regional”.
  • 2. 
    Om de oorsprong van in het kader van cumulatie op grond van artikel 54 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 gebruikte materialen vast te stellen, gaat de exporteur van een product dat is vervaardigd met gebruik van materialen van oorsprong uit Noorwegen, Zwitserland of Turkije uit van het door de leverancier verstrekte bewijs van oorsprong van deze materialen op voorwaarde dat dit bewijs is afgegeven in overeenstemming met de bepalingen van de SAP-oorsprongsregels van Noorwegen, Zwitserland of Turkije, naargelang het geval. In dit geval bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding „Norway cumulation”, „Switzerland cumulation”, „Turkey cumulation”, „Cumul Norvège”, „Cumul Suisse”, „Cumul Turquie” of „Acumulación Noruega”, „Acumulación Suiza”, „Acumulación Turquía”.
  • 3. 
    Om de oorsprong van in het kader van uitgebreide cumulatie op grond van artikel 56 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 gebruikte materialen vast te stellen, gaat de exporteur van een product dat is vervaardigd met gebruik van materialen van oorsprong uit een partij waarmee uitgebreide cumulatie is toegestaan, uit van het door de leverancier verstrekte bewijs van oorsprong van deze materialen op voorwaarde dat dit bewijs is afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Unie en de betrokken partij.

In dit geval bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding „extended cumulation with country x”, „cumul étendu avec le pays x” of „Acumulación ampliada con el país x”.

Onderafdeling 6

Procedures bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van toepassing in het kader van het SAP-stelsel van de Unie tot de datum waarop het systeem van geregistreerde exporteurs wordt gebruikt

Artikel 94

Indiening en geldigheid van certificaten van oorsprong, formulier A, of factuurverklaringen en verlate overlegging daarvan

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Certificaten van oorsprong, formulier A, of factuurverklaringen worden ingediend bij de douaneautoriteiten van de lidstaten van invoer in overeenstemming met de procedures betreffende de douaneaangifte.
  • 2. 
    Bewijzen van oorsprong zijn tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moeten binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van hun geldigheidsduur bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de tariefpreferenties worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

In andere gevallen van verlate overlegging kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór het verstrijken van de termijn bij de douane zijn aangebracht.

Artikel 95

Vervanging van certificaten van oorsprong, formulier A, en factuurverklaringen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer nog niet voor het vrije verkeer vrijgegeven producten van oorsprong onder toezicht van een douanekantoor van een lidstaat zijn geplaatst, vervangt dat douanekantoor op schriftelijk verzoek van de wederverzender het oorspronkelijke certificaat van oorsprong, formulier A, of de factuurverklaring door een of meer certificaten van oorsprong, formulier A, (vervangingscertificaat), om alle of een deel van de producten naar een andere plaats binnen de Unie of naar Noorwegen of Zwitserland te zenden. De wederverzender vermeldt in zijn verzoek of een fotokopie van het oorspronkelijke bewijs van oorsprong aan het vervangingscertificaat moet worden gehecht.
  • 2. 
    Het vervangingscertificaat wordt in overeenstemming met bijlage 22-19 opgesteld.

Het douanekantoor controleert dat het vervangingscertificaat in overeenstemming is met het oorspronkelijke bewijs van oorsprong.

  • 3. 
    Wanneer het verzoek om een vervangingscertificaat wordt gedaan door een wederverzender die te goeder trouw handelt, is hij niet verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens op het oorspronkelijke bewijs van oorsprong.
  • 4. 
    Het douanekantoor dat wordt verzocht het vervangingscertificaat af te geven, vermeldt op het oorspronkelijke bewijs van oorsprong of op een bijlage daarbij het gewicht, het aantal, de aard van de wederverzonden producten en het land van bestemming, evenals het nummer (de nummers) van het overeenkomstige vervangingscertificaat of de overeenkomstige vervangingscertificaten. Dit douanekantoor bewaart het oorspronkelijke bewijs van oorsprong ten minste drie jaar.
  • 5. 
    Voor producten die op grond van de in artikel 64, lid 6, van het wetboek bedoelde afwijking voor tariefpreferenties in aanmerking komen, is de in dit artikel bedoelde procedure uitsluitend van toepassing op de voor de Unie bestemde producten.

Artikel 96

Invoer in deelzendingen met behulp van certificaten van oorsprong, formulier A, of factuurverklaringen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer vastgestelde voorwaarden, niet-gemonteerde of gedemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, kan voor dergelijke producten één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten worden ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
  • 2. 
    Op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer gestelde voorwaarden mag één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten worden ingediend bij de invoer van de eerste zending, wanneer de goederen:
 

a)

in het kader van regelmatige en voortdurende transacties die een aanzienlijke handelswaarde vertegenwoordigen, worden ingevoerd;

 

b)

het voorwerp van eenzelfde koopcontract vormen, waarbij de partijen in het land van uitvoer of in de lidsta(a)ten zijn gevestigd;

 

c)

onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld;

 

d)

van eenzelfde exporteur afkomstig zijn, voor eenzelfde importeur zijn bestemd en waarvoor de invoerformaliteiten bij hetzelfde douanekantoor van dezelfde lidstaat worden vervuld.

Deze procedure is van toepassing gedurende een door de bevoegde douaneautoriteiten vastgestelde periode.

Artikel 97

Vrijstellingen van de verplichting om een certificaat van oorsprong, formulier A, of een factuurverklaring over te leggen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden toegelaten als producten van oorsprong die voor SAP-tariefpreferenties in aanmerking komen zonder dat een certificaat van oorsprong, formulier A, of een factuurverklaring hoeft te worden overgelegd, voor zover
 

a)

deze producten:

 

i)

goederen zijn waaraan elk handelskarakter ontbreekt;

 

ii)

volgens een verklaring aan de voorwaarden voldoen om voor het stelsel in aanmerking te komen;

 

b)

er geen twijfel bestaat aan de juistheid van de onder a), ii), bedoelde verklaring.

  • 2. 
    Onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt wordt verstaan:
 

a)

incidentele invoer;

 

b)

de invoer bestaat uitsluitend uit producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;

 

c)

uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.

  • 3. 
    De totale waarde van de in lid 2 bedoelde producten mag niet hoger zijn dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 98

Verschillen en vormfouten in certificaten van oorsprong, formulier A, of factuurverklaringen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Geringe verschillen tussen de gegevens op een certificaat van oorsprong, formulier A, of een factuurverklaring en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het certificaat of de factuurverklaring niet automatisch nietig en ongeldig indien blijkt dat dat document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
  • 2. 
    Kennelijke vormfouten op een certificaat van oorsprong, formulier A, op een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op een factuurverklaring leiden er niet toe dat dit document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document.

Onderafdeling 7

Procedures bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van toepassing in het kader van het SAP-stelsel van de Unie vanaf de datum waarop het systeem van geregistreerde exporteurs wordt gebruikt

Artikel 99

Geldigheid van het attest van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor elke zending wordt een attest van oorsprong opgesteld.
  • 2. 
    Een attest van oorsprong is twaalf maanden geldig vanaf de datum van opstelling.
  • 3. 
    Een enkel attest van oorsprong kan betrekking hebben op verschillende zendingen indien de goederen aan de volgende voorwaarden voldoen:
 

a)

zij zijn niet-gemonteerd of gedemonteerd aangebracht in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem;

 

b)

zij zijn ingedeeld onder de afdelingen XVI of XVII of post 7308 of 9406 van het geharmoniseerde systeem, en

 

c)

zij zijn bedoeld om in deelzendingen te worden ingevoerd.

Artikel 100

Toelaatbaarheid van het attest van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

Importeurs kunnen, verwijzend naar een attest van oorsprong, uitsluitend aanspraak maken op het SAP-stelsel als de goederen zijn uitgevoerd op of na de datum waarop het begunstigde land waaruit de goederen zijn uitgevoerd van start is gegaan met de registratie van exporteurs overeenkomstig artikel 79 van deze verordening.

Wanneer een land wordt toegelaten of opnieuw wordt toegelaten als begunstigde van het stelsel van algemene preferenties voor de in Verordening (EU) nr. 978/2012 bedoelde producten, komen de goederen van oorsprong uit dat land voor de voordelen van dit stelsel in aanmerking op voorwaarde dat zij uit het begunstigde land zijn uitgevoerd op of na de datum waarop dit begunstigde land begonnen is met de toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs zoals bedoeld in artikel 70, lid 3 van deze verordening.

Artikel 101

Vervanging van attesten van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer nog niet voor het vrije verkeer vrijgegeven producten van oorsprong onder toezicht van een douanekantoor van een lidstaat zijn geplaatst, kan de wederverzender het oorspronkelijke attest van oorsprong door een of meer vervangende attesten van oorsprong (vervangende attesten) vervangen, om alle of een deel van de producten naar een andere plaats binnen het douanegebied van de Unie of naar Noorwegen of Zwitserland te zenden.

Het vervangende attest wordt in overeenstemming met de eisen in bijlage 22-20 opgesteld.

Vervangende attesten van oorsprong mogen alleen worden opgesteld als het oorspronkelijke attest van oorsprong overeenkomstig de artikelen 92, 93, 99 en 100 van deze verordening en bijlage 22-07 is opgesteld.

  • 2. 
    Wederverzenders dienen geregistreerd te zijn voor het opstellen van vervangende attesten van oorsprong voor producten van oorsprong die naar een andere plaats binnen het grondgebied van de Unie worden verzonden wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6 000 EUR.

Niet geregistreerde wederverzenders kunnen echter vervangende attesten van oorsprong opstellen wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6 000 EUR, indien zij een kopie van het in het begunstigde land opgestelde oorspronkelijke attest van oorsprong bijvoegen.

  • 3. 
    Uitsluitend in het REX-systeem geregistreerde wederverzenders kunnen vervangende attesten van oorsprong opstellen voor producten die worden verzonden naar Noorwegen of Zwitserland.
  • 4. 
    Een vervangend attest van oorsprong is twaalf maanden geldig vanaf de datum van opstelling van het oorspronkelijke attest van oorsprong.
  • 5. 
    De leden 1 tot en met 4 zijn tevens van toepassing op verklaringen die vervangende attesten van oorsprong vervangen.
  • 6. 
    Wanneer producten op grond van een overeenkomstig artikel 64, lid 6, van het wetboek toegestane afwijking voor tariefpreferenties in aanmerking komen, kan de in dit artikel voorziene vervanging alleen geschieden indien deze producten voor de Unie zijn bestemd.

Artikel 102

Algemene beginselen en door de aangever te treffen voorzorgsmaatregelen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een aangever om preferentiële behandeling in het kader van het SAP-stelsel verzoekt, verwijst hij naar het attest van oorsprong in de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen. Om naar het attest van oorsprong te verwijzen, vermeldt hij de datum van afgifte volgens het format jjjjmmdd, waarbij jjjj het jaartal, mm de maand en dd de dag is. Wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de zending hoger is dan 6 000 EUR, vermeldt de aangever tevens het nummer van geregistreerde exporteur.
  • 2. 
    Wanneer de aangever in overeenstemming met lid 1 om toepassing van het SAP-stelsel verzoekt, zonder dat hij ten tijde van de aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer in het bezit was van een attest van oorsprong, wordt deze aangifte als onvolledig beschouwd in de zin van artikel 166 van het wetboek en dienovereenkomstig behandeld.
  • 3. 
    Voordat goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, ziet de aangever erop toe dat zij in overeenstemming zijn met de voorschriften in deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, met name door:
 

a)

op de openbare website na te gaan of de exporteur in het REX-systeem is opgenomen, wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de zending hoger is dan 6 000 EUR, en

 

b)

te controleren dat het attest van oorsprong in overeenstemming met bijlage 22-07 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is opgesteld.

Artikel 103

Vrijstellingen van de verplichting om een attest van oorsprong over te leggen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de volgende producten hoeft geen attest van oorsprong te worden opgesteld en overgelegd:
 

a)

producten die door particulieren in kleine colli aan particulieren worden gezonden en waarvan de totale waarde niet meer dan 500 EUR bedraagt;

 

b)

producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers en waarvan de totale waarde niet meer dan 1 200 EUR bedraagt.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde producten voldoen aan de volgende voorwaarden:
 

a)

het gaat om invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt;

 

b)

verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voldoen om voor het SAP-stelsel in aanmerking te komen;

 

c)

er is geen twijfel aan de juistheid van de onder b) bedoelde verklaring.

  • 3. 
    Voor de doeleinden van lid 2, onder a), wordt verstaan onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt:
 

a)

incidentele invoer;

 

b)

de invoer bestaat uitsluitend uit producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;

 

c)

uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.

Artikel 104

Verschillen en vormfouten in attesten van oorsprong: verlate indiening van attesten van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Geringe verschillen tussen de gegevens op een attest van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij de douaneautoriteiten worden ingediend, maken het attest van oorsprong niet automatisch nietig en ongeldig indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
  • 2. 
    Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een attest van oorsprong, leiden er niet toe dat dit document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document.
  • 3. 
    Attesten van oorsprong die aan de douaneautoriteiten van het land van invoer worden overgelegd na afloop van de in artikel 99 van deze verordening genoemde geldigheidsperiode kunnen met het oog op de toepassing van de tariefpreferenties worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden. In andere gevallen van verlate overlegging kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de attesten van oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór het aflopen van de termijn bij de douane zijn aangebracht.

Artikel 105

Invoer in deelzendingen met behulp van attesten van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De in artikel 99, lid 3, van deze verordening bedoelde procedure is van toepassing gedurende een door de douaneautoriteiten van de lidstaten vastgestelde periode.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten van invoer die toezicht houden op achtereenvolgende vrijgaven voor het vrije verkeer controleren dat de achtereenvolgende zendingen deel uitmaken van de niet-gemonteerde of gedemonteerde producten waarvoor het attest van oorsprong is opgesteld.

Artikel 106

Schorsing van de toepassing van de preferentie

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteiten twijfelen aan de oorsprong van de producten kunnen zij de aangever verzoeken om binnen een door hen te bepalen redelijke termijn bewijsstukken aan hen over te leggen zodat zij de juistheid van de vermelding van de oorsprong in de aangifte kunnen controleren of dat aan de voorwaarden van artikel 43 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is voldaan.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten kunnen de toepassing van de preferentiële tariefmaatregel voor de duur van de in artikel 109 van deze verordening bedoelde controle schorsen, wanneer:
 

a)

de door de aangever verstrekte informatie niet voldoende is om de oorsprong van de producten of de naleving van de voorwaarden van artikel 42 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of van artikel 43 van die verordening te bevestigen;

 

b)

de aangever niet antwoordt binnen de termijn voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie.

  • 3. 
    In afwachting van de informatie die van de aangever is gevraagd, als bedoeld in lid 1, of in afwachting van de resultaten van de controle, als bedoeld in lid 2, wordt de importeur de vrijgave van de producten aangeboden met inachtneming van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

Artikel 107

Weigering om de tariefpreferentie toe te kennen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer weigeren tariefpreferenties toe te kennen zonder verplicht te zijn aanvullende bewijsstukken op te vragen of een verzoek om controle naar het begunstigde land te zenden, wanneer:
 

a)

de aangebrachte goederen niet dezelfde zijn als die waarop het attest van oorsprong betrekking heeft;

 

b)

de aangever geen attest van oorsprong voor de betrokken producten overlegt, indien dit vereist is;

 

c)

onverminderd artikel 78, lid 1, onder b), en artikel 79, lid 3, van deze verordening het attest van oorsprong dat in het bezit van de aangever is, niet is opgesteld door een exporteur die in het begunstigde land is geregistreerd;

 

d)

het attest van oorsprong niet in overeenstemming met bijlage 22-07 is opgesteld;

 

e)

niet aan de voorwaarden van artikel 43 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is voldaan.

  • 2. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer weigeren tariefpreferenties toe te kennen na het verzenden van een verzoek om controle in de zin van artikel 109 aan de bevoegde douaneautoriteiten van het begunstigde land, wanneer zij:
 

a)

het antwoord hebben ontvangen dat de exporteur niet bevoegd was het attest van oorsprong op te stellen;

 

b)

het antwoord hebben ontvangen dat de betrokken producten niet van oorsprong zijn uit een begunstigd land of dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 42 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;

 

c)

redenen hebben om de twijfelen aan de geldigheid van het door de aangever opgestelde attest van oorsprong of de juistheid van de door de aangever verstrekte informatie over de werkelijke oorsprong van de betrokken producten, wanneer zij om controle hebben verzocht en aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

 

i)

zij hebben binnen de in artikel 109 van deze verordening bedoelde termijn geen antwoord ontvangen of

 

ii)

zij hebben een antwoord ontvangen dat de in het verzoek gestelde vragen niet afdoende beantwoordt.

Onderafdeling 8

Controle van de oorsprong in het kader van het SAP-stelsel van de Unie

Artikel 108

Verplichtingen van de bevoegde autoriteiten die verband houden met de controle van de oorsprong na de datum van toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Om erop toe te zien dat aan de oorsprongsregels is voldaan, verrichten de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land:
 

a)

controles van de oorsprong van de producten op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten;

 

b)

regelmatige controles bij exporteurs op eigen initiatief.

De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op verzoeken aan de autoriteiten van Noorwegen en Zwitserland voor de controle van op hun grondgebied opgestelde vervangende attesten van oorsprong, waarbij deze autoriteiten wordt verzocht contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten in het begunstigde land.

Uitgebreide cumulatie op grond van artikel 56 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is uitsluitend toegestaan indien een land waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten het begunstigde land op dezelfde wijze bijstand verleent in het kader van administratieve samenwerking als het de douaneautoriteiten van de lidstaten bijstand zou verlenen op grond van de desbetreffende bepalingen van die vrijhandelsovereenkomst.

  • 2. 
    De in lid 1, onder b), bedoelde controles worden verricht om erop toe te zien dat de exporteurs aan hun verplichtingen blijven voldoen. Zij worden met tussenpozen verricht die bepaald worden aan de hand van risicoanalysecriteria. De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen eisen daartoe dat exporteurs hun kopieën of een lijst van de oorsprongsverklaringen verstrekken die zij hebben opgesteld.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen hebben het recht alle bewijsstukken op te vragen en alle administratieve controles te verrichten bij de exporteurs en, zo nodig, bij hun toeleveranciers, ook ter plaatse, en andere controles te verrichten die zij nodig achten.

Artikel 109

Controle achteraf van attesten van oorsprong en vervangende attesten van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Attesten van oorsprong en vervangende attesten van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, en tevens wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaten redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

Wanneer de douaneautoriteiten van een lidstaat om de medewerking verzoeken van de bevoegde autoriteiten van een begunstigd land om de geldigheid van attesten van oorsprong of de oorsprong van producten, of beide, te controleren, vermelden zij in hun verzoek, indien van toepassing, de reden waarom zij twijfelen aan de geldigheid van het attest van oorsprong of aan de oorsprong van de producten.

Een kopie van het attest van oorsprong of het vervangende attest van oorsprong en eventuele aanvullende gegevens of documenten die erop wijzen dat de gegevens op dat attest of dat vervangende attest onjuist zijn, kunnen ter ondersteuning van het verzoek om controle worden toegezonden.

De verzoekende lidstaat stelt een termijn van zes maanden vast voor de mededeling van de resultaten van de controle, met ingang van de datum van het verzoek om controle: in het geval van verzoeken aan Noorwegen en Zwitserland om een controle van een vervangend attest van oorsprong dat op hun grondgebied is opgesteld aan de hand van een attest van oorsprong dat in een begunstigd land is opgesteld, bedraagt de termijn echter acht maanden.

  • 2. 
    Wanneer bij gegronde twijfel binnen de in lid 1 bedoelde termijn geen antwoord is ontvangen of het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de oorsprong van de producten vast te stellen, wordt aan de bevoegde autoriteiten een tweede schrijven gezonden. De bij dit schrijven meegedeelde verlenging van de termijn kan echter niet meer dan zes maanden bedragen. Wanneer de resultaten van de controle na dit tweede schrijven niet binnen zes maanden na de verzending van het tweede schrijven aan de verzoekende autoriteiten zijn meegedeeld of wanneer het resultaat geen uitsluitsel biedt over de echtheid van het betreffende document of over de vast te stellen oorsprong van de producten, kennen de verzoekende autoriteiten de tariefpreferenties niet toe.
  • 3. 
    Wanneer er bij de in lid 1 voorziene controle of op grond van andere beschikbare gegevens aanwijzingen zijn dat inbreuk wordt gemaakt op de oorsprongsregels, stelt het begunstigde land van uitvoer, op eigen initiatief of op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten of de Commissie, met de nodige spoed een onderzoek in of laat het een onderzoek instellen om dergelijke inbreuken vast te stellen en een herhaling ervan te voorkomen. De Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen hiertoe aan dit onderzoek deelnemen.

Artikel 110

Controle achteraf van certificaten van oorsprong, formulier A, en factuurverklaringen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De certificaten van oorsprong, formulier A, en factuurverklaringen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en telkens wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaten redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere eisen van deze onderafdeling, onderverdelingen 3 tot en met 9 van deze afdeling en de onderafdelingen 2 en 3 van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
  • 2. 
    Wanneer zij een verzoek om controle achteraf indienen, zenden de douaneautoriteiten van de lidstaten het certificaat van oorsprong, formulier A, en de factuur, indien deze is overgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten aan de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land van uitvoer terug, indien van toepassing onder vermelding van de redenen van het verzoek. Zij verstrekken bij dit verzoek om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

Indien de douaneautoriteiten van de lidstaten besluiten de tariefpreferenties in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 3. 
    Binnen zes maanden nadat het verzoek daartoe is ingediend, wordt deze controle achteraf uitgevoerd en worden de resultaten medegedeeld aan de douaneautoriteiten van de lidstaten of binnen acht maanden nadat een verzoek aan Noorwegen, Turkije en Zwitserland is verzonden in verband met de controle van vervangende oorsprongsbewijzen die op hun grondgebied zijn opgesteld op basis van certificaten van oorsprong, formulier A, of op basis van in een begunstigd land opgestelde factuurverklaringen. Aan de hand van deze resultaten moet kunnen worden vastgesteld of het betrokken bewijs van oorsprong op de werkelijk uitgevoerde producten betrekking heeft en of deze producten als producten van oorsprong uit het begunstigde land kunnen worden beschouwd.
  • 4. 
    Voor certificaten van oorsprong, formulier A, die in het kader van bilaterale cumulatie zijn afgegeven, wordt of worden bij het antwoord een kopie of kopieën gevoegd van het certificaat of de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of van de bijbehorende factuurverklaring of -verklaringen.
  • 5. 
    Wanneer bij gegronde twijfel binnen de in lid 3 bedoelde termijn van zes maanden geen antwoord is ontvangen of het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de oorsprong van de producten vast te stellen, wordt aan de bevoegde autoriteiten een tweede schrijven gezonden. Wanneer de resultaten van de controle na dit tweede schrijven niet binnen vier maanden na de verzending van het tweede schrijven aan de verzoekende autoriteiten zijn meegedeeld of wanneer deze resultaten geen uitsluitsel bieden over de echtheid van het betreffende document of over de vast te stellen oorsprong van de producten, kennen de verzoekende autoriteiten de tariefpreferenties niet toe, behalve in uitzonderlijke omstandigheden.
  • 6. 
    Wanneer er bij de controle of op grond van andere beschikbare gegevens aanwijzingen zijn dat inbreuk wordt gemaakt op de oorsprongsregels, stelt het begunstigde land van uitvoer op eigen initiatief of op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten met de nodige spoed een onderzoek in of laat het een onderzoek instellen om dergelijke inbreuken vast te stellen en een herhaling ervan te voorkomen. De Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen hiertoe aan dit onderzoek deelnemen.
  • 7. 
    Om een controle achteraf van de certificaten van oorsprong, formulier A, mogelijk te maken, bewaren de exporteurs alle documenten waaruit de oorsprong van de betrokken producten blijkt en bewaren de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land van uitvoer kopieën van de certificaten en van alle daarmee verband houdende uitvoerdocumenten. Deze documenten worden ten minste drie jaar bewaard vanaf het einde van het jaar waarin het certificaat van oorsprong, formulier A, is afgegeven.

Artikel 111

Controle achteraf van oorsprongsbewijzen voor producten die de oorsprong door cumulatie hebben verkregen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De artikelen 73 en 110 van deze verordening zijn ook van toepassing tussen landen van dezelfde regionale groep bij het verstrekken van informatie aan de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten en het uitvoeren van controles achteraf van de certificaten van oorsprong, formulier A, en de factuurverklaringen die overeenkomstig de regels inzake de regionale cumulatie van de oorsprong zijn afgegeven.

Onderafdeling 9

Andere bepalingen van toepassing in het kader van het SAP-stelsel van de Unie

Artikel 112

Ceuta en Melilla

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De artikelen 41 tot en met 58 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn van toepassing om te bepalen of producten bij uitvoer naar Ceuta en Melilla als van oorsprong uit een begunstigd land kunnen worden beschouwd of, bij uitvoer naar een begunstigd land, als van oorsprong uit Ceuta en Melilla kunnen worden beschouwd met het oog op de toepassing van bilaterale cumulatie.
  • 2. 
    De artikelen 74 tot en met 79 en de artikelen 84 tot en met 93 van deze verordening zijn van toepassing op producten die vanuit een begunstigd land naar Ceuta en Melilla worden uitgevoerd en op producten die vanuit Ceuta en Melilla naar een begunstigd land worden uitgevoerd met het oog op de toepassing van bilaterale cumulatie.
  • 3. 
    Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden Ceuta en Melilla als één grondgebied beschouwd.

Onderafdeling 10

Oorsprongsbewijzen van toepassing in het kader van de regels van oorsprong met het oog op de toepassing van eenzijdig door de Unie aangenomen preferentiële tariefmaatregelen ten gunste van bepaalde landen of gebieden

Artikel 113

Algemene eisen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

Producten van oorsprong uit een van de begunstigde landen of gebieden komen voor de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties in aanmerking op vertoon van:

 

a)

een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, afgegeven met gebruikmaking van het formulier in bijlage 22-10 of

 

b)

in de in artikel 119, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage 22-13 is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument waarin de producten voldoende duidelijk zijn omschreven om ze te kunnen identificeren (hierna „factuurverklaring” genoemd).

Vak 7 van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaringen bevat de vermelding „Autonomous trade measures” of „Mesures commerciales autonomes”.

Artikel 114

Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Producten van oorsprong in de zin van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 komen bij invoer in de Unie in aanmerking voor de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties, voor zover zij rechtstreeks naar de Unie zijn vervoerd in de zin van artikel 69 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, op vertoon van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dat door de douaneautoriteiten is afgegeven dan wel door andere bevoegde overheidsinstanties van een begunstigd land of gebied, op voorwaarde dat het begunstigde land of gebied:
 

a)

de Commissie de bij artikel 124 van deze verordening vereiste informatie heeft verstrekt en

 

b)

de Unie bijstand verleent door aan de douaneautoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid te bieden de echtheid van het document of de juistheid van de inlichtingen omtrent de werkelijke oorsprong van de betrokken producten na te gaan.

  • 2. 
    Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt slechts afgegeven wanneer het als het bewijsstuk voor de toepassing van de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties kan dienen.
  • 3. 
    Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt slechts afgegeven op schriftelijk verzoek van de exporteur of van zijn vertegenwoordiger. Een dergelijk verzoek wordt ingediend met behulp van het formulier in bijlage 22-10 en wordt in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel en de artikelen 113, 115, 116, 117, 118, 121 en 123 van deze verordening ingevuld.

De aanvragen voor certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden ten minste drie jaar vanaf het einde van het jaar waarin het certificaat inzake goederenverkeer is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of gebied van uitvoer of de lidstaat bewaard.

  • 4. 
    De exporteur of zijn vertegenwoordiger voegt bij zijn aanvraag alle stukken waarmee kan worden aangetoond dat de uit te voeren producten voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 in aanmerking kunnen komen.

De exporteur verbindt zich ertoe op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle bijkomende bewijsstukken over te leggen die deze noodzakelijk achten om de juistheid na te gaan van de oorsprong van de producten die voor tariefpreferenties in aanmerking komen, en elke controle door deze autoriteiten van zijn boekhouding te aanvaarden, alsmede dat zij de omstandigheden onderzoeken waaronder deze producten zijn verkregen.

  • 5. 
    Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land of gebied of door de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer indien de uit te voeren producten als van oorsprong in de zin van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 kunnen worden beschouwd.
  • 6. 
    Aangezien het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 het bewijsstuk voor de toepassing van de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties vormt, dienen de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land of gebied of de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer de nodige maatregelen te nemen om de oorsprong van de producten en de op het certificaat vermelde gegevens te verifiëren.
  • 7. 
    Om na te gaan of aan de voorwaarden van lid 5 is voldaan, hebben de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land of de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer het recht alle bewijsstukken op te vragen en elke controle te verrichten die zij nodig achten.
  • 8. 
    De bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land of gebied of de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer zien erop toe dat de in lid 1 bedoelde formulieren naar behoren worden ingevuld.
  • 9. 
    De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in het voor de douaneautoriteiten gereserveerde deel van dat certificaat vermeld.
  • 10. 
    Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt bij de uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of gebied of door de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer. Het wordt de exporteur ter beschikking gesteld zodra de uitvoer van de goederen heeft plaatsgevonden of het gewaarborgd is dat dat zal gebeuren.

Artikel 115

Invoer in deelzendingen

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, niet-gemonteerde of gedemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI of XVII of de posten 7308 of 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 116

Indiening van het bewijs van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

De bewijzen van oorsprong worden op de bij artikel 163 van het wetboek voorgeschreven wijze bij de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer ingediend. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van het bewijs van oorsprong verlangen. Zij kunnen daarnaast eisen dat de invoeraangifte vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze onderafdeling voldoen.

Artikel 117

Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    In afwijking van artikel 114, lid 10, kan het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, worden afgegeven indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

het is op het moment van uitvoer niet afgegeven door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden;

 

b)

het is ten genoegen van de bevoegde overheidsinstanties aangetoond dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar het is bij de invoer om technische redenen niet aanvaard.

  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten kunnen pas tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur met die in het desbetreffende uitvoerdossier overeenstemmen en dat bij de uitvoer van de betrokken producten geen certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dat aan de voorwaarden van deze onderafdeling voldoet, is afgegeven.
  • 3. 
    Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 moet een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:
 
 

BG: „ИЗДАДЕН ВПОСЛЕДСТВИЕ”

 
 

ES: „XPEDIDO A POSTERIORI”

 
 

HR: „ZDANO NAKNADNO”

 
 

CS: „YSTAVENO DODATEČNĚ”

 
 

DA: „DSTEDT EFTERFØLGENDE”

 
 

DE: „ACHTRÄGLICH AUSGESTELLT”

 
 

ET: „VALJA ANTUD TAGASIULATUVALT”

 
 

EL: „ΕΚΔΟΘΕΝ ΕΚ ΤΩΝ ΥΣΤΕΡΩΝ”

 
 

EN: „ISSUED RETROSPECTIVELY”

 
 

FR: „DÉLIVRÉ À POSTERIORI”

 
 

IT: „RILASCIATO A POSTERIORI”

 
 

LV: „IZSNIEGTS RETROSPEKTĪVI”

 
 

LT: „RETROSPEKTYVUSIS IŠDAVIMAS”

 
 

HU: „KIADVA VISSZAMENŐLEGES HATÁLLYAL”

 
 

MT: „MAĦRUĠ RETROSPETTIVAMENT”

 
 

NL: „AFGEGEVEN A POSTERIORI”

 
 

PL: „WYSTAWIONE RETROSPEKTYWNIE”

 
 

PT: „EMITIDO A POSTERIORI”

 
 

RO: „ELIBERAT ULTERIOR”

 
 

SL: „IZDANO NAKNADNO”

 
 

SK: „VYDANÉ DODATOČNE”

 
 

FI: „ANNETTU JÄLKIKÄTEEN”

 
 

SV: „UTFÄRDAT I EFTERHAND”

  • 4. 
    De in lid 3 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 118

Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de bevoegde autoriteiten die dit certificaat hebben afgegeven verzoeken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn een duplicaat op te maken.
  • 2. 
    Op het aldus afgegeven certificaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:
 
 

BG: „ДУБЛИКАТ”

 
 

ES: „DUPLICADO”

 
 

HR: „DUPLIKAT”

 
 

CS: „DUPLIKÁT”

 
 

DA: „DUPLIKÁT”

 
 

DE: „DUPLIKAT”

 
 

ET: „DUPLIKAAT”

 
 

EL: „ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ”

 
 

EN: „DUPLICATE”

 
 

FR: „DUPLICATA”

 
 

IT: „DUPLICATO”

 
 

LV: „DUBLIKĀTS”

 
 

LT: „DUBLIKATAS”

 
 

HU: „MÁSODLAT”

 
 

MT: „DUPLIKAT”

 
 

NL: „DUPLICAAT”

 
 

PL: „DUPLIKAT”

 
 

PT: „SEGUNDA VIA”

 
 

RO: „DUPLICAT”

 
 

SL: „DVOJNIK”

 
 

SK: „DUPLIKÁT”

 
 

FI: „KAKSOISKAPPALE”

 
 

SV: „DUPLIKAT”

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
  • 4. 
    Het duplicaat draagt dezelfde datum van afgifte als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en is vanaf die datum geldig.

Artikel 119

Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De factuurverklaring kan worden opgesteld door:
 

a)

een toegelaten exporteur van de Unie in de zin van artikel 120 van deze verordening;

 

b)

iedere exporteur, voor elke zending bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt, mits de in artikel 114, lid 1, van deze verordening bedoelde bijstand ook op deze procedure van toepassing is.

  • 2. 
    Een factuurverklaring mag worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Unie of uit een begunstigd land of gebied kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdelingen 4 en 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voldoen.
  • 3. 
    De exporteur die een factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten of van andere bevoegde overheidsinstanties van het land van uitvoer steeds in staat zijn de nodige documenten in te dienen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van deze onderafdeling wordt voldaan.
  • 4. 
    Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage 22-13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring mag ook met de hand worden geschreven. In dat geval moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.
  • 5. 
    De factuurverklaring bevat de handgeschreven handtekening van de exporteur. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 120 van deze verordening hoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, op voorwaarde dat hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor elke factuurverklaring die hem identificeert alsof hij deze met zijn handgeschreven handtekening had ondertekend.
  • 6. 
    Voor de in lid 1, onder b), bedoelde gevallen is het gebruik van een factuurverklaring aan de volgende bijzondere voorwaarden onderworpen:
 

a)

voor elke zending wordt een factuurverklaring opgesteld;

 

b)

indien in het land van uitvoer al is gecontroleerd of de goederen die deel uitmaken van de zending aan de voorwaarden voldoen om als product van oorsprong te worden beschouwd, mag de exporteur in de factuurverklaring van deze controle melding maken.

Het bepaalde in de eerste alinea stelt de exporteur, in voorkomend geval, niet vrij van de vervulling van andere in de douane- of postwetgeving voorgeschreven formaliteiten.

Artikel 120

Toegelaten exporteur

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van de Unie kunnen elke in het douanegebied van de Unie gevestigde exporteur, hierna „toegelaten exporteur” genoemd, die vaak producten van oorsprong uit de Unie verzendt in de zin van artikel 59, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en die ten genoegen van de douaneautoriteiten alle nodige garanties biedt voor het controleren van de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdelingen 4 en 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, machtigen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van alle voorwaarden die zij passend achten.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer van een douanevergunning toe dat op de factuurverklaring moet worden vermeld.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
  • 5. 
    De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning op enigerlei wijze misbruikt.

Artikel 121

Geldigheid van het bewijs van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Een bewijs van oorsprong is vier maanden vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer geldig. Het moet binnen deze periode bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend.
  • 2. 
    Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
  • 3. 
    In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn ingediend.
  • 4. 
    Op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer gestelde voorwaarden mag één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten worden ingediend bij de invoer van de eerste zending, wanneer de goederen aan de volgende voorwaarden voldoen:
 

a)

zij worden ingevoerd in het kader van regelmatige en voortdurende handelsstromen die een aanzienlijke handelswaarde vertegenwoordigen;

 

b)

zij vormen het voorwerp van eenzelfde koopcontract, waarbij de partijen in het land van uitvoer of in de Unie zijn gevestigd;

 

c)

zij zijn ingedeeld onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur;

 

d)

zij zijn van eenzelfde exporteur afkomstig, voor eenzelfde importeur bestemd en onderworpen aan invoerformaliteiten bij hetzelfde douanekantoor in de Unie.

Deze procedure is van toepassing op de door de bevoegde douaneautoriteiten vastgestelde hoeveelheden en gedurende een door deze autoriteiten vastgestelde periode. Die periode kan in geen geval langer dan drie maanden zijn.

  • 5. 
    De in het voorgaande lid beschreven procedure is ook van toepassing wanneer één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten wordt ingediend voor invoer in deelzendingen in overeenstemming met artikel 115 van deze verordening. In dit geval kunnen de bevoegde douaneautoriteiten echter een geldigheidsduur van meer dan drie maanden toekennen.

Artikel 122

Vrijstellingen van het bewijs van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden voor de toepassing van de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring in te dienen, voor zover het om invoer gaat waaraan ieder handelskarakter vreemd is en wordt verklaard dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdelingen 4 en 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voldoen, en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat.
  • 2. 
    Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin, worden niet als invoer van handelsgoederen aangemerkt indien noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.

Verder mag de totale waarde van de producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 123

Verschillen en vormfouten

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

Geringe verschillen tussen de gegevens op een bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch nietig en ongeldig indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.

Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een bewijs van oorsprong, leiden er niet toe dat dit document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document.

Onderafdeling 11

Methoden van administratieve samenwerking met het oog op de controle van de oorsprong in het kader van eenzijdig door de Unie aangenomen preferentiële tariefmaatregelen ten gunste van bepaalde landen of gebieden

Artikel 124

Administratieve samenwerking

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De begunstigde landen of gebieden delen de Commissie de namen en adressen van de overheidsinstanties op hun grondgebied mee die bevoegd zijn voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, specimens van de afdrukken van de door deze instanties gebruikte stempels, evenals de namen en adressen van de bevoegde overheidsinstanties die met de controle van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuurverklaringen zijn belast. De stempels zijn geldig vanaf de datum van ontvangst ervan door de Commissie. De Commissie geeft deze gegevens aan de douaneautoriteiten van de lidstaten door. Wanneer deze gegevens als wijziging van eerder meegedeelde gegevens worden toegezonden, deelt de Commissie de datum van ingang van de geldigheid van de nieuwe stempels mee volgens de aanwijzingen die de bevoegde overheidsinstanties van de begunstigde landen of gebieden hebben verstrekt. Deze gegevens zijn voor de douane bestemd, maar de betrokken douaneautoriteiten kunnen bij het in het vrije verkeer brengen van goederen toestaan dat de importeur de in dit lid bedoelde specimens van de stempelafdrukken raadpleegt.
  • 2. 
    De Commissie stuurt de begunstigde landen of gebieden specimens van de afdrukken van de stempels die door de douaneautoriteiten van de lidstaten bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden gebruikt.

Artikel 125

Controle van de bewijzen van oorsprong

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en telkens wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer of de bevoegde overheidsinstanties van de begunstigde landen of gebieden redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten in de zin van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of de naleving van de andere eisen van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer of het begunstigde land of gebied van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuur, indien deze is overgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten aan de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of gebied of lidstaat van uitvoer terug, indien van toepassing onder vermelding van de redenen van het verzoek. Zij verstrekken bij dit verzoek om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

Indien de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer besluiten de in artikel 59 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde tariefpreferenties in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 3. 
    Wanneer in overeenstemming met lid 1 een verzoek om controle achteraf is gedaan, wordt deze controle verricht en worden de resultaten ervan binnen zes maanden meegedeeld aan de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer of aan de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land of gebied van invoer. Aan de hand van deze resultaten moet kunnen worden vastgesteld of het betrokken bewijs van oorsprong op de werkelijk uitgevoerde producten betrekking heeft en of deze producten als producten van oorsprong uit het begunstigde land of gebied of uit de Unie kunnen worden beschouwd.
  • 4. 
    Wanneer bij gegronde twijfel binnen de in lid 3 bedoelde termijn van zes maanden geen antwoord is ontvangen of wanneer het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de oorsprong van de producten vast te stellen, wordt aan de bevoegde autoriteiten een tweede schrijven gezonden. Wanneer de resultaten van de controle na dit tweede schrijven niet binnen vier maanden aan de verzoekende autoriteiten zijn meegedeeld of wanneer deze geen uitsluitsel bieden over de echtheid van het betreffende document of over de vast te stellen oorsprong van de producten, kennen de aanvragende autoriteiten de tariefpreferenties niet toe, behalve in uitzonderlijke omstandigheden.
  • 5. 
    Wanneer er bij de controle of op grond van andere beschikbare gegevens aanwijzingen zijn dat op de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdelingen 4 en 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 inbreuk wordt gemaakt, stelt het begunstigde land of gebied van uitvoer op eigen initiatief of op verzoek van de Unie met de nodige spoed een onderzoek in of laat het een onderzoek instellen om dergelijke inbreuken vast te stellen en een herhaling ervan te voorkomen. De Unie kan hiertoe aan dit onderzoek deelnemen.
  • 6. 
    Om een controle achteraf van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 mogelijk te maken, worden kopieën van de certificaten en van alle daarmee verband houdende uitvoerdocumenten ten minste drie jaar vanaf het einde van het jaar waarin de certificaten inzake goederenverkeer zijn afgegeven door de bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land of gebied van uitvoer of door de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer bewaard.

Onderafdeling 12

Andere bepalingen van toepassing in het kader van de regels van oorsprong met het oog op de toepassing van eenzijdig door de Unie aangenomen preferentiële tariefmaatregelen ten gunste van bepaalde landen of gebieden

Artikel 126

Ceuta en Melilla

(Artikel 64, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De bepalingen van deze onderafdeling zijn van overeenkomstige toepassing om vast te stellen of in Ceuta en Melilla ingevoerde producten als van oorsprong uit begunstigde landen of gebieden van uitvoer of als van oorsprong uit Ceuta en Melilla kunnen worden beschouwd.
  • 2. 
    Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.
  • 3. 
    De bepalingen van deze onderafdeling betreffende de afgifte, het gebruik en de controle achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 zijn van overeenkomstige toepassing op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla.
  • 4. 
    De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van deze onderverdeling in Ceuta en Melilla.

HOOFDSTUK 3

Douanewaarde van goederen

Artikel 127

Algemene bepalingen

(Artikel 70, lid 3, onder d), van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden twee personen geacht te zijn verbonden indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

zij zijn functionaris of directeur in de onderneming van de andere persoon;

 

b)

zij worden door de wettelijke bepalingen erkend als in zaken verbonden;

 

c)

zij zijn werkgever en werknemer;

 

d)

een derde partij bezit, heeft zeggenschap over, of houdt direct of indirect 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden;

 

e)

één van hen heeft direct of indirect zeggenschap over de ander;

 

f)

een derde persoon heeft direct of indirect zeggenschap over beiden;

 

g)

beiden hebben direct of indirect zeggenschap over een derde persoon;

 

h)

zij behoren tot dezelfde familie.

  • 2. 
    Personen die in zaken zijn verbonden doordat de één exclusief agent, exclusief distributeur of exclusief concessiehouder, hoedanig ook aangeduid, van de ander is, worden enkel geacht te zijn verbonden indien zij aan een van de criteria zoals bedoeld in lid 1 beantwoorden.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder e), f) en g), wordt een persoon geacht zeggenschap over een andere persoon te hebben wanneer hij rechtens of feitelijk in een positie is om het handelen van de andere te leiden.

Artikel 128

Transactiewaarde

(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De transactiewaarde van de goederen die zijn verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie, wordt bepaald op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte op basis van de verkoop die onmiddellijk voordat de goederen het douanegebied zijn binnengebracht, heeft plaatsgevonden.
  • 2. 
    Wanneer de goederen voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie worden verkocht niet voordat zij dat douanegebied zijn binnengebracht, maar terwijl zij zich in tijdelijke opslag bevinden of onder een andere bijzondere regeling zijn geplaatst dan de regeling intern douanevervoer, bijzondere bestemming of passieve veredeling, wordt de transactiewaarde op basis van die verkoop vastgesteld.

Artikel 129

Werkelijk betaalde of te betalen prijs

(Artikel 70, leden 1 en 2 van het wetboek)

  • 1. 
    De werkelijk betaalde of te betalen prijs in de zin van artikel 70, leden 1 en 2, van het wetboek, omvat alle betalingen die als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen door de koper aan een van de volgende personen zijn of moeten worden verricht:
 

a)

de verkoper;

 

b)

een derde partij ten behoeve van de verkoper;

 

c)

een derde partij die verbonden is met de verkoper;

 

d)

een derde partij wanneer de betaling aan die partij gedaan is om te voldoen aan de verplichting van de verkoper.

Betalingen kunnen door middel van kredietbrieven of verhandelbaar papier worden verricht en zowel direct als indirect geschieden.

  • 2. 
    Activiteiten die de koper of een met hem verbonden onderneming voor eigen rekening verricht, waaronder die activiteiten die verband houden met het verhandelen van goederen maar met uitzondering van de activiteiten waarvoor in artikel 71 van het wetboek in een aanpassing is voorzien, worden niet als een indirecte betaling aan de verkoper beschouwd.

Artikel 130

Kortingen

(Artikel 70, leden 1 en 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor het vaststellen van de douanewaarde krachtens artikel 70, lid 1, van het wetboek worden kortingen in aanmerking genomen wanneer op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte de kortingen en het bedrag ervan in de verkoopovereenkomst waren opgenomen.
  • 2. 
    Voor goederen waarvoor de prijs op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte niet werkelijk is betaald, worden kortingen voor vervroegde betaling in aanmerking genomen.
  • 3. 
    Kortingen die voortvloeien uit wijzigingen van het contract na het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte, worden niet in aanmerking genomen.

Artikel 131

Gedeeltelijke levering

(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer goederen die voor een douaneregeling worden aangegeven, deel uitmaken van een grotere in een enkele transactie aangekochte hoeveelheid van dezelfde goederen, wordt de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de toepassing van artikel 70, lid 1, van het wetboek in evenredigheid berekend op basis van de prijs voor de totale aangekochte hoeveelheid.
  • 2. 
    Een verhoudingsgewijze verdeling van de werkelijk betaalde of te betalen prijs wordt ook toegepast in geval van gedeeltelijk verlies van een zending of wanneer de goederen zijn beschadigd voordat de goederen in het vrije verkeer worden gebracht.

Artikel 132

Prijsaanpassingen voor gebrekkige goederen

(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)

Een aanpassing, door de verkoper ten gunste van de koper, van de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs kan voor het bepalen van de douanewaarde overeenkomstig artikel 70, lid 1 van het wetboek in aanmerking worden genomen wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 

a)

de goederen vertoonden gebreken op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer;

 

b)

de verkoper heeft de prijs aangepast om het gebrek te compenseren om zo te voldoen aan:

 

i)

een contractuele verplichting die is aangegaan vóór de aanvaarding van de douaneaangifte;

 

ii)

een wettelijke verplichting die op de goederen van toepassing is;

 

c)

de aanpassing wordt gedaan binnen één jaar na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte.

Artikel 133

Beoordeling van de voorwaarden en prestaties

(Artikel 70, lid 3, onder b), van het wetboek)

Wanneer de verkoop of de prijs van ingevoerde goederen is onderworpen aan een voorwaarde of prestatie waarvan de waarde kan worden bepaald in verband met de te waarderen goederen, wordt deze waarde beschouwd als een deel van de werkelijk betaalde of te bepalen prijs, tenzij deze voorwaarden of prestaties verband houden met:

 

a)

een activiteit zoals bedoeld in artikel 129, lid 2, van deze verordening;

 

b)

een element van de douanewaarde krachtens artikel 71 van het wetboek.

Artikel 134

Transacties tussen verbonden personen

(Artikel 70, lid 3, onder d), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de koper en de verkoper verbonden zijn, en om vast te stellen of de verbondenheid niet van dien aard is dat de prijs erdoor is beïnvloed, worden de omstandigheden van de verkoop zo nodig onderzocht en wordt de aangever in de gelegenheid gesteld om verdere gedetailleerde informatie over deze omstandigheden te verstrekken die nodig zou kunnen zijn.
  • 2. 
    De goederen worden echter in overeenstemming met artikel 70, lid 1, van het wetboek gewaardeerd wanneer de aangever aantoont dat de aangegeven transactiewaarde een van de volgende testwaarden, die op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip zijn bepaald, zeer dicht benadert:
 

a)

de transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen bij verkopen tussen kopers en verkopers die in geen enkel bijzonder geval onderling verbonden zijn, voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie;

 

b)

de douanewaarde van identieke of soortgelijke goederen, zoals bepaald overeenkomstig artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek;

 

c)

de douanewaarde van identieke of soortgelijke goederen, zoals bepaald overeenkomstig artikel 74, lid 2, onder d), van het wetboek.

  • 3. 
    Bij de vaststelling van de waarde van identieke of soortgelijke goederen zoals bedoeld in lid 2 wordt rekening gehouden met de volgende elementen:
 

a)

aantoonbare verschillen in handelsniveaus;

 

b)

hoeveelheidsniveaus;

 

c)

de in artikel 71, lid 1, van het wetboek genoemde elementen;

 

d)

de kosten die de verkoper bij verkopen aan een niet met hem verbonden koper draagt, wanneer hij die kosten bij verkopen aan een wel met hem verbonden koper niet draagt.

  • 4. 
    De in lid 2 vermelde testwaarden worden op verzoek van de aangever gebruikt. Zij komen niet in de plaats van de aangegeven transactiewaarde.

Artikel 135

Voor de productie van de ingevoerde goederen gebruikte goederen en diensten

(Artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een koper een van de in artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek genoemde goederen of diensten levert aan de verkoper, wordt de waarde van deze goederen en diensten geacht gelijk te zijn aan de aankoopprijs ervan. De aankoopprijs omvat alle betalingen die de afnemer van de goederen of diensten in artikel 71, lid 1, onder b), moet verrichten om de goederen of diensten te verwerven.

Wanneer deze goederen of diensten worden voortgebracht door de koper of door een met hem verbonden persoon, wordt de waarde ervan gevormd door de kosten van de voortbrenging.

  • 2. 
    Wanneer de waarde van de goederen en diensten in artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek niet kan worden vastgesteld overeenkomstig lid 1, moet deze op basis van andere objectieve en meetbare gegevens worden vastgesteld.
  • 3. 
    Wanneer de goederen in artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek door de koper zijn gebruikt voordat zij werden geleverd, wordt hun waarde aangepast om rekening te houden met eventuele waardevermindering.
  • 4. 
    De waarde van de diensten zoals bedoeld in artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek omvat de kosten van mislukte ontwikkelingsactiviteiten voor zover deze activiteiten plaatsvonden voor projecten of orders met betrekking tot de ingevoerde goederen.
  • 5. 
    Voor de toepassing van artikel 71, lid 1, onder b), iv), van het wetboek worden de kosten van wetenschappelijk onderzoek en voorlopige schetsontwerpen niet in de douanewaarde opgenomen.
  • 6. 
    De waarde van de geleverde goederen en diensten, zoals vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 5, wordt evenredig over de ingevoerde goederen omgeslagen.

Artikel 136

Royalty’s en licentierechten

(Artikel 71, lid 1, onder c), van het wetboek)

  • 1. 
    De royalty’s en licentierechten hebben met name betrekking op de ingevoerde goederen wanneer de krachtens de licentie- of royaltyovereenkomst overgedragen rechten in de goederen zijn belichaamd. De wijze waarop het bedrag aan de royalty of het licentierecht wordt berekend, geeft niet de doorslag.
  • 2. 
    Wanneer de wijze waarop het bedrag van de royalty’s of licentierechten wordt berekend verband houdt met de prijs van de ingevoerde goederen, wordt bij gebrek aan bewijs van het tegendeel verondersteld dat de betaling van deze royalty’s of die licentierechten betrekking heeft op de te waarderen goederen.
  • 3. 
    Wanneer de royalty’s of licentierechten gedeeltelijk betrekking hebben op de te waarderen goederen en gedeeltelijk op andere ingrediënten of bestanddelen die aan de goederen na hun invoer worden toegevoegd of op activiteiten of diensten na invoer, vindt een passende aanpassing plaats.
  • 4. 
    De royalty’s en licentierechten worden geacht te zijn betaald als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen, wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de verkoper of een met hem verbonden persoon verlangt deze betaling van de koper;

 

b)

de betaling door de koper is gedaan om te voldoen aan de verplichting van de verkoper, in overeenstemming met contractuele verplichtingen;

 

c)

de goederen kunnen niet worden verkocht aan of aangekocht door de koper zonder betaling van royalty’s of licentierechten aan een licentiegever.

  • 5. 
    Er wordt geen rekening gehouden met het land waarin de ontvanger van de royalty’s of licentierechten is gevestigd.

Artikel 137

Plaats waar goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht

(Artikel 71, lid 1, onder e), van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 71, lid 1, onder e), van het wetboek wordt verstaan onder de plaats waar goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht:
 

a)

voor over zee vervoerde goederen: de haven waar de goederen voor het eerst in het douanegebied van de Unie aankomen;

 

b)

voor goederen die over zee worden vervoerd naar een van de Franse overzeese departementen die deel uitmaken van het douanegebied van de Unie en die rechtstreeks naar een ander deel van het douanegebied van de Unie worden vervoerd, of vice versa: de haven waarin de goederen het eerst aankomen in het douanegebied van de Unie, op voorwaarde dat zij daar worden gelost of overgeladen;

 

c)

voor goederen die zonder overlading eerst over zee en daarna via de binnenwateren worden vervoerd: de eerste haven die voor de lossing in aanmerking komt;

 

d)

voor goederen die per spoor, via binnenwateren of over de weg worden vervoerd: de plaats waar het douanekantoor van binnenkomst is gevestigd;

 

e)

voor goederen die via andere wijzen van vervoer worden vervoerd: de plaats waar de grens van het douanegebied van de Unie wordt overschreden.

  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 71, lid 1, onder e), van het wetboek geldt dat wanneer de goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht en vervolgens naar de plaats van bestemming in een ander gedeelte van dit gebied worden vervoerd over grondgebieden buiten het douanegebied van de Unie, de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, de plaats is waar de goederen dat douanegebied het eerst zijn binnengebracht, op voorwaarde dat de goederen rechtstreeks over het grondgebied van die landen worden vervoerd en het vervoer langs een normale weg naar de plaats van bestemming plaatsvindt.
  • 3. 
    Lid 2 is ook van toepassing wanneer de goederen om vervoertechnische redenen zijn gelost, overgeladen of tijdelijk zijn opgehouden in gebieden buiten het douanegebied van de Unie.
  • 4. 
    Wanneer niet is voldaan aan de in lid 1, onder b), en de leden 2 en 3 vermelde voorwaarden, wordt het volgende verstaan onder de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht:
 

a)

voor over zee vervoerde goederen: de haven van lossing;

 

b)

voor goederen die via andere vervoermiddelen worden vervoerd: de in lid 1, onder c), d) of e), bedoelde plaats die is gelegen in dat deel van het douanegebied van de Unie waarvoor de goederen bestemd zijn.

Artikel 138

Vervoerskosten

(Artikel 71, lid 1, onder e), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer goederen met hetzelfde vervoermiddel worden vervoerd naar een plaats die verder is gelegen dan de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, worden de vrachtkosten bepaald naar evenredigheid van de afstand naar de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht in overeenstemming met artikel 137 van deze verordening, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond wat de vrachtkosten zijn die volgens een standaardtarief verschuldigd zouden zijn voor het vervoer van de goederen naar de plaats waar goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht.
  • 2. 
    De in de douanewaarde van goederen op te nemen luchtvrachtkosten, met inbegrip van de kosten van expressleveringen, worden overeenkomstig bijlage 23-01 vastgesteld.
  • 3. 
    Wanneer het vervoer kosteloos is of is verstrekt door de koper, worden de in de douanewaarde van de goederen op te nemen vervoerskosten berekend volgens de vrachttarieven die gewoonlijk gelden voor dezelfde vervoerswijzen.

Artikel 139

Heffingen op postzendingen

(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)

De portokosten tot de plaats van bestemming op met de post verzonden goederen dienen in de douanewaarde van deze goederen te worden opgenomen, met uitzondering van de bijkomende postale kosten, die eventueel in het douanegebied van de Unie worden geheven.

Artikel 140

Niet-aanvaarding van de aangegeven transactiewaarden

(Artikel 70, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteiten gegronde twijfels hebben of de aangegeven transactiewaarde overeenstemt met het totale betaalde of te betalen bedrag zoals bedoeld in artikel 70, lid 1, van het wetboek, kunnen zij de aangever om aanvullende informatie vragen.
  • 2. 
    Wanneer hun twijfels niet worden weggenomen, kunnen de douaneautoriteiten besluiten dat de waarde van de goederen niet kan worden vastgesteld overeenkomstig artikel 70, lid 1, van het wetboek.

Artikel 141

Douanewaarde van identieke of soortgelijke goederen

(Artikel 74, lid 2, onder a) en b), van het wetboek)

  • 1. 
    Bij de vaststelling van de douanewaarde van de ingevoerde goederen overeenkomstig artikel 74, lid 2, onder a) of b), van het wetboek, wordt de transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen gebruikt die zijn verkocht op hetzelfde handelsniveau en in nagenoeg dezelfde hoeveelheden als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald.

Wanneer een dergelijke verkoop niet voorhanden is, wordt de douanewaarde vastgesteld aan de hand van de transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen die op een verschillend handelsniveau of in verschillende hoeveelheden zijn verkocht. Deze transactiewaarde moet worden aangepast om rekening te houden met verschillen in handelsniveau en/of hoeveelheid.

  • 2. 
    De waarde wordt aangepast om rekening te houden met belangrijke verschillen die als gevolg van de verschillende afstanden en vervoerswijzen kunnen bestaan tussen kosten voor de ingevoerde goederen en de in aanmerking genomen identieke of soortgelijke goederen.
  • 3. 
    Wanneer meer dan één transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen wordt gevonden, wordt de douanewaarde van de ingevoerde goederen op basis van de laagste van deze waarden vastgesteld.
  • 4. 
    De termen „identieke goederen” en „soortgelijke goederen” omvatten, naargelang het geval, geen goederen waarin engineering, ontwikkeling, werken van kunst, ontwerpen, tekeningen en schetsen zijn begrepen of tot uitdrukking gebracht, waarvoor in verband met het feit dat deze zijn verricht of gemaakt in de Unie, geen aanpassing op grond van artikel 71, lid 1, onder b), iv), van het wetboek heeft plaatsgevonden.
  • 5. 
    Een transactiewaarde voor goederen die door een andere persoon zijn voorgebracht, wordt slechts in aanmerking genomen wanneer geen transactiewaarde kan worden gevonden voor identieke of soortgelijke goederen die zijn geproduceerd door de persoon die de te waarderen goederen heeft geproduceerd.

Artikel 142

Aftrekmethode

(Artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek)

  • 1. 
    De eenheidsprijs die is gebruikt om op grond van artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek de douanewaarde vast te stellen, is de prijs waartegen de ingevoerde goederen of de in dezelfde staat verkerende ingevoerde identieke of soortgelijke goederen in de Unie worden verkocht op of omstreeks het tijdstip van de invoer van de te waarderen goederen.
  • 2. 
    Bij gebrek aan een eenheidsprijs zoals bedoeld in lid 1, wordt als eenheidsprijs de prijs gebruikt waartegen de ingevoerde goederen of de in dezelfde staat verkerende ingevoerde identieke of soortgelijke goederen in het douanegebied van de Unie worden verkocht op het vroegste tijdstip na de invoer van de te waarderen goederen, en in ieder geval binnen 90 dagen na die invoer.
  • 3. 
    Bij gebrek aan een eenheidsprijs zoals bedoeld in de leden 1 en 2, wordt op verzoek van de aangever de eenheidsprijs gebruikt waartegen de ingevoerde goederen in het douanegebied van de Unie worden verkocht nadat zij verdere be- of verwerkingen hebben ondergaan, onder aftrek van de waarde die door deze be- of verwerking is toegevoegd.
  • 4. 
    De volgende verkopen komen niet in aanmerking voor het vaststellen van de douanewaarde overeenkomstig artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek:
 

a)

de verkoop van goederen op een ander handelsniveau dan het eerste handelsniveau na de invoer;

 

b)

de verkoop aan verbonden personen;

 

c)

de verkoop aan personen die, direct of indirect, gratis of tegen verminderde prijs, de goederen of diensten in artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek leveren om te worden gebruikt bij de productie en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen;

 

d)

de verkoop waarvan de hoeveelheden niet voldoende zijn om de eenheidsprijs vast te stellen.

  • 5. 
    Bij het vaststellen van de douanewaarde wordt het volgende afgetrokken van de in overeenstemming met de leden 1 tot en met 4 bedoelde eenheidsprijs:
 

a)

hetzij de commissies die gewoonlijk worden betaald of overeengekomen, hetzij de gebruikelijke opslagen voor winst en algemene kosten (inclusief directe en indirecte kosten in verband met het verhandelen van de betrokken goederen) bij verkopen in het douanegebied van de Unie van ingevoerde goederen van dezelfde aard of met hetzelfde karakter, waaronder goederen worden verstaan van een groep of reeks van goederen die door een bepaalde industriesector worden geproduceerd;

 

b)

de gebruikelijke kosten van vervoer en verzekering en aanverwante kosten, gemaakt in het douanegebied van de Unie;

 

c)

rechten bij invoer en andere belastingen die in het douanegebied van de Unie moeten worden voldaan vanwege de invoer of de verkoop van de goederen.

  • 6. 
    De douanewaarde van bepaalde in consignatie ingevoerde aan bederf onderhevige goederen zoals bedoeld in bijlage 23-02 mag rechtstreeks worden bepaald overeenkomstig artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek. Hiertoe worden de eenheidsprijzen door de lidstaten aan de Commissie meegedeeld en door de Commissie via Taric bekendgemaakt overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (16).

Deze eenheidsprijzen mogen worden gebruikt om de douanewaarde vast te stellen van de ingevoerde goederen voor tijdvakken van 14 dagen. Elk tijdvak begint op een vrijdag.

De eenheidsprijzen worden als volgt berekend en medegedeeld:

 

a)

na toepassing van de in lid 5 bedoelde aftrekken wordt een eenheidsprijs per 100 kg netto voor elke categorie goederen door de lidstaten aan de Commissie meegedeeld. De lidstaten mogen vaste bedragen vaststellen voor de in lid 5, onder b), bedoelde kosten die zij aan de Commissie meedelen;

 

b)

het referentietijdvak voor de bepaling van de eenheidsprijzen is het voorafgaande tijdvak van 14 dagen dat eindigt op de donderdag voorafgaande aan de week waarin de nieuwe eenheidsprijzen moeten worden vastgesteld;

 

c)

de lidstaten stellen de Commissie uiterlijk om 12.00 uur op de maandag van de week waarin zij door de Commissie worden bekendgemaakt in kennis van de eenheidsprijzen in euro. Wanneer die dag een feestdag is, geschiedt de mededeling op de voorafgaande werkdag. De eenheidsprijzen zijn slechts van toepassing indien deze kennisgeving door de Commissie bekend is gemaakt.

Artikel 143

Methode van de berekende waarde

(Artikel 74, lid 2, onder d), van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 74, lid 2, onder d), van het wetboek kunnen de douaneautoriteiten voor het vaststellen van de douanewaarde geen enkele persoon die niet in het douanegebied van de Unie is gevestigd oproepen of dwingen om ter controle boekhoudkundige rekeningen of andere documenten over te leggen.
  • 2. 
    Onder de kosten of de waarde van de materialen en van de vervaardiging zoals bedoeld in artikel 74, lid 2, onder d), i), van het wetboek zijn begrepen de kosten van de elementen zoals bedoeld in artikel 71, lid 1, onder a), ii) en iii), van het wetboek. Daaronder vallen ook de omgeslagen kosten van in artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek omschreven producten of diensten die door de koper (direct of indirect) zijn geleverd om te worden gebruikt bij de productie van de te waarderen goederen. De waarde van de in artikel 71, lid 1, onder b), iv), van het wetboek genoemde elementen die in de Unie zijn verricht of vervaardigd, wordt slechts opgenomen voor zover deze elementen in rekening worden gebracht aan de producent.
  • 3. 
    De kosten van de productie omvatten alle uitgaven die het scheppen, uitbreiden of aanzienlijk verbeteren van economische goederen met zich brengen. Zij omvatten tevens de in artikel 71, lid 1, onder b), ii) en iii), van het wetboek genoemde kosten.
  • 4. 
    De in artikel 74, lid 2, onder d), ii), van het wetboek genoemde bedrijfskosten omvatten de directe en indirecte kosten van de productie en de verkoop voor uitvoer van de goederen, voor zover deze kosten niet zijn inbegrepen krachtens artikel 74, lid 2, onder d), i), van het wetboek.

Artikel 144

Fall-backmethode

(Artikel 74, lid 3, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor het vaststellen van de douanewaarde krachtens artikel 74, lid 3, van het wetboek kan bij de toepassing van de in artikel 70 en artikel 74, lid 2, van het wetboek vastgestelde methoden een redelijke soepelheid worden betracht. De aldus vastgestelde douanewaarde dient zoveel mogelijk op eerder vastgestelde douanewaarden te worden gebaseerd.
  • 2. 
    Wanneer de douanewaarde niet met toepassing van lid 1 kan worden vastgesteld, worden andere passende methoden gebruikt. In dit geval wordt de douanewaarde niet vastgesteld op basis van een van de volgende zaken:
 

a)

de verkoopprijs, in het douanegebied van de Unie, van goederen die in het douanegebied van de Unie zijn geproduceerd;

 

b)

een stelsel waarbij de hoogste van de twee in aanmerking komende waarden voor de douanewaarde wordt gebruikt;

 

c)

de prijs van goederen op de binnenlandse markt van het land van uitvoer;

 

d)

de kosten van de productie, andere dan de berekende waarden die krachtens artikel 74, lid 2, onder d), van het wetboek voor identieke of soortgelijke goederen zijn vastgesteld;

 

e)

prijzen voor uitvoer naar een derde land;

 

f)

minimumdouanewaarden;

 

g)

willekeurig vastgestelde of fictieve waarden.

Artikel 145

Bewijsstukken met betrekking tot de douanewaarde

(Artikel 163, lid 1, van het wetboek)

Als bewijsstuk is de factuur vereist die betrekking heeft op de aangegeven transactiewaarde.

Artikel 146

Valutaomrekening voor de vaststelling van de douanewaarde

(Artikel 53, lid 1, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel 53, lid 1, onder a), van het wetboek worden de volgende wisselkoersen gebruikt voor de valutaomrekening om de douanewaarde vast te stellen:
 

a)

de wisselkoers die de Europese Centrale Bank bekend heeft gemaakt voor de lidstaten die de euro als munt hebben;

 

b)

de wisselkoers die bekend is gemaakt door de bevoegde nationale autoriteit of, wanneer de nationale autoriteit een particuliere bank heeft aangewezen om de wisselkoers bekend te maken, de koers die door deze particuliere bank bekend is gemaakt voor de lidstaten die de euro niet als munt hebben.

  • 2. 
    De te gebruiken wisselkoers overeenkomstig lid 1 is de wisselkoers die op de voorlaatste woensdag van elke maand bekend wordt gemaakt.

Wanneer op die dag geen wisselkoers bekend is gemaakt, geldt de meest recent gepubliceerde koers.

  • 3. 
    De wisselkoers is gedurende een maand van toepassing, te rekenen vanaf de eerste dag van de volgende maand.
  • 4. 
    Wanneer geen wisselkoers zoals bedoeld in de leden 1 en 2 bekend is gemaakt, wordt de te gebruiken koers voor de toepassing van artikel 53, lid 1, onder a), van het wetboek door de betrokken lidstaat bepaald. Deze koers moet zo goed mogelijk rekening houden met de waarde van de valuta van de betrokken lidstaat.

TITEL III

DOUANESCHULD EN ZEKERHEIDSTELLING

HOOFDSTUK 1

Zekerheidstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 147

Elektronische systemen voor zekerheidstelling

(Artikel 16 van het wetboek)

Voor de uitwisseling en opslag van informatie over zekerheidstellingen die in meer dan één lidstaat kunnen worden gebruikt, wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.

De eerste alinea van dit artikel is van toepassing met ingang van de datum van de uitrol van het DWU GUM-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU.

Artikel 148

Zekerheidstelling per aangifte voor een mogelijke douaneschuld

(Artikel 90, lid 1, tweede alinea, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer zekerheidstelling verplicht is, dekt een zekerheid voor een mogelijke douaneschuld voor een enkele transactie (zekerheid per aangifte) het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomt met de douaneschuld die kan ontstaan, berekend op basis van de hoogste tarieven die van toepassing zijn op goederen van dezelfde soort.
  • 2. 
    Wanneer de andere verschuldigde heffingen in verband met de invoer of uitvoer van goederen door de zekerheidstelling per aangifte moeten worden gedekt, wordt de berekening ervan gebaseerd op de hoogste tarieven die van toepassing zijn op goederen van dezelfde soort in de lidstaat wanneer de betrokken goederen onder de douaneregeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst.

Artikel 149

Facultatieve zekerheidstelling

(Artikel 91 van het wetboek)

Wanneer de douaneautoriteiten besluiten een zekerheidstelling te verlangen die facultatief is, zijn de artikelen 150 tot en met 158 van deze verordening van toepassing.

Artikel 150

Zekerheidstelling in de vorm van een storting van contant geld

(Artikel 92, lid 1, onder a), van het wetboek)

Wanneer een zekerheid voor bijzondere regelingen of tijdelijke opslag wordt verlangd en in de vorm van een storting van contant geld als een zekerheid per aangifte wordt gesteld, wordt die zekerheid gesteld bij de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de goederen onder de regeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst.

Wanneer een bijzondere regeling, anders dan de regeling bijzondere bestemming, is aangezuiverd of het toezicht op de bijzondere bestemming van goederen of de tijdelijke opslag regelmatig is beëindigd, wordt de zekerheid terugbetaald door de douaneautoriteit van de lidstaat waar zij werd gesteld.

Artikel 151

Zekerheidstelling in de vorm van een verbintenis van een borg

(Artikel 92, lid 1, onder b), en artikel 94 van het wetboek)

  • 1. 
    De verbintenis van een borg moet worden goedgekeurd door het douanekantoor waar de zekerheid wordt gesteld (douanekantoor van zekerheidstelling), dat de persoon die de zekerheid moet stellen, in kennis zal stellen van de goedkeuring ervan.
  • 2. 
    Het douanekantoor van zekerheidstelling kan de goedkeuring van de verbintenis van een borg te allen tijde intrekken. Het douanekantoor van zekerheidstelling stelt de borg en de persoon die zekerheid moet stellen, in kennis van de intrekking.
  • 3. 
    Een borg kan zijn verbintenis te allen tijde opzeggen. De borg stelt het douanekantoor van zekerheidstelling in kennis van de opzegging.
  • 4. 
    De opzegging van de verbintenis van de borg heeft geen gevolgen voor goederen die op het tijdstip waarop de opzegging van kracht wordt, op grond van de opgezegde verbintenis reeds onder een douaneregeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst en dat nog steeds zijn.
  • 5. 
    Een zekerheid per aangifte in de vorm van een verbintenis wordt gesteld door middel van het formulier in bijlage 32-01.
  • 6. 
    Een doorlopende zekerheid in de vorm van een verbintenis wordt gesteld door middel van het formulier in bijlage 32-03.
  • 7. 
    Niettegenstaande de leden 5 en 6 en artikel 160 kan elke lidstaat overeenkomstig de nationale wetgeving toestaan dat een verbintenis van een borg in een andere vorm wordt opgesteld dan die in de bijlagen 32-01, 32-02 en 32-03 is vastgesteld, op voorwaarde dat deze dezelfde rechtsgevolgen heeft.

Artikel 152

Zekerheidstelling per aangifte in de vorm van een verbintenis van een borg

(Artikel 89 en artikel 92, lid 1, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een zekerheid per aangifte in de vorm van een verbintenis van een borg wordt gesteld, wordt het bewijs van deze verbintenis gedurende de geldigheidsperiode van de zekerheid door het douanekantoor van zekerheidstelling bewaard.
  • 2. 
    Wanneer een zekerheid per aangifte in de vorm van een verbintenis van een borg wordt gesteld, mag de houder van de regeling de toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer, niet wijzigen.

Artikel 153

Wederzijdse bijstand tussen douaneautoriteiten

(Artikel 92, lid 1, onder c), van het wetboek)

Wanneer een douaneschuld is ontstaan in een andere lidstaat dan de lidstaat die een zekerheid heeft aanvaard in één van de vormen zoals bedoeld in artikel 83, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en die in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt, draagt de lidstaat die de zekerheid heeft aanvaard aan de lidstaat waar de douaneschuld is ontstaan, op verzoek van laatstgenoemde, na het verstrijken van de betalingstermijn het bedrag van de invoer- of uitvoerrechten over binnen de grenzen van de aanvaarde zekerheid en van de niet-betaalde rechten.

Die overdracht geschiedt binnen een maand na ontvangst van het verzoek.

Artikel 154

Zekerheidsreferentienummer en toegangscode

(Artikel 89, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een zekerheid per aangifte in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt, verstrekt het douanekantoor van zekerheidstelling aan de persoon die de zekerheid heeft gesteld of, in het geval van een zekerheid met bewijs van zekerheidstelling, aan de borg de volgende gegevens:
 

a)

een zekerheidsreferentienummer;

 

b)

een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.

  • 2. 
    Wanneer een doorlopende zekerheid in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt, verstrekt het douanekantoor van zekerheidstelling aan de persoon die de zekerheid heeft gesteld de volgende gegevens:
 

a)

een zekerheidsreferentienummer voor elk deel van het te controleren referentiebedrag overeenkomstig artikel 157 van deze verordening;

 

b)

een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.

Op verzoek van de persoon die de zekerheid heeft gesteld, wijst het douanekantoor van zekerheidstelling aan deze zekerheid één of meer aanvullende toegangscodes toe die door deze persoon of zijn vertegenwoordigers kunnen worden gebruikt.

  • 3. 
    Elke keer dat een persoon een zekerheidsreferentienummer doorgeeft aan een douaneautoriteit, controleert deze douaneautoriteit het bestaan en de geldigheid van de zekerheid.

Afdeling 2

Doorlopende zekerheid

Artikel 155

Referentiebedrag

(Artikel 90 van het wetboek)

  • 1. 
    Tenzij anders is bepaald in artikel 158 van deze verordening, is het bedrag van de doorlopende zekerheid gelijk aan een referentiebedrag dat overeenkomstig artikel 90 van het wetboek door het douanekantoor van zekerheidstelling is vastgesteld.
  • 2. 
    Wanneer een doorlopende zekerheid moet worden gesteld voor invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen waarvan het bedrag met zekerheid kan worden vastgesteld op het tijdstip waarop de zekerheidstelling wordt geëist, komt het deel van het referentiebedrag dat deze rechten en heffingen dekt, overeen met het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en de andere heffingen die verschuldigd worden.
  • 3. 
    Wanneer een doorlopende zekerheid moet worden gesteld voor invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen waarvan het bedrag niet met zekerheid kan worden vastgesteld op het tijdstip waarop de zekerheidstelling wordt geëist of waarvan het bedrag in de tijd varieert, wordt het deel van het referentiebedrag dat deze rechten en heffingen dekt als volgt vastgesteld:
 

a)

voor het deel dat de invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen dekt die zijn ontstaan, komt het referentiebedrag overeen met het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen die verschuldigd worden;

 

b)

voor het deel dat de invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen dekt die kunnen ontstaan, komt het referentiebedrag overeen met het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen die in verband met elke douaneaangifte of aangifte tot tijdelijke opslag waarvoor de zekerheid wordt gesteld, verschuldigd kunnen worden in de periode tussen het plaatsen van de goederen onder de betrokken douaneregeling of in tijdelijke opslag en het tijdstip waarop deze regeling wordt aangezuiverd of het toezicht op de bijzondere bestemming van goederen of tijdelijke opslag is beëindigd.

Voor de toepassing van b) wordt rekening gehouden met de hoogste tarieven van invoer- of uitvoerrechten die op goederen van dezelfde soort van toepassing zijn en met de hoogste tarieven van andere heffingen die verschuldigd worden in verband met de invoer of uitvoer van goederen van dezelfde soort in de lidstaat van het douanekantoor van zekerheidstelling.

Wanneer het douanekantoor van zekerheidstelling niet beschikt over de gegevens die nodig zijn om overeenkomstig de eerste alinea het deel van het referentiebedrag vast te stellen, wordt dat bedrag op 10 000 EUR per aangifte vastgesteld.

  • 4. 
    Het douanekantoor van zekerheidstelling stelt het referentiebedrag vast samen met de persoon die zekerheid moet stellen. Bij de vaststelling van het deel van het referentiebedrag overeenkomstig lid 3, stelt het douanekantoor van zekerheidstelling dat bedrag vast op basis van de informatie over de goederen die in de voorgaande twaalf maanden onder de betrokken douaneregelingen of in tijdelijke opslag zijn geplaatst en een raming van de omvang van de voorgenomen handelingen, zoals onder andere blijkt uit de handelsdocumentatie en de boekhouding van de persoon die zekerheid moet stellen.
  • 5. 
    Het douanekantoor van zekerheidstelling onderzoekt het referentiebedrag op eigen initiatief of naar aanleiding van een verzoek van de persoon die zekerheid moet stellen, en past dit bedrag aan om te voldoen aan de bepalingen van dit artikel en artikel 90 van het wetboek.

Artikel 156

Toezicht op het referentiebedrag door de persoon die zekerheid moet stellen

(Artikel 89 van het wetboek)

De persoon die zekerheid moet stellen, zorgt ervoor dat het verschuldigde of mogelijk verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere in verband met de invoer of uitvoer van goederen verschuldigde heffingen, wanneer deze door de zekerheid moeten worden gedekt, het referentiebedrag niet overschrijdt.

De persoon stelt het douanekantoor van zekerheidstelling in kennis wanneer het referentiebedrag niet langer voldoende is om zijn handelingen te dekken.

Artikel 157

Toezicht op het referentiebedrag door de douaneautoriteiten

(Artikel 89, lid 6, van het wetboek)

  • 1. 
    Het toezicht op het deel van het referentiebedrag dat het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dekt, en op andere in verband met de invoer of uitvoer van goederen verschuldigde heffingen, die verschuldigd zullen worden voor goederen die in het vrije verkeer worden gebracht, wordt voor elke douaneaangifte gewaarborgd op het tijdstip dat de goederen onder de regeling worden geplaatst. Wanneer de douaneaangiften voor het vrije verkeer zijn ingediend in overeenstemming met een vergunning zoals bedoeld in artikel 166, lid 2, of artikel 182 van het wetboek, wordt het toezicht op het relevante deel van het referentiebedrag gewaarborgd op basis van de aanvullende aangiften of, indien van toepassing, op basis van de in de administratie opgenomen gegevens.
  • 2. 
    Het toezicht op het deel van het referentiebedrag dat het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dekt, en op andere in verband met de invoer of uitvoer van goederen verschuldigde heffingen, die verschuldigd kunnen worden voor onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen, wordt door middel van het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 273, lid 1, van deze verordening voor elke douaneaangifte gewaarborgd op het tijdstip dat de goederen onder de regeling worden geplaatst. Dit toezicht is niet van toepassing op onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen met gebruikmaking van de vereenvoudiging zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder e), van het wetboek wanneer de douaneaangifte niet wordt verwerkt door het in artikel 273, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem.
  • 3. 
    Het toezicht op het deel van het referentiebedrag dat het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dekt, en op andere in verband met de invoer of uitvoer verschuldigde heffingen voor zover deze gedekt moeten zijn door de zekerheid en die in andere dan de in de leden 1 en 2 genoemde gevallen zullen of kunnen ontstaan, wordt gewaarborgd door regelmatige en passende controle.

Artikel 158

Hoogte van de doorlopende zekerheid

(Artikel 95, leden 2 en 3, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 95, lid 2, van het wetboek, wordt het bedrag van de doorlopende zekerheid verminderd tot:
 

a)

50 % van het deel van het overeenkomstig artikel 155, lid 3, van deze verordening vastgestelde referentiebedrag, voor zover aan de voorwaarden van artikel 84, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is voldaan;

 

b)

30 % van het deel van het overeenkomstig artikel 155, lid 3, van deze verordening vastgestelde referentiebedrag, voor zover aan de voorwaarden van artikel 84, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is voldaan, of

 

c)

0 % van het deel van het overeenkomstig artikel 155, lid 3, van deze verordening vastgestelde referentiebedrag, voor zover aan de voorwaarden van artikel 84, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is voldaan.

  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 95, lid 3, van het wetboek, wordt het bedrag van de doorlopende zekerheid verminderd tot 30 % van het deel van het overeenkomstig artikel 155, lid 2, van deze verordening vastgestelde referentiebedrag.

Afdeling 3

Bepalingen betreffende het Uniedouanevervoer en de regeling in het kader van de TIR- en ATA-overeenkomsten

Onderafdeling 1

Uniedouanevervoer

Artikel 159

Berekening voor de toepassing van gemeenschappelijk douanevervoer

(Artikel 89, lid 2, van het wetboek)

Voor de toepassing van de in artikel 148 en in artikel 155, lid 3, onder b), tweede alinea, van deze verordening bedoelde berekening worden in overeenstemming met de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (17) vervoerde Uniegoederen als niet-Uniegoederen behandeld.

Artikel 160

Zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling

(Artikel 92, lid 1, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    In het kader van de regeling Uniedouanevervoer kan een zekerheidstelling per aangifte in de vorm van een verbintenis van een borg ook worden gesteld door afgifte van bewijzen van zekerheidstelling door de borg aan personen die voornemens zijn als houder van de regeling op te treden.

Het bewijs van deze verbintenis wordt opgesteld met behulp van het formulier in bijlage 32-02 en de bewijzen van zekerheidstelling worden opgesteld met behulp van het formulier in bijlage 32-06.

Elk bewijs van zekerheidstelling dekt een bedrag van 10 000 EUR waarvoor de borg aansprakelijk is.

De geldigheidsduur van een bewijs van zekerheidstelling is één jaar na de datum van afgifte.

  • 2. 
    De borg verstrekt het douanekantoor van zekerheidstelling alle vereiste gegevens over de door hem afgegeven bewijzen van zekerheidstelling per aangifte.
  • 3. 
    Voor elk bewijs van zekerheidstelling deelt de borg aan de persoon die voornemens is als houder van de regeling op te treden, de volgende gegevens mee:
 

a)

een zekerheidsreferentienummer;

 

b)

een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.

De persoon die voornemens is als houder van de regeling op te treden, mag de toegangscode niet wijzigen.

  • 4. 
    De persoon die voornemens is als houder van de regeling op te treden, dient bij het douanekantoor van vertrek een aantal bewijzen van zekerheidstelling in dat overeenstemt met het veelvoud van 10 000 EUR dat vereist is om de som van de in artikel 148 van deze verordening bedoelde bedragen te dekken.

Artikel 161

Intrekking en opzegging van een aangegane verbintenis bij zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling

(Artikel 92, lid 1, onder b), en artikel 94 van het wetboek)

De douaneautoriteit die verantwoordelijk is voor het betrokken douanekantoor van zekerheidstelling, voert in het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 273, lid 1, van deze verordening gegevens in met betrekking tot iedere intrekking of opzegging van een verbintenis die is aangegaan bij zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling, en de datum waarop deze van kracht wordt.

Artikel 162

Doorlopende zekerheid

(Artikel 89, lid 5, en artikel 95 van het wetboek)

  • 1. 
    In het kader van de regeling Uniedouanevervoer kan de doorlopende zekerheid alleen in de vorm van een verbintenis van een borg worden gesteld.
  • 2. 
    Het bewijs van deze verbintenis wordt gedurende de geldigheidsperiode van de zekerheid door het douanekantoor van zekerheidstelling bewaard.
  • 3. 
    De houder van de regeling mag de toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer, niet wijzigen.

Onderafdeling 2

Regelingen in het kader van de van de TIR- en ATA-overeenkomsten

Artikel 163

Aansprakelijkheid van aansprakelijke organisaties bij TIR-operaties

(Artikel 226, lid 3, onder b), van het wetboek)

Voor de toepassing van artikel 8, lid 4, van de douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR, met inbegrip van alle latere wijzigingen daarvan (TIR-overeenkomst), geldt dat wanneer een TIR-operatie op het douanegebied van de Unie plaatsvindt, elke op het douanegebied van de Unie gevestigde aansprakelijke organisatie aansprakelijk kan worden gesteld voor de betaling van het gewaarborgde bedrag voor de onder de TIR-operatie vervoerde betrokken goederen tot ten hoogste 60 000 EUR per TIR-carnet of een overeenkomstig bedrag berekend in een nationale munteenheid.

Artikel 164

Kennisgeving van niet-aanzuivering van een regeling aan aansprakelijke organisaties

(Artikel 226, lid 3, onder b), en c), van het wetboek)

Een geldige kennisgeving van niet-aanzuivering van een regeling overeenkomstig de TIR-overeenkomst of de ATA-overeenkomst, of de overeenkomst van Istanbul, die de douaneautoriteiten van één lidstaat aan een aansprakelijke organisatie doen toekomen, geldt als een kennisgeving aan alle andere aansprakelijke organisaties in een andere lidstaat waarvan is vastgesteld dat deze aansprakelijk zijn voor de betaling van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten of andere heffingen.

HOOFDSTUK 2

Invordering, betaling, terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

Afdeling 1

Vaststelling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten, mededeling van de douaneschuld en boeking

Onderafdeling 1

Artikel 165

Wederzijdse bijstand tussen douaneautoriteiten

(Artikel 101, lid 1, en artikel 102, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een douaneschuld ontstaat, delen de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de inning van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomt met de douaneschuld, de overige betrokken douaneautoriteiten het volgende mee:
 

a)

het feit dat een douaneschuld is ontstaan;

 

b)

de maatregelen die zijn genomen om de verschuldigde bedragen bij de schuldenaar in te vorderen.

  • 2. 
    De lidstaten verlenen elkaar bijstand bij de invordering van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten.
  • 3. 
    Onverminderd artikel 87, lid 4, van het wetboek, geldt dat wanneer de douaneautoriteit van de lidstaat waarin de goederen onder een andere bijzondere regeling dan de regeling douanevervoer of in tijdelijke opslag zijn geplaatst, vóór het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in artikel 80 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 het bewijs verkrijgt dat de feiten die aanleiding geven tot of geacht worden aanleiding te geven tot het ontstaan van de douaneschuld, zich in een andere lidstaat hebben voorgedaan, die douaneautoriteit onmiddellijk en in ieder geval binnen deze termijn alle beschikbare informatie naar de voor die plaats bevoegde douaneautoriteit zendt. De laatstgenoemde douaneautoriteit zendt een ontvangstbevestiging waarin zij meedeelt of zij voor de invordering verantwoordelijk is. Indien binnen 90 dagen geen antwoord wordt ontvangen, gaat de verzendende douaneautoriteit onmiddellijk over tot invordering.
  • 4. 
    Onverminderd artikel 87, lid 4, van het wetboek, geldt dat wanneer de douaneautoriteit van de lidstaat waarin is gebleken dat de douaneschuld is ontstaan met betrekking tot goederen die noch onder een douaneregeling noch onder tijdelijke opslag zijn geplaatst, vóór de mededeling van de douaneschuld het bewijs verkrijgt dat de feiten die aanleiding geven tot of geacht worden aanleiding te geven tot het ontstaan van de douaneschuld, zich in een andere lidstaat hebben voorgedaan, die douaneautoriteit onmiddellijk en in ieder geval vóór die mededeling, alle beschikbare informatie naar de voor die plaats bevoegde douaneautoriteit zendt. De laatstgenoemde douaneautoriteit zendt een ontvangstbevestiging waarin zij meedeelt of zij voor de invordering verantwoordelijk is. Indien binnen 90 dagen geen antwoord wordt ontvangen, gaat de verzendende douaneautoriteit onmiddellijk tot invordering over.

Artikel 166

Centralisatiekantoor voor ATA- of CPD-carnets

(Artikel 226, lid 3, onder c), van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten wijzen een centralisatiekantoor aan dat belast is om alle maatregelen te nemen aangaande douaneschulden die overeenkomstig artikel 79 van het wetboek zijn ontstaan doordat verplichtingen of voorwaarden ten aanzien van ATA- of CPD-carnets niet zijn nageleefd.
  • 2. 
    Elke lidstaat deelt de Commissie het centralisatiekantoor en het referentienummer van dat kantoor mee. De Commissie maakt deze informatie bekend op haar website.

Artikel 167

Invordering van andere heffingen in het kader van de regeling Uniedouanevervoer en bij het douanevervoer overeenkomstig de TIR-overeenkomst

(Artikel 226, lid 3, onder a) en b), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteiten die mededeling hebben gedaan van de douaneschuld en de verplichting tot betaling van andere verschuldigde heffingen in verband met de invoer of uitvoer van goederen die onder de regeling Uniedouanevervoer of onder de regeling douanevervoer overeenkomstig de TIR-overeenkomst zijn geplaatst, bewijs verkrijgen van de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die hebben geleid tot het ontstaan van de douaneschuld en de verplichting om andere heffingen te betalen, schorten deze douaneautoriteiten de invorderingsprocedure op en zenden zij onmiddellijk de ter zake dienende documenten, waaronder gewaarmerkte kopieën van de bewijsstukken, naar de autoriteiten die voor die plaats bevoegd zijn. Tegelijkertijd vragen de verzendende autoriteiten de ontvangende autoriteiten om een bevestiging dat zij bevoegd zijn voor de invordering van de andere heffingen.
  • 2. 
    De ontvangende autoriteiten zenden een ontvangstbevestiging waarin zij verklaren of zij voor de invordering van de andere heffingen bevoegd zijn. Indien binnen 28 dagen geen antwoord wordt ontvangen, hervatten de verzendende autoriteiten onmiddellijk de door hen ingeleide invorderingsprocedure.
  • 3. 
    Alle hangende procedures tot invordering van andere heffingen die door de verzendende autoriteiten zijn ingeleid, worden geschorst zodra de ontvangende autoriteiten een ontvangstbevestiging hebben verzonden waarin zij verklaren dat zij bevoegd zijn voor de invordering van de andere heffingen.

Zodra de ontvangende autoriteiten het bewijs leveren dat zij deze bedragen hebben ingevorderd, betalen de verzendende autoriteiten de reeds ingevorderde andere heffingen terug of beëindigen zij de invorderingsprocedure.

Artikel 168

Kennisgeving van de invordering van rechten en andere heffingen onder de regeling Uniedouanevervoer en douanevervoer overeenkomstig de TIR-overeenkomst

(Artikel 226, lid 3, onder a), en b), van het wetboek)

Wanneer een douaneschuld ontstaat ten aanzien van goederen die onder de regeling Uniedouanevervoer of overeenkomstig de TIR-overeenkomst onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst, stellen de voor de invordering bevoegde douaneautoriteiten het douanekantoor van vertrek in kennis van de invordering van de rechten en andere heffingen.

Artikel 169

Invordering van andere heffingen voor goederen die onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul

(Artikel 226, lid 3, onder c), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteiten die de douaneschuld en de verplichting om andere verschuldigde heffingen te betalen meegedeeld hebben die zijn ontstaan voor goederen die onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul, bewijs verkrijgen van de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de douaneschuld en de verplichting om andere schulden te betalen hebben geleid, zenden deze douaneautoriteiten onmiddellijk de ter zake dienende documenten, waaronder gewaarmerkte kopieën van de bewijsstukken, naar de autoriteiten die voor die plaats bevoegd zijn. Tegelijkertijd vragen de verzendende autoriteiten de autoriteiten die de informatie ontvangen om een bevestiging dat zij bevoegd zijn voor de invordering van de andere heffingen.
  • 2. 
    De ontvangende autoriteiten zenden een ontvangstbevestiging waarin zij verklaren of zij voor de invordering van de andere heffingen bevoegd zijn. Hiertoe gebruiken de ontvangende instanties het model van de decharge in bijlage 33-05 waarbij wordt aangegeven dat de invorderingsprocedure is ingeleid ten aanzien van de aansprakelijke organisatie in de ontvangende lidstaat. Wanneer binnen 90 dagen geen antwoord is ontvangen, hervatten de verzendende autoriteiten onmiddellijk de door hen ingeleide invorderingsprocedure.
  • 3. 
    Wanneer de ontvangende autoriteiten bevoegd zijn, leiden zij, in voorkomend geval na de in lid 2 genoemde termijn, een nieuwe procedure tot invordering van de andere heffingen in en informeren zij onmiddellijk de verzendende autoriteiten.

De ontvangende autoriteiten innen zo nodig bij de aansprakelijke organisatie waarmee zij verbonden zijn het bedrag aan verschuldigde rechten en heffingen volgens de tarieven van de lidstaat waarin deze autoriteiten zijn gevestigd.

  • 4. 
    Zodra de ontvangende autoriteiten aangeven dat zij tot invordering van de andere heffingen bevoegd zijn, betalen de verzendende instanties de eventueel reeds gestorte of voorlopig betaalde bedragen terug aan de aansprakelijke organisatie waarmee zij verbonden zijn.
  • 5. 
    De procedure wordt binnen de termijn van één jaar vanaf de datum van het verstrijken van de geldigheid van het carnet overgedragen, tenzij de betaling definitief is geworden op grond van artikel 7, lid 2, of lid 3, van de ATA-overeenkomst of artikel 9, lid 1, onder b) en c), van bijlage A bij de overeenkomst van Istanbul.

Artikel 170

Invordering van andere heffingen voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul

(Artikel 226, lid 3, onder c), van het wetboek)

In geval van de invordering van andere heffingen voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst overeenkomstig de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul, is artikel 169 van overeenkomstige toepassing.

Onderafdeling 2

Mededeling van de douaneschuld en betalingsvordering jegens de aansprakelijke organisatie

Artikel 171

Betalingsvordering jegens een aansprakelijke organisatie in het kader van de regeling van de ATA-overeenkomst en de overeenkomst van Istanbul

(Artikel 98 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteiten vaststellen dat de douaneschuld is ontstaan voor goederen die door een ATA-carnet zijn gedekt, stellen zij onmiddellijk een vordering jegens de aansprakelijke organisatie in. Het centralisatiekantoor dat de vordering instelt zoals bedoeld in artikel 86 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, zendt tegelijkertijd naar het centralisatiekantoor in het rechtsgebied waarvan het douanekantoor van plaatsing onder tijdelijke invoer zich bevindt, een aan de aansprakelijke organisatie verzonden informatienota over de vordering tot betaling. Het gebruikt daarvoor het formulier in bijlage 33-03.
  • 2. 
    Indien het centralisatiekantoor in het bezit is van de niet-aangezuiverde strook, voegt het een kopie van deze strook bij de informatienota. De informatienota kan steeds worden gebruikt indien dit nodig wordt geacht.
  • 3. 
    Het vaststellingsformulier zoals bedoeld in artikel 86 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 kan worden verzonden nadat de vordering bij de aansprakelijke organisatie is ingediend, maar niet later dan drie maanden na de indiening van de vordering en in elk geval niet later dan zes maanden vanaf de datum waarop de douaneautoriteiten de invorderingsprocedure hebben ingeleid. Het vaststellingsformulier is opgenomen in bijlage 33-04.

Afdeling 2

Terugbetaling en kwijtschelding

Artikel 172

Aanvraag tot terugbetaling of kwijtschelding

(Artikel 22, lid 1, van het wetboek)

Aanvragen tot terugbetaling of kwijtschelding worden ingediend door de persoon die het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten heeft voldaan of gehouden is dit te voldoen, of door eenieder die hem in zijn rechten en verplichtingen is opgevolgd.

Artikel 173

Aanbrenging van goederen als voorwaarde voor terugbetaling of kwijtschelding

(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)

Voor terugbetaling of kwijtschelding is het aanbrengen van de goederen vereist. Wanneer de goederen niet bij de douaneautoriteiten kunnen worden aangebracht, gaat de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit alleen over tot terugbetaling of kwijtschelding wanneer zij over bewijs beschikt dat de betrokken goederen de goederen zijn waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding is verzocht.

Artikel 174

Beperking van de overbrenging van goederen

(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)

Onverminderd artikel 176, lid 4, van deze verordening en totdat er over de aanvraag tot terugbetaling of kwijtschelding is beschikt, mogen de goederen waarvoor terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, niet naar een andere dan de in de aanvraag aangegeven plaats worden overgebracht, tenzij de aanvrager vooraf de in artikel 92, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde douaneautoriteit informeert, die de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit op de hoogte brengt.

Artikel 175

Wederzijdse bijstand tussen de douaneautoriteiten

(Artikel 22 en artikel 116, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer voor de terugbetaling of kwijtschelding aanvullende informatie moet worden verkregen van de douaneautoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de douaneschuld is meegedeeld of waar de goederen door die autoriteit moeten worden onderzocht om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor terugbetaling of kwijtschelding is voldaan, verzoekt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden om bijstand, met vermelding van de aard van de gewenste inlichtingen of de te verrichten controles.

Het verzoek om informatie dient vergezeld te gaan van de gegevens van de aanvraag en alle documenten die nodig zijn voor de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden om de inlichtingen in te winnen of de gevraagde controles uit te voeren.

  • 2. 
    Wanneer de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit het in lid 1 bedoelde verzoek verzendt met behulp van andere middelen dan elektronischegegevensverwerkingstechnieken overeenkomstig artikel 93 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, zendt zij de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden, schriftelijk en in tweevoud een verzoek met behulp van het formulier in bijlage 33-06.
  • 3. 
    De douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden, geeft prompt gevolg aan het in lid 1 bedoelde verzoek.

Binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek verkrijgt de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden, de door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit gevraagde inlichtingen of verricht zij de door deze autoriteit gevraagde controles. Zij vult de verkregen resultaten in het relevante deel van het origineel van het in lid 1 bedoelde verzoek in en stuurt dat document naar de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit terug, samen met alle in lid 1, tweede alinea, bedoelde documenten.

Wanneer de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich bevinden, niet in staat is om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen of de gevraagde controles te verrichten binnen de in de tweede alinea bedoelde termijn, stuurt zij het verzoek, na het van de passende aantekeningen te hebben voorzien, binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek terug.

Artikel 176

Vervulling van douaneformaliteiten

(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de terugbetaling of kwijtschelding afhankelijk is van de vervulling van douaneformaliteiten, deelt de houder van de beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding het toezichthoudende douanekantoor mee dat hij deze formaliteiten heeft vervuld. Wanneer de beschikking erin voorziet dat de goederen kunnen worden uitgevoerd of onder een bijzondere regeling kunnen worden geplaatst, en de schuldenaar van deze mogelijkheid gebruikmaakt, wordt het toezichthoudende douanekantoor het douanekantoor waar de goederen onder die regeling zijn geplaatst.
  • 2. 
    Het toezichthoudende douanekantoor stelt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit in kennis van de vervulling van de douaneformaliteiten waarvan de terugbetaling of kwijtschelding afhankelijk is, door middel van een antwoord zoals bedoeld in artikel 95 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 met behulp van het formulier in bijlage 33-07 van deze verordening.
  • 3. 
    Wanneer de beschikkingsbevoegde autoriteit heeft besloten dat de terugbetaling of kwijtschelding gerechtvaardigd is, wordt het bedrag van de rechten pas terugbetaald of kwijtgescholden nadat de douaneautoriteit de in lid 2 bedoelde informatie heeft ontvangen.
  • 4. 
    De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit kan toestaan dat de douaneformaliteiten waarvan de terugbetaling of de kwijtschelding afhankelijk kan worden gesteld, worden vervuld voordat zij een beschikking neemt. Een dergelijke toestemming is niet van invloed op die beschikking. In deze gevallen zijn de leden 1, 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.
  • 5. 
    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het toezichthoudende douanekantoor verstaan het douanekantoor dat erop toeziet dat, in voorkomend geval, is voldaan aan de formaliteiten of vereisten waarvan de terugbetaling of kwijtschelding van het bedrag aan invoer- en uitvoerrechten afhankelijk is gesteld.

Artikel 177

Formaliteiten in verband met de beschikking betreffende terugbetaling of kwijtschelding

(Artikel 116, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer wordt beschikt dat de terugbetaling of kwijtschelding van de invoer- of uitvoerrechten afhankelijk wordt gesteld van de voorafgaande vervulling van bepaalde douaneformaliteiten, stelt de douaneautoriteit voor de vervulling van deze douaneformaliteiten een termijn vast van ten hoogste 60 dagen vanaf de datum van de mededeling van deze beschikking.
  • 2. 
    Bij niet-naleving van de in lid 1 bedoelde termijn vervalt het recht op terugbetaling of kwijtschelding, tenzij de belanghebbende bewijst dat hij door onvoorziene omstandigheden of overmacht verhinderd was die termijn in acht te nemen.

Artikel 178

Delen of onderdelen van een enkel artikel

(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)

Wanneer de terugbetaling of kwijtschelding afhankelijk is van vernietiging van goederen, het afstaan van goederen aan de staat, plaatsing van goederen onder een bijzondere regeling of de regeling van uitvoer van goederen, maar de bijbehorende formaliteiten zijn alleen vervuld voor een of meer delen of onderdelen van deze goederen, bestaat het terug te betalen of kwijt te schelden bedrag uit het verschil tussen het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor de goederen en het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat op de resterende goederen zou zijn toegepast waarbij een douaneschuld zou zijn ontstaan, op de dag van plaatsing van die goederen.

Artikel 179

Resten en afval

(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)

Wanneer de vernietiging van de goederen waartoe de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit toestemming heeft verleend, resten of afvallen oplevert, dienen deze als niet-Uniegoederen te worden beschouwd zodra een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding is genomen.

Artikel 180

Uitvoer of vernietiging zonder douanetoezicht

(Artikel 116, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    In de gevallen zoals bedoeld in artikel 116, lid 1, tweede alinea, artikel 118 of artikel 120 van het wetboek, geschiedt, de terugbetaling of kwijtschelding op basis van artikel 120 van het wetboek, wanneer de uitvoer of vernietiging niet onder toezicht van de douaneautoriteiten heeft plaatsgevonden, onder de volgende voorwaarden:
 

a)

de aanvrager dient bij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit bewijs in aan de hand waarvan wordt vastgesteld of de goederen, waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

 

a)

de goederen zijn uit het douanegebied van de Unie uitgevoerd;

 

b)

de goederen zijn vernietigd onder toezicht van autoriteiten of personen die gemachtigd zijn om deze vernietiging officieel vast te stellen;

 

b)

de aanvrager geeft de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit ieder document terug dat de Uniestatus van de betreffende goederen bevestigt of informatie bevat die deze Uniestatus bevestigt, en onder dekking waarvan genoemde goederen eventueel het douanegebied van de Unie hebben verlaten, of hij legt alle bewijsstukken over die deze autoriteit noodzakelijk acht om zich ervan te vergewissen dat het betrokken document later niet meer gebruikt kan worden in verband met het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Unie.

  • 2. 
    Als bewijs dat de goederen waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, worden de volgende documenten overgelegd:
 

a)

de bevestiging van de uitgang zoals bedoeld in artikel 334 van deze verordening;

 

b)

het origineel of een eensluidend gewaarmerkte kopie van de douaneaangifte voor de regeling die tot de douaneschuld leidt;

 

c)

waar nodig, handels- of administratieve documenten met een volledige beschrijving van de goederen die waren gevoegd bij de douaneaangifte voor de genoemde regeling of de douaneaangifte tot uitvoer uit het douanegebied van de Unie of de douaneaangifte van de goederen in het derde land van bestemming.

  • 3. 
    Als bewijs dat de goederen waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, zijn vernietigd onder toezicht van autoriteiten of personen die gemachtigd zijn om deze vernietiging officieel vast te stellen, wordt een van de volgende documenten overgelegd:
 

a)

een proces-verbaal of de verklaring van vernietiging afgegeven door de autoriteiten onder wiens toezicht de vernietiging van de goederen heeft plaatsgevonden, of een eensluidend gewaarmerkte kopie daarvan;

 

b)

een certificaat opgesteld door de persoon die gemachtigd is de vernietiging vast te stellen, en gegevens waaruit deze machtiging blijkt.

Deze documenten bevatten een nauwkeurige beschrijving van de vernietigde goederen zodat aan de hand van een vergelijking van de gegevens in de douaneaangifte voor een douaneregeling die tot de douaneschuld leidt en de bewijsstukken blijkt dat de vernietigde goederen dezelfde zijn als de goederen die onder de genoemde regeling waren geplaatst.

  • 4. 
    Wanneer het in de leden 2 en 3 bedoelde bewijs onvoldoende is voor de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit om een beschikking te nemen over het haar voorgelegde geval, of wanneer bepaalde bewijsstukken niet beschikbaar zijn, kan dergelijk bewijs worden aangevuld met of worden vervangen door alle andere documenten die de genoemde autoriteit noodzakelijk acht.

Artikel 181

Aan de Commissie te verstrekken informatie

(Artikel 121, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    Elke lidstaat deelt de Commissie een lijst van gevallen mee waarin terugbetaling of kwijtschelding is verleend op basis van artikel 119 of artikel 120 van het wetboek en waarin het aan een bepaalde schuldenaar door één enkele vergissing of een bijzondere omstandigheid terugbetaalde of kwijtgescholden bedrag dat met meerdere invoer- of uitvoerverrichtingen verband houdt, hoger is dan 50 000 EUR, behalve voor de in artikel 116, lid 3, van het wetboek bedoelde gevallen.
  • 2. 
    De mededeling wordt in het eerste en het derde kwartaal van elk jaar gedaan voor alle gevallen ten aanzien waarvan in het voorbije halfjaar werd besloten om tot terugbetaling of kwijtschelding van rechten over te gaan.
  • 3. 
    Wanneer een lidstaat gedurende het betreffende halfjaar niet heeft beschikt over de in lid 1 bedoelde zaken, stuurt het de Commissie een mededeling met de vermelding „niet van toepassing”.
  • 4. 
    Elke lidstaat houdt ter beschikking van de Commissie een lijst van gevallen bij waarin terugbetaling of kwijtschelding is verleend op basis van artikel 119 of artikel 120 van het wetboek en waarin het terugbetaalde of kwijtgescholden bedrag gelijk is aan of lager is dan 50 000 EUR.
  • 5. 
    Voor elk van de in dit artikel bedoelde gevallen, dient de volgende informatie te worden verstrekt:
 

a)

het referentienummer van de douaneaangifte of van het document waarin de schuld wordt meegedeeld;

 

b)

de datum van de douaneaangifte of van het document waarin de schuld wordt meegedeeld;

 

c)

de aard van de beschikking;

 

d)

de rechtsgrondslag voor de beschikking;

 

e)

het bedrag en de valuta;

 

f)

de bijzonderheden van het geval (inclusief een korte uiteenzetting van de redenen waarom de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat aan de voorwaarden voor kwijtschelding/terugbetaling van de desbetreffende rechtsgrondslag is voldaan).

TITEL IV

HET BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN IN HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE

HOOFDSTUK 1

Summiere aangifte bij binnenbrengen

Artikel 182

Elektronisch systeem voor summiere aangiften bij binnenbrengen

(Artikel 16 van het wetboek)

Een overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek opgezet elektronisch informatie- en communicatiesysteem wordt gebruikt voor de indiening, verwerking, opslag en uitwisseling van informatie over summiere aangiften bij binnenbrengen en voor de daaropvolgende uitwisselingen van informatie zoals bedoeld in dit hoofdstuk.

In afwijking van de eerste alinea van dit artikel gebruiken de lidstaten tot de datum waarop de upgrade van het daarin bedoelde systeem overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU plaatsvindt, het elektronische systeem dat is ontwikkeld voor de indiening en uitwisseling van informatie over summiere aangiften bij binnenbrengen in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek.

Artikel 183

Indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen

(Artikel 127, leden 5 en 6, van het wetboek)

  • 1. 
    De gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen kunnen in meer dan één gegevensset worden verstrekt.
  • 2. 
    Voor de indiening van de summiere aangifte bij binnenbrengen met behulp van meer dan één gegevensset is het douanekantoor van eerste binnenkomst het douanekantoor waarvan de betrokkene kennis heeft op het tijdstip waarop de gegevens worden ingediend, met name op basis van de plaats waarnaar de goederen zijn verzonden.
  • 3. 
    Tot de datums van de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU zijn de leden 1 en 2 van dit artikel niet van toepassing.

Artikel 184

Verplichting te informeren ten aanzien van de verstrekking van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door andere personen dan de vervoerder

(Artikel 127, lid 6, van het wetboek)

  • 1. 
    In de gevallen als bedoeld in artikel 112, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vermeldt de vervoerder en eenieder die een cognossement afgeeft in de gedeeltelijke gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen, de identiteit van eenieder die een vervoersovereenkomst met hen heeft gesloten, een cognossement voor dezelfde goederen heeft afgegeven en de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet aan hen beschikbaar stelt.

Wanneer de geadresseerde die is vermeld op het cognossement dat geen onderliggende cognossementen heeft, de vereiste gegevens niet ter beschikking stelt aan de persoon die het cognossement afgeeft, vermeldt deze persoon de identiteit van de geadresseerde.

  • 2. 
    In de gevallen als bedoeld in artikel 112, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 stelt de persoon die het cognossement afgeeft, de persoon die de vervoersovereenkomst met hem heeft gesloten in kennis van de afgifte van dit cognossement en geeft het cognossement aan hem af.

In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die het cognossement afgeeft, de persoon met wie hij deze overeenkomst sluit in kennis van de afgifte van dit cognossement.

  • 3. 
    In de gevallen als bedoeld in artikel 113, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vermeldt de vervoerder en eenieder die een luchtvrachtbrief afgeeft, in de gedeeltelijke gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van eenieder die een vervoersovereenkomst met hen heeft gesloten, een luchtvrachtbrief voor dezelfde goederen heeft afgegeven en de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet aan hen beschikbaar stelt.
  • 4. 
    In de gevallen als bedoeld in artikel 113, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 stelt de persoon die een luchtvrachtbrief afgeeft, de persoon die de vervoersovereenkomst met hem heeft gesloten, in kennis van de afgifte van deze luchtvrachtbrief en geeft de luchtvrachtbrief aan hem af.

In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die de luchtvrachtbrief afgeeft, de persoon met wie hij deze overeenkomst sluit in kennis van de afgifte van deze luchtvrachtbrief.

  • 5. 
    In de gevallen als bedoeld in artikel 113, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vermeldt de vervoerder in de gedeeltelijke gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van de postaanbieder die de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet aan hem beschikbaar stelt.
  • 6. 
    Tot de datum waarop de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, zijn de leden 1 tot en met 5 niet van toepassing.

Artikel 185

Registratie van de summiere aangifte bij binnenbrengen

(Artikel 127, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten registreren de summiere aangifte bij binnenbrengen na de ontvangst ervan, stellen de persoon die deze aangifte heeft ingediend, onmiddellijk van de registratie in kennis en delen hem de MRN van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de datum van registratie mee.
  • 2. 
    Wanneer de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen in meer dan één gegevensset worden verstrekt, registreren de douaneautoriteiten na ontvangst elke indiening van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, stellen zij de persoon die deze gegevens heeft ingediend onmiddellijk van hun registratie in kennis en delen zij deze persoon een MRN mee van elke indiening, evenals de datum van registratie voor elke indiening.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten stellen de vervoerder onmiddellijk in kennis van de registratie, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening in elk van de volgende gevallen:
 

a)

wanneer de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend door een persoon zoals bedoeld in artikel 127, lid 4, tweede alinea, van het wetboek;

 

b)

wanneer gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden verstrekt in overeenstemming met artikel 127, lid 6, van het wetboek.

  • 4. 
    Tot de datums waarop de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU plaatsvindt, zijn lid 2 en lid 3, onder b), niet van toepassing.

Artikel 186

Risicoanalyse

(Artikel 127, lid 3, en artikel 128 van het wetboek)

  • 1. 
    De risicoanalyse wordt uitgevoerd vóór de aankomst van de goederen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst, op voorwaarde dat de summiere aangifte bij binnenbrengen is ingediend binnen de in de artikelen 105 tot en met 109 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vastgestelde termijnen, tenzij een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden uitgevoerd.

In het geval van in containers vervoerde goederen die over zee in het douanegebied van de Unie zijn gebracht zoals bedoeld in artikel 105, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, voltooien de douaneautoriteiten de risicoanalyse binnen 24 uur na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen of, in de gevallen zoals bedoeld in artikel 127, lid 6, van het douanewetboek, na ontvangst van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen die door de vervoerder zijn ingediend.

In aanvulling op de eerste alinea wordt in het geval van goederen die door de lucht in het douanegebied van de Unie worden gebracht, de risicoanalyse uitgevoerd na ontvangst van de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen als bedoeld in artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

  • 2. 
    De risicoanalyse wordt, waar nodig, voltooid na de uitwisseling van risicogerelateerde informatie en de resultaten van risicoanalyses zoals bedoeld in artikel 46, lid 5, van het wetboek.
  • 3. 
    Wanneer voor de voltooiing van de risicoanalyse meer informatie over de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen nodig is, wordt deze analyse pas voltooid nadat deze informatie is vertrekt.

Daartoe verzoeken de douaneautoriteiten de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen om deze informatie, of, indien van toepassing, de persoon die deze gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend. Wanneer deze persoon niet de vervoerder is, stellen de douaneautoriteiten de vervoerder in kennis, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening.

  • 4. 
    Wanneer douaneautoriteiten in het geval van goederen die door de lucht in het douanegebied van de Unie worden gebracht, gegronde redenen hebben om te vermoeden dat de zending een bedreiging vormt voor de beveiliging van de luchtvaart, stellen zij de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen in kennis of, indien van toepassing, de persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend en wanneer deze persoon niet de vervoerder is, stellen zij de vervoerder in kennis op voorwaarde dat de vervoerder toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening en dat de zending is doorgelicht als risicovracht en -post in overeenstemming met punt 6.7.3 van de bijlage bij Besluit C(2010) 774 van de Commissie van 13 april 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart die informatie bevat zoals bedoeld in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr. 300/2008, voordat de zending aan boord van een luchtvaartuig wordt geladen dat het douanegebied van de Unie tot bestemming heeft. Na de kennisgeving laat die persoon de douaneautoriteiten weten of de zending reeds is doorgelicht, of zij is doorgelicht in overeenstemming met de bovengenoemde eisen en of alle relevante informatie over deze doorlichting is verstrekt. De risicoanalyse wordt pas voltooid nadat deze informatie is verstrekt.
  • 5. 
    Wanneer de risicoanalyse in het geval van in containers vervoerde goederen die over zee in het douanegebied van de Unie zijn gebracht zoals bedoeld in artikel 105, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 of in het geval van goederen die door de lucht in het douanegebied van de Unie zijn gebracht, bij de douaneautoriteiten een redelijk vermoeden doet ontstaan dat het binnenbrengen van de goederen in het douanegebied van de Unie een zodanig ernstig veiligheidsrisico inhoudt dat een onmiddellijk optreden is vereist, stellen de douaneautoriteiten de indiener van de summiere aangifte en, indien dit niet de vervoerder is, de vervoerder ervan in kennis (op voorwaarde dat de vervoerder toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening) dat de goederen niet mogen worden geladen. Die kennisgeving geschiedt en die informatie wordt verstrekt onmiddellijk na de ontdekking van het relevante risico en, in geval van in containers vervoerde goederen die over zee in het douanegebied van de Unie zijn gebracht, zoals bedoeld in artikel 105, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, binnen de in lid 1, tweede alinea, vastgelegde termijn.
  • 6. 
    Wanneer is vastgesteld dat een zending een zodanige bedreiging vormt dat bij aankomst een onmiddellijk optreden is vereist, gaat het douanekantoor van eerste binnenkomst bij aankomst van de goederen over tot actie.
  • 7. 
    Wanneer een risico is onderkend dat niet een zodanig ernstig veiligheidsrisico vormt dat onmiddellijk optreden is vereist, geeft het douanekantoor van eerste binnenkomst de resultaten van de risicoanalyse inclusief, waar nodig, informatie over de meest geschikte plaats voor het uitvoeren van een controleactie en de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door aan het douanekantoor dat mogelijk bij de overbrenging van de goederen betrokken is.
  • 8. 
    Wanneer goederen waarvoor, in overeenstemming met artikel 104, lid 1, onder c) tot en met k), onder m) en onder n), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en artikel 104, lid 2, eerste alinea, van die verordening, een ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen wordt verleend, het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt de risicoanalyse bij het aanbrengen van de goederen uitgevoerd op basis van de aangifte tot tijdelijke opslag of de douaneaangifte voor deze goederen, indien deze beschikbaar zijn.
  • 9. 
    Bij de douane aangebrachte goederen kunnen voor een douaneregeling worden vrijgegeven zodra de risicoanalyse is uitgevoerd en de resultaten van de risicoanalyse en, in voorkomend geval, de maatregelen die zijn genomen, dit mogelijk maken.
  • 10. 
    De risicoanalyse wordt ook uitgevoerd als de gegevens van de summiere aangifte voor binnenbrengen in overeenstemming met artikel 129 van het wetboek zijn gewijzigd. In dat geval wordt de risicoanalyse onmiddellijk na ontvangst van de gegevens voltooid, tenzij onmiddellijk na ontvangst van de gegevens een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden uitgevoerd.

Artikel 187

Risicoanalyse

(Artikel 126 van het wetboek)

  • 1. 
    Tot de datum waarop de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, zijn artikel 186, leden 1 tot en met 8, niet van toepassing.
  • 2. 
    De risicoanalyse wordt uitgevoerd vóór de aankomst van de goederen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst, op voorwaarde dat de summiere aangifte bij binnenbrengen is ingediend binnen de in de artikelen 105 tot en met 109 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vastgestelde termijnen, tenzij een risico wordt vastgesteld.
  • 3. 
    In geval van in containers vervoerde goederen die over zee in het douanegebied van de Unie zijn gebracht zoals bedoeld in artikel 105, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, voltooien de douaneautoriteiten de risicoanalyse binnen 24 uur na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen. Wanneer deze analyse bij de douaneautoriteiten een redelijk vermoeden doet ontstaan dat het binnenbrengen van de goederen in het douanegebied van de Unie een zodanig ernstig veiligheidsrisico inhoudt dat een onmiddellijk optreden is vereist, stellen de douaneautoriteiten de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen en, indien dit niet de vervoerder is, de vervoerder (mits deze toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening) ervan in kennis dat de goederen niet mogen worden geladen. Die kennisgeving geschiedt en die informatie wordt verstrekt onmiddellijk na de ontdekking van het relevante risico en binnen 24 uur na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen
  • 4. 
    Wanneer een vaartuig of luchtvaartuig meer dan één haven of luchthaven aandoet in het douanegebied van de Unie, is het volgende van toepassing, op voorwaarde dat het zich tussen deze havens verplaatst zonder een haven of luchthaven buiten het douanegebied van de Unie aan te doen:
 

a)

voor alle goederen die door genoemd vaartuig of luchtvaartuig worden vervoerd, wordt een summiere aangifte bij binnenbrengen ingediend bij de eerste EU-haven of -luchthaven. De douaneautoriteiten van die haven of luchthaven van binnenkomst voeren de risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden uit voor alle door het betreffende vaartuig of luchtvaartuig vervoerde goederen. Er kunnen aanvullende risicoanalyses voor die goederen worden uitgevoerd in de haven of luchthaven waar zij worden gelost;

 

b)

in het geval van zendingen die een zodanige bedreiging vormen dat een onmiddellijk optreden is vereist, neemt het douanekantoor van de eerste haven of luchthaven van binnenkomst in de Unie verbodsmaatregelen en geeft het in ieder geval de resultaten van de risicoanalyse door aan de volgende havens of luchthavens;

 

c)

bij de volgende havens of luchthavens in het douanegebied van de Unie is artikel 145 van het wetboek van toepassing op goederen die in die haven of luchthaven bij de douane worden aangebracht.

  • 5. 
    Wanneer goederen waarvoor in overeenstemming met artikel 104, lid 1, onder c) tot en met k), m) en n), lid 2 en 2 bis van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 een ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen is verleend, het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt de risicoanalyse uitgevoerd wanneer de goederen worden aangebracht op basis van de aangifte tot tijdelijke opslag of de douaneaangifte voor deze goederen, indien deze beschikbaar zijn.

Artikel 188

Wijziging van een summiere aangifte bij binnenbrengen

(Artikel 129, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door verschillende personen worden ingediend, mag een persoon alleen de door hem ingediende gegevens.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten stellen onmiddellijk de persoon die de wijzigingen van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend, in kennis van hun besluit om de wijzigingen te registreren of te weigeren.

Wanneer de wijzigingen van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden ingediend door een andere persoon dan de vervoerder, stellen de douaneautoriteiten ook de vervoerder in kennis, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening.

  • 3. 
    Tot de datums waarop de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU plaatsvindt, is lid 1 van dit artikel niet van toepassing.

HOOFDSTUK 2

Aankomst van goederen

Afdeling 1

Binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Unie

Artikel 189

Uitwijking van een zeeschip of luchtvaartuig

(Artikel 133 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een zeeschip of een luchtvaartuig dat het douanegebied van de Unie binnenkomt, uitwijkt en naar verwachting eerst aankomt bij een douanekantoor in een lidstaat die in de summiere aangifte bij binnenbrengen niet is vermeld als een land dat deel uitmaakt van het vervoerstraject, deelt de exploitant van dat vervoermiddel deze uitwijking mee aan het douanekantoor dat in de summiere aangifte bij binnenbrengen als het douanekantoor van eerste binnenkomst is vermeld.

De eerste alinea is niet van toepassing wanneer de goederen in overeenstemming met artikel 141 van het wetboek onder de regeling douanevervoer het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht.

  • 2. 
    Het douanekantoor dat in de summiere aangifte bij binnenbrengen als douanekantoor van eerste binnenkomst is vermeld, stelt onmiddellijk na te zijn geïnformeerd in overeenstemming met lid 1 het douanekantoor in kennis dat volgens die informatie het douanekantoor van eerste binnenkomst van de uitwijking is. Het zorgt ervoor dat het douanekantoor van eerste binnenkomst beschikt over de relevante gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de resultaten van de risicoanalyse.

Afdeling 2

Aanbrengen, lossen en onderzoek van goederen

Artikel 190

Aanbrengen van goederen bij de douane

(Artikel 139 van het wetboek)

De douaneautoriteiten kunnen het gebruik van haven- of luchthavensystemen of andere beschikbare informatiemethoden voor het aanbrengen van goederen bij de douane toestaan.

Afdeling 3

Tijdelijke opslag van goederen

Artikel 191

Raadplegingsprocedure tussen de douaneautoriteiten voorafgaand aan het verlenen van een vergunning voor opslagruimten voor tijdelijke opslag

(Artikel 22 van het wetboek)

  • 1. 
    De raadplegingsprocedure zoals bedoeld in artikel 14 van deze verordening wordt gevolgd in overeenstemming met de leden 2 en 3 van dit artikel voordat een besluit wordt genomen om een vergunning te verlenen voor het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag waarbij meer dan één lidstaat is betrokken, tenzij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit van mening is dat niet aan de voorwaarden voor het verlenen van een dergelijke vergunning is voldaan.

Vóór de afgifte van de vergunning dient de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit toestemming te verkrijgen van de geraadpleegde douaneautoriteiten.

  • 2. 
    De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit zendt de aanvraag en de ontwerpvergunning uiterlijk 30 dagen na de datum van aanvaarding van de aanvraag aan de geraadpleegde douaneautoriteiten.
  • 3. 
    De geraadpleegde douaneautoriteiten delen binnen 30 dagen na de datum waarop zij in kennis zijn gesteld van de ontwerpvergunning hun bezwaren of goedkeuring mee. De bezwaren moeten naar behoren worden gemotiveerd.

Wanneer de bezwaren binnen deze termijn kenbaar worden gemaakt en er binnen 60 dagen na de datum waarop de ontwerpvergunning was meegedeeld, geen overeenstemming wordt bereikt tussen de geraadpleegde en raadplegende autoriteiten, wordt de vergunning alleen verleend voor het deel van de aanvraag waarop de bezwaren geen betrekking hadden.

Indien de geraadpleegde douaneautoriteiten geen bezwaren uiten binnen de termijn, worden zij geacht hun instemming te hebben gegeven.

Artikel 192

Aangifte tot tijdelijke opslag

Wanneer een douaneaangifte wordt ingediend vóór de verwachte aanbrenging van de goederen bij de douane in overeenstemming met artikel 171 van het wetboek, kunnen de douaneautoriteiten deze aangifte als een aangifte tot tijdelijke opslag beschouwen.

Artikel 193

Overbrenging van goederen in tijdelijke opslag

(Artikel 148, lid 5, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de overbrenging plaatsvindt tussen opslagruimten voor tijdelijke opslag die onder de verantwoordelijkheid van verschillende douaneautoriteiten vallen, stelt de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag vanwaaruit de goederen worden overgebracht:
 

a)

de douaneautoriteit die belast is met het toezicht op de opslagruimte voor tijdelijke opslag vanwaaruit de goederen zullen worden overgebracht, in kennis van de beoogde overbrenging op de in de vergunning vastgestelde wijze alsook, bij aankomst van de goederen in de opslagruimten voor tijdelijke opslag van bestemming, van de voltooiing van de overbrenging op de in de vergunning vastgestelde wijze;

 

b)

de houder van de vergunning voor de ruimten waarnaar de goederen zijn overgebracht, ervan in kennis dat de goederen zijn verzonden.

  • 2. 
    Wanneer de overbrenging plaatsvindt tussen opslagruimten voor tijdelijke opslag die onder de verantwoordelijkheid van verschillende douaneautoriteiten vallen, stelt de houder van de vergunning voor de ruimten waarnaar de goederen worden overgebracht:
 

a)

de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor deze ruimten, in kennis van de aankomst van de goederen, en

 

b)

bij aankomst van de goederen in de opslagruimten voor tijdelijke opslag van bestemming, de houder van de vergunning van de opslagruimten voor tijdelijke opslag van vertrek daarvan in kennis.

  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie bevat een verwijzing naar de betreffende aangifte tot tijdelijke opslag en de einddatum van de tijdelijke opslag.
  • 4. 
    Wanneer een overbrenging van e goederen in tijdelijke opslag plaatsvindt, blijven de goederen onder de verantwoordelijkheid van de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag vanwaaruit de goederen worden overgebracht, totdat de goederen zijn ingeschreven in de administratie van de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag waarnaar de goederen worden overgebracht, tenzij anders is bepaald in de vergunning.

TITEL V

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DOUANESTATUS, PLAATSING VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING, VERIFICATIE, VRIJGAVE EN VERWIJDERING VAN GOEDEREN

HOOFDSTUK 1

Douanestatus van goederen

Artikel 194

Elektronisch systeem voor het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

Voor de uitwisseling en de opslag van informatie over het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen, zoals bedoeld in artikel 199, lid 1, onder b) en c), van deze verordening wordt een elektronisch systeem gebruikt dat is opgezet overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek. Voor de uitwisseling van informatie over het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen wordt een op EU-niveau geharmoniseerde interface voor bedrijven gebruikt die in onderling overleg door de Commissie en de lidstaten is ontworpen.

De eerste alinea van dit artikel is van toepassing vanaf de uitroldatum van het DWU Bewijs van Uniestatus-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU.

Afdeling 1

Lijndienst

Artikel 195

Raadpleging van de bij de lijndienst betrokken lidstaten

(Artikel 22 van het wetboek)

Vóór de verlening van een vergunning zoals bedoeld in artikel 120 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en na te hebben onderzocht of aan de in artikel 120, lid 2, van die gedelegeerde verordening vastgestelde voorwaarden voor de verlening van de vergunning is voldaan, raadpleegt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de douaneautoriteiten van de bij de lijndienst bij toepassing van artikel 119, lid 2, onder b), van die gedelegeerde verordening betrokken lidstaten, alsmede de douaneautoriteiten van andere lidstaten waarvoor de aanvrager aangeeft plannen te hebben voor toekomstige lijndiensten, of voldaan wordt aan de voorwaarde van artikel 120, lid 2, onder b), van die gedelegeerde verordening.

De raadplegingstermijn bedraagt 15 dagen, te rekenen vanaf de datum van de mededeling door de douaneautoriteit die bevoegd is om te beschikken op de voorwaarden en criteria die door de geraadpleegde douaneautoriteiten moeten worden onderzocht.

Artikel 196

Registratie van vaartuigen en havens

(Artikel 22 van het wetboek)

In afwijking van de termijn neergelegd in artikel 10, eerste alinea, van deze verordening, maakt een douaneautoriteit de informatie die aan haar is verstrekt overeenkomstig artikel 121, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 openbaar via het in artikel 10 genoemde systeem, binnen één werkdag nadat deze informatie aan haar is verstrekt.

Tot de datum waarop het systeem DWU Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, wordt de in de eerste alinea bedoelde informatie beschikbaar gesteld via het elektronische informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten.

Deze informatie is toegankelijk voor de autoriteiten die betrokken zijn bij de lijndienst waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 197

Onvoorziene omstandigheden tijdens het vervoer in het kader van een lijndienst

(Artikel 155, lid 2, van het wetboek)

Wanneer een vaartuig dat geregistreerd is voor een lijndienst, als gevolg van onvoorziene omstandigheden goederen op zee overlaadt dan wel een haven buiten het douanegebied van de Unie, een haven die geen deel uitmaakt van de lijndienst of een vrije zone in een EU-haven aandoet of daar goederen lost of laadt, brengt de scheepvaartmaatschappij onverwijld de douaneautoriteiten van de volgende EU-havens die worden aangedaan, inclusief de autoriteiten langs de voorgenomen route van dat vaartuig, op de hoogte.

De datum waarop het vaartuig zijn activiteiten in de lijndienst hervat, wordt vooraf aan deze douaneautoriteiten meegedeeld.

Artikel 198

Verificatie van de voorwaarden voor lijndiensten

(Artikel 153 van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen van de scheepvaartmaatschappij het bewijs eisen dat artikel 120, lid 2, onder c), en d), en lid 3), en artikel 121, leden 1 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 alsmede artikel 197 van deze verordening werden nagekomen.
  • 2. 
    Wanneer een douaneautoriteit vaststelt dat de in lid 1 bedoelde artikelen niet werden nagekomen door de scheepvaartmaatschappij, stelt deze autoriteit onmiddellijk de douaneautoriteiten van de andere lidstaten waar de lijndienst wordt geëxploiteerd hiervan in kennis, met gebruikmaking van het in artikel 10 van deze verordening bedoelde systeem.

Deze autoriteiten treffen de nodige maatregelen. Totdat het systeem DWU Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU is uitgerold, wordt in plaats van het systeem zoals bedoeld in artikel 10 van deze verordening het elektronische informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten gebruikt.

Afdeling 2

Bewijs van douanestatus van Uniegoederen

Onderafdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 199

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    De volgende middelen dienen, naargelang het geval, te worden gebruikt om aan te tonen dat de goederen de douanestatus van Uniegoederen hebben:
 

a)

de gegevens van de douaneaangifte van goederen die onder de regeling intern douanevervoer zijn geplaatst. In dat geval is artikel 119, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 niet van toepassing;

 

b)

in artikel 205 van deze verordening bedoelde T2L- of T2LF-gegevens;

 

c)

het in artikel 206 van deze verordening bedoelde douanemanifest;

 

d)

de in artikel 211 van deze verordening bedoelde factuur of het vervoersdocument;

 

e)

het in artikel 213 van deze verordening bedoelde visserijlogboek, de aangifte van aanlanding, de aangifte van overlading en het volgsysteem voor vaartuigen, in voorkomend geval;

 

f)

de in artikelen 207 tot en met 210 van deze verordening bedoelde bewijsmiddelen;

 

g)

de in artikel 34 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (18) bedoelde gegevens van de accijnsaangifte;

 

h)

het in artikel 290 van deze verordening bedoelde etiket.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel kan het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen, tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, worden geleverd in de vorm van het scheepvaartmanifest dat op deze goederen betrekking heeft.
  • 3. 
    In afwijking van lid 1, onder d), van dit artikel kan het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen, tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, worden geleverd in de vorm van een factuur of vervoersdocument voor goederen waarvan de waarde niet meer dan 15 000 EUR bedraagt.
  • 4. 
    Wanneer de in lid 1 bedoelde bewijsmiddelen worden gebruikt voor goederen met de douanestatus van Uniegoederen waarbij de verpakking niet de douanestatus van Uniegoederen heeft, bevat dit bewijsmiddel de volgende vermelding:

„N-verpakkingen — [code 98200]”.

  • 5. 
    Wanneer de in lid 1, onder b), c), en d) bedoelde bewijsmiddelen achteraf zijn afgegeven, bevatten zij de volgende vermelding:

„Achteraf afgegeven — [code 98201]”.

  • 6. 
    De in lid 1 bedoelde bewijsmiddelen mogen niet worden gebruikt voor goederen waarvoor de formaliteiten bij uitvoer zijn vervuld of die onder de regeling passieve veredeling zijn geplaatst.

Artikel 200

Visering, registratie en gebruik van bepaalde bewijsmiddelen van de douanestatus van Uniegoederen

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Het bevoegde douanekantoor viseert en registreert de bewijsmiddelen van de douanestatus van Uniegoederen zoals bedoeld in artikel 199, lid 1, onder b) en c), van deze verordening behalve voor gevallen zoals bedoeld in artikel 128, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en stelt de betrokkene in kennis van het MRN van deze bewijsmiddelen.
  • 2. 
    Een document waarin de registratie van de bewijsmiddelen als bedoeld in lid 1 wordt bevestigd, wordt op verzoek van de betrokkene door het bevoegde douanekantoor ter beschikking gesteld. Het wordt verstrekt met behulp van het formulier in bijlage 51-01.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde bewijsmiddelen worden overgelegd aan het bevoegde douanekantoor waar de goederen worden aangebracht nadat zij het douanegebied van de Unie weer zijn binnengekomen, onder vermelding van het MRN ervan.
  • 4. 
    Dat bevoegde douanekantoor ziet toe op het gebruik van de in lid 1 bedoelde bewijsmiddelen, met name om ervoor te zorgen dat de bewijsmiddelen niet worden gebruikt voor andere goederen dan die waarvoor zij zijn afgegeven.

Artikel 201

Visering van een factuur

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

Tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, wordt — indien de totale waarde van de Uniegoederen meer dan 15 000 EUR bedraagt — de factuur of het vervoersdocument zoals bedoeld in artikel 199, lid 3 van deze verordening, naar behoren ingevuld en ondertekend door de betrokkene, door het bevoegde douanekantoor geviseerd.

Artikel 202

Visering van T2L- of T2LF-documenten

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

Tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, viseert het bevoegde douanekantoor, indien lidstaten hebben bepaald dat er andere middelen dan elektronischegegevensverwerkingstechnieken kunnen worden gebruikt, de T2L- of T2LF-documenten en, in voorkomend geval, de gebruikte aanvullende formulieren of ladingslijsten.

Artikel 203

Visering van het scheepvaartmanifest

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

Tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, wordt op verzoek van de scheepvaartmaatschappij het door haar naar behoren ingevulde en ondertekende manifest door het bevoegde douanekantoor geviseerd.

Artikel 204

Toestemming „day-after”-manifest

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

Tot de datum waarop het systeem DWU Bewijs van Uniestatus zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat het in artikel 199, lid 2, bedoelde manifest aan de hand waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig wordt opgesteld. Het manifest dient echter altijd te worden opgesteld vóór de aankomst van het vaartuig in de haven van bestemming.

Artikel 205

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen in de vorm van T2L- of T2LF-gegevens

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer het MRN is vermeld om de douanestatus van Uniegoederen aan te tonen, mogen de T2L- of T2LF-gegevens die als basis van het MRN dienen, uitsluitend voor de eerste aanbrenging van de goederen worden gebruikt.

Indien het T2L of T2LF uitsluitend wordt gebruikt voor een deel van de goederen bij de eerste aanbrenging ervan, wordt een nieuw bewijs opgesteld voor het resterende deel van de goederen overeenkomstig artikel 200 van deze verordening en artikel 123 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

  • 2. 
    Reizigers die geen marktdeelnemer zijn, dienen hun verzoek tot goedkeuring van een T2L of T2LF in met gebruikmaking van het formulier in bijlage 51-01.

Artikel 206

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen in de vorm van een douanemanifest

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Aan elk douanemanifest afzonderlijk wordt één MRN toegewezen.

Er kan uitsluitend een MRN aan een dergelijk manifest worden toegewezen wanneer het betrekking heeft op goederen met de douanestatus van Uniegoederen of goederen die op een vaartuig in een EU-haven worden geladen.

  • 2. 
    De douaneautoriteiten kunnen aanvaarden dat handels-, haven- of vervoersinformatiesystemen worden gebruikt voor de indiening van het verzoek om visering en registratie van het douanemanifest en voor de aanbrenging ervan bij het bevoegde douanekantoor, op voorwaarde dat deze systemen alle informatie bevatten die nodig is voor een dergelijk manifest.

Artikel 207

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen op ATA- of TIR-carnets of formulieren 302

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel 127 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden Uniegoederen op een TIR- of ATA-carnet of op een formulier 302 geïdentificeerd door vermelding van de code „T2L” of „T2LF”. De houder van de regeling kan één van deze codes, indien van toepassing, samen met zijn handtekening op de desbetreffende documenten zetten in het vak dat bestemd is voor de omschrijving van de goederen, alvorens de documenten voor waarmerking over te leggen aan het douanekantoor van vertrek. De passende code „T2L” of „T2LF” wordt gewaarmerkt met het stempel van het douanekantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar.

In geval van een elektronisch formulier 302 kan de houder van de regeling ook een van deze codes opnemen in de gegevens van het formulier 302. In dat geval verricht het kantoor van vertrek de waarmerking in elektronische vorm.

  • 2. 
    Wanneer het TIR-carnet, het ATA-carnet of het formulier 302 zowel op Uniegoederen als op niet-Uniegoederen betrekking heeft, moeten deze goederen afzonderlijk worden vermeld op het document en moet de code „T2L” of „T2LF”, naargelang het geval, zodanig worden ingevuld dat deze duidelijk alleen betrekking heeft op Uniegoederen.

Artikel 208

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor gemotoriseerde wegvoertuigen

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    In geval van in een lidstaat ingeschreven gemotoriseerde wegvoertuigen die het douanegebied van de Unie tijdelijk hebben verlaten en daarna opnieuw zijn binnengekomen, wordt de douanestatus van de Uniegoederen geacht te zijn bewezen wanneer zij vergezeld gaan van hun kentekenplaten en kentekenbewijzen en deze registratie ondubbelzinnig blijkt uit de registratiegegevens op deze platen en bewijzen.
  • 2. 
    Wanneer de douanestatus van Uniegoederen niet geacht wordt te zijn bewezen overeenkomstig lid 1, wordt het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen aangetoond via een van de andere in artikel 199 van deze verordening bedoelde middelen.

Artikel 209

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor verpakkingen

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    In geval van verpakkingen, laadborden en ander soortgelijk materieel, met uitzondering van containers, die toebehoren aan een in het douanegebied van de Unie gevestigde persoon, die worden gebruikt voor het vervoer van goederen en die het douanegebied van de Unie tijdelijk hebben verlaten en opnieuw zijn binnengekomen, wordt de douanestatus van de Uniegoederen geacht te zijn bewezen wanneer kan worden vastgesteld dat de verpakkingen, laadborden en ander soortgelijk materieel toebehoren aan deze persoon, zij worden aangegeven met de douanestatus van Uniegoederen en er geen twijfel bestaat over de juistheid van deze aangifte.
  • 2. 
    Wanneer de douanestatus van Uniegoederen niet geacht wordt te zijn bewezen overeenkomstig lid 1, wordt het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen aangetoond via een van de andere in artikel 199 van deze verordening bedoelde middelen.

Artikel 210

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor goederen in de bagage van een passagier

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

In geval van goederen in de bagage van een passagier die niet voor commerciële doeleinden zijn bestemd en tijdelijk het douanegebied van de Unie hebben verlaten en opnieuw zijn binnengekomen, wordt de douanestatus van Uniegoederen geacht te zijn bewezen wanneer de passagier aangeeft dat zij de douanestatus van Uniegoederen hebben en er geen twijfel bestaat over de juistheid van de aangifte.

Artikel 211

Het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor goederen waarvan de waarde niet meer dan 15 000 EUR bedraagt

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

In geval van goederen met de douanestatus van Uniegoederen waarvan de waarde niet meer dan 15 000 EUR bedraagt, kan de douanestatus van Uniegoederen worden bewezen door het overleggen van de factuur die of het vervoersdocument dat betrekking heeft op de goederen, op voorwaarde dat deze factuur of dit vervoersdocument alleen betrekking heeft op goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben.

Artikel 212

Verificatie van bewijsmiddelen en administratieve bijstand

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

De douaneautoriteiten van de lidstaten verlenen elkaar bijstand bij het controleren van de echtheid en de juistheid van de in artikel 199 van deze verordening bedoelde bewijsmiddelen en bij het verifiëren of de informatie en documenten die overeenkomstig het bepaalde in deze titel en de artikelen 123 tot en met 133 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn verstrekt, juist zijn en of de procedures die zijn aangewend om de douanestatus van de Uniegoederen aan te tonen, correct zijn toegepast.

Onderafdeling 2

Bijzondere bepalingen betreffende producten van de zeevisserij en uit deze producten verkregen goederen

Artikel 213

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor producten van de zeevisserij en uit deze producten verkregen goederen

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

Wanneer producten en goederen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder d) en e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 overeenkomstig artikel 129 van deze gedelegeerde verordening het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt de douanestatus van Uniegoederen bewezen door het overleggen van een visserijlogboek, de aangifte van aanlanding, de aangifte van overlading en het volgsysteem voor vaartuigen, naargelang het geval, zoals vereist in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (19).

Desalniettemin kan de douaneautoriteit die verantwoordelijk is voor de EU-haven van lossing waarnaar deze producten en goederen rechtstreeks worden vervoerd door het EU-vissersvaartuig waarmee de producten zijn gevangen en dat, indien van toepassing, de producten heeft verwerkt, de douanestatus van Uniegoederen in een van de volgende gevallen bewezen achten:

 

a)

er bestaat geen twijfel over de status van de producten en/of goederen;

 

b)

het vissersvaartuig heeft een totale lengte van minder dan 10 meter.

Artikel 214

Producten van de zeevisserij en uit deze producten verkregen goederen die zijn overgeladen en vervoerd via een land of gebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de producten of goederen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder d) en e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voordat zij binnenkomen in het douanegebied van de Unie zijn overgeladen en vervoerd via een land of gebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie, moet op het tijdstip dat de producten of goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen een door de douaneautoriteit van dat land of gebied opgesteld certificaat worden overgelegd waaruit blijkt dat deze producten of goederen in de periode dat zij zich in dat land of gebied bevonden, onder douanetoezicht stonden en geen andere behandeling hebben ondergaan dan die welke voor hun bewaring noodzakelijk was.
  • 2. 
    De certificering van producten en goederen die via een derde land zijn overgeladen en vervoerd, wordt opgemaakt op een afdruk van het visserijlogboek als bedoeld in artikel 133 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, aangevuld met een afdruk van de aangifte van overlading, naargelang het geval.

Artikel 215

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor producten van de zeevisserij en andere producten, gewonnen of gevangen binnen het douanegebied van de Unie door schepen die de vlag van een derde land voeren

(Artikel 153, lid 2, van het wetboek)

Voor producten van de zeevisserij en andere producten, gewonnen of gevangen binnen het douanegebied van de Unie door schepen die de vlag van een derde land voeren, dient het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen te worden geleverd met behulp van het visserijlogboek of een van de andere in artikel 199 van deze verordening bedoelde middelen.

HOOFDSTUK 2

Plaatsing van goederen onder een douaneregeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 216

Elektronisch systeem voor het plaatsen van goederen onder een douaneregeling

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

Voor de verwerking en uitwisseling van informatie in verband met het plaatsen van goederen onder een douaneregeling wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.

De eerste alinea van dit artikel is van toepassing met ingang van de respectieve datums waarop de upgrade van de nationale invoersystemen plaatsvindt en de systemen DWU Bijzondere regelingen en DWU AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold.

Artikel 217

Afgifte van ontvangst voor mondelinge aangiften

(Artikel 158, lid 2, van het wetboek)

Wanneer een douaneaangifte mondeling wordt gedaan in overeenstemming met artikel 135 of 137 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voor goederen die aan rechten bij invoer of uitvoer of andere heffingen zijn onderworpen, geven de douaneautoriteiten een ontvangstbewijs af aan de betrokkene tegen betaling van het voor dat recht of die heffingen verschuldigde bedrag.

Dit ontvangstbewijs bevat ten minste de volgende gegevens:

 

a)

een omschrijving van de goederen die voldoende nauwkeurig is om de goederen te kunnen identificeren;

 

b)

de factuurwaarde of, indien deze niet beschikbaar is, de hoeveelheid van de goederen;

 

c)

het bedrag van de rechten en andere geïnde heffingen;

 

d)

de datum waarop het is afgegeven;

 

e)

de naam van de autoriteit die het heeft afgegeven.

Artikel 218

Douaneformaliteiten die geacht worden te zijn verricht door een handeling als bedoeld in artikel 141, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

(Artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 158, lid 2, van het wetboek)

Voor de toepassing van de artikelen 138, 139 en 140 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden de volgende douaneformaliteiten geacht te zijn verricht door een handeling als bedoeld in artikel 141, lid 1, van die gedelegeerde verordening:

 

a)

het vervoer van de goederen in overeenstemming met artikel 135 van het wetboek en het aanbrengen van de goederen bij de douane in overeenstemming met artikel 139 van het wetboek;

 

b)

het aanbrengen van de goederen bij de douane in overeenstemming met artikel 267 van het wetboek;

 

c)

het aanvaarden van de douaneaangifte door de douaneautoriteiten in overeenstemming met artikel 172 van het wetboek;

 

d)

het vrijgeven van de goederen door de douaneautoriteiten in overeenstemming met artikel 194 van het wetboek.

Artikel 219

Gevallen waarin een douaneaangifte niet geacht wordt te zijn ingediend door een handeling als bedoeld in artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

(Artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 158, lid 2, van het wetboek)

Wanneer bij een controle blijkt dat een handeling als bedoeld in artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is verricht zonder dat de inkomende of vertrekkende goederen goederen zijn als bedoeld in de artikelen 138, 139 en 140 van die gedelegeerde verordening, wordt de douaneaangifte voor die goederen geacht niet te zijn ingediend.

Artikel 220

Goederen in een postzending

(Artikelen 172 en 188 van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneaangifte voor goederen als bedoeld in artikel 141, leden 2, 3 en 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt geacht te zijn aanvaard en de goederen worden geacht te zijn vrijgegeven op de volgende tijdstippen:
 

a)

wanneer de douaneaangifte betrekking heeft op het in het vrije verkeer brengen, op het tijdstip waarop de goederen aan de geadresseerde ter beschikking worden gesteld;

 

b)

wanneer de douaneaangifte betrekking heeft op uitvoer en wederuitvoer, op het tijdstip waarop de goederen het douanegebied van de Unie verlaten.

  • 2. 
    Wanneer de douaneaangifte betrekking heeft op het in het vrije verkeer brengen en het niet mogelijk was de goederen als bedoeld in artikel 141, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 aan de geadresseerde ter beschikking te stellen, wordt de douaneaangifte geacht niet te zijn ingediend.

De goederen die niet aan de geadresseerde ter beschikking zijn gesteld, worden geacht in tijdelijke opslag te zijn totdat zij worden vernietigd, wederuitgevoerd of anderszins verwijderd in overeenstemming met artikel 198 van het wetboek.

Artikel 221

Bevoegd douanekantoor voor het plaatsen van goederen onder een douaneregeling

(Artikel 159 van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de toepassing van de ontheffing van de verplichting om goederen aan te brengen overeenkomstig artikel 182, lid 3, van het wetboek, is het toezichthoudende douanekantoor als bedoeld in artikel 182, lid 3, onder c), tweede alinea, van het wetboek, het douanekantoor dat bevoegd is om goederen onder een douaneregeling te plaatsen als bedoeld in artikel 159, lid 3, van het wetboek.
  • 2. 
    De volgende douanekantoren zijn bevoegd om goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen:
 

a)

het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de exporteur is gevestigd;

 

b)

het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen voor uitvoer worden verpakt of geladen;

 

c)

een ander douanekantoor in de betrokken lidstaat dat om administratieve redenen bevoegd is voor de handelingen in kwestie.

Wanneer de waarde van de goederen niet hoger is dan 3 000 EUR per zending en per aangever en de goederen niet aan verboden of beperkingen zijn onderworpen, is naast de in de eerste alinea bedoelde douanekantoren ook het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van uitgang van de goederen uit het douanegebied van de Unie, bevoegd om goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen.

Wanneer sprake is van onderaanneming, is behalve de in de eerste en tweede alinea bedoelde douanekantoren ook het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de onderaannemer is gevestigd, bevoegd om de goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen.

Wanneer de omstandigheden van een individueel geval dit rechtvaardigen, is ook een ander douanekantoor dat beter is gesitueerd om de goederen bij de douane aan te brengen, bevoegd om de goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen.

  • 3. 
    Mondelinge douaneaangiften tot uitvoer en wederuitvoer worden gedaan op het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van uitgang van de goederen.

Artikel 222

Artikelen

(Artikel 162 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een douaneaangifte twee of meer artikelen omvat, worden de op elk artikel betrekking hebbende vermeldingen in die aangifte beschouwd als een afzonderlijke douaneaangifte.
  • 2. 
    Tenzij specifieke goederen die deel uitmaken van een zending aan verschillende maatregelen zijn onderworpen, worden goederen die deel uitmaken van een zending voor de toepassing van lid 1 beschouwd als één artikel wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

zij moeten worden ingedeeld onder een enkele tariefonderverdeling;

 

b)

zij zijn onderworpen aan een aanvraag voor vereenvoudiging in overeenstemming met artikel 177 van het wetboek.

Afdeling 2

Vereenvoudigde douaneaangiften

Artikel 223

Beheer van tariefcontingenten in vereenvoudigde douaneaangiften

(Artikel 166 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een vereenvoudigde aangifte wordt ingediend voor het in het vrije verkeer brengen van goederen die aan een tariefcontingent zijn onderworpen, en dit contingent wordt beheerd met inachtneming van de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van douaneaangiften, kan de aangever uitsluitend wanneer de vereiste gegevens ofwel in de vereenvoudigde aangifte, ofwel in een aanvullende aangifte beschikbaar zijn, verzoeken om gebruik te mogen maken van het tariefcontingent.
  • 2. 
    Wanneer het verzoek om gebruik te mogen maken van een tariefcontingent dat wordt beheerd met inachtneming van de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van douaneaangiften, in een aanvullende aangifte wordt gedaan, kan dit verzoek pas worden behandeld nadat de aanvullende aangifte is ingediend.
  • 3. 
    Voor de toewijzing van het tariefcontingent wordt rekening gehouden met de datum van aanvaarding van de vereenvoudigde aangifte.

Artikel 224

Bewijsstukken voor vereenvoudigde aangiften

(Artikel 166 van het wetboek)

Wanneer goederen op basis van een vereenvoudigde aangifte onder een douaneregeling zijn geplaatst, worden de bewijsstukken als bedoeld in artikel 163, lid 2, van het wetboek, vóór vrijgave aan de douaneautoriteiten verstrekt.

Artikel 225

Aanvullende aangifte

(Artikel 167, lid 4, van het wetboek)

In het geval van inschrijving in de administratie van de aangever overeenkomstig artikel 182 van het wetboek, wanneer de aanvullende aangifte een algemeen, periodiek of samenvattend karakter heeft en de marktdeelnemer gerechtigd is zelf het verschuldigde bedrag aan invoer- en uitvoerrechten te bepalen, kan deze vergunninghouder de aanvullende aangifte indienen of kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat de aanvullende aangiften beschikbaar zijn via rechtstreekse elektronische toegang tot het systeem van de vergunninghouder.

Afdeling 3

Op alle douaneaangiften toepasselijke bepalingen

Artikel 226

Masterreferentienummer (MRN)

(Artikel 172 van het wetboek)

Behalve in de gevallen waarin een douaneaangifte mondeling wordt gedaan dan wel via een handeling die wordt geacht een douaneaangifte te vormen, of indien de douaneaangifte geschiedt in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever in overeenstemming met artikel 182 van het wetboek, stellen de douaneautoriteiten de aangever in kennis van de aanvaarding van de douaneaangifte en verstrekken zij hem een MRN voor deze aangifte en de datum van aanvaarding ervan.

Dit artikel is niet van toepassing tot de datums waarop de uitrol van de systemen AES en NCTS respectievelijk de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU heeft plaatsgevonden.

Artikel 227

Vóór de aanbrenging van de goederen ingediende douaneaangifte

Wanneer de douaneaangifte wordt ingediend overeenkomstig artikel 171 van het wetboek, verwerken de douaneautoriteiten de verstrekte gegevens vóór de aanbrenging van de goederen, met name met het oog op risicoanalyse.

Afdeling 4

Overige vereenvoudigingen

Onderafdeling 1

Goederen die onder verschillende tariefonderverdelingen vallen

Artikel 228

Goederen die onder verschillende tariefonderverdelingen vallen en onder een enkele onderverdeling worden aangegeven

(Artikel 177, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 177 van het wetboek geldt dat wanneer de goederen in een zending onder tariefonderverdelingen vallen die onderworpen zijn aan een specifiek recht dat onder verwijzing naar dezelfde meeteenheid wordt uitgedrukt, het recht wordt aangerekend op de hele zending op grond van de tariefonderverdeling die aan het hoogste specifieke recht is onderworpen.
  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 177 van het wetboek geldt dat wanneer de goederen in een zending onder tariefonderverdelingen vallen die onderworpen zijn aan een specifiek recht dat onder verwijzing naar verschillende meeteenheden wordt uitgedrukt, het hoogste specifieke recht voor elke meeteenheid wordt toegepast op alle goederen in de zending waarvoor een specifiek recht is uitgedrukt onder verwijzing naar die eenheid, en omgezet in een ad-valoremrecht voor elk type van deze goederen.

Het recht dat wordt aangerekend op de gehele zending, wordt gebaseerd op de tariefonderverdeling die is onderworpen aan het hoogste tarief van het ad-valoremrecht dat voortvloeit uit de omzetting als bedoeld in de eerste alinea.

  • 3. 
    Voor de toepassing van artikel 177 van het wetboek geldt dat wanneer de goederen in een zending onder tariefonderverdelingen vallen die onderworpen zijn aan een ad-valoremrecht en een specifiek recht, het hoogste specifieke recht zoals bepaald in overeenstemming met de leden 1 of 2 wordt omgezet in een ad-valoremrecht voor elk type goederen waarvoor het specifieke recht onder verwijzing naar dezelfde eenheid wordt uitgedrukt.

Het recht dat wordt berekend over de gehele zending, wordt gebaseerd op de tariefonderverdeling is wordt onderworpen aan het hoogste tarief van het ad-valoremrecht, inclusief het ad-valoremrecht dat voortvloeit uit de omzetting als bedoeld in de eerste alinea.

Onderafdeling 2

Gecentraliseerde vrijmaking

Artikel 229

Raadplegingsprocedure tussen douaneautoriteiten in het geval van vergunningen voor gecentraliseerde vrijmaking

(Artikel 22 van het wetboek)

  • 1. 
    De raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 15 wordt gevolgd wanneer een douaneautoriteit een aanvraag ontvangt voor een vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking als bedoeld in artikel 179 van het wetboek waarbij meer dan één douaneautoriteit is betrokken, tenzij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit van mening is dat niet aan de voorwaarden voor het verlenen van een dergelijke vergunning is voldaan.
  • 2. 
    Uiterlijk 45 dagen na de datum van aanvaarding van de aanvraag stelt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de andere betrokken douaneautoriteiten in kennis van:
 

a)

de aanvraag en de ontwerpvergunning, inclusief de termijnen als bedoeld in artikel 231, leden 5 en 6, van deze verordening;

 

b)

in voorkomend geval, een controleprogramma met vermelding van de specifieke controles die door de verschillende betrokken douaneautoriteiten moeten worden uitgevoerd als de vergunning eenmaal is verleend;

 

c)

andere relevante informatie die noodzakelijk wordt geacht door de betrokken douaneautoriteiten.

  • 3. 
    De geraadpleegde douaneautoriteiten delen hun instemming of bezwaren en eventuele wijzigingen in de ontwerpvergunning of het voorgestelde controleprogramma mee binnen 45 dagen na de datum waarop kennis is gegeven van de ontwerpvergunning. Bezwaren moeten naar behoren worden gemotiveerd.

Wanneer er bezwaren worden geuit en er binnen 90 dagen na de datum waarop kennis is gegeven van de ontwerpvergunning geen overeenstemming is bereikt, wordt de vergunning niet verleend voor de delen waarop de bezwaren betrekking hadden. Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteiten geen bezwaren uiten binnen de voorgeschreven termijn, worden zij geacht hun instemming te hebben gegeven.

  • 4. 
    In afwijking van lid 2 en de eerste alinea van lid 3 van dit artikel kunnen de daarin genoemde termijnen door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit met 15 dagen worden verlengd tot de datums waarop respectievelijk de systemen CCI en AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold.

In afwijking van de tweede alinea van lid 3 van dit artikel kan de daarin genoemde termijn door de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit met 30 dagen worden verlengd.

  • 5. 
    In afwijking van lid 2, onder b), van dit artikel wordt altijd kennis gegeven van het daarin genoemde controleprogramma tot de datum waarop het systeem DWU Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold.

Artikel 230

Verificatie van de vergunning

(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten stellen de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit onmiddellijk in kennis van alle voorvallen die zich na het verlenen van de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking voordoen en die op de handhaving of de inhoud van de vergunning van invloed kunnen zijn.
  • 2. 
    De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit stelt alle relevante informatie waarover zij beschikt, beschikbaar aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten wat betreft de douanegerelateerde activiteiten van de geautoriseerde marktdeelnemer die in aanmerking komt voor gecentraliseerde vrijmaking.

Artikel 231

Douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot gecentraliseerde vrijmaking

(Artikel 179, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    De houder van de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking brengt de goederen aan bij het bevoegde douanekantoor dat in deze vergunning is vermeld door een van de volgende zaken in te dienen bij het controlekantoor:
 

a)

een standaard douaneaangifte als bedoeld in artikel 162 van het wetboek;

 

b)

een vereenvoudigde douaneaangifte als bedoeld in artikel 166 van het wetboek;

 

c)

een kennisgeving van aanbrenging als bedoeld in artikel 234, lid 1, onder a), van deze verordening.

  • 2. 
    Wanneer de douaneaangifte geschiedt in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, zijn de artikelen 234, 235 en 236 van deze verordening van toepassing.
  • 3. 
    De toegestane ontheffing van de aanbrenging in overeenstemming met artikel 182, lid 3, van het wetboek, is van toepassing op de gecentraliseerde vrijmaking op voorwaarde dat de vergunninghouder die een douaneaangifte indient in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, aan de verplichtingen in artikel 234, lid 1, onder f), van deze verordening heeft voldaan.
  • 4. 
    Wanneer het controlekantoor de douaneaangifte heeft aanvaard of de in lid 1, onder c), bedoelde kennisgeving heeft ontvangen:
 

a)

verricht het de passende controles om de douaneaangifte of de kennisgeving van aanbrenging te verifiëren;

 

b)

zendt het de douaneaangifte of de kennisgeving en de resultaten van de risicoanalyse onmiddellijk aan het douanekantoor van aanbrenging;

 

c)

deelt het een van de volgende zaken mee aan het douanekantoor van aanbrenging:

 

i)

dat de goederen voor de betreffende douaneregeling kunnen worden vrijgegeven;

 

ii)

dat douanecontroles vereist zijn in overeenstemming met artikel 179, lid 3, onder c), van het wetboek.

  • 5. 
    Wanneer het controlekantoor het douanekantoor van aanbrenging meedeelt dat de goederen kunnen worden vrijgegeven voor de betreffende douaneregeling, deelt het douanekantoor van aanbrenging het controlekantoor binnen de termijn die is vastgesteld in de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking mee of zijn eigen controles, inclusief de controles die betrekking hebben op nationale verboden en beperkingen, van invloed zijn op een dergelijke vrijgave.
  • 6. 
    Wanneer het controlekantoor het douanekantoor van aanbrenging meedeelt dat douanecontroles vereist zijn overeenkomstig artikel 179, lid 3, onder c), van het wetboek, bevestigt het douanekantoor van aanbrenging binnen de in de vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking vastgestelde termijn de ontvangst van het verzoek van het controlekantoor om de vereiste controles uit te voeren en stelt het, indien nodig, het controlekantoor in kennis van zijn eigen controles van de goederen, inclusief de controles die betrekking hebben op nationale verboden en beperkingen.
  • 7. 
    Het controlekantoor stelt het douanekantoor van aanbrenging in kennis van de vrijgave van de goederen.
  • 8. 
    Bij uitvoer stelt het controlekantoor bij het vrijgeven van de goederen de gegevens van de aangifte tot uitvoer, in voorkomend geval aangevuld in overeenstemming met artikel 330 van deze verordening, ter beschikking van het opgegeven douanekantoor van uitgang. Het douanekantoor van uitgang stelt het controlekantoor in kennis van het uitgaan van de goederen in overeenstemming met artikel 333 van deze verordening. Het controlekantoor bevestigt de uitgang aan de aangever in overeenstemming met artikel 334 van deze verordening.
  • 9. 
    Voor goederen waarvoor een vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking geldt, dient de vergunninghouder of de aangever in afwijking van lid 1 van dit artikel, tot de datums waarop respectievelijk de systemen CCI en AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold:
 

a)

de goederen aan te brengen op de plaatsen die in de vergunning zijn vastgesteld en overeenkomstig artikel 139 van het wetboek door de douaneautoriteiten zijn aangewezen of goedgekeurd, tenzij overeenkomstig artikel 182, lid 3, van het wetboek ontheffing is verleend van de verplichting om de goederen aan te brengen, en

 

b)

een douaneaangifte in te dienen of de goederen in zijn administratie in te schrijven bij het in de vergunning vermelde douanekantoor.

  • 10. 
    Tot de datums waarop respectievelijk de systemen CCI en AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold, passen de bevoegde douaneautoriteiten het controleprogramma toe waarin een minimumniveau aan controles is gespecificeerd.
  • 11. 
    In afwijking van de leden 5 en 6 van dit artikel kunnen de douanekantoren waar de goederen worden aangebracht, tot de datums waarop respectievelijk de systemen CCI en AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold, op verzoek van het controlekantoor of op eigen initiatief meer controles verrichten dan de in het controleprogramma opgenomen controles. De resultaten worden gerapporteerd aan het controlekantoor.

Artikel 232

Gecentraliseerde vrijmaking waarbij meer dan één douaneautoriteit betrokken is

(Artikel 179 van het wetboek)

  • 1. 
    Het controlekantoor zendt het volgende naar het douanekantoor van aanbrenging:
 

a)

elke wijziging of ongeldigmaking van de standaard douaneaangifte die zich heeft voorgedaan na de vrijgave van de goederen;

 

b)

wanneer een aanvullende aangifte is ingediend, deze aangifte en elke wijziging of ongeldigmaking daarvan.

  • 2. 
    Wanneer de douane in overeenstemming met artikel 225 van deze verordening via het IT-systeem van de handelaar toegang heeft tot de aanvullende aangifte, zendt het controlekantoor uiterlijk tien dagen na het einde van de termijn waarop de aanvullende aangifte betrekking heeft, de gegevens en elke wijziging of ongeldigmaking van deze uit het IT-systeem verkregen aanvullende aangifte.

Onderafdeling 3

Inschrijving in de administratie van de aangever

Artikel 233

Controleprogramma

(Artikel 23, lid 5, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten stellen een voor de marktdeelnemer specifiek controleprogramma op wanneer zij een vergunning verlenen om een douaneaangifte in te dienen in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever in overeenstemming met artikel 182, lid 1, van het wetboek, waarin het toezicht op de in het kader van de vergunning gebruikte douaneregelingen is geregeld, de frequentie van de douanecontroles is bepaald en wordt gewaarborgd dat, onder meer, doeltreffende douanecontroles kunnen worden verricht in alle stadia van de procedure in de vorm van inschrijving in de administratie van de aangever.
  • 2. 
    Het controleprogramma houdt in voorkomend geval rekening met de verjaringstermijn voor de mededeling van de douaneschuld zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van het wetboek.
  • 3. 
    Het controleprogramma voorziet in de uit te voeren controle wanneer een ontheffing van de aanbrenging is verleend in overeenstemming met artikel 182, lid 3, van het wetboek.
  • 4. 
    In geval van gecentraliseerde vrijmaking wordt in het controleprogramma, waarin de taakverdeling tussen het controlekantoor en het douanekantoor van aanbrenging is gespecificeerd, rekening gehouden met de verboden en beperkingen die van toepassing zijn op de plaats waar het douanekantoor van aanbrenging is gevestigd.

Artikel 234

Verplichtingen van de vergunninghouder die een douaneaangifte indient in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever

(Artikel 182, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De vergunninghouder die een douaneaangifte indient in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever:
 

a)

brengt de goederen aan bij de douane, behalve wanneer artikel 182, lid 3, van het wetboek van toepassing is, en vermeldt de datum van de kennisgeving van aanbrenging in de administratie;

 

b)

vermeldt ten minste de gegevens van een vereenvoudigde douaneaangifte en alle bewijsstukken in de administratie;

 

c)

stelt op verzoek van het controlekantoor de gegevens van de in de administratie opgenomen douaneaangifte en eventuele bewijsstukken beschikbaar, tenzij de douaneautoriteiten toestaan dat de aangever rechtstreekse elektronische toegang tot die informatie in zijn administratie verschaft;

 

d)

stelt aan het controlekantoor informatie beschikbaar over goederen die aan verboden en beperkingen zijn onderworpen;

 

e)

voorziet het controlekantoor van bewijsstukken zoals bedoeld in artikel 163, lid 2, van het wetboek voordat de aangegeven goederen kunnen worden vrijgegeven;

 

f)

zorgt ervoor, wanneer de ontheffing zoals bedoeld in artikel 182, lid 3, van het wetboek van toepassing is, dat de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag over de noodzakelijke informatie beschikt om de beëindiging van de tijdelijke opslag te bewijzen;

 

g)

dient de aanvullende aangifte in bij het controlekantoor op de wijze en binnen de termijn vastgesteld in de vergunning, tenzij ontheffing van de verplichting tot indiening van een aanvullende aangifte is verleend in overeenstemming met artikel 167, lid 2, van het wetboek.

  • 2. 
    De vergunning om een douaneaangifte in te dienen in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever is niet van toepassing op de volgende aangiften:
 

a)

douaneaangiften bestaande uit een aanvraag voor een vergunning voor een bijzondere regeling in overeenstemming met artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;

 

b)

douaneaangiften die zijn ingediend in plaats van een summiere aangifte bij binnenbrengen in overeenstemming met artikel 130, lid 1, van het wetboek.

Artikel 235

Vrijgave van de goederen wanneer een douaneaangifte is ingediend in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever

(Artikel 182 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer in de vergunning om een douaneaangifte in te dienen in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever een termijn is vastgesteld waarbinnen de houder van deze vergunning in kennis moet worden gesteld van de uit te voeren controles, worden de goederen geacht bij het verstrijken van de termijn te zijn vrijgegeven, tenzij het controlekantoor kenbaar heeft gemaakt voornemens te zijn binnen deze termijn een controle uit te voeren.
  • 2. 
    Wanneer in de vergunning geen termijn is vastgelegd zoals bedoeld in lid 1, geeft het controlekantoor de goederen vrij in overeenstemming met artikel 194 van het wetboek.

Artikel 236

Tariefcontingent

(Artikel 182 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een douaneaangifte wordt ingediend in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever voor het in het vrije verkeer brengen van goederen die zijn onderworpen aan een tariefcontingent dat wordt beheerd met inachtneming van de chronologische volgorde van de data waarin de douaneaangiften zijn aanvaard, verzoekt de vergunninghouder die een douaneaangifte in die vorm indient, in een aanvullende aangifte om gebruik te mogen maken van het tariefcontingent.
  • 2. 
    Wanneer het verzoek om gebruik te mogen maken van een tariefcontingent dat wordt beheerd met inachtneming van de chronologische volgorde van de data waarin de douaneaangiften zijn aanvaard, in een aanvullende aangifte wordt gedaan, kan dit verzoek pas worden behandeld wanneer de aanvullende aangifte is ingediend. Voor de toewijzing van het tariefcontingent wordt echter rekening gehouden met de datum waarop de goederen in de administratie van de aangever zijn ingeschreven.
  • 3. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten, tot de datums waarop de upgrade van de nationale systemen voor invoeraangiften zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, bepalen dat het verzoek om gebruik te mogen maken van een tariefcontingent dat overeenkomstig de artikelen 49 tot en met 54 van deze verordening wordt beheerd, in een andere dan de in lid 1 van dit artikel bedoelde vorm wordt gedaan, op voorwaarde dat de lidstaten alle noodzakelijke gegevens tot hun beschikking hebben om de geldigheid van het verzoek te beoordelen.

Onderafdeling 4

Beoordeling door de marktdeelnemer zelf

Artikel 237

Vaststelling van het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten

(Artikel 185, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een marktdeelnemer in overeenstemming met artikel 185, lid 1, een vergunning heeft gekregen om het verschuldigde bedrag aan invoer- en uitvoerrechten vast te stellen, stelt deze marktdeelnemer aan het eind van de door de douaneautoriteiten in de vergunning vastgestelde periode het verschuldigde bedrag aan invoer- en uitvoerrechten voor die periode vast in overeenstemming met de regels die in de vergunning zijn vermeld.
  • 2. 
    Binnen tien dagen na het einde van de door de douaneautoriteiten in de vergunning vastgestelde periode dient de houder van deze vergunning bij het controlekantoor gegevens in over het in overeenstemming met lid 1 vastgestelde bedrag. De douaneschuld wordt geacht op het tijdstip van deze indiening te zijn meegedeeld.
  • 3. 
    De vergunninghouder betaalt het in lid 2 bedoelde bedrag binnen de in de vergunning voorgeschreven termijn en ten laatste binnen de termijn die is vastgesteld in artikel 108, lid 1, van het wetboek.

HOOFDSTUK 3

Verificatie en vrijgave van goederen

Afdeling 1

Verificatie

Artikel 238

Plaats en tijdstip van onderzoek van de goederen

(Artikel 189 van het wetboek)

Wanneer het bevoegde douanekantoor heeft besloten de goederen aan een onderzoek te onderwerpen in overeenstemming met artikel 188, onder c), van het wetboek, of monsters te nemen in overeenstemming met artikel 188, onder d), van het wetboek, wijst het hiervoor het tijdstip en de plaats aan en stelt het de aangever hiervan in kennis.

Op verzoek van de aangever kan het bevoegde douanekantoor een andere plaats aanwijzen dan een douanekantoor of een tijdstip buiten de officiële openingstijden van dat douanekantoor.

Artikel 239

Onderzoek van de goederen

(Artikelen 189 en 190 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer het douanekantoor besluit slechts een gedeelte van de goederen te onderzoeken stelt het de aangever in kennis van de artikelen die het wenst te onderzoeken.
  • 2. 
    Wanneer de aangever weigert bij het onderzoek van de goederen aanwezig te zijn of verzuimt de door de douaneautoriteiten vereiste noodzakelijke bijstand te verrichten, stellen zij een termijn vast voor zijn aanwezigheid of bijstand.

Wanneer de aangever bij het verstrijken van de termijn niet heeft voldaan aan de vereisten van de douaneautoriteiten, gaan de douaneautoriteiten over tot het onderzoek van de goederen voor risico en op kosten van de aangever. Indien nodig kunnen de douaneautoriteiten een beroep doen op de diensten van een deskundige die is aangewezen in overeenstemming met het recht van de betrokken lidstaat, voor zover er geen bepalingen in de Uniewetgeving gelden.

Artikel 240

Monsterneming

(Artikelen 189 en 190 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer het douanekantoor besluit monsters te nemen van de goederen, stelt het de aangever daarvan in kennis.
  • 2. 
    Wanneer de aangever weigert aanwezig te zijn wanneer de monsters worden genomen of verzuimt de door de douaneautoriteiten vereiste noodzakelijke bijstand te verrichten, stellen zij een termijn vast voor zijn aanwezigheid of bijstand.

Wanneer de aangever bij het verstrijken van de termijn niet heeft voldaan aan de vereisten van de douaneautoriteiten, gaan de douaneautoriteiten over tot het nemen van de monsters voor risico en op kosten van de aangever.

  • 3. 
    Het nemen van monsters geschiedt door de douaneautoriteiten zelf. Zij kunnen evenwel eisen dat de monsters door de aangever worden genomen, of een beroep doen op een deskundige om onder hun toezicht de monsters te nemen. De deskundige wordt aangewezen in overeenstemming met het recht van de betrokken lidstaat, voor zover er geen bepalingen in de Uniewetgeving gelden.
  • 4. 
    De bij de monsterneming te nemen hoeveelheden zijn niet groter dan noodzakelijk is om de analyse of het grondige onderzoek, met inbegrip van een eventuele volgende analyse, te kunnen verrichten.
  • 5. 
    De bij de monsterneming genomen hoeveelheden kunnen niet op de aangegeven hoeveelheid in mindering worden gebracht.
  • 6. 
    Wanneer het een aangifte tot uitvoer of een aangifte voor passieve veredeling betreft, kan de aangever de als monsters genomen hoeveelheden goederen vervangen door identieke goederen om de zending aan te vullen.

Artikel 241

Onderzoek van monsters

(Artikelen 189 en 190 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer het onderzoek van monsters van dezelfde goederen tot verschillende resultaten leidt waarvoor een verschillende douanebehandeling is vereist, moeten indien mogelijk extra monsters worden genomen.
  • 2. 
    Wanneer de resultaten van het onderzoek van de extra monsters de verschillende resultaten bevestigen, worden de goederen geacht uit verschillende goederen te bestaan die in hoeveelheden overeenstemmen met de resultaten van het onderzoek. Hetzelfde geldt wanneer het niet mogelijk is om extra monsters te nemen.

Artikel 242

Teruggave of verwijdering van de genomen monsters

(Artikelen 189 en 190 van het wetboek)

  • 1. 
    De genomen monsters worden teruggegeven aan de aangever op diens verzoek, behalve in de volgende gevallen:
 

a)

wanneer de monsters door de analyse of het onderzoek vernietigd zijn;

 

b)

wanneer de monsters door de douaneautoriteiten moeten worden bewaard ten behoeve van een van de volgende zaken:

 

i)

verder onderzoek;

 

ii)

beroeps- of rechtsprocedures.

  • 2. 
    Wanneer de aangever niet om teruggave van de monsters verzoekt, kunnen de douaneautoriteiten de aangever verplichten om eventuele overgebleven monsters in overeenstemming met artikel 198, lid 1, onder c), van het wetboek, weg te voeren of deze te verwijderen.

Artikel 243

Resultaten van de verificatie van de douaneaangifte en van het onderzoek van de goederen

(Artikel 191 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteiten de juistheid van de gegevens in een douaneaangifte verifiëren, leggen zij vast dat een verificatie is uitgevoerd en vermelden zij de resultaten van deze verificatie.

Wanneer slechts een gedeelte van de goederen is onderzocht, worden de onderzochte goederen geregistreerd.

Wanneer de aangever afwezig was, wordt zijn afwezigheid genoteerd.

  • 2. 
    De douaneautoriteiten stellen de aangever van de resultaten van de verificatie in kennis.
  • 3. 
    Wanneer de resultaten van de verificatie van de douaneaangifte niet in overeenstemming zijn met gegevens in de aangifte, stellen de douaneautoriteiten vast en registreren zij met welke gegevens rekening moet worden gehouden met het oog op het volgende:
 

a)

de berekening van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen op de goederen;

 

b)

de berekening van restituties of andere bedragen of financiële voordelen bij uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

 

c)

de toepassing van andere bepalingen van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst.

  • 4. 
    Wanneer de aangegeven niet-preferentiële oorsprong onjuist blijkt te zijn, wordt de oorsprong waarmee voor de toepassing van lid 3, onder a), rekening moet worden gehouden vastgesteld op basis van het door de aangever overgelegde bewijs of, indien dit niet volstaat of toereikend is, op basis van alle beschikbare informatie.

Artikel 244

Zekerheidstelling

(Artikel 191 van het wetboek)

Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de verificatie van de douaneaangifte kan leiden tot een hoger bedrag aan invoer- of uitvoerrechten of andere verschuldigde heffingen dan het bedrag dat voortvloeit uit de gegevens van de douaneaangifte, kunnen de goederen pas worden vrijgegeven bij een zekerheidstelling die het verschil dekt tussen het bedrag van de douaneaangifte en het bedrag dat uiteindelijk verschuldigd kan zijn.

De aangever heeft echter de mogelijkheid om in plaats van het stellen van deze zekerheid te verzoeken om de onmiddellijke mededeling van de douaneschuld die uiteindelijk op de betrokken goederen van toepassing kan zijn.

Artikel 245

Vrijgave van de goederen na verificatie

(Artikel 191 en artikel 194, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteiten op basis van de verificatie van de douaneaangifte een ander bedrag aan invoer- of uitvoerrechten vaststellen dan het bedrag dat voortvloeit uit de gegevens in de aangifte, is artikel 195, lid 1, van het wetboek van toepassing op het aldus vastgestelde bedrag.
  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteiten twijfelen of verboden of beperkingen van toepassing zijn en die twijfel slechts kan worden weggenomen na het verkrijgen van de resultaten van de door de douaneautoriteiten verrichte controles, worden de betreffende goederen niet vrijgegeven.

Afdeling 2

Vrijgave

Artikel 246

Registratie en kennisgeving van de vrijgave van de goederen

(Artikel 22, lid 3, van het wetboek)

De douaneautoriteiten stellen de aangever van de vrijgave van de goederen in kennis en vermelden de vrijgave van de goederen voor de betrokken douaneregeling, waarbij ten minste de referentie van de douaneaangifte of de kennisgeving en de datum van vrijgave van de goederen wordt vermeld.

Artikel 247

Niet vrijgegeven goederen

(Artikel 22, lid 3, van het wetboek)

  • 1. 
    Indien de goederen niet kunnen worden vrijgegeven om een van de in artikel 198, lid 1, onder b), van het wetboek genoemde redenen, of indien na vrijgave ervan blijkt dat de goederen niet aan de voorwaarden voor vrijgave voldeden, geven de douaneautoriteiten de aangever een redelijke termijn om de situatie van de goederen te verhelpen.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten kunnen, voor risico en op kosten van de aangever, de in lid 1 bedoelde goederen overbrengen naar speciale ruimten die onder toezicht staan van de douaneautoriteiten.

Hoofdstuk 4

Verwijdering van goederen

Artikel 248

Vernietiging van goederen

(Artikel 197 van het wetboek)

De douaneautoriteiten stellen de soort en de hoeveelheid van de na vernietiging van de goederen overblijvende resten en afvallen vast om douanerechten en andere heffingen te bepalen die van toepassing zijn op die resten en afvallen wanneer zij onder een douaneregeling zijn geplaatst of zijn wederuitgevoerd.

Artikel 249

Afstand van goederen

(Artikel 199 van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten kunnen een verzoek om goederen aan de staat af te staan in overeenstemming met artikel 199 van het wetboek weigeren wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de goederen kunnen niet worden verkocht in het douanegebied van de Unie of de kosten voor deze verkoop zouden onevenredig zijn ten opzichte van de waarde van de goederen;

 

b)

de goederen moeten worden vernietigd.

  • 2. 
    Een verzoek voor het afstaan van goederen aan de staat wordt geacht te zijn verricht in overeenstemming met artikel 199 van het wetboek wanneer de douaneautoriteiten een openbare oproep hebben gedaan aan de eigenaar om zich te melden en er 90 dagen voorbij zijn gegaan zonder dat de eigenaar zich heeft gemeld.

Artikel 250

Verkoop van goederen en andere door de douaneautoriteiten genomen maatregelen

(Artikel 198, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten kunnen alleen goederen verkopen die aan de staat zijn afgestaan of die in beslag zijn genomen als de koper onmiddellijk de formaliteiten verricht om de goederen onder een douaneregeling te plaatsen of deze weder uit te voeren.
  • 2. 
    Wanneer de goederen worden verkocht tegen een prijs met inbegrip van het bedrag aan invoerrechten en andere heffingen, worden de goederen geacht in het vrije verkeer te zijn gebracht. De douaneautoriteiten berekenen het bedrag van de rechten en boeken dit bedrag. Deze verkoop gebeurt volgens de in de betrokken lidstaat toepasselijke procedures.

TITEL VI

IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN EN VRIJSTELLING VAN INVOERRECHTEN

HOOFDSTUK 1

In het vrije verkeer brengen

Artikel 251

Weegcertificaten voor bananen

(Artikel 163, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    De marktdeelnemer die gerechtigd is om certificaten op te stellen in overeenstemming met artikel 155 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (weegcertificaten voor bananen) doet de douaneautoriteiten van tevoren mededeling van het wegen met het oog op het opstellen van een weegcertificaat voor bananen voor een zending verse bananen dat details bevat over het type verpakking, de oorsprong, de tijd en de plaats van weging.
  • 2. 
    Het weegcertificaat voor bananen is in het bezit van de aangever en staat ter beschikking van de douaneautoriteiten op het tijdstip van de indiening van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen van aan invoerrechten onderworpen verse bananen van GN-code 0803 90 10.
  • 3. 
    In afwijking van lid 2 kunnen de douaneautoriteiten op verzoek van de aangever overeenkomstig artikel 166 van Verordening (EU) nr. 952/2013 besluiten om zendingen verse bananen in het vrije verkeer te brengen met gebruikmaking van een voorlopige aangifte van het gewicht onder de volgende voorwaarden:
 

a)

de vergunning verplicht de importeur de bananen in ongewijzigde staat vanuit dezelfde zending naar de in de vereenvoudigde aangifte bedoelde aangewezen erkende wegers te vervoeren, waar het juiste gewicht en de juiste waarde worden vastgesteld;

 

b)

de aangever draagt de verantwoordelijkheid om het weegcertificaat binnen 10 kalenderdagen nadat de vereenvoudigde aangifte is aanvaard bij het douanekantoor in te dienen waar het in het vrije verkeer brengen plaatsvindt;

 

c)

de aangever stelt een zekerheid zoals bedoeld in artikel 195, lid 1, van het wetboek.

Het voorlopige gewicht kan worden afgeleid uit een eerder weegcertificaat voor bananen van hetzelfde type en dezelfde oorsprong.

  • 4. 
    Het weegcertificaat voor bananen wordt opgesteld met gebruikmaking van het formulier in bijlage 61-02.

Artikel 252

Controle van de weging van verse bananen

(Artikel 188 van het wetboek)

De douanekantoren controleren tenminste 5 % van het totale aantal weegcertificaten dat elk jaar is overgelegd, hetzij door aanwezigheid bij de weging van representatieve steekproeven van de bananen door de marktdeelnemer die gerechtigd is om weegcertificaten voor bananen op te stellen, hetzij door eigen weging van deze steekproeven, overeenkomstig de in de punten 1, 2 en 3, van bijlage 61-03 bedoelde procedure.

HOOFDSTUK 2

Vrijstelling van invoerrechten

Afdeling 1

Terugkerende goederen

Artikel 253

Verplichte informatie

(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)

  • 1. 
    De aangever verstrekt de informatie waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten zijn vervuld aan het douanekantoor waar de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen wordt ingediend.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde informatie kan op een van de volgende manieren worden verstrekt:
 

a)

toegang tot de relevante gegevens van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;

 

b)

een door het bevoegde douanekantoor gewaarmerkte afdruk van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;

 

c)

een door het bevoegde douanekantoor afgegeven document met de relevante gegevens van deze douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer;

 

d)

een door de douaneautoriteiten afgegeven document waarin wordt verklaard dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten zijn vervuld (inlichtingenblad INF 3).

  • 3. 
    Indien uit de informatie waarover de bevoegde douaneautoriteiten beschikken blijkt dat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd en dat de goederen op dat moment voldeden aan de voorwaarden om vrijstelling van invoerrechten als terugkerende goederen te verlenen, is de in lid 2 bedoelde informatie niet vereist.
  • 4. 
    Lid 2 is evenmin van toepassing in gevallen waarin goederen mondeling of door enige andere handeling voor het vrije verkeer kunnen worden aangegeven. Het is evenmin van toepassing op het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen, vervoermiddelen of bepaalde goederen die zijn toegelaten tot een bijzondere douaneregeling tenzij anders is bepaald.

Artikel 254

Goederen die bij uitvoer in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)

Een aangifte voor het vrije verkeer van terugkerende goederen waarvoor bij de uitvoer mogelijkerwijs formaliteiten zijn vervuld met het oog op het verkrijgen van restituties of andere bedragen die zijn ingesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moeten vergezeld gaan van de in artikel 253 van deze verordening bedoelde documenten en van een certificaat dat is opgesteld door de autoriteiten die in de lidstaat van uitvoer bevoegd zijn voor de toekenning van dergelijke restituties of bedragen.

Wanneer de douaneautoriteiten van het douanekantoor waar de goederen voor vrij verkeer zijn aangegeven, informatie bezitten waaruit blijkt dat er geen restitutie of ander bedrag in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is toegekend en ook later niet zal worden toegekend, is het certificaat niet vereist.

Artikel 255

Afgifte inlichtingenblad INF 3

(Artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 203, lid 6, van het wetboek)

  • 1. 
    De exporteur kan het douanekantoor van uitvoer om een inlichtingenblad INF 3 verzoeken.
  • 2. 
    Wanneer de exporteur op het tijdstip van uitvoer om het inlichtingenblad INF 3 verzoekt, wordt het inlichtingenblad INF 3 door het douanekantoor van uitvoer afgegeven op het tijdstip waarop de formaliteiten bij uitvoer voor de goederen zijn vervuld.

Wanneer het mogelijk is dat de uitgevoerde goederen naar het douanegebied van de Unie zullen terugkeren via verschillende douanekantoren, kan de exporteur verzoeken om meerdere inlichtingenbladen INF3, waarbij elk blad betrekking heeft op een deel van de totale hoeveelheid van de uitgevoerde goederen.

  • 3. 
    Wanneer de exporteur na het vervullen van de uitvoerformaliteiten voor de goederen om een inlichtingenblad INF 3 verzoekt, kan het inlichtingenblad INF 3 door het douanekantoor van uitvoer worden afgegeven indien de informatie over de goederen in het verzoek van de exporteur overeenstemt met de informatie over de uitgevoerde goederen waarover het douanekantoor van uitvoer beschikt, en wanneer er met betrekking tot de goederen geen restitutie of ander bedrag in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is toegekend en ook later niet zal worden toegekend.
  • 4. 
    Wanneer een inlichtingenblad INF 3 is afgegeven, kan de exporteur vragen of het douanekantoor van uitvoer dit blad vervangt door meerdere inlichtingenbladen INF3, waarbij elk blad betrekking heeft op een deel van de totale hoeveelheid van de goederen die zijn vermeld op het aanvankelijk afgegeven inlichtingenblad INF 3.
  • 5. 
    De exporteur kan alleen om de afgifte van een inlichtingenblad INF 3 vragen voor een gedeelte van de uitgevoerde goederen.
  • 6. 
    Wanneer een inlichtingenblad INF 3 op papier wordt afgegeven, wordt een kopie bewaard door het douanekantoor van uitvoer dat het heeft afgegeven.
  • 7. 
    Wanneer het oorspronkelijke inlichtingenblad INF 3 op papier is afgegeven en is gestolen, verloren of vernietigd, kan het douanekantoor van uitvoer dat het heeft afgegeven op verzoek van de exporteur een duplicaat afgeven.

De afgifte van het duplicaat wordt door het douanekantoor van uitvoer aangetekend op de kopie van het inlichtingenblad INF 3 dat dit kantoor bezit.

  • 8. 
    Wanneer een inlichtingenblad INF 3 op papier wordt afgegeven, wordt het opgesteld met gebruikmaking van het formulier in bijlage 62-02.

Artikel 256

Communicatie tussen autoriteiten

(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)

Op verzoek van het douanekantoor waar de terugkerende goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, deelt het douanekantoor van uitvoer alle tot zijn beschikking staande informatie mee waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten voor deze goederen zijn vervuld.

Afdeling 2

Producten van zeevisserij en andere uit zee gewonnen producten

Artikel 257

Vrijstelling van invoerrechten

(Artikel 208, lid 2, van het wetboek)

Het bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 208, lid 1, van het wetboek is voldaan, kan worden verstrekt overeenkomstig de artikelen 213, 214 en 215, van deze verordening en de artikelen 130, 131, 132 en 133, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, naargelang het geval.

TITEL VII

BIJZONDERE REGELINGEN

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Afdeling 1

Aanvraag van een vergunning

Artikel 258

Document ter staving van een mondelinge douaneaangifte voor tijdelijke invoer

(Artikel 22, lid 2, van het wetboek)

Wanneer een aanvraag voor een vergunning voor tijdelijke invoer is gebaseerd op een mondelinge douaneaangifte, legt de aangever het in artikel 165 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde document ter staving in tweevoud over: één exemplaar wordt door de douaneautoriteiten geviseerd en aan de houder van de vergunning gegeven.

Afdeling 2

Beschikking op de aanvraag

Artikel 259

Toets op de economische voorwaarden

(Artikel 28, lid 1, onder a), en artikel 211, lid 6, van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer na een aanvraag van een vergunning zoals bedoeld in artikel 211, lid 1, onder a), van het wetboek een toets op de economische voorwaarden is vereist in overeenstemming met artikel 211, lid 6, van het wetboek, zendt de douanedienst van de douaneautoriteit die bevoegd is over de aanvraag te beschikken het dossier onmiddellijk naar de Commissie met het verzoek om een dergelijke toets.
  • 2. 
    Wanneer een douanedienst van een lidstaat na de afgifte van een vergunning voor het gebruik van een veredelingsregeling de beschikking krijgt over bewijs dat de wezenlijke belangen van de producenten van de Unie door het gebruik van deze vergunning waarschijnlijk zullen worden geschaad, zendt de douanedienst het dossier naar de Commissie met het verzoek om een toets op de economische voorwaarden.
  • 3. 
    Een toets op de economische voorwaarden op het niveau van de Unie kan ook plaatsvinden op initiatief van de Commissie wanneer zij bewijs heeft dat de wezenlijke belangen van de producenten van de Unie door het gebruik van een vergunning waarschijnlijk zullen worden geschaad.
  • 4. 
    De Commissie richt een deskundigengroep bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten op die de Commissie adviseert over de vraag of al dan niet aan de economische voorwaarden is voldaan.
  • 5. 
    De betrokken douaneautoriteit en elke andere douaneautoriteit die soortgelijke aanvragen of vergunningen behandelt, houdt rekening met de over de economische voorwaarden bereikte conclusie.

In de conclusies aangaande de toets op de economische voorwaarden kan worden gespecificeerd dat het onderzochte geval uniek is en daarom niet als een precedent kan dienen voor andere aanvragen of vergunningen.

  • 6. 
    Wanneer is geconcludeerd dat niet langer aan de economische voorwaarden is voldaan, trekt de bevoegde douaneautoriteit de desbetreffende vergunning in. Uiterlijk één jaar na de dag volgend op de datum waarop de beschikking tot intrekking door de vergunninghouder is ontvangen, wordt de intrekking van kracht.

Artikel 260

Raadplegingsprocedure tussen douaneautoriteiten

(Artikel 22 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een aanvraag is ingediend voor een vergunning zoals bedoeld in artikel 211, lid 1, van het wetboek en meer dan één lidstaat is betrokken, zijn de artikelen 10 en 14 van deze verordening en de leden 2 tot en met 5 van dit artikel toepassing, tenzij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit van mening is dat de voorwaarden voor een dergelijke vergunning niet zijn vervuld.
  • 2. 
    De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit zendt de aanvraag en de ontwerpvergunning uiterlijk 30 dagen na de datum van aanvaarding van de aanvraag aan de andere betrokken douaneautoriteiten.
  • 3. 
    Een vergunning waarbij meer dan een lidstaat is betrokken zal niet worden afgegeven zonder voorafgaande overeenstemming van de betrokken douaneautoriteiten over de ontwerpvergunning.
  • 4. 
    De andere betrokken douaneautoriteiten delen hun eventuele bezwaren of hun instemming mee binnen 30 dagen na de datum waarop de ontwerpvergunning is meegedeeld. Eventuele bezwaren moeten naar behoren worden gemotiveerd.

Wanneer er binnen deze termijn bezwaren worden geuit en er binnen 60 dagen na de datum waarop de ontwerpvergunning is meegedeeld geen overeenstemming is bereikt, wordt de vergunning niet verleend ten aanzien van die elementen waarop de bezwaren betrekking hadden.

  • 5. 
    Indien de andere betrokken douaneautoriteiten binnen 30 dagen na de datum waarop de ontwerpvergunning is meegedeeld, geen bezwaren hebben geuit, worden zij geacht hun instemming te hebben gegeven.

Artikel 261

Gevallen waarin de raadplegingsprocedure niet is vereist

(Artikel 22 van het wetboek)

  • 1. 
    In de volgende gevallen geeft de bevoegde douaneautoriteit een beschikking op een aanvraag af zonder raadpleging van de andere betrokken douaneautoriteiten zoals bedoeld in artikel 260 van deze verordening:
 

a)

een vergunning waarbij meer dan één lidstaat betrokken is, wordt:

 

i)

vernieuwd,

 

ii)

gering gewijzigd,

 

iii)

geannuleerd,

 

iv)

geschorst,

 

v)

ingetrokken;

 

b)

twee of meer van de betrokken lidstaten hebben hierover overeenstemming bereikt;

 

c)

de enige activiteit waarbij verschillende lidstaten betrokken zijn, is een handeling waarbij het douanekantoor van plaatsing en het douanekantoor van aanzuivering niet dezelfde zijn;

 

d)

een aanvraag voor een vergunning voor tijdelijke invoer waarbij meer dan één lidstaat is betrokken, is gedaan op basis van een douaneaangifte op het standaardformulier.

In dergelijke gevallen stelt de douaneautoriteit die de beschikking heeft gegeven de gegevens van de vergunning aan de andere betrokken douaneautoriteiten ter beschikking.

  • 2. 
    In de volgende gevallen geeft de bevoegde douaneautoriteit een beschikking op een aanvraag af zonder raadpleging van de andere betrokken douaneautoriteiten zoals bedoeld in artikel 260 van deze verordening en zonder de gegevens van de vergunning aan de andere betrokken douaneautoriteiten ter beschikking te stellen in overeenstemming met lid 1:
 

a)

wanneer een ATA- of CPD-carnet wordt gebruikt;

 

b)

wanneer een vergunning voor tijdelijke invoer wordt verleend door vrijgave van de goederen voor de desbetreffende douaneregeling in overeenstemming met artikel 262 van deze verordening;

 

c)

wanneer twee of meer van de betrokken lidstaten hierover overeenstemming hebben bereikt;

 

d)

wanneer de enige activiteit waarbij verschillende lidstaten zijn betrokken, uit de overbrenging van goederen bestaat.

Artikel 262

Vergunning in de vorm van vrijgave van goederen

(Artikel 22, lid 1, van het wetboek)

Wanneer een aanvraag voor een vergunning is ingediend op basis van een douaneaangifte in overeenstemming met artikel 163, lid 1, of lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, wordt de vergunning verleend door vrijgave van de goederen voor de desbetreffende douaneregeling.

Afdeling 3

Andere procedureregels

Artikel 263

Bij een ander douanekantoor ingediende douaneaangifte

(Artikel 159, lid 3, van het wetboek)

De bevoegde autoriteit kan in uitzonderlijke gevallen toestaan dat de douaneaangifte wordt ingediend bij een douanekantoor dat niet in de vergunning is vermeld. In dat geval stelt de bevoegde douaneautoriteit het controlekantoor hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 264

Aanzuivering van een bijzondere regeling

(Artikel 215 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer goederen onder een bijzondere regeling zijn geplaatst door middel van twee of meer douaneaangiften maar op grond van dezelfde vergunning, wordt de plaatsing onder een volgende douaneregeling van dergelijke goederen of van de producten die daaruit zijn verkregen, of de toekenning ervan aan de voorgeschreven bijzondere bestemming, beschouwd de regeling aan te zuiveren voor de goederen in kwestie die met de oudste douaneaangifte onder de regeling zijn geplaatst.
  • 2. 
    Wanneer goederen onder een bijzondere procedure zijn geplaatst door middel van twee of meer douaneaangiften maar op grond van dezelfde vergunning, en de bijzondere procedure is aangezuiverd door de goederen buiten het douanegebied van de Unie te brengen of door vernietiging van de goederen zonder afvalresten, wordt het buiten brengen van de goederen of de vernietiging zonder afvalresten beschouwd de regeling aan te zuiveren voor de goederen in kwestie die met de oudste douaneaangifte onder de regeling zijn geplaatst.
  • 3. 
    In afwijking van de leden 1 en 2, kan de vergunninghouder of de houder van de regeling verzoeken dat de aanzuivering geschiedt ten aanzien van specifieke onder de regeling geplaatste goederen.
  • 4. 
    De toepassing van de leden 1 en 2 mag niet tot ongerechtvaardigde voordelen op het gebied van de rechten bij invoer leiden.
  • 5. 
    Bij algehele vernietiging of onherroepelijk verlies van onder de bijzondere regeling geplaatste en andere goederen, kunnen de douaneautoriteiten bewijsstukken van de houder van de regeling aanvaarden waaruit blijkt hoeveel onder de regeling geplaatste goederen zijn vernietigd of verloren gegaan.

Wanneer de houder van de regeling geen bewijs over kan leggen dat aanvaardbaar is voor de douaneautoriteiten, wordt de hoeveelheid goederen die is vernietigd of verloren is gegaan vastgesteld door vergelijking met de hoeveelheid onder de regeling geplaatste goederen van dezelfde soort ten tijde van de vernietiging of het verlies.

Artikel 265

Aanzuiveringsafrekening

(Artikel 215 van het wetboek)

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 46 en 48 van het wetboek controleert het controlekantoor onmiddellijk de aanzuiveringsafrekening zoals bedoeld in artikel 175, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

Het controlekantoor kan het door de vergunninghouder vastgestelde verschuldigde bedrag aan invoerrechten aanvaarden.

  • 2. 
    Het bedrag aan verschuldigde invoerrechten wordt zoals bedoeld in artikel 104 van het wetboek geboekt binnen 14 dagen vanaf de datum waarop de aanzuiveringsafrekening aan het controlekantoor is meegedeeld.

Artikel 266

Overdracht van rechten en plichten

(Artikel 218 van het wetboek)

De bevoegde douaneautoriteit beslist of een overdracht van rechten en plichten zoals bedoeld in artikel 218 van het wetboek kan plaatsvinden. Indien een dergelijke overdracht kan plaatsvinden, stelt de bevoegde douaneautoriteit de voorwaarden vast waaronder de overdracht is toegestaan.

Artikel 267

Verkeer van goederen onder een bijzondere regeling

(Artikel 219 van het wetboek)

  • 1. 
    De overbrenging van goederen naar het douanekantoor van uitgang met het oog op de aanzuivering van de bijzondere regeling, met uitzondering van de regeling bijzondere bestemming en passieve veredeling, door de goederen buiten het douanegebied van de Unie te brengen, wordt verricht onder dekking van de aangifte tot wederuitvoer.
  • 2. 
    Wanneer de goederen onder de regeling passieve veredeling van het douanekantoor van plaatsing naar het douanekantoor van uitgang worden overgebracht, worden de goederen onderworpen aan de bepalingen die van toepassing zouden zijn geweest als de goederen onder de regeling uitvoer waren geplaatst.
  • 3. 
    Wanneer de goederen onder de regeling bijzondere bestemming naar het douanekantoor van uitgang worden overgebracht, worden de goederen onderworpen aan de bepalingen die van toepassing zouden zijn geweest als de goederen onder de regeling uitvoer waren geplaatst.
  • 4. 
    Voor iedere overbrenging die niet onder de leden 1, 2 en 3, valt zijn geen andere douaneformaliteiten vereist dan het voeren van een administratie zoals bedoeld in artikel 214 van het wetboek.
  • 5. 
    Wanneer de overbrenging van goederen in overeenstemming met de leden 1 of 3 plaatsvindt, blijven de goederen onder de bijzondere regeling totdat zij het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

Artikel 268

Formaliteiten voor het gebruik van equivalente goederen

(Artikel 223 van het wetboek)

  • 1. 
    Het gebruik van equivalente goederen is niet onderworpen aan de formaliteiten voor de plaatsing van goederen onder een bijzondere regeling.
  • 2. 
    Equivalente goederen kunnen samen met andere Unie- of niet-Uniegoederen worden opgeslagen. In dergelijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten specifieke methoden vaststellen om de equivalente goederen te identificeren om ze van andere Uniegoederen of niet-Uniegoederen te onderscheiden.

Wanneer het onmogelijk is of slechts tegen buitensporige kosten mogelijk zou zijn om elk soort goederen te allen tijde vast te stellen, wordt in de boekhouding onderscheid gemaakt naar het soort goederen, de douanestatus en, indien van toepassing, de oorsprong van de goederen.

  • 3. 
    In de volgende gevallen staan de goederen die door equivalente goederen zijn vervangen, in het geval van bijzondere bestemming niet langer onder douanetoezicht:
 

a)

de equivalente goederen zijn gebruikt voor de doeleinden die zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde recht;

 

b)

de equivalente goederen worden uitgevoerd, vernietigd of afgestaan aan de staat;

 

c)

de equivalente goederen zijn gebruikt voor andere doeleinden dan die welke zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde recht, en de toepasselijke invoerrechten zijn betaald.

Artikel 269

Status van equivalente goederen

(Artikel 223 van het wetboek)

  • 1. 
    In geval van de regeling douane-entrepot en tijdelijke invoer worden de equivalente goederen niet-Uniegoederen en de goederen die zij vervangen Uniegoederen op het tijdstip van de vrijgave ervan voor de volgende douaneregeling, waarbij de regeling wordt aangezuiverd, of op het tijdstip waarop de equivalente goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten.
  • 2. 
    In geval van de regeling actieve veredeling worden de equivalente goederen en de daaruit verkregen veredelingsproducten niet-Uniegoederen en de goederen die zij vervangen Uniegoederen op het tijdstip van de vrijgave ervan voor de volgende douaneregeling, waarbij de regeling wordt aangezuiverd, of op het tijdstip waarop de veredelingsproducten het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

Wanneer de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen echter op de markt worden gebracht voordat de regeling is aangezuiverd, verandert de status ervan op het tijdstip dat zij op de markt worden gebracht. Wanneer wordt verwacht dat de equivalente goederen niet beschikbaar zullen zijn op het tijdstip waarop de goederen op de markt worden gebracht, kunnen de douaneautoriteiten op verzoek van de houder van de regeling bij wijze van uitzondering toestaan dat de equivalente goederen binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn op een later tijdstip beschikbaar zullen zijn.

  • 3. 
    In geval van voorafgaande uitvoer van veredelingsproducten onder de regeling actieve veredeling, worden de equivalente goederen en daaruit verkregen veredelingsproducten met terugwerkende kracht niet-Uniegoederen op het tijdstip van de vrijgave ervan voor de regeling uitvoer indien de in te voeren goederen onder die regeling worden geplaatst.

Wanneer de in te voeren goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst, worden zij tegelijkertijd Uniegoederen.

Artikel 270

Elektronisch systeem voor elektronische ATA-carnets

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

Een elektronisch informatie- en communicatiesysteem (eATA Carnet System), opgezet overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek, wordt gebruikt voor de verwerking, uitwisseling en opslag van informatie over elektronische ATA-carnets die op basis van artikel 21a van de overeenkomst van Istanbul zijn afgegeven. Informatie via dit systeem wordt onmiddellijk door de bevoegde douaneautoriteiten ter beschikking gesteld.

Artikel 271

Elektronisch systeem voor gestandaardiseerde inlichtingenuitwisseling

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen (INF) in het kader van een van de volgende regelingen wordt een overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek elektronisch informatie- en communicatiesysteem gebruikt:
 

a)

actieve veredeling EX/IM of passieve veredeling EX/IM;

 

b)

actieve veredeling IM/EX of passieve veredeling IM/EX, wanneer er meer dan één lidstaat bij betrokken is;

 

c)

actieve veredeling IM/EX waarbij één lidstaat is betrokken en de verantwoordelijke douaneautoriteit zoals bedoeld in artikel 101, lid 1, van het wetboek om een INF heeft gevraagd.

Een dergelijk systeem wordt ook gebruikt voor het verwerken en opslaan van de relevante informatie. Wanneer een INF is vereist, wordt de informatie onmiddellijk door het controlekantoor via dit systeem beschikbaar gesteld. Wanneer een douaneaangifte, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer betrekking heeft op een INF, actualiseren de bevoegde douaneautoriteiten de INF onmiddellijk.

Het elektronische informatie- en communicatiesysteem wordt daarnaast gebruikt voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot handelspolitieke maatregelen.

  • 2. 
    Lid 1 van dit artikel is van toepassing met ingang van de datum waarop het systeem DWU INF zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold.

HOOFDSTUK 2

Douanevervoer

Afdeling 1

Extern en intern douanevervoer

Onderafdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 272

Controles en formaliteiten voor goederen die het douanegebied van de Unie verlaten en weer binnenkomen

(Artikel 226, lid 3, onder b), c), e) en f), en artikel 227, lid 2, onder b), c), e) en f), van het wetboek)

Wanneer goederen bij het vervoer van de ene plaats naar een andere binnen het douanegebied van de Unie het douanegebied van de Unie verlaten en weer binnenkomen, worden de controles en formaliteiten die van toepassing zijn overeenkomstig de TIR-overeenkomst, de ATA-overeenkomst, de overeenkomst van Istanbul, het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, of de Akten van de Wereldpostunie, verricht op de plaatsen waar de goederen het douanegebied van de Unie tijdelijk verlaten en waar zij dat douanegebied weer binnenkomen.

Artikel 273

Elektronisch systeem voor douanevervoer

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

  • 1. 
    Voor de uitwisseling van gegevens van het TIR-carnet in het kader van TIR-operaties en voor het vervullen van de douaneformaliteiten in het kader van de regeling Uniedouanevervoer wordt een elektronisch systeem (elektronisch douanevervoersysteem) gebruikt dat is opgezet overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek.
  • 2. 
    Bij verschillen tussen de gegevens op het TIR-carnet en de gegevens in het elektronische systeem voor douanevervoer, heeft het TIR-carnet voorrang.
  • 3. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel maken de lidstaten, tot de datum waarop de upgrade plaatsvindt van het daarin bedoelde systeem overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU, gebruik van het nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer (NCTS) dat is opgezet krachtens Verordening (EG) nr. 1192/2008 van de Commissie (20).

Onderafdeling 2

Verkeer van goederen in het kader van de TIR-operaties

Artikel 274

TIR-operatie in bijzondere omstandigheden

(Artikel 6, lid 3, onder b), artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

De douaneautoriteiten aanvaarden een TIR-carnet zonder uitwisseling van de gegevens van het TIR-carnet voor de TIR-operatie in geval van een tijdelijke storing van:

 

a)

het elektronische douanevervoersysteem;

 

b)

het geautomatiseerde systeem dat wordt gebruikt door de houders van een TIR-carnet om de gegevens van het TIR-carnet met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken in te dienen;

 

c)

de elektronische verbinding tussen het geautomatiseerde systeem dat wordt gebruikt door de houders van een TIR-carnet om de gegevens van het TIR-carnet met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken in te dienen en het elektronische douanevervoersysteem.

Voor het aanvaarden van TIR-carnets zonder uitwisseling van de gegevens van het TIR-carnet in geval van een tijdelijke storing als bedoeld onder b) of c) is de goedkeuring van de douaneautoriteiten vereist.

Artikel 275

Route voor het verkeer van goederen in het kader van een TIR-operatie

(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Goederen die in het kader van een TIR-operatie worden vervoerd, worden langs een economisch verantwoorde route naar het douanekantoor van bestemming of uitgang vervoerd.
  • 2. 
    Wanneer het douanekantoor van vertrek of binnenkomst het noodzakelijk acht, legt het een route voor de TIR-operatie vast, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante informatie die door de houder van het TIR-carnet is meegedeeld.

Wanneer een route wordt voorgeschreven, vermeldt het douanekantoor in het elektronische douanevervoersysteem en op het TIR-carnet ten minste de lidstaten via welke de TIR-operatie plaatsvindt.

Artikel 276

Voor het verkeer van goederen in het kader van een TIR-operatie te vervullen formaliteiten bij het douanekantoor van vertrek of binnenkomst

(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    De houder van het TIR-carnet dient de gegevens van het TIR-carnet voor de TIR-operatie bij het douanekantoor van vertrek of binnenkomst in.
  • 2. 
    Het douanekantoor waar de gegevens van het TIR-carnet zijn ingediend, stelt een termijn vast waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming of uitgang moeten worden aangebracht, waarbij met het volgende rekening wordt gehouden:
 

a)

de route;

 

b)

het vervoermiddel;

 

c)

de vervoerswetgeving of andere wetgeving die van invloed kan zijn op de vaststelling van een termijn;

 

d)

alle relevante informatie die de houder van het TIR-carnet heeft meegedeeld.

  • 3. 
    Wanneer de termijn door het douanekantoor van vertrek of binnenkomst is vastgesteld, is deze bindend voor de douaneautoriteiten van de lidstaten over het grondgebied waarvan de goederen gedurende de TIR-operatie worden vervoerd, en deze termijn kan niet door deze autoriteiten worden gewijzigd.
  • 4. 
    Wanneer de goederen voor de TIR-operatie zijn vrijgegeven, vermeldt het douanekantoor van vertrek of binnenkomst het MRN van de TIR-operatie op het TIR-carnet. Het douanekantoor dat deze goederen vrijgeeft, stelt de houder van het TIR-carnet in kennis van de vrijgave van de goederen voor de TIR-operatie.

Op verzoek van de houder van het TIR-carnet verstrekt het douanekantoor van vertrek of binnenkomst aan de houder van het TIR-carnet een begeleidingsdocument voor douanevervoer of, indien van toepassing, een begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid.

Het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt verstrekt door gebruik te maken van het formulier in bijlage B-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en indien nodig aangevuld met de lijst van artikelen van het formulier in bijlage B-03 bij dezelfde gedelegeerde verordening. Het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid wordt verstrekt door gebruik te maken van het formulier in bijlage B-04 bij dezelfde gedelegeerde verordening en aangevuld met de lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid in het formulier in bijlage B-05 bij dezelfde gedelegeerde verordening.

  • 5. 
    Het douanekantoor van vertrek of binnenkomst zendt de gegevens van de TIR-operatie door naar het opgegeven douanekantoor van bestemming of uitgang.

Artikel 277

Voorvallen tijdens het verkeer van goederen in het kader van een TIR-operatie

(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    De vervoerder brengt de goederen, samen met het wegvoertuig, de vervoerscombinatie of de container, het TIR-carnet en het MRN van de TIR-operatie, onmiddellijk na het voorval aan bij de dichtstbijzijnde douaneautoriteit van de lidstaat waar het vervoermiddel zich bevindt wanneer:
 

a)

de vervoerder genoodzaakt is om af te wijken van de voorgeschreven route in overeenstemming met artikel 268 door omstandigheden buiten zijn wil;

 

b)

er een voorval of ongeval is in de zin van artikel 25 van de TIR-overeenkomst.

  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteit op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt, van mening is dat de betreffende TIR-operatie kan worden voortgezet, neemt zij alle maatregelen die zij nodig acht.

De relevante informatie over de in lid 1 bedoelde voorvallen worden door deze douaneautoriteit in het elektronische douanevervoersysteem vermeld.

  • 3. 
    Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, wordt relevante informatie over de in lid 1 bedoelde voorvallen door het douanekantoor van bestemming of uitgang in het elektronische douanevervoersysteem geregistreerd.
  • 4. 
    Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, is de tweede alinea van artikel 2 niet van toepassing.

Artikel 278

Aanbrengen van goederen die worden vervoerd in het kader van een TIR-operatie bij het douanekantoor van bestemming of uitgang

(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer goederen die worden vervoerd in het kader van een TIR-operatie bij het douanekantoor van bestemming of uitgang aankomen, moet het volgende op dat douanekantoor worden aangebracht:
 

a)

de goederen, samen met het wegvoertuig, de vervoerscombinatie of de container;

 

b)

het TIR-carnet;

 

c)

het MRN van de TIR-operatie;

 

d)

de door het douanekantoor van bestemming of uitgang gevraagde informatie.

De aanbrenging vindt plaats tijdens de officiële openingsuren. Het douanekantoor van bestemming of uitgang kan echter op verzoek en op kosten van de betrokkene toestaan dat de aanbrengingn buiten de officiële openingsuren of op een andere plaats geschiedt.

  • 2. 
    Wanneer de aanbrenging bij het douanekantoor van bestemming of uitgang heeft plaatsgevonden na het verstrijken van de door het douanekantoor van vertrek of binnenkomst in overeenstemming met artikel 276, lid 2, van deze verordening vastgestelde termijn, wordt de houder van het TIR-carnet geacht de termijn in acht te hebben genomen wanneer hij of de vervoerder ten genoegen van het douanekantoor van bestemming of uitgang kan aantonen dat de vertraging niet aan hem kan worden toegerekend.
  • 3. 
    Een TIR-operatie kan bij een ander kantoor dan het in de aangifte voor douanevervoer vermelde kantoor worden beëindigd. Dat douanekantoor wordt dan beschouwd als het douanekantoor van bestemming of uitgang.

Artikel 279

Formaliteiten bij het douanekantoor van bestemming of uitgang voor goederen die worden vervoerd in het kader van een TIR-operatie

(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Het douanekantoor van bestemming of uitgang stelt het douanekantoor van vertrek of binnenkomst in kennis van de aankomst van de goederen op de dag waarop de goederen, samen met het wegvoertuig, de vervoerscombinatie of de container, het TIR-carnet en het MRN van de TIR-operatie in overeenstemming met artikel 278, lid 1, van deze verordening worden aangebracht.
  • 2. 
    Wanneer de TIR-operatie bij een ander douanekantoor is beëindigd dan het in de aangifte voor douanevervoer opgegeven kantoor, deelt het douanekantoor dat wordt beschouwd als het douanekantoor van bestemming of uitgang overeenkomstig artikel 278, lid 3, van deze verordening de aankomst mee aan het douanekantoor van vertrek of binnenkomst op de dag waarop de goederen worden aangebracht overeenkomstig artikel 278, lid 1, van deze verordening.

Het douanekantoor van vertrek of binnenkomst deelt de aankomst mee aan het in de aangifte voor douanevervoer opgegeven douanekantoor van bestemming of uitgang.

  • 3. 
    Het douanekantoor van bestemming of uitgang deelt de controleresultaten mee aan het douanekantoor van vertrek of binnenkomst uiterlijk op de derde dag volgende op de dag waarop de goederen bij het douanekantoor van bestemming of uitgang of op een andere plaats in overeenstemming met artikel 271, lid 1, zijn aangebracht. In uitzonderlijke gevallen kan deze termijn tot zes dagen worden verlengd.

Wanneer de goederen echter worden ontvangen door de in artikel 230 van het wetboek bedoelde toegelaten geadresseerde, wordt het douanekantoor van vertrek of binnenkomst uiterlijk op de zesde dag volgende op de dag waarop de goederen bij de toegelaten geadresseerde zijn afgeleverd, in kennis gesteld.

  • 4. 
    Het douanekantoor van bestemming of uitgang beëindigt de TIR-operatie in overeenstemming met artikel 1, onder d), en artikel 28, lid 1, van de TIR-overeenkomst. Het kantoor vult stam nr. 2 van het TIR-carnet in en behoudt strook nr. 2 van het TIR-carnet. Het TIR-carnet wordt teruggegeven aan de houder van het TIR-carnet of de persoon die namens hem optreedt.
  • 5. 
    Wanneer artikel 274 van toepassing is, zenden de douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang het desbetreffende deel van strook nr. 2 van het TIR-carnet onmiddellijk terug aan het douanekantoor van vertrek of binnenkomst en wel uiterlijk binnen acht dagen gerekend vanaf de dag waarop de TIR-operatie werd beëindigd.

Artikel 280

Nasporingsprocedure voor verkeer van goederen in het kader van een TIR-operatie

(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer het douanekantoor van vertrek of binnenkomst de controleresultaten niet binnen zes dagen na ontvangst van de kennisgeving van aankomst van de goederen heeft ontvangen, vraagt dat douanekantoor de controleresultaten onmiddellijk op bij het douanekantoor van bestemming of uitgang dat de kennisgeving van aankomst van de goederen heeft verzonden.

Het douanekantoor van bestemming of uitgang verzendt de controleresultaten onmiddellijk na ontvangst van het verzoek van het douanekantoor van vertrek of binnenkomst.

  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst nog geen informatie heeft ontvangen die de aanzuivering van de TIR-operatie of de invordering van de douaneschuld toestaat, vraagt zij in de volgende gevallen de relevante informatie aan de houder van het TIR-carnet of, indien voldoende gegevens beschikbaar zijn op de plaats van bestemming of uitgang, aan het douanekantoor van bestemming of uitgang:
 

a)

het douanekantoor van vertrek of binnenkomst heeft bij het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen in overeenstemming met artikel 276, lid 2, van deze verordening de kennisgeving van aankomst van de goederen niet ontvangen;

 

b)

het douanekantoor van vertrek of binnenkomst heeft de controleresultaten die overeenkomstig lid 1 zijn verzocht niet ontvangen;

 

c)

het douanekantoor van vertrek of binnenkomst stelt vast dat de kennisgeving van aankomst van de goederen of de controleresultaten bij vergissing zijn verzonden.

  • 3. 
    De douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst stuurt verzoeken om informatie als bedoeld in lid 2, onder a), binnen een termijn van zeven dagen na het verstrijken van de in dat lid bedoelde termijn en verzoeken om informatie als bedoeld in lid 2, onder b), binnen een termijn van zeven dagen na het verstrijken van de toepasselijke termijn bedoeld in lid 1.

Indien de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst echter vóór het verstrijken van deze termijnen verneemt dat de TIR-operatie niet naar behoren is beëindigd, of vermoedt dat dit het geval is, stuurt zij het verzoek onmiddellijk.

  • 4. 
    Verzoeken die overeenkomstig lid 2 zijn gedaan, worden beantwoord binnen 28 dagen na de datum waarop het verzoek is verzonden.
  • 5. 
    Wanneer het douanekantoor van bestemming of uitgang na een verzoek overeenkomstig lid 2 onvoldoende informatie heeft verstrekt om de TIR-operatie aan te zuiveren, verzoekt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst de houder van het TIR-carnet om deze informatie te verstrekken binnen 35 dagen na de inleiding van de nasporingsprocedure.

Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, verzoekt de douaneautoriteit de houder van het TIR-carnet echter om deze informatie binnen 28 dagen na de inleiding van de nasporingsprocedure te verstrekken.

De houder van het TIR-carnet antwoordt op dit verzoek binnen 28 dagen na de datum waarop het verzoek werd verzonden. Op verzoek van de houder van het TIR-carnet kan deze termijn met nog eens 28 dagen worden verlengd.

  • 6. 
    Wanneer in overeenstemming met artikel 267 een TIR-carnet is aanvaard zonder uitwisseling van gegevens van het TIR-carnet voor de TIR-operatie, leidt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst een nasporingsprocedure in, met als doel de informatie te verkrijgen die nodig is om de TIR-operatie aan te zuiveren indien zij binnen twee maanden na de datum van aanvaarding van het TIR-carnet geen bewijs heeft ontvangen dat de TIR-operatie is beëindigd. Deze autoriteit zendt het verzoek om de relevante informatie naar de douaneautoriteit van de lidstaat van bestemming of uitgang. Die douaneautoriteit antwoordt op dit verzoek binnen 28 dagen na de datum waarop het verzoek werd verzonden.

Indien de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst echter vóór het verstrijken van die termijn verneemt dat de TIR-operatie niet naar behoren is beëindigd, of vermoedt dat dit het geval is, leidt zij onmiddellijk een nasporingsprocedure in.

De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid door de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst indien informatie beschikbaar komt waaruit blijkt dat het bewijs van beëindiging van de TIR-operatie vals is en de nasporingsprocedure nodig is om de in lid 9 beoogde doelen te bereiken.

  • 7. 
    De douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst deelt de betrokken aansprakelijke organisatie mee dat het niet mogelijk is geweest de TIR-operatie aan te zuiveren en verzoekt de organisatie bewijs te leveren dat de TIR-operatie is beëindigd. Deze informatie wordt niet beschouwd als een kennisgeving in de zin van artikel 11, lid 1, van de TIR-overeenkomst.
  • 8. 
    Wanneer gedurende de stappen van een nasporingsprocedure, zoals beschreven in de leden 1 tot en met 7, wordt vastgesteld dat de TIR-operatie naar behoren is beëindigd, zuivert de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst de TIR-operatie aan en deelt zij dit onmiddellijk mee aan de aansprakelijke organisatie en aan de houder van het TIR-carnet en, in voorkomend geval, aan de douaneautoriteit die een invorderingsprocedure heeft ingeleid.
  • 9. 
    Wanneer gedurende de stappen van een nasporingsprocedure, zoals beschreven in de leden 1 tot en met 7, wordt vastgesteld dat de TIR-operatie niet kan worden aangezuiverd, moet de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst vaststellen of er een douaneschuld is ontstaan.

Indien er een douaneschuld is ontstaan, neemt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek of binnenkomst de volgende maatregelen:

 

a)

de schuldenaar wordt geïdentificeerd;

 

b)

er wordt vastgesteld welke douaneautoriteit verantwoordelijk is voor de mededeling van de douaneschuld overeenkomstig artikel 102, lid 1, van het wetboek.

Artikel 281

Alternatief bewijs van beëindiging van een TIR-operatie

(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    De TIR-operatie wordt geacht binnen de overeenkomstig artikel 276, lid 2, van deze verordening vastgestelde termijn naar behoren te zijn beëindigd wanneer de houder van het TIR-carnet of de aansprakelijke organisatie ten genoegen van de douaneautoriteit van een lidstaat van vertrek of binnenkomst één van de volgende documenten overlegt, die de goederen identificeren:
 

a)

een door de douaneautoriteit van de lidstaat van bestemming of uitgang gewaarmerkt document aan de hand waarvan de goederen kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat de betrokken goederen bij het douanekantoor van bestemming of uitgang zijn aangebracht of bij een toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in artikel 230 van het wetboek zijn afgeleverd;

 

b)

een document of een registratie van de douane, door de douaneautoriteit van een lidstaat gewaarmerkt, waaruit blijkt dat de betrokken goederen het douanegebied van de Unie fysiek hebben verlaten;

 

c)

een douanedocument dat is afgegeven in een derde land waar de goederen onder een douaneregeling zijn geplaatst;

 

d)

een in een derde land afgegeven document dat is geviseerd of anderszins door de douaneautoriteit van dat land is gewaarmerkt, waarin wordt vastgesteld dat de goederen worden geacht zich in dat land in het vrije verkeer te bevinden.

  • 2. 
    In plaats van de in lid 1 bedoelde documenten kunnen kopieën daarvan, mits deze voor conform zijn gewaarmerkt door de instantie die de originele documenten heeft geviseerd, als bewijs worden verstrekt door de autoriteit van het betrokken derde land of een autoriteit van een lidstaat.
  • 3. 
    De kennisgeving van aankomst van de goederen zoals bedoeld in artikel 279, leden 1 en 2, van deze verordening wordt niet beschouwd als bewijs dat de TIR-operatie naar behoren is beëindigd.

Artikel 282

Formaliteiten voor door een toegelaten geadresseerde ontvangen goederen die worden vervoerd in het kader van de TIR-operatie

(Artikel 226, lid 3, onder b), en artikel 227, lid 2, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de goederen aankomen op een in de vergunning aangewezen plaats als bedoeld in artikel 230 van het wetboek, moet de toegelaten geadresseerde:
 

a)

het douanekantoor van bestemming onmiddellijk in kennis stellen van de aankomst van de goederen en van eventuele onregelmatigheden of voorvallen die zich tijdens het vervoer hebben voorgedaan;

 

b)

de goederen pas lossen na toestemming van het douanekantoor van bestemming;

 

c)

na het lossen de resultaten van het onderzoek van de goederen en alle andere relevante informatie met betrekking tot het lossen onmiddellijk in zijn administratie vermelden;

 

d)

het douanekantoor van bestemming informeren over de resultaten van het onderzoek van de goederen en eventuele onrechtmatigheden, uiterlijk op de derde dag volgend op de dag waarop hij toestemming heeft gekregen voor het lossen van de goederen.

  • 2. 
    Wanneer het douanekantoor van bestemming een kennisgeving van de aankomst van de goederen in de bedrijfsruimten van de toegelaten geadresseerde heeft ontvangen, deelt dit kantoor de aankomst van de goederen aan het douanekantoor van vertrek of binnenkomst mee.
  • 3. 
    Zodra het douanekantoor van bestemming de resultaten van het onderzoek van de goederen als bedoeld in lid 1, onder d), heeft ontvangen, zendt het de controleresultaten naar het douanekantoor van vertrek of binnenkomst, uiterlijk op de zesde dag volgend op de dag waarop de goederen bij de toegelaten geadresseerde zijn afgeleverd.
  • 4. 
    Op verzoek van de houder van het TIR-carnet geeft de toegelaten geadresseerde een ontvangstbewijs af waarin wordt bevestigd dat de goederen zijn aangekomen op een in de vergunning aangewezen plaats zoals bedoeld in artikel 230 van het wetboek en waarin wordt verwezen naar het MRN van de TIR-operatie en naar het TIR-carnet. Het ontvangstbewijs wordt niet beschouwd als bewijs dat de TIR-operatie is beëindigd in de zin van artikel 279, lid 4, van deze verordening.
  • 5. 
    De toegelaten geadresseerde zorgt ervoor dat het TIR-carnet, samen met het MRN van de TIR-operatie, binnen de in de vergunning vastgestelde termijn wordt overgelegd bij het douanekantoor van bestemming teneinde de TIR-operatie overeenkomstig artikel 279, lid 4, van deze verordening te beëindigen.
  • 6. 
    De houder van het TIR-carnet wordt geacht aan zijn verplichtingen op grond van artikel 1, onder o), van de TIR-overeenkomst te hebben voldaan wanneer het TIR-carnet en het wegvoertuig, de vervoerscombinatie of de container en de goederen in ongeschonden staat zijn aangebracht bij de toegelaten geadresseerde op een in de vergunning aangewezen plaats.

Onderafdeling 3

Verkeer van goederen in overeenstemming met de ATA-overeenkomst en de overeenkomst van Istanbul

Artikel 283

Kennisgeving van inbreuken en onregelmatigheden

(Artikel 226, lid 3, onder c), en artikel 227, lid 2, onder c), van het wetboek)

Het in artikel 166 bedoelde centralisatiekantoor van de lidstaat waar een inbreuk of onregelmatigheid is begaan in de loop van of in verband met douanevervoer met toepassing van de ATA-overeenkomst, stelt de houder van het ATA-carnet en de aansprakelijke organisatie binnen een jaar na het verstrijken van de geldigheidsduur van het carnet in kennis van de inbreuk of onregelmatigheid.

Artikel 284

Alternatief bewijs van beëindiging van het ATA-douanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder c), en artikel 227, lid 2, onder c), van het wetboek)

  • 1. 
    Het ATA-douanevervoer wordt geacht naar behoren te zijn beëindigd wanneer de houder van het ATA-carnet binnen de in artikel 7, leden 1 en 2, van de ATA-overeenkomst voorgeschreven termijn wanneer het carnet wordt afgegeven in het kader van de ATA-overeenkomst of binnen de in artikel 9, lid 1, onder a) en b), van bijlage A bij de overeenkomst van Istanbul wanneer het carnet wordt afgegeven in het kader van de overeenkomst van Istanbul, ten genoegen van de douaneautoriteit een van de volgende documenten overlegt aan de hand waarvan de goederen kunnen worden geïdentificeerd.
 

a)

de in artikel 8 van de ATA-overeenkomst bedoelde documenten wanneer het ATA-carnet is afgegeven in het kader van de ATA-overeenkomst of de in artikel 10 van bijlage A bij de overeenkomst van Istanbul bedoelde documenten wanneer het carnet in het kader van de overeenkomst van Istanbul is afgegeven;

 

b)

een door de douaneautoriteit gewaarmerkt document waaruit blijkt dat de goederen bij het douanekantoor van bestemming of uitgang zijn aangebracht;

 

c)

een door de douaneautoriteiten afgegeven document in een derde land waar de goederen onder een douaneregeling zijn geplaatst.

  • 2. 
    In plaats van de in lid 1 bedoelde documenten kunnen kopieën daarvan die voor conform zijn gewaarmerkt door de instantie die de originele documenten heeft geviseerd, als bewijs worden verstrekt.

Onderafdeling 4

Vervoer van goederen onder dekking van formulier 302

Artikel 285

Aangewezen douanekantoren

(Artikel 226, lid 3, onder e), artikel 227, lid 2, onder e), en artikel 159, lid 3, van het wetboek)

De douaneautoriteit in elke lidstaat waarin strijdkrachten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO-strijdkrachten) zijn gestationeerd die in aanmerking komen voor het gebruik van formulier 302, wijst het douanekantoor (of de douanekantoren) aan dat (die) verantwoordelijk is (zijn) voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot het verkeer van goederen dat door of namens deze strijdkrachten wordt verricht.

Artikel 286

Levering van formulieren 302 aan NAVO-strijdkrachten

(Artikel 226, lid 3, onder e), en artikel 227, lid 2, onder e), van het wetboek)

Het aangewezen douanekantoor van de lidstaat van vertrek, op het grondgebied waarvan de NAVO-strijdkrachten zijn gelegerd, voorziet deze strijdkrachten van formulieren 302 die:

 

a)

vooraf zijn gewaarmerkt met het stempel en de handtekening van een ambtenaar van dat kantoor;

 

b)

in volgorde zijn genummerd;

 

c)

voorzien zijn van het volledige adres van dat aangewezen douanekantoor op het terugzendingsexemplaar van het formulier 302.

Artikel 287

Procedureregels voor het gebruik van het formulier 302

(Artikel 226, lid 3, onder e), en artikel 227, lid 2, onder e), van het wetboek)

  • 1. 
    Op het tijdstip van verzending van de goederen:
 

a)

dienen de NAVO-strijdkrachten de gegevens van het formulier 302 elektronisch in bij het douanekantoor van vertrek of binnenkomst, of

 

b)

verklaren zij op formulier 302 dat de goederen onder hun toezicht worden vervoerd en waarmerken zij deze verklaring met hun handtekening, stempel en datum.

  • 2. 
    Wanneer de NAVO-strijdkrachten de gegevens van het formulier 302 elektronisch indienen in overeenstemming met lid 1, onder a), zijn de artikelen 294, 296, 304, 306, 314, 315, en 316, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Wanneer de NAVO-strijdkrachten handelen overeenkomstig lid 1, onder b), wordt onmiddellijk een kopie van het formulier 302 verstrekt aan het aangewezen douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten die de goederen verzenden of namens welke de goederen worden verzonden.

De andere exemplaren van het formulier 302 begeleiden de zending naar de NAVO-strijdkrachten van bestemming waar de formulieren worden gestempeld en ondertekend door deze NAVO-strijdkrachten.

Op het moment van aankomst van de goederen worden twee exemplaren van het formulier gegeven aan het aangewezen douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten van bestemming.

Het aangewezen douanekantoor behoudt één exemplaar en stuurt het tweede exemplaar terug aan het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten die de goederen verzenden of namens welke de goederen worden verzonden.

Onderafdeling 5

Vervoer van goederen in het kader van het poststelsel

Artikel 288

Verkeer van niet-Uniegoederen in postzendingen onder de regeling extern douanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder f), van het wetboek)

Wanneer niet-Uniegoederen in overeenstemming met artikel 226, lid 3, onder f), van het wetboek worden vervoerd onder de regeling extern douanevervoer, worden de postzending en eventuele begeleidende documenten voorzien van het etiket in bijlage 72-01.

Artikel 289

Verkeer van postzendingen die zowel Unie- als niet-Uniegoederen bevatten

(Artikel 226, lid 3, onder f), en artikel 227, lid 2, onder f), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een postzending zowel uit Unie- als niet-Uniegoederen bestaat, worden deze zending en eventuele begeleidende documenten voorzien van het etiket in bijlage 72-01.
  • 2. 
    Voor de Uniegoederen die deel uitmaken van de zending zoals bedoeld in lid 1, wordt het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen of een verwijzing naar het MRN van dit bewijsmiddel afzonderlijk naar de postaanbieder van bestemming gestuurd of in de zending bijgesloten.

Wanneer het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen afzonderlijk naar de postaanbieder van bestemming wordt gestuurd, biedt deze postaanbieder het bewijs van de douanestatus van de Uniegoederen samen met de zending aan het douanekantoor van bestemming aan.

Wanneer het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen of het MRN in de zending is bijgesloten, wordt dat duidelijk aangegeven op de buitenkant van het collo.

Artikel 290

Verkeer van postzendingen onder de regeling intern douanevervoer in bijzondere situaties

(Artikel 227, lid 2, onder f), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer Uniegoederen onder de regeling intern douanevervoer in overeenstemming met artikel 227, lid 2, onder f), van het wetboek naar, vanuit of tussen gebieden met een bijzonder fiscaal regime worden vervoerd, worden de postzending en eventuele begeleidende documenten voorzien van het etiket in bijlage 72-02.
  • 2. 
    Wanneer Uniegoederen onder de regeling intern douanevervoer overeenkomstig artikel 227, lid 2, onder f), van het wetboek uit het douanegebied van de Unie worden vervoerd naar een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer om te worden doorgestuurd naar het douanegebied van de Unie, dienen de goederen vergezeld te gaan van bewijs van de douanestatus van Uniegoederen dat is vastgesteld aan de hand van een van de middelen in artikel 199 van deze verordening.

Het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen wordt aan een douanekantoor overgelegd wanneer de goederen het douanegebied van de Unie weer binnenkomen.

Afdeling 2

Extern en intern Uniedouanevervoer

Onderafdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 291

Douanevervoer in bijzondere omstandigheden

(Artikel 6, lid 3, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    De douaneautoriteiten aanvaarden een papieren aangifte voor douanevervoer in geval van een tijdelijke storing van:
 

a)

het elektronische douanevervoersysteem;

 

b)

het geautomatiseerde systeem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt om de aangifte voor Uniedouanevervoer met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken in te dienen;

 

c)

de elektronische verbinding tussen het geautomatiseerde systeem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt om de aangifte voor Uniedouanevervoer met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken in te dienen, en het elektronische douanevervoersysteem.

De regels voor het gebruik van een papieren aangifte voor douanevervoer zijn vastgesteld in bijlage 72-04.

  • 2. 
    Voor het aanvaarden van een papieren aangifte voor douanevervoer in geval van een tijdelijke storing als bedoeld in de punten b) of c) is de goedkeuring van de douaneautoriteiten vereist.

Artikel 292

Verificatie en administratieve bijstand

(Artikel 48 van het wetboek)

  • 1. 
    De bevoegde douaneautoriteit kan na vrijgave van de goederen overgaan tot controles van de verstrekte informatie en van de documenten, formulieren, vergunningen of gegevens die verband houden met het douanevervoer, om te controleren of de vermeldingen, de uitgewisselde informatie en de stempels authentiek zijn. Deze controles worden verricht in geval van twijfel aan de juistheid en de echtheid van de verstrekte informatie of wanneer fraude wordt vermoed. Zij kunnen eveneens op basis van een risicoanalyse of bij wijze van steekproef worden verricht.
  • 2. 
    De bevoegde douaneautoriteit die een verzoek om een controle achteraf ontvangt, beantwoordt dit verzoek onmiddellijk.
  • 3. 
    Wanneer de bevoegde douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek een verzoek indient bij de bevoegde douaneautoriteit voor een controle achteraf van informatie die verband houdt met het Uniedouanevervoer, wordt geacht niet aan de voorwaarden van artikel 215, lid 2, van het wetboek voor de aanzuivering van de regeling douanevervoer te zijn voldaan totdat de echtheid en juistheid van de gegevens zijn bevestigd.

Artikel 293

De overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de houder van de goederen de gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer gebruikt, zijn lid 2 van dit artikel en artikel 189 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van toepassing. Het goederenverkeer binnen het douanegebied van de Unie wordt echter geacht in overeenstemming met artikel 1, lid 2, van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer onder de regeling Uniedouanevervoer te zijn geplaatst.
  • 2. 
    Wanneer de bepalingen van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van toepassing zijn en Uniegoederen worden vervoerd via een of meer landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, worden de goederen onder de regeling intern Uniedouanevervoer geplaatst zoals bedoeld in artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek, met uitzondering van Uniegoederen die uitsluitend over zee of door de lucht worden vervoerd.

Artikel 294

Gemengde zendingen

(Artikel 233, lid 1, onder b), van het wetboek)

Een zending kan zowel goederen bevatten die overeenkomstig artikel 226 van het wetboek onder de regeling extern Uniedouanevervoer moeten worden geplaatst als goederen die overeenkomstig artikel 227 van het wetboek onder de regeling intern Uniedouanevervoer moeten worden geplaatst, op voorwaarde dat elk artikel in de zending dienovereenkomstig is geïdentificeerd op de aangifte voor douanevervoer.

Artikel 295

Toepassingsgebied

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

De regeling Uniedouanevervoer is in de volgende gevallen verplicht:

 

a)

wanneer niet-Uniegoederen die door de lucht worden vervoerd, worden geladen of overgeladen op een EU-luchthaven;

 

b)

wanneer niet-Uniegoederen die over zee worden vervoerd, worden vervoerd door een lijndienst waarvoor overeenkomstig artikel 120 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vergunning is verleend.

Onderafdeling 2

Formaliteiten bij het douanekantoor van vertrek

Artikel 296

Aangifte voor douanevervoer en vervoermiddelen

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Op een aangifte voor douanevervoer mogen alleen onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen worden vermeld die in of op één vervoermiddel, in een container of in een collo, worden of moeten worden vervoerd van één douanekantoor van vertrek naar één douanekantoor van bestemming.

Een aangifte voor douanevervoer mag echter goederen bevatten die in meer dan één container of in meer dan één collo van één douanekantoor van vertrek naar één douanekantoor van bestemming worden of moeten worden vervoerd, wanneer de containers of colli in of op één vervoermiddel zijn geladen.

  • 2. 
    Voor de toepassing van dit artikel worden de onderstaande vervoermiddelen ook als één vervoermiddel beschouwd, op voorwaarde dat de vervoerde goederen samen worden verzonden:
 

a)

een voertuig voor wegverkeer met een of meer aanhangwagens of opleggers;

 

b)

twee of meer aan elkaar gekoppelde spoorwagons;

 

c)

twee of meer schepen die één geheel vormen.

  • 3. 
    Wanneer met het oog op de regeling Uniedouanevervoer één vervoermiddel wordt gebruikt voor het laden van goederen bij verschillende douanekantoren van vertrek en het lossen van goederen bij verschillende douanekantoren van bestemming, moet voor elk van de zendingen een afzonderlijke aangifte voor douanevervoer worden ingediend.

Artikel 297

Termijn voor het aanbrengen van goederen

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Het douanekantoor van vertrek stelt een termijn vast waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming moeten worden aangebracht, waarbij met het volgende rekening wordt gehouden:
 

a)

de route;

 

b)

het vervoermiddel;

 

c)

de vervoerswetgeving of andere wetgeving die van invloed kan zijn op de vaststelling van een termijn;

 

d)

alle relevante informatie die de houder van de regeling heeft meegedeeld.

  • 2. 
    Wanneer de termijn door het douanekantoor van vertrek is vastgesteld, is deze bindend voor de douaneautoriteiten van de lidstaten over het grondgebied waarvan de goederen gedurende het Uniedouanevervoer worden vervoerd, en kan deze termijn niet door deze autoriteiten worden gewijzigd.

Artikel 298

Route voor verkeer van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    De onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen worden volgens een economisch verantwoorde route naar het douanekantoor van bestemming vervoerd.
  • 2. 
    Wanneer het douanekantoor van vertrek of de houder van de regeling dit nodig acht, schrijft dit douanekantoor een route voor het vervoer van de goederen tijdens de regeling Uniedouanevervoer voor, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante informatie die door de houder van de regeling is meegedeeld.

Wanneer een route wordt voorgeschreven, vermeldt het douanekantoor in het elektronische douanevervoersysteem ten minste de lidstaten via welke het douanevervoer plaatsvindt.

Artikel 299

Verzegeling als een identificatiemaatregel

(Artikel 192, artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer goederen onder de regeling Uniedouanevervoer worden geplaatst, verzegelt het douanekantoor van vertrek:
 

a)

de laadruimte, wanneer het vervoermiddel of de container door het douanekantoor van vertrek geschikt is bevonden voor verzegeling;

 

b)

elk afzonderlijk collo, in de overige gevallen.

  • 2. 
    Het douanekantoor van vertrek vermeldt het aantal verzegelingen en de individuele kenmerken van de verzegelingen aan de hand waarvan deze kunnen worden geïdentificeerd in het elektronische douanevervoersysteem.

Artikel 300

Geschiktheid voor verzegeling

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Het douanekantoor van vertrek beschouwt vervoermiddelen of containers onder de volgende voorwaarden als zijnde geschikt voor verzegeling:
 

a)

de verzegelingen kunnen eenvoudig en doeltreffend op het vervoermiddel of de container worden aangebracht;

 

b)

het vervoermiddel of de container is zodanig gebouwd dat wanneer goederen worden onttrokken of toegevoegd de onttrekking of toevoeging zichtbare sporen nalaat, de onttrekking of toevoeging niet mogelijk is zonder dat de verzegelingen worden verbroken of tekenen van manipulatie vertonen, of een elektronisch bewakingssysteem de onttrekking of toevoeging registreert;

 

c)

het vervoermiddel of de container bevat geen geheime ruimten waarin goederen kunnen worden verborgen;

 

d)

de laadruimten zijn gemakkelijk toegankelijk voor controle door de douaneautoriteit.

  • 2. 
    Wegvoertuigen, aanhangers, opleggers en containers die zijn goedgekeurd voor vervoer onder douaneverzegeling uit hoofde van een internationale overeenkomst waarbij de Unie een overeenkomstsluitende partij is, worden eveneens geacht voor verzegeling geschikt te zijn.

Artikel 301

Kenmerken van douaneverzegelingen

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Douaneverzegelingen moeten ten minste de volgende essentiële kenmerken bezitten en aan de volgende technische specificaties voldoen:
 

a)

essentiële kenmerken van de verzegelingen:

 

i)

ze moeten bij normaal gebruik ongeschonden en stevig vastgemaakt blijven;

 

ii)

ze moeten op eenvoudige wijze kunnen worden gecontroleerd en identificeerbaar zijn;

 

iii)

ze zijn zodanig vervaardigd dat elke verbreking, manipulatie of verwijdering sporen nalaat die met het blote oog waarneembaar zijn;

 

iv)

ze zijn ontworpen voor eenmalig gebruik of, wanneer het gaat om verzegelingen die bestemd zijn om meermaals te worden gebruikt, zodanig ontworpen dat ze telkens als ze worden hergebruikt van een duidelijk en individueel identificatiekenmerk kunnen worden voorzien;

 

v)

ze zijn voorzien van individuele identificatiekenmerken die permanent, gemakkelijk leesbaar en uniek genummerd zijn;

 

b)

technische specificaties;

 

i)

de vorm en afmetingen van de verzegelingen kunnen variëren naargelang van de gebruikte verzegelingsmethode, maar de afmetingen moeten zodanig zijn dat de identificatiekenmerken duidelijk leesbaar zijn;

 

ii)

de identificatiekenmerken van de verzegelingen zijn onmogelijk te vervalsen en moeilijk na te maken;

 

iii)

het gebruikte materiaal moet zo stevig zijn dat het niet mogelijk is het per ongeluk te breken. Het mag niet vervalst of ongemerkt opnieuw gebruikt kunnen worden.

  • 2. 
    Wanneer de verzegelingen door een bevoegde instantie zijn gecertificeerd overeenkomstig ISO-norm 17712:2013 „Vrachtcontainers — Mechanische afdichtingen”, worden deze verzegelingen geacht aan de vereisten in lid 1 te voldoen.

Bij containervervoer wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van verzegelingen met hoge veiligheidskenmerken.

  • 3. 
    Op de douaneverzegeling komen de volgende vermeldingen voor:
 

a)

het woord „douane” in één van de officiële talen van de Unie of een overeenkomstige afkorting;

 

b)

een landcode in de vorm van de tweeletterige ISO-landcode die de lidstaat identificeert waarin de verzegeling is aangebracht;

 

c)

de lidstaten kunnen het symbool van de Europese vlag toevoegen.

De lidstaten kunnen in onderling overleg besluiten gebruik te maken van gemeenschappelijke veiligheidskenmerken en technologie.

  • 4. 
    Elke lidstaat informeert de Commissie over de soorten verzegelingen die hij in gebruik heeft. De Commissie stelt deze informatie beschikbaar aan alle lidstaten.
  • 5. 
    Wanneer een verzegeling moet worden verwijderd om inspectie door de douane mogelijk te maken, tracht de douaneautoriteit opnieuw een verzegeling aan te brengen zoals vereist is, met behulp van een douaneverzegeling die ten minste gelijkwaardige veiligheidskenmerken heeft, en vermeldt zij de gegevens van de actie, inclusief het nieuwe verzegelingsnummer, op de vrachtdocumentatie.

Artikel 302

Alternatieve identificatiemaatregelen voor verzegeling

(Artikel 192, artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    In afwijking van artikel 299 van deze verordening kan het douanekantoor van vertrek besluiten de goederen die onder de regeling Uniedouanevervoer zijn geplaatst, niet te verzegelen en zich in plaats daarvan te baseren op de omschrijving van de goederen in de aangifte voor douanevervoer of in de aanvullende documenten, op voorwaarde dat de omschrijving voldoende nauwkeurig is om de goederen gemakkelijk te identificeren en melding maakt van de hoeveelheid en aard van de goederen en van eventuele bijzondere kenmerken zoals volgnummers van de goederen.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 299 van deze verordening worden, tenzij het douanekantoor van vertrek anders beslist, noch het vervoermiddel, noch de afzonderlijke colli verzegeld wanneer:
 

a)

de goederen door de lucht worden vervoerd en ofwel op elke zending etiketten zijn aangebracht met daarop het nummer van de begeleidende luchtvrachtbrief, ofwel de zending een laadeenheid vormt waarop het nummer van de begeleidende luchtvrachtbrief is vermeld;

 

b)

de goederen per spoor worden vervoerd en identificatiemaatregelen door de spoorwegondernemingen worden toegepast.

Artikel 303

Vrijgave van de goederen voor de regeling Uniedouanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Alleen goederen die zijn verzegeld in overeenstemming met artikel 299 van deze verordening of waarvoor alternatieve identificatiemaatregelen zijn genomen in overeenstemming met artikel 302 van deze verordening worden vrijgegeven voor de regeling Uniedouanevervoer.
  • 2. 
    Bij vrijgave van de goederen zendt het douanekantoor van vertrek de gegevens van het Uniedouanevervoer:
 

a)

naar het opgegeven douanekantoor van bestemming;

 

b)

naar elk opgegeven douanekantoor van doorgang.

Deze gegevens worden gebaseerd op gegevens uit de, eventueel gewijzigde, aangifte voor douanevervoer.

  • 3. 
    Het douanekantoor van vertrek stelt de houder van de regeling in kennis van de vrijgave van de goederen voor de regeling Uniedouanevervoer.
  • 4. 
    Het douanekantoor van vertrek verstrekt de houder van de regeling, op diens verzoek, een begeleidingsdocument voor douanevervoer of, indien van toepassing, een begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid.

Het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt verstrekt met gebruikmaking van het formulier in bijlage B-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, zo nodig aangevuld met de lijst van artikelen volgens het formulier vastgesteld in bijlage B-03 bij dezelfde gedelegeerde verordening. Het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid wordt verstrekt met gebruikmaking van het formulier in bijlage B-04 bij dezelfde gedelegeerde verordening en aangevuld met de lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid volgens het formulier vastgesteld in bijlage B-05 bij dezelfde gedelegeerde verordening.

Onderafdeling 3

Formaliteiten tijdens het Uniedouanevervoer

Artikel 304

Aanbrengen van goederen die worden vervoerd in het kader van de regeling Uniedouanevervoer bij het douanekantoor van doorgang

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    De goederen worden samen met het MRN van de aangifte voor douanevervoer bij elk kantoor van doorgang aangebracht.
  • 2. 
    Wat de verstrekking van het MRN van de aangifte voor douanevervoer bij elk douanekantoor van doorgang betreft, is de tweede alinea van artikel 184 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van toepassing.
  • 3. 
    De douanekantoren van doorgang registreren de grensoverschrijding van de goederen op basis van de gegevens van het Uniedouanevervoer die zij van het douanekantoor van vertrek hebben ontvangen. De douanekantoren van doorgang stellen het douanekantoor van vertrek in kennis van deze grensoverschrijding.
  • 4. 
    Wanneer goederen via een ander douanekantoor van doorgang worden vervoerd dan het opgegeven kantoor, verzoekt het feitelijke douanekantoor van doorgang het douanekantoor van vertrek om de gegevens van het Uniedouanevervoer en stelt het dit kantoor in kennis van de grensoverschrijding van de goederen.
  • 5. 
    De douanekantoren van doorgang kunnen de goederen controleren. Een controle van de goederen geschiedt in de eerste plaats op basis van de gegevens van het Uniedouanevervoer die van het douanekantoor van vertrek zijn ontvangen.
  • 6. 
    De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing op het vervoer van goederen per spoor, op voorwaarde dat het douanekantoor van doorgang de grensoverschrijding van de goederen op een andere manier kan verifiëren. Een dergelijke verificatie dient alleen te geschieden indien deze noodzakelijk wordt geacht. De verificatie kan achteraf plaatsvinden.

Artikel 305

Voorvallen tijdens het verkeer van goederen in het kader van het Unievervoer

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    De vervoerder brengt onmiddellijk na het voorval de goederen, samen met het MRN van de aangifte voor douanevervoer, aan bij de dichtstbijzijnde douaneautoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt wanneer:
 

a)

de vervoerder door omstandigheden buiten zijn wil genoodzaakt is geweest om af te wijken van de voorgeschreven route in overeenstemming met artikel 298 van deze verordening;

 

b)

de verzegelingen zijn verbroken of gemanipuleerd tijdens het douanevervoer door een oorzaak buiten de wil van de vervoerder;

 

c)

goederen onder toezicht van de douaneautoriteit van het ene vervoermiddel in of op het andere vervoermiddel zijn overgeladen;

 

d)

het verzegelde vervoermiddel door dreigend gevaar onmiddellijk gedeeltelijk of geheel gelost moet worden;

 

e)

zich een voorval heeft voorgedaan dat tot gevolg kan hebben dat de houder van de regeling of de vervoerder niet langer aan zijn verplichtingen kan voldoen;

 

f)

een van de onderdelen van een samenstel van vervoermiddelen dat als één vervoermiddel wordt beschouwd zoals bedoeld in artikel 296, lid 2, van deze verordening, is gewijzigd.

  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteit op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt, van mening is dat het Unievervoer kan worden voortgezet, neemt zij alle maatregelen die zij nodig acht.

De relevante informatie over de in lid 1 bedoelde voorvallen worden door deze douaneautoriteit in het elektronische douanevervoersysteem vermeld.

  • 3. 
    In geval van een voorval als bedoeld in lid 1, onder c), zien de douaneautoriteiten af van de aanbrenging van de goederen samen met het MRN van de aangifte voor douanevervoer indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
 

a)

de goederen worden overgeladen vanuit een vervoermiddel dat niet is verzegeld;

 

b)

de houder van de regeling of de vervoerder namens de houder van de regeling verstrekt de relevante informatie over de overlading aan de douaneautoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt;

 

c)

de relevante informatie wordt door deze autoriteit in het elektronische douanevervoersysteem vermeld.

  • 4. 
    In geval van een voorval zoals bedoeld in lid 1, onder f), is het de vervoerder toegestaan het Uniedouanevervoer voort te zetten wanneer een of meer spoorwagons van een reeks aan elkaar gekoppelde spoorwagons worden losgekoppeld wegens technische problemen.
  • 5. 
    Wanneer in het geval van een voorval zoals bedoeld in lid 1, onder f), de trekker van een wegvoertuig wordt veranderd zonder dat de aanhangwagens of opleggers worden veranderd, ziet de douaneautoriteit af van aanbrenging van de goederen samen met het MRN van de aangifte voor douanevervoer indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
 

a)

de houder van de regeling of de vervoerder namens de houder van de regeling verstrekt de relevante informatie over de samenstelling van het wegvoertuig aan de douaneautoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied dat wegvoertuig zich bevindt;

 

b)

de relevante informatie wordt door deze autoriteit in het elektronische douanevervoersysteem vermeld.

  • 6. 
    Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, voorziet de vervoerder in de in lid 1 bedoelde gevallen het begeleidingsdocument voor douanevervoer of het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid van de nodige vermeldingen en brengt hij de goederen samen met het begeleidingsdocument voor douanevervoer of het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid onmiddellijk na het voorval aan bij de dichtstbijzijnde douaneautoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt.

In de gevallen zoals bedoeld in lid 3, onder a) en b), lid 4 en lid 5, onder a), wordt afgezien van de verplichting dat de vervoerder de goederen en het MRN van de aangifte voor douanevervoer bij deze douaneautoriteit moet aanbrengen.

Relevante informatie betreffende voorvallen tijdens het douanevervoer wordt door het douanekantoor van doorgang of door het douanekantoor van bestemming vermeld in het elektronische douanevervoersysteem.

  • 7. 
    Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, is lid 2, tweede alinea, van dit artikel niet van toepassing.

Onderafdeling 4

Formaliteiten bij het douanekantoor van bestemming

Artikel 306

Aanbrengen van onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen bij het douanekantoor van bestemming

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer onder een regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen bij het douanekantoor van bestemming aankomen, dient het volgende bij dat douanekantoor te worden aangebracht:
 

a)

de goederen;

 

b)

het MRN van de aangifte voor douanevervoer;

 

c)

de door het douanekantoor van bestemming vereiste informatie.

Het aanbrengen vindt plaats tijdens de officiële openingsuren. Het douanekantoor van bestemming kan echter op verzoek van de betrokkene toestaan dat het aanbrengen buiten de officiële openingsuren of op een andere plaats geschiedt.

  • 2. 
    Wat de verstrekking van het MRN van de aangifte voor douanevervoer bij elk douanekantoor van doorgang betreft, is de tweede alinea van artikel 184 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van toepassing.
  • 3. 
    Wanneer het aanbrengen heeft plaatsgevonden na het verstrijken van de door het douanekantoor van vertrek in overeenstemming met artikel 297, lid 1, van deze verordening vastgestelde termijn, wordt de houder van de regeling geacht de termijn in acht te hebben genomen wanneer hij of de vervoerder ten genoegen van het douanekantoor van bestemming kan aantonen dat de vertraging niet aan hem kan worden toegerekend.
  • 4. 
    De regeling Uniedouanevervoer kan bij een ander kantoor dan het in de aangifte voor douanevervoer opgegeven kantoor worden beëindigd. Dat douanekantoor wordt dan beschouwd als het douanekantoor van bestemming.
  • 5. 
    Op verzoek van de persoon die de goederen bij het douanekantoor van bestemming aanbrengt, viseert dit douanekantoor een ontvangstbewijs waaruit het aanbrengen van de goederen bij dat douanekantoor blijkt en waarin naar het MRN van de aangifte voor douanevervoer wordt verwezen.

Het bewijs wordt verstrekt door gebruik te maken van het formulier in bijlage 72-03 en moet vooraf door de betrokkene worden ingevuld.

Het ontvangstbewijs kan niet worden gebruikt als alternatief bewijs voor de beëindiging van de regeling Uniedouanevervoer in de zin van artikel 312 van deze verordening.

Artikel 307

Kennisgeving van aankomst van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Het douanekantoor van bestemming stelt het douanekantoor van vertrek in kennis van de aankomst van de goederen op de dag waarop de goederen en het MRN van de aangifte voor douanevervoer overeenkomstig artikel 306, lid 1, van deze verordening zijn aamgebracht.
  • 2. 
    Wanneer de regeling voor Uniedouanevervoer bij een ander douanekantoor wordt beëindigd dan het in de aangifte voor douanevervoer opgegeven kantoor, deelt het douanekantoor dat wordt beschouwd als het douanekantoor van bestemming overeenkomstig artikel 306, lid 4, van deze verordening het douanekantoor van vertrek de aankomst mee op de dag waarop de goederen en het MRN van de aangifte voor douanevervoer overeenkomstig artikel 306, lid 1, van deze verordening zijn aangebracht.

Het douanekantoor van vertrek deelt de aankomst ook mee aan het in de aangifte voor douanevervoer opgegeven douanekantoor van bestemming.

Artikel 308

Controles en afgifte van alternatief bewijs

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de regeling Uniedouanevervoer is beëindigd, voert het douanekantoor van bestemming douanecontroles uit op basis van de gegevens van het Uniedouanevervoer die het van het douanekantoor van vertrek heeft ontvangen.
  • 2. 
    Wanneer de regeling Uniedouanevervoer is beëindigd, er door het douanekantoor van bestemming geen onregelmatigheid is geconstateerd en de houder van de regeling het begeleidingsdocument douanevervoer of het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid overlegt, viseert dit douanekantoor dat document op verzoek van de houder van de regeling als alternatief bewijs in overeenstemming met artikel 305. De visering bestaat uit een stempel van dat douanekantoor, de handtekening van de ambtenaar, de datum en de volgende vermelding:

„Alternatief bewijs — 99202”.

Artikel 309

Verzending van de controleresultaten

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Het kantoor van bestemming deelt de controleresultaten mee aan het douanekantoor van vertrek uiterlijk op de derde dag volgende op de dag waarop de goederen bij het douanekantoor van bestemming of op een andere plaats in overeenstemming met artikel 306, lid 1, van deze verordening zijn aangebracht. In uitzonderlijke gevallen kan deze termijn tot zes dagen worden verlengd.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 geldt dat wanneer de goederen worden ontvangen door een toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek, het douanekantoor van vertrek uiterlijk op de zesde dag volgende op de dag waarop de goederen bij de toegelaten geadresseerde zijn afgeleverd, in kennis wordt gesteld.

Wanneer goederen per spoor worden vervoerd en een of meer spoorwagons worden wegens technische problemen losgekoppeld van een reeks aan elkaar gekoppelde spoorwagons zoals bedoeld in artikel 305, lid 4, van deze verordening, wordt het douanekantoor van vertrek uiterlijk op de twaalfde dag volgende op de dag waarop het eerste deel van de goederen is aangebracht, in kennis gesteld.

  • 3. 
    Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, is lid 2, tweede alinea, van dit artikel niet van toepassing.

Onderafdeling 5

Nasporingsprocedure en invordering van de douaneschuld

Artikel 310

Nasporingsprocedure voor goederen die worden vervoerd in het kader van de regeling Uniedouanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer het douanekantoor van vertrek na ontvangst van de kennisgeving van aankomst van de goederen de controleresultaten overeenkomstig artikel 309, lid 1, van deze verordening of artikel 309, lid 2, eerste alinea, van deze verordening niet binnen zes dagen heeft ontvangen, dan wel, wanneer artikel 309, lid 2, tweede alinea, van deze verordening van toepassing is, niet binnen twaalf dagen heeft ontvangen, verzoekt het douanekantoor van vertrek het douanekantoor van bestemming dat de kennisgeving van aankomst van de goederen heeft verzonden, onmiddellijk om de controleresultaten.

Het douanekantoor van bestemming zendt de controleresultaten onmiddellijk na ontvangst van het verzoek van het douanekantoor van vertrek.

  • 2. 
    Wanneer de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek nog geen informatie heeft ontvangen die de aanzuivering van de regeling Uniedouanevervoer of de invordering van de douaneschuld mogelijk maakt, vraagt zij de relevante informatie in de volgende gevallen aan de houder van de regeling of, indien voldoende gegevens beschikbaar zijn op de plaats van bestemming, aan het douanekantoor van bestemming:
 

a)

het douanekantoor van vertrek heeft de kennisgeving van aankomst van de goederen bij het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen in overeenstemming met artikel 297 van deze verordening nog niet ontvangen;

 

b)

het douanekantoor van vertrek heeft de overeenkomstig lid 1 gevraagde controleresultaten niet ontvangen;

 

c)

het douanekantoor van vertrek stelt vast dat de kennisgeving van aankomst van de goederen of de controleresultaten bij vergissing zijn verzonden.

  • 3. 
    De douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek stuurt verzoeken om informatie overeenkomstig lid 2, onder a), binnen een termijn van zeven dagen na het verstrijken van de daarin genoemde termijn en verzoeken om informatie overeenkomstig lid 2, onder b), binnen een termijn van zeven dagen na het verstrijken van de in lid 1 genoemde toepasselijke termijn.

Indien de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek echter vóór het verstrijken van deze termijnen verneemt dat de regeling Uniedouanevervoer niet naar behoren is beëindigd, of vermoedt dat dit het geval is, stuurt zij het verzoek onmiddellijk.

  • 4. 
    Verzoeken die overeenkomstig lid 2 zijn gedaan, worden beantwoord binnen 28 dagen na de datum waarop het verzoek is verzonden.
  • 5. 
    Wanneer het douanekantoor van bestemming na een verzoek overeenkomstig lid 2 onvoldoende informatie heeft verstrekt om de regeling Uniedouanevervoer aan te zuiveren, verzoekt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek de houder van de regeling om deze informatie binnen 35 dagen na de inleiding van de nasporingsprocedure te verstrekken.

Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, verzoekt de douaneautoriteit echter de houder van de regeling om deze informatie binnen 28 dagen na de inleiding van de aansporingsprocedure te verstrekken.

De houder van de regeling antwoordt op dit verzoek binnen 28 dagen na de datum waarop het verzoek werd verzonden.

  • 6. 
    Wanneer de informatie in het antwoord van de houder van de regeling in overeenstemming met lid 5 onvoldoende is om de regeling Uniedouanevervoer aan te zuiveren, maar de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek het voldoende acht om de nasporingsprocedure voort te zetten, stuurt deze autoriteit onmiddellijk een verzoek om aanvullende informatie naar het betrokken douanekantoor.

Dat douanekantoor antwoordt op het verzoek binnen 40 dagen na de datum waarop het verzoek werd verzonden.

  • 7. 
    Wanneer gedurende de stappen van een nasporingsprocedure, zoals beschreven in de leden 1 tot en met 6, wordt vastgesteld dat de regeling Uniedouanevervoer naar behoren is beëindigd, zuivert de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek de regeling Uniedouanevervoer aan en deelt zij dit onmiddellijk mee aan de houder van de regeling en, in voorkomend geval, aan de douaneautoriteit die een invorderingsprocedure heeft ingeleid.
  • 8. 
    Wanneer gedurende de stappen van een nasporingsprocedure, zoals beschreven in de leden 1 tot en met 6, wordt vastgesteld dat de regeling Uniedouanevervoer niet kan worden aangezuiverd, moet de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek vaststellen of er een douaneschuld is ontstaan.

Indien er een douaneschuld is ontstaan, neemt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek de volgende maatregelen:

 

a)

de schuldenaar wordt geïdentificeerd;

 

b)

er wordt vastgesteld welke douaneautoriteit verantwoordelijk is voor de mededeling van de douaneschuld overeenkomstig artikel 102, lid 1, van het wetboek.

Artikel 311

Verzoek om overdracht van de invordering van de douaneschuld

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek tijdens de nasporingsprocedure en vóór het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in artikel 77, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 het bewijs verkrijgt dat de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de douaneschuld hebben geleid in een andere lidstaat is gelegen, zendt deze autoriteit onmiddellijk en in ieder geval voor het verstrijken van de hiervoor genoemde deze termijn alle beschikbare informatie naar de voor die plaats bevoegde douaneautoriteit.
  • 2. 
    De voor die plaats bevoegde douaneautoriteit bevestigt de ontvangst van de informatie en deelt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek mee of zij verantwoordelijk is voor de invordering. Indien de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek deze informatie niet binnen 28 dagen heeft ontvangen, hervat zij onmiddellijk de nasporingsprocedure of begint zij de invordering.

Artikel 312

Alternatief bewijs van de beëindiging van de regeling Uniedouanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    De regeling Uniedouanevervoer wordt geacht naar behoren te zijn beëindigd wanneer de houder van de regeling ten genoegen van de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek een van de volgende documenten overlegt, die de goederen identificeren:
 

a)

een door de douaneautoriteit van de lidstaat van bestemming gewaarmerkt document aan de hand waarvan de goederen kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat de betrokken goederen bij het douanekantoor van bestemming zijn aangebracht of bij een toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b, van het wetboek zijn afgeleverd;

 

b)

een document of een registratie van de doaune, door de douaneautoriteit van een lidstaat gewaarmerkt, waaruit blijkt dat de betrokken goederen het douanegebied van de Unie fysiek hebben verlaten;

 

c)

een douanedocument dat is afgegeven in een derde land waar de goederen onder een douaneregeling zijn geplaatst;

 

d)

een in een derde land afgegeven document dat is geviseerd of anderszins door de douaneautoriteit van dat land is gewaarmerkt waarin wordt vastgesteld dat de goederen worden geacht zich in dat land in het vrije verkeer te bevinden.

  • 2. 
    In plaats van de in lid 1 bedoelde documenten kunnen kopieën daarvan, mits deze voor conform zijn gewaarmerkt door de instantie die de originele documenten heeft geviseerd, als bewijs worden verstrekt door de autoriteit van het betrokken derde land of een autoriteit van een lidstaat.
  • 3. 
    De kennisgeving van aankomst van de goederen zoals bedoeld in artikel 300 wordt niet beschouwd als bewijs dat de regeling Uniedouanevervoer naar behoren is beëindigd.

Onderafdeling 6

In het kader van de regeling Uniedouanevervoer gebruikte vereenvoudigingen

Artikel 313

Territoriaal toepassingsgebied van de vereenvoudigingen

(Artikel 233, lid 4, van het wetboek)

  • 1. 
    De vereenvoudigingen zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder a) en c), van het wetboek zijn alleen van toepassing op Uniedouanevervoer dat aanvangt in de lidstaat waar de vereenvoudigingen zijn toegestaan.
  • 2. 
    De vereenvoudiging zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek is alleen van toepassing op Uniedouanevervoer dat eindigt in de lidstaat waar de vereenvoudiging is toegestaan.
  • 3. 
    De vereenvoudiging zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder e), van het wetboek is alleen van toepassing in de lidstaten die in de vergunning van de vereenvoudiging zijn gespecificeerd.

Artikel 314

Plaatsing van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer door een toegelaten afzender

(Artikel 233, lid 4, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een toegelaten afzender goederen onder de regeling Uniedouanevervoer wil plaatsen, dient hij een aangifte voor douanevervoer bij het douanekantoor van vertrek in. De toegelaten afzender kan pas beginnen met het Uniedouanevervoer na het verstrijken van de termijn die in de in artikel 233, lid 4, onder a), van het wetboek bedoelde vergunning is vastgesteld.
  • 2. 
    De toegelaten afzender vermeldt de volgende gegevens in het elektronische douanevervoersysteem:
 

a)

de route, wanneer in overeenstemming met artikel 291 een route is voorgeschreven;

 

b)

de overeenkomstig artikel 297 van deze verordening vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming moeten worden aangebracht;

 

c)

het aantal en de individuele kenmerken van de verzegelingen, indien van toepassing.

  • 3. 
    De toegelaten afzender kan het begeleidingsdocument douanevervoer of het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid pas afdrukken nadat hij de kennisgeving van de vrijgave van de goederen voor de regeling Uniedouanevervoer van het douanekantoor van vertrek heeft ontvangen. Tot de datums waarop de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, moet de toegelaten afzender deze documenten echter afdrukken.

Artikel 315

Formaliteiten voor door een toegelaten geadresseerde ontvangen goederen die worden vervoerd in het kader van de regeling Uniedouanevervoer

(Artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de goederen op een in de vergunning aangewezen plaats aankomen zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek, moet de toegelaten geadresseerde:
 

a)

het douanekantoor van bestemming onmiddellijk informeren over de aankomst van de goederen en over eventuele onregelmatigheden of voorvallen die zich tijdens het vervoer hebben voorgedaan;

 

b)

wachten met lossing totdat hij toestemming daartoe van het douanekantoor van bestemming heeft ontvangen;

 

c)

na het lossen de resultaten van het onderzoek van de goederen en alle andere relevante informatie met betrekking tot het lossen onmiddellijk in zijn administratie vermelden;

 

d)

het douanekantoor van bestemming informeren over de resultaten van het onderzoek van de goederen en eventuele onregelmatigheden, uiterlijk op de derde dag volgende op de dag waarop hij toestemming heeft gekregen voor het lossen van de goederen.

  • 2. 
    Wanneer het douanekantoor van bestemming een kennisgeving van aankomst van de goederen in de bedrijfsruimten van de toegelaten geadresseerde heeft ontvangen, deelt het kantoor de aankomst van de goederen aan het douanekantoor van vertrek mee.
  • 3. 
    Wanneer het douanekantoor van bestemming de resultaten van het onderzoek van de goederen zoals bedoeld in lid 1, onder d), heeft ontvangen, zendt het de controleresultaten naar het douanekantoor van vertrek, uiterlijk op de zesde dag volgende op de dag waarop de goederen bij de toegelaten geadresseerde zijn afgeleverd.

Artikel 316

Het beëindigen van de regeling Uniedouanevervoer voor goederen die door een toegelaten geadresseerde zijn ontvangen

(Artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek)

  • 1. 
    De houder van de regeling wordt geacht aan zijn verplichtingen te hebben voldaan en de regeling douanevervoer wordt geacht in overeenstemming met artikel 233, lid 2, van het wetboek te zijn beëindigd wanneer de goederen binnen de overeenkomstig artikel 297, lid 1, van deze verordening vastgestelde termijn ongeschonden bij de toegelaten geadresseerde op een in de vergunning aangewezen plaats zijn aangebracht, zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek.
  • 2. 
    Op verzoek van de vervoerder geeft de toegelaten geadresseerde een ontvangstbewijs af waaruit blijkt dat de goederen zijn aangekomen op een in de vergunning aangewezen plaats zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek en waarin wordt verwezen naar het MRN van het Uniedouanevervoer. Het ontvangstbewijs wordt verstrekt met gebruikmaking van het formulier in bijlage 72-03.

Artikel 317

Formaliteiten voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model

(Artikel 233, lid 4, onder c), van het wetboek)

  • 1. 
    Verzegelingen van een bijzonder model moeten voldoen aan de vereisten in artikel 301, lid 1, van deze verordening.

Wanneer de verzegelingen door een bevoegde instantie zijn gecertificeerd overeenkomstig ISO-norm 17712:2013 „Vrachtcontainers — Mechanische afdichtingen”, worden deze verzegelingen geacht aan deze vereisten te voldoen.

Bij containervervoer wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van verzegelingen met hoge veiligheidskenmerken.

  • 2. 
    De verzegeling van een bijzonder model is voorzien van een van de volgende vermeldingen:
 

a)

de naam van de persoon die in overeenstemming met artikel 233, lid 4, onder c), van het wetboek gemachtigd is voor het gebruik ervan;

 

b)

een overeenkomstige afkorting of code op basis waarvan de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek de betrokkene kan identificeren.

  • 3. 
    De houder van de regeling vermeldt het aantal en de individuele kenmerken van de verzegelingen van een bijzonder model op de aangifte voor douanevervoer en brengt de verzegelingen uiterlijk bij de vrijgave van de goederen voor de regeling Uniedouanevervoer aan.

Artikel 318

Douanetoezicht voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model

(Artikel 233, lid 4, onder c), van het wetboek)

De douaneautoriteit:

 

a)

informeert de Commissie en de douaneautoriteiten van de andere lidstaten over de verzegelingen van een bijzonder model voor het gebruik waarvan zij toestemming heeft gegeven en over verzegelingen van een bijzonder model die zij vanwege onregelmatigheden of technische gebreken besloten heeft niet goed te keuren;

 

b)

beoordeelt de verzegelingen van een bijzonder model voor het gebruik waarvan zij toestemming heeft gegeven opnieuw, als zij verneemt dat een andere autoriteit besloten heeft een specifieke verzegeling van een bijzonder model niet goed te keuren;

 

c)

neemt deel aan een onderling overleg met als doel om tot een gemeenschappelijk oordeel te komen;

 

d)

houdt toezicht op het gebruik van verzegelingen van een bijzonder model door personen die in overeenstemming met artikel 197 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 daartoe gemachtigd zijn.

Indien noodzakelijk kunnen de Commissie en de lidstaten in onderlinge overeenstemming een gemeenschappelijk nummeringssysteem vastleggen en het gebruik van gemeenschappelijke veiligheidskenmerken en technologie definiëren.

Artikel 319

Raadpleging voorafgaand aan de vergunningen om een elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht of over zee te gebruiken

(Artikel 22 van het wetboek)

Na te hebben onderzocht of de vergunning voldoet aan de respectieve voorwaarden in artikel 191 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en de voorwaarden in artikel 199 van die gedelegeerde verordening voor vervoer door de lucht of in artikel 200 van die gedelegeerde verordening voor vervoer over zee, raadpleegt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de douaneautoriteit van de luchthavens van vertrek en bestemming in het geval van vervoer door de lucht of de douaneautoriteit van de havens van vertrek en bestemming in het geval van vervoer over zee.

De raadplegingstermijn wordt vastgesteld op 45 dagen, te rekenen vanaf de in artikel 15 bedoelde mededeling van de douaneautoriteit die bevoegd is om te beschikken op de voorwaarden en criteria die door de geraadpleegde douaneautoriteit moeten worden onderzocht.

Artikel 320

Formaliteiten voor het gebruik van een elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht of over zee

(Artikel 233, lid 4, onder e), van het wetboek)

  • 1. 
    De goederen worden voor de regeling Uniedouanevervoer vrijgegeven wanneer de gegevens van het elektronische vervoersdocument beschikbaar zijn gesteld aan het douanekantoor van vertrek op de luchthaven in het geval van vervoer door de lucht of aan het douanekantoor van vertrek in de haven in het geval van vervoer over zee, op de in de vergunning voorgeschreven wijze.
  • 2. 
    Wanneer de goederen onder de regeling Uniedouanevervoer worden geplaatst, vermeldt de houder van de regeling in het elektronisch vervoersdocument de toepasselijke code naast alle artikelen.
  • 3. 
    De regeling Uniedouanevervoer is beëindigd wanneer de goederen bij het douanekantoor van bestemming op de luchthaven zijn aangebracht in het geval van vervoer door de lucht of bij het douanekantoor van bestemming in de haven in het geval van vervoer over zee, en de gegevens van het elektronische vervoersdocument aan dat douanekantoor beschikbaar zijn gesteld op de in de vergunning voorgeschreven wijze.
  • 4. 
    De houder van de regeling stelt de douanekantoren van vertrek en van bestemming onmiddellijk van alle overtredingen en onregelmatigheden in kennis.
  • 5. 
    De regeling Uniedouanevervoer wordt geacht te zijn aangezuiverd, tenzij de douaneautoriteiten informatie hebben ontvangen of hebben vastgesteld dat de regeling niet naar behoren is beëindigd.

Onderafdeling 7

Via een vaste transportinrichting vervoerde goederen

Artikel 321

Vervoer via een vaste transportinrichting en de werking van de regeling Uniedouanevervoer

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de via een vaste transportinrichting vervoerde goederen via deze inrichting het douanegebied van de Unie binnenkomen, worden deze goederen bij het binnenkomen van dat douanegebied geacht onder de regeling Uniedouanevervoer te zijn geplaatst.
  • 2. 
    Wanneer de goederen al aanwezig zijn op het douanegebied van de Unie en via een vaste transportinrichting worden vervoerd, worden deze goederen geacht onder de regeling Uniedouanevervoer te zijn geplaatst wanneer zij in de vaste transportinrichting zijn geplaatst.
  • 3. 
    Wanneer de goederen via vaste transportinrichtingen worden vervoerd, is voor de toepassing van de regeling Uniedouanevervoer de houder van de regeling de exploitant van de vaste transportinrichting die gevestigd is in de lidstaat over wiens grondgebied de goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen in het in lid 1 bedoelde geval, of de exploitant van de vaste transportinrichting in de lidstaat waarin het vervoer begint in het in lid 2 bedoelde geval.

De houder van de regeling en de douaneautoriteit bereiken overeenstemming over de methoden voor het douanetoezicht op de vervoerde goederen.

  • 4. 
    Voor de toepassing van artikel 233, lid 3, van het wetboek wordt de exploitant van de vaste transportinrichting die is gevestigd in de lidstaat over wiens grondgebied de goederen per vaste transportinrichting worden vervoerd, geacht de vervoerder te zijn.
  • 5. 
    De regeling Uniedouanevervoer wordt geacht te zijn beëindigd wanneer de desbetreffende vermelding is aangebracht in de bedrijfsadministratie van de geadresseerde of de exploitant van een vaste transportinrichting waaruit blijkt dat de per vaste inrichting vervoerde goederen:
 

a)

bij de installatie van de geadresseerde zijn aangekomen;

 

b)

in het distributienetwerk van de geadresseerde zijn opgenomen of

 

c)

het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

HOOFDSTUK 4

Specifieke bestemming

Afdeling 1

Tijdelijke invoer

Artikel 322

Aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer in gevallen met betrekking tot middelen voor het vervoer per spoor, laadborden en containers

(Artikel 215 van het wetboek)

  • 1. 
    Voor middelen voor het vervoer per spoor die gemeenschappelijk worden gebruikt op grond van een overeenkomst tussen Unie- en niet-Unievervoerders die vervoerdiensten per spoor verrichten, kan de regeling tijdelijke invoer worden aangezuiverd wanneer vervoermiddelen van dezelfde soort of van dezelfde waarde worden uitgevoerd of wederuitgevoerd als de vervoermiddelen die aan een in het douanegebied van de Unie gevestigde persoon ter beschikking werden gesteld.
  • 2. 
    Voor laadborden kan de regeling tijdelijke invoer worden aangezuiverd wanneer laadborden van dezelfde soort of van dezelfde waarde worden uitgevoerd of wederuitgevoerd als de laadborden die onder de regeling werden geplaatst.
  • 3. 
    Voor containers kan de regeling tijdelijke invoer worden aangezuiverd in overeenstemming met de overeenkomst inzake de douaneregeling voor containers die in het internationale vervoer in poolverband worden gebruikt (21), wanneer containers van dezelfde soort of van dezelfde waarde worden uitgevoerd of wederuitgevoerd als de containers die onder de regeling werden geplaatst.

Artikel 323

Bijzondere aanzuivering van goederen voor evenementen of voor de verkoop

(Artikel 215 van het wetboek)

Met het oog op de aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer met betrekking tot goederen zoals bedoeld in artikel 234, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, met uitzondering van goederen zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG, wordt het verbruik, de vernietiging of de kosteloze verdeling van die goederen tijdens het evenement als wederuitvoer beschouwd op voorwaarde dat de hoeveelheid van de goederen overeenstemt met de aard van het evenement, het aantal bezoekers en de bijdrage van de houder van de regeling aan het evenement.

HOOFDSTUK 5

Veredeling

Actieve veredeling

Artikel 324

Bijzondere gevallen van aanzuivering van de regeling actieve veredeling IM/EX

(Artikel 215 van het wetboek)

  • 1. 
    Met het oog op de aanzuivering van de regeling actieve veredeling IM/EX wordt het volgende als wederuitvoer aangemerkt:
 

a)

de veredelingsproducten worden geleverd aan personen die vrijstelling van rechten bij invoer genieten krachtens het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer, het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen, of het Verdrag van New York van 16 december 1969 inzake speciale missies zoals bedoeld in artikel 128, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad (22);

 

b)

de veredelingsproducten worden geleverd aan de op het grondgebied van een lidstaat gelegerde strijdkrachten van andere landen, wanneer deze lidstaat bijzondere vrijstelling van rechten bij invoer verleent overeenkomstig artikel 131, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1186/2009;

 

c)

de levering van luchtvaartuigen;

 

d)

de levering van ruimtevaartuigen en de daarbij behorende uitrusting;

 

e)

de levering van hoofdveredelingsproducten waarvoor het „erga omnes”-invoerrecht „vrij” is of waarvoor een luchtwaardigheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1147/2002 van de Raad (23) is afgegeven;

 

f)

de verwijdering, volgens de daarvoor geldende voorschriften, van secundaire veredelingsproducten waarvan de vernietiging onder douanetoezicht om milieuredenen verboden is.

  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing:
 

a)

wanneer niet-Uniegoederen die onder de regeling actieve veredeling IM/EX zijn geplaatst, onderworpen zouden zijn aan een landbouwpolitieke of handelspolitieke maatregel, een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij werden aangegeven voor het vrije verkeer;

 

b)

wanneer een douaneschuld zou zijn ontstaan overeenkomstig artikel 78, lid 1 van het wetboek voor niet van oorsprong zijnde goederen die onder de regeling actieve veredeling IM/EX zijn geplaatst indien de houder van de vergunning voornemens is de veredelingsproducten weder uit te voeren.

  • 3. 
    In het geval van lid 1, onder c), staat het controlekantoor toe dat de regeling actieve veredeling IM/EX wordt aangezuiverd zodra de onder de regeling geplaatste goederen voor de eerste maal voor de vervaardiging, herstelling inclusief onderhoud, wijziging of ombouw van luchtvaartuigen of delen daarvan zijn gebruikt, op voorwaarde dat het aan de hand van de administratie van de houder van de regeling mogelijk is te controleren dat de regeling naar behoren wordt toegepast.
  • 4. 
    In het geval van lid 1, onder d), staat het controlekantoor toe dat de regeling actieve veredeling IM/EX wordt aangezuiverd zodra de onder de regeling geplaatste goederen voor de eerste maal voor de vervaardiging, herstelling inclusief onderhoud, wijziging of ombouw van satellieten, lanceerinstallaties ervan, gronduitrusting en delen daarvan zijn gebruikt, op voorwaarde dat het aan de hand van de administratie van de houder van de regeling mogelijk is te controleren dat de regeling naar behoren wordt toegepast.
  • 5. 
    In het geval van lid 1, onder e), staat het controlekantoor toe dat de regeling actieve veredeling IM/EX wordt aangezuiverd zodra de onder de regeling geplaatste goederen voor de eerste maal zijn gebruikt in de veredeling betreffende de geleverde veredelingsproducten of betreffende delen daarvan, op voorwaarde dat het aan de hand van de administratie van de houder van de regeling mogelijk is te controleren dat de regeling naar behoren wordt toegepast.
  • 6. 
    In het geval van lid 1, onder f), toont de houder van de regeling actieve veredeling aan dat aanzuivering van de regeling actieve veredeling IM/EX overeenkomstig de normale voorschriften onmogelijk of economisch niet verantwoord is.

Artikel 325

Veredelingsproducten of goederen die geacht worden in het vrije verkeer te zijn gebracht

(Artikel 215 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer in de vergunning voor actieve veredeling IM/EX is bepaald dat veredelingsproducten of onder de regeling geplaatste goederen worden geacht in het vrije verkeer te zijn gebracht indien zij niet onder een volgende douaneregeling zijn geplaatst of zijn wederuitgevoerd bij het verstrijken van de aanzuiveringstermijn, wordt de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen geacht te zijn ingediend en aanvaard en worden de goederen geacht in het vrije verkeer te zijn gebracht op de datum waarop de aanzuiveringstermijn verstrijkt.
  • 2. 
    In de in lid 1 bedoelde gevallen worden de producten of de goederen die onder de regeling actieve veredeling IM/EX zijn geplaatst, Uniegoederen op het tijdstip dat zij op de markt worden gebracht.

TITEL VIII

GOEDEREN DIE HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE VERLATEN

HOOFDSTUK 1

Formaliteiten voorafgaand aan het uitgaan van goederen

Artikel 326

Elektronisch systeem voor het uitgaan van de goederen

(Artikel 16, lid 1, van het wetboek)

Voor de verwerking en uitwisseling van informatie in verband met de uitgang van goederen uit het douanegebied van de Unie wordt een elektronisch systeem gebruikt dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek voor deze doeleinden is opgezet.

De eerste alinea van dit artikel is van toepassing met ingang van de datums waarop het DWU AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold.

Artikel 327

Goederen die niet zijn gedekt door een aangifte vóór vertrek

(Artikel 267 van het wetboek)

Wanneer wordt vastgesteld dat goederen die het douanegebied van de Unie zullen verlaten niet zijn gedekt door een aangifte vóór vertrek, moet voor het uitgaan van de goederen een dergelijke aangifte worden ingediend, tenzij ontheffing van de verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen van toepassing is.

Artikel 328

Risicoanalyse

(Artikel 264 van het wetboek)

  • 1. 
    Voordat de goederen worden vrijgegeven, wordt er een risicoanalyse verricht binnen een termijn die overeenkomt met de periode tussen het einde van de termijn voor het indienen van de aangifte vóór vertrek zoals bepaald in artikel 244 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en het laden of het vertrek van de goederen, indien van toepassing.
  • 2. 
    Wanneer een ontheffing van de verplichting om een aangifte vóór vertrek in te dienen van toepassing is overeenkomstig artikel 245 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, wordt bij het aanbrengen van de goederen een risicoanalyse verricht op basis van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer voor deze goederen of, indien deze niet beschikbaar is, op basis van andere beschikbare informatie over de goederen.

HOOFDSTUK 2

Formaliteiten bij het uitgaan van goederen

Artikel 329

Vaststelling van het douanekantoor van uitgang

(Artikel 159, lid 3, van het wetboek)

  • 1. 
    Tenzij de leden 2 tot en met 7 van toepassing zijn, is het douanekantoor van uitgang het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie verlaten voor een bestemming buiten dat gebied.
  • 2. 
    In het geval van goederen die het douanegebied van de Unie verlaten via een vaste transportinrichting, is het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van uitvoer.
  • 3. 
    Wanneer de goederen worden geladen op een schip of een luchtvaartuig voor vervoer naar een bestemming buiten het douanegebied van de Unie, is het douanekantoor van uitgang het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen in het schip of luchtvaartuig worden geladen.
  • 4. 
    Wanneer de goederen worden geladen op een schip dat geen lijndienst onderhoudt zoals bedoeld in artikel 120 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, is het douanekantoor van uitgang het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen in het schip worden geladen.
  • 5. 
    Wanneer goederen na vrijgave voor uitvoer onder een regeling extern douanevervoer worden geplaatst, is het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van vertrek van de regeling douanevervoer.
  • 6. 
    Wanneer goederen na vrijgave voor uitvoer onder een andere regeling douanevervoer dan de regeling extern douanevervoer worden geplaatst, is het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van vertrek van de regeling douanevervoer, op voorwaarde dat aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

het douanekantoor van bestemming van het douanevervoer is gelegen in een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer;

 

b)

het douanekantoor van bestemming van het douanevervoer is gelegen op de grens van het douanegebied van de Unie en de goederen verlaten dat douanegebied nadat zij door een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie zijn vervoerd.

  • 7. 
    Op verzoek is het douanekantoor van uitgang het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen in het kader van een enkele overeenkomst voor vervoer uit het douanegebied van de Unie door een spoorwegmaatschappij, de posterijen, een luchtvaart- of scheepvaartmaatschappij ten laste worden genomen, op voorwaarde dat de goederen het douanegebied van de Unie per spoor, per post, door de lucht of over zee verlaten.
  • 8. 
    De leden 4, 5 en 6 zijn niet van toepassing in geval van accijnsgoederen onder schorsing van accijns of goederen die aan uitvoerformaliteiten zijn onderworpen met het oog op de toekenning van uitvoerrestituties in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
  • 9. 
    Wanneer overeenkomstig artikel 274, lid 1, van het wetboek een kennisgeving van wederuitvoer wordt ingediend, is het douanekantoor van uitgang het kantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen in de vrije zone of in tijdelijke opslag zijn.

Artikel 330

Communicatie tussen de douanekantoren van uitvoer en uitgang

(Artikel 267, lid 1, van het wetboek)

Tenzij de douaneaangifte geschiedt in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever in overeenstemming met artikel 182 van het wetboek, zendt het douanekantoor van uitvoer bij vrijgave van de goederen de gegevens van de aangifte tot uitvoer naar het opgegeven kantoor van uitgang. Deze gegevens worden gebaseerd op gegevens uit de, eventueel gewijzigde, aangifte tot uitvoer.

Artikel 331

Aanbrenging van goederen bij het douanekantoor van uitgang

(Artikel 267 van het wetboek)

  • 1. 
    De persoon die de goederen bij uitgaan aanbrengt, moet op het moment van het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van uitgang:
 

a)

het MRN van de aangifte tot uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer vermelden;

 

b)

eventuele verschillen tussen de aangegeven en voor uitvoer vrijgegeven goederen en de aangebrachte goederen vermelden, met inbegrip van de gevallen waarin de goederen opnieuw zijn verpakt of in een container zijn geladen voordat zij bij het douanekantoor van uitgang zijn aangebracht;

 

c)

wanneer slechts een gedeelte van de goederen waarop een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer betrekking heeft, wordt aangebracht, vermeldt de persoon die de goederen aanbrengt ook de hoeveelheid van de daadwerkelijk aangebrachte goederen.

Wanneer deze goederen echter in colli of in containers worden aangebracht, deelt hij het aantal colli en, indien in containers vervoerd, de identificatienummers van de containers mee.

  • 3. 
    Voor uitvoer of wederuitvoer aangegeven goederen kunnen worden aangebracht bij een ander douanekantoor van uitgang dan het kantoor dat in de aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer is vermeld. Wanneer het feitelijke douanekantoor van uitgang in een andere lidstaat is gelegen dan het oorspronkelijk opgegeven douanekantoor, vraagt dat douanekantoor aan het douanekantoor van uitvoer om de gegevens van de aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer.

Artikel 332

Formaliteiten bij het uitgaan van goederen

(Artikel 267 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer goederen die het douanegebied van de Unie zullen verlaten aan douanecontroles worden onderworpen, onderzoekt het douanekantoor van uitgang de goederen op basis van de informatie die het ontvangt van het douanekantoor van uitvoer.
  • 2. 
    Wanneer de persoon die de goederen aanbrengt vaststelt of het douanekantoor van uitgang ontdekt dat er voor de voor uitvoer, wederuitvoer of passieve veredeling aangegeven goederen sprake is van een tekort wanneer de goederen bij het douanekantoor van uitgang worden aangebracht, informeert dit douanekantoor het douanekantoor van uitvoer over dit tekort.
  • 3. 
    Wanneer de persoon die de goederen aanbrengt vaststelt of het douanekantoor van uitgang ontdekt dat er voor de bij het douanekantoor van uitgang aangebrachte goederen sprake is van een overmaat van de voor uitvoer, wederuitvoer of passieve veredeling aangegeven goederen, weigert het douanekantoor de uitgang van de goederen in overmaat totdat voor deze goederen een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer is ingediend. Deze aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer kan bij het douanekantoor van uitgang worden ingediend.
  • 4. 
    Wanneer de persoon die de goederen aanbrengt vaststelt of het douanekantoor van uitgang ontdekt dat de goederen die voor uitvoer, wederuitvoer of passieve veredeling zijn aangegeven, naar hun aard verschillen van de goederen die bij het douanekantoor van uitgang zijn aangebracht, weigert het douanekantoor van uitgang het uitgaan van deze goederen totdat voor deze goederen een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer is ingediend, en informeert het het douanekantoor van uitvoer. Deze aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer kan bij het douanekantoor van uitgang worden ingediend.
  • 5. 
    De vervoerder deelt het uitgaan van de goederen mee aan het douanekantoor van uitgang door al het volgende te verstrekken:
 

a)

het unieke referentienummer van de zending of het referentienummer van het vervoersdocument;

 

b)

wanneer de goederen in colli of in containers zijn aangebracht, het aantal colli en, indien in containers vervoerd, de identificatienummers van de container;

 

c)

het MRN van de aangifte tot uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer, indien van toepassing.

Deze verplichting geldt niet voor zover de douaneautoriteiten via bestaande handels-, haven- of vervoersinformatiesystemen over deze informatie kunnen beschikken.

  • 6. 
    Voor de toepassing van lid 5 voorziet de persoon die de goederen aan de vervoerder overhandigt, de vervoerder van de in dit lid bedoelde gegevens.

De vervoerder mag de goederen laden voor vervoer uit het douanegebied van de Unie wanneer hij over de in lid 5 bedoelde informatie beschikt.

Artikel 333

Toezicht op goederen die zijn vrijgegeven voor uitgaan en uitwisseling van gegevens tussen douanekantoren

(Artikel 267 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer goederen zijn vrijgegeven voor uitgaan, houdt het douanekantoor van uitgang er toezicht op totdat zij het douanegebied van de Unie hebben verlaten.
  • 2. 
    Wanneer het douanekantoor van uitgang niet hetzelfde is als het douanekantoor van uitvoer, informeert het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van uitvoer uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten over het uitgaan van de goederen.

In de gevallen zoals bedoeld in de leden 3 tot en met 7 van artikel 329 van deze verordening is de termijn voor het douanekantoor van uitgang om het douanekantoor van uitvoer te informeren over het uitgaan van de goederen echter de volgende:

 

a)

in de gevallen zoals bedoeld in artikel 329, leden 3 en 4, uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop het schip of luchtvaartuig waarin de goederen zijn geladen, de haven of luchthaven van lading heeft verlaten;

 

b)

in de gevallen zoals bedoeld in artikel 329, lid 5, uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop de goederen onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst;

 

c)

in de gevallen zoals bedoeld in artikel 329, lid 6, uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop de regeling douanevervoer is aangezuiverd;

 

d)

in de gevallen zoals bedoeld in artikel 329, lid 7, uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop de goederen onder dekking van een enkele overeenkomst voor vervoer ten laste zijn genomen.

  • 3. 
    Wanneer het douanekantoor van uitgang niet hetzelfde is als het douanekantoor van uitvoer en de uitgang van de goederen wordt geweigerd, stelt het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van uitvoer uiterlijk in kennis op de werkdag volgende op de dag waarop de uitgang van de goederen is geweigerd.
  • 4. 
    In onvoorziene omstandigheden, wanneer door een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer gedekte goederen naar een douanekantoor van uitgang worden vervoerd en het douanegebied van de Unie vervolgens via meer dan één douanekantoor van uitgang verlaten, houdt elk douanekantoor van uitgang waar de goederen zijn aangebracht, toezicht op het uitgaan van de goederen die het douanegebied van de Unie verlaten. De douanekantoren van uitgang informeren het douanekantoor van uitvoer over het uitgaan van de goederen onder hun toezicht.
  • 5. 
    Wanneer door een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer gedekte goederen naar een douanekantoor van uitgang worden vervoerd en het douanegebied van de Unie vervolgens als gevolg van onvoorziene omstandigheden als meer dan één zending verlaten, stelt het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van uitvoer in kennis van het uitgaan van elke zending.
  • 6. 
    Wanneer goederen het douanegebied van de Unie verlaten in het geval zoals bedoeld in artikel 329, lid 7, van deze verordening, verstrekt de vervoerder op verzoek van de bevoegde douaneautoriteiten op de plaats van uitgang informatie over deze goederen. Deze informatie bestaat uit een van de volgende zaken:
 

a)

het MRN van de aangifte tot uitvoer;

 

b)

een kopie van de enkele vervoersovereenkomst voor de betrokken goederen;

 

c)

het unieke referentienummer van de zending of het referentienummer van het vervoersdocument en wanneer de goederen in colli of in containers zijn aangebracht, het aantal colli en, indien in containers vervoerd, de identificatienummers van de container.

  • 7. 
    In afwijking van lid 2, onder c), van dit artikel is de termijn voor het douanekantoor van uitgang om het douanekantoor van uitvoer te informeren over het uitgaan van de goederen, tot de datums waarop het geautomatiseerd uitvoersysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, in de gevallen zoals bedoeld in artikel 329, lid 6, van deze verordening, de eerste werkdag na de dag waarop de goederen onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst of waarop de goederen het douanegebied van de Unie verlaten of de regeling douanevervoer is aangezuiverd.
  • 8. 
    In afwijking van lid 4 van dit artikel verzamelt het douanekantoor van uitgang waar de zending het eerst is aangebracht, tot de datums waarop het geautomatiseerd uitvoersysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, de resultaten bij uitgang van de andere douanekantoren van uitgang en stelt dit kantoor het douanekantoor van uitvoer in kennis van het uitgaan van de goederen. Dit mag pas gebeuren wanneer alle goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten.
  • 9. 
    In afwijking van lid 5 van dit artikel geldt dat, tot de datums waarop het geautomatiseerd uitvoersysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt uitgerold, wanneer goederen onder dekking van één aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer naar een douanekantoor van uitgang worden vervoerd en het douanegebied van de Unie vervolgens als meer dan één zending verlaten als gevolg van onvoorziene omstandigheden, het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van uitvoer pas in kennis stelt van het uitgaan van de goederen wanneer alle goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

Artikel 334

Bevestiging van het uitgaan van goederen

(Artikel 267 van het wetboek)

  • 1. 
    Het douanekantoor van uitvoer bevestigt in de volgende gevallen het uitgaan van de goederen aan de aangever of exporteur:
 

a)

wanneer dit kantoor in kennis is gesteld van het uitgaan van de goederen door het douanekantoor van uitgang;

 

b)

wanneer dit kantoor hetzelfde is als het douanekantoor van uitgang en de goederen zijn uitgegaan;

 

c)

wanneer dit kantoor van oordeel is dat het overeenkomstig artikel 335, lid 4, van deze verordening geleverde bewijs voldoende is.

  • 2. 
    Wanneer het douanekantoor van uitvoer het uitgaan van de goederen overeenkomstig lid 1, onder c), heeft bevestigd, stelt dit kantoor het douanekantoor van uitgang hiervan in kennis.

Artikel 335

Nasporingsprocedure

(Artikel 267 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer het douanekantoor van uitvoer 90 dagen na de vrijgave van de goederen voor uitvoer niet over het uitgaan van de goederen is geïnformeerd, kan het de aangever om informatie verzoeken over de datum waarop en het douanekantoor van uitgang vanwaaruit de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten.
  • 2. 
    De aangever kan het douanekantoor van uitvoer op eigen initiatief informeren over de data waarop en de douanekantoren van uitgang vanwaaruit de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten.
  • 3. 
    Wanneer de aangever het douanekantoor van uitvoer voorziet van informatie overeenkomstig lid 1 of lid 2, kan hij het douanekantoor van uitvoer vragen de uitgang te bevestigen. Het douanekantoor van uitvoer vraagt daartoe om informatie over het uitgaan van de goederen aan het douanekantoor van uitgang, dat binnen tien dagen moet antwoorden.

Wanneer het douanekantoor van uitgang niet binnen deze termijn reageert, stelt het douanekantoor van uitvoer de aangever hiervan in kennis.

  • 4. 
    Wanneer het douanekantoor van uitvoer de aangever meedeelt dat het douanekantoor van uitgang niet heeft gereageerd binnen de termijn zoals bedoeld in lid 3, kan de aangever het douanekantoor van uitvoer het bewijs leveren dat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

Dit bewijs kan met name worden geleverd door middel van een van de volgende stukken of een combinatie daarvan:

 

a)

een kopie van de pakbon die door de geadresseerde buiten het douanegebied van de Unie is ondertekend of gewaarmerkt;

 

b)

het betalingsbewijs;

 

c)

de factuur;

 

d)

de pakbon;

 

e)

een document, ondertekend of gewaarmerkt door de marktdeelnemer die de goederen buiten het douanegebied van de Unie heeft gebracht;

 

f)

een document, verwerkt door de douaneautoriteit van een lidstaat of een derde land in overeenstemming met de regels en procedures die in die staat of dat land van toepassing zijn;

 

g)

de administratie van de marktdeelnemer waaruit de levering van goederen aan schepen, luchtvaartuigen of offshore installaties blijkt.

HOOFDSTUK 3

Uitvoer en wederuitvoer

Artikel 336

Aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer voor goederen in verschillende zendingen

(Artikel 162 van het wetboek)

Wanneer goederen het douanegebied van de Unie in meer dan één zending zullen verlaten, wordt elke afzonderlijke zending gedekt door een afzonderlijke aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer.

Artikel 337

Indiening van een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer achteraf

(Artikelen 162 en 267 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer vereist was maar de goederen uit het douanegebied van de Unie zijn gebracht zonder een dergelijke aangifte, dient de exporteur een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer achteraf in. Deze aangifte wordt ingediend bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de exporteur is gevestigd. Dat douanekantoor bevestigt het uitgaan van de goederen aan de exporteur, op voorwaarde dat de vrijgave zou zijn toegekend indien de aangifte was ingediend vóór het uitgaan van de goederen uit het douanegebied van de Unie en het kantoor over bewijs beschikt dat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten.
  • 2. 
    Wanneer voor wederinvoer bestemde Uniegoederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten maar niet langer voor wederinvoer zijn bestemd, en een ander soort douaneaangifte zou zijn gebruikt als er geen voornemen tot wederinvoer was geweest, kan de exporteur bij het douanekantoor van uitvoer een aangifte tot uitvoer achteraf indienen die de oorspronkelijke aangifte vervangt. Dat douanekantoor bevestigt het uitgaan van de goederen aan de aangever.

Wanneer de Uniegoederen het douanegebied van de Unie echter onder geleide van een ATA- en CPD-carnet hebben verlaten, bevestigt het douanekantoor van uitvoer het uitgaan van de goederen aan de exporteur op voorwaarde dat het deel en de strook van wederinvoer van het ATA- en CPD-carnet ongeldig worden gemaakt.

Artikel 338

Indiening van een aangifte tot wederuitvoer voor goederen onder dekking van een ATA- of CPD-carnet

(Artikel 159, lid 3, van het wetboek)

Het douanekantoor dat bevoegd is voor de wederuitvoer van de goederen onder dekking van een ATA- of CPD-carnet is, naast de in artikel 221, lid 1, van deze verordening bedoelde douanekantoren, het kantoor van uitgang.

Artikel 339

Gebruik van een ATA- of CPD-carnet als een aangifte tot uitvoer

(Artikel 162 van het wetboek)

  • 1. 
    Een ATA- en CPD-carnet wordt beschouwd als een aangifte tot uitvoer wanneer het carnet is afgegeven in een lidstaat die een overeenkomstsluitende partij is bij de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul en is goedgekeurd en gegarandeerd door een in de Unie gevestigde organisatie die deel uitmaakt van een waarborgketen zoals omschreven in artikel 1, onder d), van bijlage A bij de overeenkomst van Istanbul.
  • 2. 
    Het ATA- en CPD-carnet wordt niet gebruikt als een aangifte tot uitvoer met betrekking tot Uniegoederen wanneer:
 

a)

deze goederen onderworpen zijn aan douaneformaliteiten met het oog op de toekenning van uitvoerrestituties in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

 

b)

deze goederen, die deel uitmaakten van interventievoorraden, onderworpen zijn aan maatregelen ter controle van het gebruik of de bestemming en voor deze goederen de douaneformaliteiten bij uitvoer naar landen buiten het douanegebied van de Unie in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn vervuld;

 

c)

deze goederen in aanmerking komen voor de terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten indien zij uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd;

 

d)

deze goederen onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht binnen het grondgebied van de Unie overeenkomstig Richtlijn 2008/118/EG, behalve wanneer de bepalingen van artikel 30 van die richtlijn van toepassing zijn.

  • 3. 
    Wanneer een ATA-carnet wordt gebruikt als aangifte tot uitvoer, vervult het douanekantoor van uitvoer de volgende formaliteiten:
 

a)

het verifieert de gegevens in de vakken A tot en met G van het deel „uitvoer” van het carnet door deze gegevens te vergelijken met de goederen waarop het carnet betrekking heeft;

 

b)

het vult het vak „verklaring van de douaneautoriteiten” in dat op de omslag van het carnet voorkomt;

 

c)

het vult de strook „uitvoer” en vak H van het deel „uitvoer” in;

 

d)

het stelt het douanekantoor van uitvoer vast in vak H, onder b), van het deel „wederinvoer”;

 

e)

het behoudt het deel „uitvoer”.

  • 4. 
    Wanneer het douanekantoor van uitvoer niet het douanekantoor van uitgang is, vervult het douanekantoor van uitvoer de in lid 3 bedoelde formaliteiten, maar vult het vak 7 van de strook niet in, omdat dit vak door het douanekantoor van uitgang dient te worden ingevuld.
  • 5. 
    De door het douanekantoor van uitvoer in vak H, onder b), van de strook „uitvoer” vastgestelde termijnen voor het wederinvoeren van de goederen kan de geldigheidsduur van het carnet niet overschrijden.

Artikel 340

Voor uitvoer of wederuitvoer vrijgegeven goederen die het douanegebied van de Unie niet verlaten

(Artikel 267 van het wetboek)

  • 1. 
    Wanneer de voor uitvoer of wederuitvoer vrijgegeven goederen niet langer bestemd zijn om het douanegebied van de Unie te verlaten, deelt de aangever dit onmiddellijk mee aan het douanekantoor van uitvoer.
  • 2. 
    Wanneer de goederen al bij het douanekantoor van uitgang zijn aangebracht, deelt de persoon die de goederen weghaalt bij het douanekantoor van uitgang voor vervoer naar een plaats binnen het douanegebied van de Unie, onverminderd lid 1, het douanekantoor van uitgang mee dat de goederen het douanegebied van de Unie niet zullen verlaten en specificeert hij het MRN van de aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer.
  • 3. 
    Wanneer in de in artikel 329, leden 5, 6 en 7, van deze verordening bedoelde gevallen een wijziging van de vervoersovereenkomst tot gevolg heeft dat douanevervoer dat buiten het douanegebied van de Unie had moeten eindigen binnen dit douanegebied eindigt, kunnen de betrokken bedrijven of autoriteiten de gewijzigde overeenkomst alleen tot uitvoer leggen met voorafgaande overeenstemming van het kantoor van uitgang.
  • 4. 
    In het geval van ongeldigmaking van de aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer overeenkomstig artikel 248 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 informeert het douanekantoor van uitvoer de aangever en het opgegeven douanekantoor van uitgang van deze ongeldigmaking.

HOOFDSTUK 4

Summiere aangifte bij uitgaan

Artikel 341

Te nemen maatregelen na ontvangst van de summiere aangifte bij uitgaan

(Artikel 271 van het wetboek)

Het douanekantoor waar de summiere aangifte bij uitgaan wordt ingediend in overeenstemming met artikel 271, lid 1, van het wetboek:

 

a)

registreert de summiere aangifte bij uitgaan onmiddellijk na ontvangst ervan;

 

b)

verstrekt een MRN aan de aangever;

 

c)

geeft in voorkomend geval de goederen vrij voor uitgaan uit het douanegebied van de Unie.

Artikel 342

Goederen waarvoor een summiere aangifte bij uitgaan is ingediend en die het douanegebied van de Unie niet verlaten

(Artikel 174 van het wetboek)

Wanneer goederen waarvoor een summiere aangifte bij uitgaan is ingediend niet langer bestemd zijn om het douanegebied van de Unie te verlaten, deelt de persoon die de goederen weghaalt bij het douanekantoor van uitgang voor vervoer naar een plaats binnen het douanegebied van de Unie het douanekantoor van uitgang mee dat de goederen het douanegebied van de Unie niet zullen verlaten en specificeert hij het MRN van de summiere aangifte bij uitgaan.

HOOFDSTUK 5

Kennisgeving van wederuitvoer

Artikel 343

Te nemen maatregelen na ontvangst van een kennisgeving van wederuitvoer

(Artikel 274 van het wetboek)

Het douanekantoor van uitgang:

 

a)

registreert de kennisgeving van wederuitvoer onmiddellijk na ontvangst ervan;

 

b)

verstrekt een MRN aan de aangever;

 

c)

geeft in voorkomend geval de goederen vrij voor uitgaan uit het douanegebied van de Unie.

Artikel 344

Goederen waarvoor een kennisgeving van wederuitvoer is ingediend en die het douanegebied van de Unie niet verlaten

(Artikel 174 van het wetboek)

Wanneer goederen waarvoor een kennisgeving van wederuitvoer is ingediend niet langer bestemd zijn om het douanegebied van de Unie te verlaten, deelt de persoon die de goederen weghaalt bij het douanekantoor van uitgang voor vervoer naar een plaats binnen het douanegebied van de Unie het douanekantoor van uitgang mee dat de goederen het douanegebied van de Unie niet zullen verlaten en specificeert hij het MRN van de kennisgeving van wederuitvoer.

TITEL IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 345

Procedureregels voor de herbeoordeling van op 1 mei 2016 reeds van kracht zijnde vergunningen

  • 1. 
    Beschikkingen als gevolg van een herbeoordeling van een vergunning overeenkomstig artikel 250, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden vóór 1 mei 2019 gegeven.

Bij deze beschikkingen worden herbeoordeelde vergunningen ingetrokken en, zo nodig, nieuwe vergunningen verleend. De vergunninghouders worden onmiddellijk in kennis gesteld van de beschikkingen.

  • 2. 
    Indien in de in artikel 253, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde gevallen als gevolg van een herbeoordeling van een vergunning voor doorlopende zekerheidstelling in samenhang met een beschikking waarbij uitstel van betaling wordt verleend volgens een van de in artikel 226, onder b) of c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (24) bedoelde procedures, een nieuwe vergunning voor doorlopende zekerheid wordt verleend, wordt tegelijkertijd automatisch een nieuwe vergunning voor uitstel van betaling afgegeven overeenkomstig artikel 110 van het wetboek.
  • 3. 
    Wanneer de in artikel 251 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde vergunningen verwijzingen bevatten naar Verordening (EEG) nr. 2913/92 of Verordening (EEG) nr. 2454/93, worden deze verwijzingen gelezen volgens de concordantietabel in bijlage 90 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
  • 4. 
    In afwijking van lid 1 van dit artikel blijven grensoverschrijdende vergunningen voor vereenvoudigde procedures (SASP) die reeds van kracht zijn op 1 mei 2016, geldig tot de datums waarop respectievelijk de systemen CCI en AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden uitgerold.

Artikel 346

Overgangsbepalingen voor de vóór 1 mei 2016 ingediende aanvragen voor vergunningen

Douaneautoriteiten kunnen vóór 1 mei 2016 ingediende aanvragen voor het verlenen van vergunningen overeenkomstig het wetboek en deze verordening aanvaarden. De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit kan vergunningen overeenkomstig het wetboek en deze verordening vóór 1 mei 2016 verlenen. Deze vergunningen zijn echter niet geldig vóór 1 mei 2016.

Artikel 347

Overgangsbepaling betreffende de transactiewaarde

  • 1. 
    De transactiewaarde van de goederen kan worden vastgesteld op basis van een verkoop die vóór de in artikel 128, lid 1, van deze verordening bedoelde verkoop plaatsvindt wanneer de persoon namens wie de aangifte wordt ingediend door een vóór 18 januari 2016 gesloten overeenkomst is gebonden.
  • 2. 
    Dit artikel is van toepassing tot en met 31 december 2017.

Artikel 348

Overgangsbepalingen betreffende de vrijgave van goederen

  • 1. 
    Wanneer goederen vóór 1 mei 2016 zijn aangegeven voor het vrije verkeer, de regeling douane-entrepot, actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, tijdelijke invoer, bijzondere bestemming, douanevervoer, uitvoer of passieve veredeling overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92 en op die datum nog niet zijn vrijgegeven, worden zij voor de in de aangifte vermelde regeling vrijgegeven overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het wetboek, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en deze verordening.

Artikel 349

Overgangsbepalingen voor goederen die onder bepaalde douaneregelingen zijn geplaatst die niet vóór 1 mei 2016 zijn aangezuiverd

  • 1. 
    Wanneer goederen vóór 1 mei 2016 onder de volgende douaneregelingen werden geplaatst en de regeling vóór die datum niet is aangezuiverd, wordt de regeling aangezuiverd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het wetboek, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en deze verordening:
 

a)

in het vrije verkeer brengen van goederen met een gunstige tariefbehandeling of met een verlaagd recht of met een nulrecht op grond van hun bijzondere bestemming;

 

b)

douane-entrepot van het type A, B, C, E en F;

 

c)

actieve veredeling in de vorm van het schorsingssysteem;

 

d)

behandeling onder douanetoezicht.

  • 2. 
    Wanneer goederen vóór 1 mei 2016 onder de volgende douaneregelingen werden geplaatst en de regeling vóór die datum niet is aangezuiverd, wordt de regeling aangezuiverd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en Verordening (EEG) nr. 2454/93;
 

a)

douane-entrepot van het type D;

 

b)

tijdelijke invoer;

 

c)

actieve veredeling in de vorm van het terugbetalingssysteem;

 

d)

passieve veredeling.

De regeling douane-entrepot van het type D wordt echter met ingang van 1 januari 2019 aangezuiverd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het wetboek, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en deze verordening.

  • 3. 
    Goederen die in een vrije zone van controletype II zoals bedoeld in artikel 799 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 of in een vrij entrepot zijn geplaatst en waaraan geen douanebestemming is gegeven overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92, worden, vanaf 1 mei 2016, geacht te zijn geplaatst onder een regeling douane-entrepot overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het wetboek, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en deze verordening.
  • 4. 
    Wanneer goederen vóór 1 mei 2016 zijn vrijgegeven voor de regeling douanevervoer en de regeling op die datum niet is aangezuiverd, wordt de regeling aangezuiverd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 350

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

 

  • (2) 
    Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven (PB L 23 van 26.1.2008, blz. 21).
  • (5) 
    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met nadere regels ter verduidelijking van een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
  • (6) 
    Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
  • (7) 
    Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van het werkprogramma voor het douanewetboek van de Unie (PB L 134 van 7.5.2014, blz. 46).
  • (8) 
    Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72).
  • Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1).
  • Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 15).
  • Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50).
  • Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
  • Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
  • Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
  • Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).
  • Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1192/2008 van de Commissie van 17 november 2008 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 329 van 6.12.2008, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23).
  • Verordening (EG) nr. 1147/2002 van de Raad van 25 juni 2002 betreffende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde met een luchtwaardigheidscertificaat ingevoerde goederen (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 8).
 

INHOUDSTAFEL

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

 

BIJLAGE A:

Formaten en codes van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aanvragen en beschikkingen

710

 

BIJLAGE B:

Formaten en codes van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van de douanestatus van Uniegoederen

741

 

BIJLAGE 12-01:

Formaten en codes van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor de registratie van marktdeelnemers en andere personen

804

 

BIJLAGE 12-02:

Beschikking betreffende bindende oorsprongsinlichtingen

807

TITEL II

FACTOREN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE TOEPASSING VAN INVOER- OF UITVOERRECHTEN EN ANDERE MAATREGELEN WAARAAN HET GOEDERENVERKEER IS ONDERWORPEN

 

BIJLAGE 21-01:

Lijst van de in artikel 55, lid 1, bedoelde toezichtsgegevenselementen

810

 

BIJLAGE 21-02:

Lijst van de in artikel 55, lid 6, bedoelde toezichtsgegevenselementen en correlatie met vak aangifte en/of formaat

812

 

BIJLAGE 22-02:

Inlichtingenblad INF 4 en aanvraag tot afgifte van een inlichtingenblad INF 4

813

 

BIJLAGE 22-06:

Aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur ten behoeve van de stelsels van algemene tariefpreferenties van de Europese Unie, Noorwegen, Zwitserland en Turkije

818

 

BIJLAGE 22-07:

Attest van oorsprong

821

 

BIJLAGE 22-08:

Certificaat van oorsprong formulier A

822

 

BIJLAGE 22-09:

Factuurverklaring

827

 

BIJLAGE 22-10:

Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en relevante toepassingen

828

 

BIJLAGE 22-13:

Factuurverklaring

833

 

BIJLAGE 22-14:

Certificaat van oorsprong voor bepaalde producten waarvoor bijzondere niet-preferentiële invoerregelingen gelden

836

 

BIJLAGE 22-15:

Leveranciersverklaring voor producten van preferentiële oorsprong

838

 

BIJLAGE 22-16:

Verklaring voor herhaald gebruik voor producten van preferentiële oorsprong

839

 

BIJLAGE 22-17:

Leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn

840

 

BIJLAGE 22-18:

Leveranciersverklaring voor herhaald gebruik voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn

841

 

BIJLAGE 22-19:

Vereisten voor het opstellen van vervangende certificaten van oorsprong formulier A

843

 

BIJLAGE 22-20:

Vereisten voor het opstellen van vervangende attesten van oorsprong

844

 

BIJLAGE 23-01:

In de douanewaarde op te nemen luchtvrachtkosten

845

 

BIJLAGE 23-02:

Lijst van in artikel 142, lid 6, bedoelde goederen

848

TITEL III

DOUANESCHULD EN ZEKERHEIDSTELLING

 

BIJLAGE 32-01:

Verbintenis van de borg — Zekerheidstelling per aangifte

851

 

BIJLAGE 32-02:

Verbintenis van de borg — Zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling

853

 

BIJLAGE 32-03:

Verbintenis van de borg — Doorlopende zekerheidstelling

855

 

BIJLAGE 32-06:

Bewijs van zekerheidstelling per aangifte

858

 

BIJLAGE 33-03:

Model van de informatienota betreffende de betalingsvordering jegens de aansprakelijke organisatie naar aanleiding van een schuld in het kader van de regeling douanevervoer onder dekking van een ATA-/e-ATA-carnet

859

 

BIJLAGE 33-04:

Vaststellingsformulier voor de berekening van rechten en heffingen op grond van de betalingsvordering jegens de aansprakelijke organisatie naar aanleiding van een schuld in het kader van regeling douanevervoer onder dekking van een ATA-/e-ATA-carnet

860

 

BIJLAGE 33-05:

Model van decharge waarbij wordt aangegeven dat de vorderingsprocedure is ingeleid jegens de aansprakelijke organisatie in de lidstaat waar de douaneschuld in het kader van de regeling douanevervoer onder dekking van een ATA-/e-ATA-carnet is ontstaan

862

 

BIJLAGE 33-06:

Verzoek om aanvullende informatie wanneer goederen zich in een andere lidstaat bevinden

863

 

BIJLAGE 33-07:

Europese Unie: Terugbetaling of kwijtschelding van rechten

867

TITEL IV

HET BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN IN HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE

Geen bijlage

TITEL V

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DOUANESTATUS, HET PLAATSEN VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING, HET VERIFIËREN EN VRIJGEVEN VAN EN BESCHIKKEN OVER GOEDEREN

 

BIJLAGE 51-01:

Document voor de registratie van de douanestatus

869

TITEL VI

IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN EN VRIJSTELLING VAN INVOERRECHTEN

 

BIJLAGE 61-02:

Weegcertificaat voor bananen — model

870

 

BIJLAGE 61-03:

Weegcertificaat voor bananen — procedure

871

 

BIJLAGE 62-02:

INF 3 — Inlichtingenblad terugkerende goederen

872

TITEL VII

BIJZONDERE REGELINGEN

 

BIJLAGE 72-01:

Geel etiket

877

 

BIJLAGE 72-02:

Geel etiket

878

 

BIJLAGE 72-03:

TC 11 — Ontvangstbewijs

879

 

BIJLAGE 72-04:

Bedrijfscontinuïteitsprocedure voor douanevervoer

880

TITEL VIII

GOEDEREN DIE HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE VERLATEN

Geen bijlage

 

BIJLAGE A

FORMATEN EN CODES VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEGEVENSVEREISTEN VOOR AANVRAGEN EN BESCHIKKINGEN

ALGEMENE BEPALINGEN

 
 

1.

De bepalingen in deze aantekeningen zijn van toepassing op alle titels van deze bijlage.

 
 

2.

De in deze bijlage opgenomen formaten, codes en, indien van toepassing, structuur van de gegevensvereisten zijn van toepassing ten aanzien van de gegevensvereisten voor aanvragen en beschikkingen zoals bepaald in bijlage A bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

 
 

3.

De in deze bijlage omschreven formaten en codes zijn van toepassing op aanvragen die worden ingediend en beschikkingen die worden gegeven zowel met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken als op papier.

 
 

4.

Titel I bevat de formaten van de gegevenselementen.

 
 

5.

Wanneer de gegevens in een aanvraag of een beschikking zoals opgenomen in bijlage A bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 de vorm van een code aannemen, moet de in titel II opgenomen codelijst worden toegepast.

 
 

6.

De grootte van een gegevenselement mag de aanvrager niet beletten voldoende gegevens te verstrekken. Wanneer de noodzakelijke gegevens niet binnen het formaat van een bepaald gegevenselement passen, moeten aanhangsels worden gebruikt.

 
 

7.

Met de omschrijving „type/lengte” in de toelichting bij een kenmerk wordt verwezen naar de vereisten voor het gegevenstype en de gegevenslengte. Voor het gegevenstype worden de volgende codes gebruikt:

 

a

alfabetisch,

n

numeriek,

an

alfanumeriek.

Het getal na de code geeft de toegelaten gegevenslengte aan. Hierbij geldt het volgende:

de facultatieve twee punten voor de lengte-indicator betekenen dat de gegevens geen vaste lengte hebben, maar dat het maximale aantal karakters wordt aangegeven door de lengte-indicator. Een komma in de gegevenslengte betekent dat het kenmerk decimalen kan bevatten, waarbij het cijfer voor de komma de totale lengte van het kenmerk aangeeft en het cijfer na de komma het maximale aantal cijfers na de decimale punt.

Voorbeelden van veldlengtes en formaten:

 

a1

1 alfabetisch teken, vaste lengte

n2

2 numerieke tekens, vaste lengte

an3

3 alfanumerieke tekens, vaste lengte

a..4

maximaal 4 alfabetische tekens

n..5

maximaal 5 numerieke tekens

an..6

maximaal 6 alfanumerieke tekens

n..7,2

maximaal 7 numerieke tekens waaronder maximaal 2 decimalen, met een zwevend scheidingsteken.

 
 

8.

De afkortingen en acroniemen die in deze bijlage worden gebruikt, hebben de volgende betekenis:

 

Afkorting/Acroniem

Betekenis

G.E.

Gegevenselement

n.v.t.

Niet van toepassing

 
 

9.

De kardinaliteit verwijst naar het maximale aantal keren dat een bepaald gegevenselement in de betrokken aanvraag of beschikking kan voorkomen.

TITEL I

Formaten van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aanvragen en beschikkingen

 

Verwijzing naar de titel in bijlage A bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Volgnummer G.E.

Naam G.E.

Formaat G.E.

(Type/lengte)

Kardinaliteit

Codelijst in titel II (J/N)

Opmerkingen

Titel I

1/1

Code soort aanvraag/beschikking

an..4

1x

J

 

Titel I

1/2

Handtekening/Authenticatie

an..256

1x

N

 

Titel I

1/3

Soort aanvraag

Code: n1 + (indien van toepassing)

Referentienummer beschikking:

 

landcode: a2 +

 

code soort beschikking: an..4 +

 

referentienummer: an..29

1x

J

 

Titel I

1/4

Geografische geldigheid — Unie

Code: n1 + (indien van toepassing)

Landcode: a2

Geldigheidscode: 1x

Landcode: 99x

J

Voor de landcode dient gebruik te worden gemaakt van de code zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie (1).

Titel I

1/5

Geografische geldigheid — landen gemeenschappelijk douanevervoer

Landcode: a2

99x

N

Gebruik voor de landcode de tweelettercodes volgens ISO 3166.

Titel I

1/6

Referentienummer beschikking

Landcode: a2 +

Code soort beschikking: an..4 +

Referentienummer: an..29

1x

J

De structuur is omschreven in titel II.

Titel I

1/7

Beschikkende douaneautoriteit

Gecodeerd: an8

Of

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

1x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II.

Titel I

2/1

Andere aanvragen en ontvangen beschikkingen betreffende bindende inlichtingen

Aankruisvakje: n1 +

Land van aanvraag: a2 +

Plaats van aanvraag: an..35 +

Datum van aanvraag: n8 (jjjjmmdd) +

Referentienummer beschikking: a2 (landcode) + an..4 (code soort beschikking) + an..29 (referentienummer) +

Begindatum van de beschikking: n8 (jjjjmmdd) +

Goederencode: an..22

Aankruisvakje: 1x

Anders geldt: 99x

N

 

Titel I

2/2

Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen afgegeven aan andere houders

Aankruisvakje: n1 +

Referentienummer beschikking: a2 (landcode) + an..4 (code soort beschikking) + an..29 (referentienummer) +

Begindatum van de beschikking: n8 (jjjjmmdd) +

Goederencode: an..22

Aankruisvakje: 1x

Anders geldt: 99x

N

 

Titel I

2/3

Hangende of voltooide juridische of bestuursrechtelijke procedures

Landcode: a2 +

Naam gerechtelijke instantie: an..70 +

Adres gerechtelijke instantie:

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Verwijzing naar juridische en/of bestuursrechtelijke procedures: an..512

99x

N

 

Titel I

2/4

Bijgevoegde documenten

Aantal documenten: n..3 +

Soort document: an..70 +

Identificator document: an..35 +

Datum document n8 (jjjjmmdd)

99x

   

Titel I

2/5

Identificatienummer van de opslagruimte

an..35

999x

N

 

Titel I

3/1

Aanvrager/houder van de vergunning of beschikking

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

1x

N

 

Titel I

3/2

Identificatie aanvrager/houder van de vergunning of beschikking

an..17

1x

N

 

Titel I

3/3

Vertegenwoordiger

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

1x

N

 

Titel I

3/4

Identificatie vertegenwoordiger

an..17

1x

N

 

Titel I

3/5

Naam en contactgegevens van de persoon die verantwoordelijk is voor douanezaken

Naam: an..70 +

Telefoonnummer: an..50 +

Fax an..50 +

E-mailadres: an..50

1x

N

 

Titel I

3/6

Contactpersoon verantwoordelijk voor de aanvraag

Naam: an..70 +

Telefoonnummer: an..50 +

Fax an..50 +

E-mailadres: an..50

1x

N

 

Titel I

3/7

Persoon die aan het hoofd staat van het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, of die zeggenschap heeft over de leiding ervan

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Nationaal identificatienummer: an..35 +

Geboortedatum: n8 (jjjjmmdd)

99x

N

 

Titel I

3/8

Eigenaar van de goederen

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

99x

N

 

Titel I

4/1

Plaats

n.v.t.

 

N

Gegevenselement uitsluitend gebruikt voor aanvragen en beschikkingen op papier.

Titel I

4/2

Datum

n8 (jjjjmmdd)

1x

N

 

Titel I

4/3

Plaats waar de hoofdboekhouding voor douanedoeleinden wordt bijgehouden of toegankelijk is

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

of

UN/LOCODE: an..17

1x

N

Indien de plaats wordt omschreven aan de hand van UN/LOCODE, moet de gebruikte structuur beantwoorden aan VN/ECE-aanbeveling 16 betreffende UN/LOCODE-codes voor havens en andere plaatsen.

Titel I

4/4

Plaats van administratievoering

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

of

UN/LOCODE: an..17

99x

N

Indien de plaats wordt omschreven aan de hand van UN/LOCODE, moet de gebruikte structuur beantwoorden aan VN/ECE-aanbeveling 16 betreffende UN/LOCODE-codes voor havens en andere plaatsen.

Titel I

4/5

Eerste plaats van gebruik of verwerking

Land: a2 +

Code soort plaats: a1 +

Kenmerk van de identificatie: a1 +

Gecodeerd:

Identificatie van de plaats: an..35 +

Aanvullende identificator: n..3

of

Vrije tekst:

Straat en nummer: an..70 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

1x

N

Gebruik de in bijlage B omschreven structuur en codes voor G.E. 5/23 Plaats van de goederen om de plaats aan te duiden.

Titel I

4/6

[Gevraagd] Begindatum van de beschikking

n8 (jjjjmmdd)

of

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

4/7

Vervaldatum van de beschikking

n8 (jjjjmmdd)

1x

N

 

Titel I

4/8

Plaats van de goederen

Land: a2 +

Code soort plaats: a1 +

Kenmerk van de identificatie: a1 +

Gecodeerd:

Identificatie van de plaats: an..35 +

Aanvullende identificator: n..3

of

Vrije tekst:

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

9999x

N

Gebruik de in bijlage B omschreven structuur en codes voor G.E. 5/23 Plaats van de goederen om de plaats aan te duiden.

Titel I

4/9

Plaats(en) van verwerking of gebruik

Land: a2 +

Code soort plaats: a1 +

Kenmerk van de identificatie: a1 +

Gecodeerd:

Identificatie van de plaats: an..35 +

Aanvullende identificator: n..3

of

Vrije tekst:

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

999x

N

Gebruik de in bijlage B omschreven structuur en codes voor G.E. 5/23 Plaats van de goederen om de plaats aan te duiden.

Titel I

4/10

Douanekanto(o)r(en) van plaatsing

an8

999x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel I

4/11

Douanekanto(o)r(en) van aanzuivering

an8

999x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel I

4/12

Douanekantoor van zekerheidstelling

an8

1x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel I

4/13

Controlekantoor

an8

1x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel I

4/14

Douanekanto(o)r(en) van bestemming

an8

999x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel I

4/15

Douanekanto(o)r(en) van vertrek

an8

999x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel I

4/16

Termijn

n..4

1x

N

 

Titel I

4/17

Aanzuiveringstermijn

Termijn: n..2 +

Aankruisvakje: n1 +

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

4/18

Aanzuiveringsafrekening

Aankruisvakje: n1 +

Uiterste termijn: n2 +

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

5/1

Goederencode

1e onderverdeling (code gecombineerde nomenclatuur): an..8 +

2e onderverdeling (Taric-onderverdeling): an2 +

3e onderverdeling (aanvullende Taric-code(s)): an4 +

4e onderverdeling (nationale aanvullende code(s)): an..4

999x

In het geval van beschikkingen betreffende bindende inlichtingen:

1x

N

 

Titel I

5/2

Omschrijving van de goederen

Vrije tekst: an..512

In het geval van de aanvraag voor en de beschikking betreffende een bindende tariefinlichting moet het formaat beantwoorden aan an.. 2560

999x

In het geval van beschikkingen betreffende bindende inlichtingen:

1x

N

 

Titel I

5/3

Hoeveelheid goederen

Maateenheid: an..4 +

Hoeveelheid: n..16,6

999x

N

 

Titel I

5/4

Waarde van de goederen

Valuta: a3 +

Bedrag: n..16,2

999x

N

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

Titel I

5/5

Opbrengstpercentage

Vrije tekst: an..512

999x

N

 

Titel I

5/6

Equivalente goederen

Goederencode: an8 +

Aankruisvakje: n1 +

Code: n1 +

Handelskwaliteit en technische kenmerken van de goederen: an..512

999x

N

Er kan gebruik worden gemaakt van de in titel II vermelde codes voor G.E. 5/8 Identificatie van de goederen.

Titel I

5/7

Veredelingsproducten

Goederencode: an8 +

Omschrijving van de goederen: an..512

999x

N

 

Titel I

5/8

Identificatie van de goederen

Code: n1 +

Vrije tekst: an..512

999x

J

 

Titel I

5/9

Uitgesloten categorieën of vervoer van goederen

an6

999x

N

 

Titel I

6/1

Verboden en beperkingen

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

6/2

Economische voorwaarden

n..2 +

Vrije tekst: an..512

999x

J

 

Titel I

6/3

Algemene opmerkingen

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

7/1

Soort transactie

Aankruisvakje: n1 +

Soort bijzondere regeling: a..70

99x

N

 

Titel I

7/2

Soort douaneregelingen

Code regeling: an2 +

Referentienummer beschikking (landcode: a2 + code soort beschikking: an..4 + referentienummer: an..29)

99x

N

Gebruik de in bijlage B vermelde codes voor G.E. 1/10 Regeling om het soort douaneregeling aan te duiden. Gebruik code „80” als de vergunning bestemd is om te worden gebruikt in het kader van de regeling douanevervoer.

Gebruik de code „XX” als de vergunning bestemd is om te worden gebruikt voor het beheer van een ruimte voor tijdelijke opslag

Titel I

7/3

Soort aangifte

Soort aangifte: n1 +

Referentienummer beschikking (landcode: a2 + code soort beschikking: an..4 + referentienummer: an..29)

9x

J

 

Titel I

7/4

Aantal (be)handelingen

n..7

1x

N

 

Titel I

7/5

Omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

8/1

Soort hoofdboekhouding voor douanedoeleinden

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

8/2

Soort administratie

Vrije tekst: an..512

99x

N

 

Titel I

8/3

Toegang tot gegevens

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

8/4

Stalen en monsters enz.

Aankruisvakje: n1

1x

N

 

Titel I

8/5

Aanvullende informatie

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

8/6

Zekerheidstelling

Aankruisvakje: n1 +

Zekerheidsreferentienummer: an..24

1x

J

 

Titel I

8/7

Bedrag zekerheid

Valuta: a3 +

Bedrag: n..16,2

1x

N

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

Titel I

8/8

Overdracht van rechten en plichten

Aankruisvakje: n1 +

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

8/9

Sleutelwoorden

Vrije tekst: an..70

99x

N

 

Titel I

8/10

Nadere informatie over de opslagruimten

Vrije tekst: an..512

999x

N

 

Titel I

8/11

Opslag van Uniegoederen

Aankruisvakje: n1 +

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel I

8/12

Toestemming voor bekendmaking in de lijst van vergunninghouders

Aankruisvakje: n1

1x

N

 

Titel I

8/13

Berekening van het bedrag aan invoerrechten overeenkomstig artikel 86, lid 3, van het wetboek

Aankruisvakje: n1

1x

N

 

Titel II

II/1

Nieuwe afgifte van een BTI-beschikking

Aankruisvakje: n1 +

Referentienummer BTI-beschikking: a2 (landcode) + an..4 (code soort beschikking) + an..29 (referentienummer) +

Geldigheid BTI-beschikking: n8 (jjjjmmdd) +

Goederencode: an..22

1x

N

 

Titel II

II/2

Douanenomenclatuur

Aankruisvakje: n1 +

an..70

1x

N

 

Titel II

II/3

Handelsbenaming en aanvullende informatie

Vrije tekst: an..2560

1x

N

 

Titel II

II/4

Motivering van de indeling van de goederen

Vrije tekst: an..2560

1x

N

 

Titel II

II/5

Door de aanvrager verstrekte stukken op basis waarvan de BTI-beschikking is gegeven

Aankruisvakje: n1

99x

N

 

Titel II

II/6

Afbeeldingen

Aankruisvakje: n1

1x

N

 

Titel II

II/7

Datum van aanvraag

n8 (jjjjmmdd)

1x

N

 

Titel II

II/8

Einddatum van verlengd gebruik

n8 (jjjjmmdd)

1x

N

 

Titel II

II/9

Reden ongeldigmaking

n2

1x

J

 

Titel II

II/10

Registratienummer van de aanvraag

Landcode: a2 +

Code soort beschikking: an..4 +

Referentienummer: an..29

 

N

Gebruik de in titel II omschreven structuur voor G.E. 1/6 Referentienummer beschikking.

Titel III

III/1

Rechtsgrondslag

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/2

Samenstelling van de goederen

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/3

Gegevens aan de hand waarvan de oorsprong kan worden bepaald

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/4

Geef aan welke gegevens als vertrouwelijk moeten worden behandeld

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/5

Land van oorsprong en rechtskader

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/6

Motivering van de beoordeling van de oorsprong

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/7

Prijs af fabriek

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/8

Gebruikte materialen, land van oorsprong, code gecombineerde nomenclatuur en waarde

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/9

Beschrijving van de vereiste verwerking om de oorsprong te verkrijgen

n.v.t.

 

N

 

Titel III

III/10

Taal

a2

 

N

Gebruik voor de taal de tweelettercodes volgens ISO — 639-1 van 2002.

Titel IV

IV/1

Rechtsvorm van de aanvrager

an.. 50

1x

N

 

Titel IV

IV/2

Datum van oprichting

n8 (jjjjmmdd)

1x

N

 

Titel IV

IV/3

Rol(len) van de aanvrager in de internationale toeleveringsketen

an..3

99x

J

 

Titel IV

IV/4

Lidstaten waar douanegerelateerde activiteiten worden uitgeoefend

Land: a2 +

Straat en nummer: an..70 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Soort faciliteit: an..70 (vrije tekst)

99x

N

 

Titel IV

IV/5

Informatie over grensoverschrijding

an8

99x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel IV

IV/6

Reeds toegekende vereenvoudigingen en faciliteiten, veiligheidscertificaten afgegeven op basis van internationale verdragen, een internationale norm van de Internationale Organisatie voor normalisatie, een Europese norm van een Europese normalisatieorganisatie of een AEO-gelijkwaardig certificaat afgegeven in een derde land

Soort vereenvoudiging/facilitatie an..70 +

Identificatienummer certificaat: an..35 +

Landcode: a2 +

Code douaneregeling: an2

99x

N

Gebruik de in bijlage B vermelde codes voor G.E. 1/10 Regeling om het soort douaneregeling aan te duiden.

Titel IV

IV/7

Toestemming voor de uitwisseling van de informatie in de AEO-vergunning met het oog op de goede werking van de systemen waarin internationale overeenkomsten/regelingen met derde landen in verband met de wederzijdse erkenning van de AEO-status en veiligheidsmaatregelen voorzien.

Aankruisvakje: n1 +

Transcriptie naam: an..70 +

Transcriptie straat en nummer: an..70 +

Transcriptie postcode: an..9 +

Transcriptie stad: an..35

1x

N

 

Titel IV

IV/8

Vaste inrichting (vi)

Naam an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Btw-nummer: an..17

99x

N

 

Titel IV

IV/9

Kanto(o)r(en) waar douanedocumentatie wordt bewaard en toegankelijk is

Naam an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

99x

N

 

Titel IV

IV/10

Plaats waar algemene logistieke activiteiten worden uitgevoerd

Naam an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

1x

N

 

Titel IV

IV/11

Bedrijfsactiviteiten

an..4

99x

N

Gebruik de codes die zijn bepaald in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2).

Titel V

V/1

Onderwerp en aard van de vereenvoudiging

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel VI

VI/1

Bedrag van de rechten en andere heffingen

Valuta: a3 +

Bedrag: n..16,2

99x

N

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

Titel VI

VI/2

Gemiddelde termijn tussen de plaatsing van de goederen onder de regeling en de aanzuivering van de regeling

Vrije tekst: an…35

99x

N

 

Titel VI

VI/3

Niveau zekerheidstelling

Code niveau zekerheidstelling a2

Vrije tekst: an..512

99x

J

 

Titel VI

VI/4

Vorm zekerheidstelling

Vorm zekerheid: n..2 +

Naam an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Vrije tekst: an..512

1x

J

 

Titel VI

VI/5

Referentiebedrag

Valuta: a3 +

Bedrag: n..16,2

Vrije tekst: an..512

1x

N

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

Titel VI

VI/6

Betalingstermijn

n1

1x

J

 

Titel VII

VII/1

Soort uitstel van betaling

n1

1x

J

 

Titel VIII

VIII/1

Titel tot invordering

an..35

999x

N

 

Titel VIII

VIII/2

Douanekantoor waar de douaneschuld is meegedeeld

an8

1x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel VIII

VIII/3

Douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de goederen zich bevinden

an8

1x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel VIII

VIII/4

Opmerkingen van het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de goederen zich bevinden

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel VIII

VIII/5

Douaneregeling (verzoek om voorafgaande vervulling van formaliteiten)

Code regeling: an2 +

Aankruisvakje: n1 +

Referentienummer beschikking (landcode: a2 + code soort beschikking: an..4 + referentienummer: an..29)

1x

N

Gebruik de in bijlage B vermelde codes voor G.E. 1/10 Regeling.

Titel VIII

VIII/6

Douanewaarde

Valuta: a3 +

Bedrag: n..16,2

1x

N

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

Titel VIII

VIII/7

Terug te betalen of kwijt te schelden bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

Valuta: a3 +

Bedrag: n..16,2

1x

N

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

Titel VIII

VIII/8

Soort invoer- of uitvoerrechten

Uniecodes: a1+n2

Nationale codes: n1+an2

99x

N

Gebruik de in bijlage B vermelde codes voor G.E. 4/3 Berekening van de belastingen - soort belasting.

Titel VIII

VIII/9

Rechtsgrondslag

a1

1x

J

 

Titel VIII

VIII/10

Gebruik of bestemming van de goederen

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel VIII

VIII/11

Termijn voor de vervulling van de formaliteiten

n..3

1x

N

 

Titel VIII

VIII/12

Verklaring van de beschikkende douaneautoriteit

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel VIII

VIII/13

Beschrijving van de redenen voor terugbetaling of kwijtschelding

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel VIII

VIII/14

Bank- en rekeninggegevens

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel IX

IX/1

Overbrenging van goederen

Code rechtsgrondslag: an1 +

EORI-nummer: an..17 +

Land: a2 +

Code soort plaats: a1 +

Kenmerk van de identificatie: a1 +

Gecodeerd:

Identificatie van de plaats: an..35 +

Aanvullende identificator: n..3

of

Vrije tekst:

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

999x

J

Gebruik de in bijlage B omschreven structuur en codes voor G.E. 5/23 Plaats van de goederen om het adres van de ruimte voor tijdelijke opslag aan te duiden.

Titel X

X/1

Bij de lijndienst betrokken lidsta(a)t(en)

Kenmerk: n1 +

Landcode: a2

99x

J

Gebruik voor de landcode de code zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie.

Titel X

X/2

Naam van de vaartuigen

Naam vaartuig an..35 +

IMO-nummer vaartuig: IMO + n7

99x

N

 

Titel X

X/3

Aanloophavens

an8

99x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel X

X/4

Verbintenis

Aankruisvakje: n1

1x

N

 

Titel XI

XI/1

Douanekanto(o)r(en) verantwoordelijk voor de registratie van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen

an8

999x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel XII

XII/1

Termijn voor de indiening van een aanvullende aangifte

n..2

1x

N

 

Titel XII

XII/2

Onderaannemer

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

1x

N

 

Titel XII

XII/3

Identificatie onderaannemer

an..17

1x

N

 

Titel XIII

XIII/1

Bij de vergunning betrokken bedrijven in andere lidstaten

Naam an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

999x

N

 

Titel XIII

XIII/2

Identificatie van bij de vergunning betrokken bedrijven in andere lidstaten

an..17

999x

N

 

Titel XIII

XIII/3

Douanekanto(o)r(en) van aanbrenging

an8

999x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel XIII

XIII/4

Identificatie van de btw-, accijns- en statistische autoriteiten

Naam an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

999x

N

 

Titel XIII

XIII/5

Wijze van betaling van de btw

a1

1x

N

Gebruik de in bijlage B vermelde codes voor G.E. 4/8 Berekening van de belastingen — Betalingswijze.

Titel XIII

XIII/6

Fiscaal vertegenwoordiger

Naam an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

99x

N

 

Titel XIII

XIII/7

Identificatie fiscaal vertegenwoordiger

an..17

99x

N

Gebruik het btw-nummer.

Titel XIII

XIII/8

Code status fiscaal vertegenwoordiger

n1

1x (per vertegenwoordiger)

J

 

Titel XIII

XIII/9

Persoon verantwoordelijk voor accijnsformaliteiten

Naam an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

99x

N

 

Titel XIII

XIII/10

Identificatie persoon verantwoordelijk voor accijnsformaliteiten

an..17

99x

N

 

Titel XIV

XIV/1

Ontheffing van de kennisgeving van aanbrengen

Aankruisvakje: n1 +

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel XIV

XIV/2

Ontheffing van aangifte vóór vertrek

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel XIV

XIV/3

Douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de goederen beschikbaar zijn voor controle

an8

1x

N

De structuur van de codes is omschreven in titel II voor G.E. 1/7 Beschikkende douaneautoriteit.

Titel XIV

XIV/4

Termijn voor indiening van de gegevens van de volledige douaneaangifte

n..2

1x

N

 

Titel XV

XV/1

Identificatie van aan de marktdeelnemer toe te vertrouwen formaliteiten en controles

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel XVI

XVI/1

Economische activiteit

n1

1x

J

 

Titel XVI

XVI/2

Weegapparatuur

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel XVI

XVI/3

Aanvullende waarborgen

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel XVI

XVI/4

Voorafgaande kennisgeving aan de douaneautoriteiten

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel XVII

XVII/1

Voorafgaande uitvoer (AV EX/IM)

Aankruisvakje: n1 +

Uiterste termijn: n..2

1x

N

 

Titel XVII

XVII/2

Vrijgave voor het vrije verkeer met behulp van de aanzuiveringsafrekening

Aankruisvakje: n1

1x

N

 

Titel XVIII

XVIII/1

Systeem uitwisselingsverkeer

Aankruisvakje: n1 +

Soort systeem uitwisselingsverkeer: n1 +

Vrije tekst: an..512

1x

J

 

Titel XVIII

XVIII/2

Vervangende producten

Goederencode: an..8 +

Omschrijving: an..512 +

Code: n1

999x

J

 

Titel XVIII

XVIII/3

Voorafgaande invoer van vervangende producten

Aankruisvakje: n1 +

Uiterste termijn: n..2

1x

N

 

Titel XVIII

XVIII/4

Voorafgaande invoer van veredelingsproducten (PV IM/EX)

Aankruisvakje: n1 +

Uiterste termijn: n..2

1x

N

 

Titel XIX

XIX/1

Tijdelijke uitslag

Aankruisvakje: n1 +

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel XIX

XIX/2

Verliespercentage

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

Titel XX

XX/1

Identificatiemaatregelen

Vrije tekst: an..512

Referentienummer beschikking (landcode: a2 +

Code soort beschikking: an..4 +

Referentienummer: an..29)

1x

N

De structuur van de vergunning voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model moet de in titel II omschreven structuur voor G.E. 1/6 Referentienummer beschikking volgen.

Titel XX

XX/2

Doorlopende zekerheid

Aankruisvakje: n1 +

Referentienummer beschikking (landcode: a2 +

Code soort beschikking: an..4 +

Referentienummer: an..29)

1x

N

De structuur van de vergunning voor doorlopende zekerheidstelling of ontheffing van zekerheidstelling moet de in titel II omschreven structuur voor G.E. 1/6 Referentienummer beschikking volgen.

Titel XXI

XXI/1

Soort verzegeling

Vrije tekst: an..512

1x

N

 

TITEL II

Codes betreffende de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aanvragen en beschikkingen

  • 1. 
    INLEIDING

Deze titel bevat de codes die in aanvragen en beschikkingen moeten worden gebruikt.

  • 2. 
    CODES

1/1.   Code soort aanvraag/beschikking

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

Code

Soort aanvraag/beschikking

Opschrift van de kolom in bijlage A bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

BTI

Aanvraag voor of beschikking inzake een bindende tariefinlichting

1a

BOI

Aanvraag voor of beschikking inzake een bindende oorsprongsinlichting

1b

AEOC

Aanvraag of vergunning voor de status van geautoriseerde marktdeelnemer — douanevereenvoudigingen

2

AEOS

Aanvraag of vergunning voor de status van geautoriseerde marktdeelnemer — veiligheid

2

AEOF

Aanvraag of vergunning voor de status van geautoriseerde marktdeelnemer — douanevereenvoudigingen/veiligheid

2

CVA

Aanvraag of vergunning voor de vereenvoudiging van de bepaling van bedragen die deel uitmaken van de douanewaarde van goederen

3

CGU

Aanvraag of vergunning voor doorlopende zekerheidstelling, inclusief eventuele verlaging of ontheffing

4a

DPO

Aanvraag of vergunning voor uitstel van betaling

4b

REP

Aanvraag of beschikking tot terugbetaling van de bedragen aan invoer- of uitvoerrechten

4c

REM

Aanvraag of beschikking tot kwijtschelding van de bedragen aan invoer- of uitvoerrechten

4c

TST

Aanvraag of vergunning voor het beheer van opslagruimten voor de tijdelijke opslag van goederen

5

RSS

Aanvraag of vergunning voor het onderhouden van een lijndienst

6 a

ACP

Aanvraag of vergunning voor de status van toegelaten afgever ten bewijze van de douanestatus van Uniegoederen

6b

SDE

Aanvraag of vergunning voor het gebruik van de vereenvoudigde aangifte

7a

CCL

Aanvraag of vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking

7b

EIR

Aanvraag of vergunning voor het doen van een douaneaangifte door inschrijving in de administratie van de aangever, daaronder begrepen voor de regeling uitvoer

7c

SAS

Aanvraag of vergunning voor beoordeling door de marktdeelnemer zelf

7d

AWB

Aanvraag of vergunning voor de status van erkende weger van bananen

7e

IPO

Aanvraag of vergunning voor het gebruik van de regeling actieve veredeling

8a

OPO

Aanvraag of vergunning voor het gebruik van de regeling passieve veredeling

8b

EUS

Aanvraag of vergunning voor het gebruik van de regeling bijzondere bestemming

8c

TEA

Aanvraag of vergunning voor het gebruik van de regeling tijdelijke invoer

8d

CWP

Aanvraag of vergunning voor het beheer van opslagruimten voor de opslag van goederen in een particulier douane-entrepot

8e

CW1

Aanvraag of vergunning voor het beheer van opslagruimten voor de opslag van goederen in een publiek douane-entrepot type I

8e

CW2

Aanvraag of vergunning voor het beheer van opslagruimten voor de opslag van goederen in een publiek douane-entrepot type II

8e

ACT

Aanvraag of vergunning voor de status van toegelaten geadresseerde TIR-regeling

9a

ACR

Aanvraag of vergunning voor de status van toegelaten afzender Uniedouanevervoer

9b

ACE

Aanvraag of vergunning voor de status van toegelaten geadresseerde Uniedouanevervoer

9c

SSE

Aanvraag of vergunning voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model

9d

TRD

Aanvraag of vergunning voor het gebruik van de aangifte douanevervoer met beperkte gegevens

9e

ETD

Vergunning voor het gebruik van een elektronisch vervoersdocument als douaneaangifte

9f

1/3.   Soort aanvraag

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

1.

eerste aanvraag

2.

aanvraag tot wijziging van de beschikking

3.

aanvraag tot verlenging van de vergunning

4.

aanvraag tot intrekking van de beschikking

1/4.   Geografische geldigheid — Unie

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

1.

aanvraag of vergunning geldig in alle lidstaten

2.

aanvraag of vergunning beperkt tot bepaalde lidstaten

3.

aanvraag of vergunning beperkt tot één lidstaat

1/6.   Referentienummer beschikking

Het referentienummer van de beschikking is als volgt opgebouwd:

 

Veld

Inhoud

Formaat

Voorbeelden

1

Identificator van de lidstaat waar de beschikking is gegeven (tweeletterige landcode)

a2

PT

2

Code soort beschikking

an..4

SSE

3

Unieke identificator voor de beschikking per land

an..29

1234XYZ12345678909876543210AB

Veld 1: zie uitleg hierboven.

Veld 2 moet worden ingevuld met de code van de beschikking zoals omschreven voor G.E. 1/1 Code soort beschikking in deze titel.

Veld 3 moet worden ingevuld met een identificator voor de betrokken beschikking. De wijze waarop dit veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke in een land afgegeven beschikking moet een nummer krijgen dat uniek is voor het desbetreffende soort beschikking.

1/7.   Beschikkende douaneautoriteit

De codes zijn als volgt gestructureerd:

 

de eerste twee tekens (a2) identificeren het land met behulp van de landcode zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie,

 

de volgende zes tekens (an6) duiden het betrokken kantoor in dit land aan. Hiervoor wordt de volgende structuur aanbevolen:

De eerste drie tekens (an3) geven de UN/LOCODE (3)-plaatsnaam weer en de laatste drie een nationale alfanumerieke onderverdeling (an3). Indien deze onderverdeling niet wordt gebruikt, moet „000” worden ingevoegd.

Voorbeeld: BEBRU000: BE = ISO 3166 voor België, BRU = UN/LOCODE-plaatsnaam voor de stad Brussel, en 000 omdat de onderverdeling niet wordt gebruikt.

5/8.   Identificatie van de goederen

Voor de identificatie van goederen dienen de volgende codes te worden gebruikt:

 

1.

volgnummer of fabricagenummer

2.

loodjes, zegels, stempels of andere merktekens

4.

monsters, stalen, tekeningen of technische beschrijvingen

5.

analyses

6.

inlichtingenblad ter vergemakkelijking van de tijdelijke uitvoer van goederen die naar een ander land worden verzonden voor vervaardiging, verwerking of herstelling (uitsluitend bestemd voor passieve veredeling)

7.

andere identificatiemiddelen (geef een toelichting bij de te gebruiken identificatiemiddelen)

8.

geen identificatiemaatregelen op grond van artikel 250, lid 2, onder b), van het wetboek (uitsluitend bestemd voor tijdelijke invoer)

6/2.   Economische voorwaarden

Codes die moeten worden gebruikt voor de gevallen waarin wordt geacht te zijn voldaan aan de economische voorwaarden voor actieve veredeling:

 

Code 1

verwerking van niet in bijlage 71-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen goederen

Code 2

herstellingen

Code 3

verwerking van direct of indirect ter beschikking van de vergunninghouder gestelde goederen, volgens de aanwijzingen en voor rekening van een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon, doorgaans alleen tegen betaling van de kosten van de verwerking

Code 4

verwerking van harde tarwe tot deegwaren

Code 5

plaatsing van goederen onder de regeling actieve veredeling binnen de grenzen van de hoeveelheid die is vastgesteld op basis van een balans overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (4)

Code 6

verwerking van in bijlage 71-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen goederen, in geval van onbeschikbaarheid van in de Unie geproduceerde goederen met dezelfde achtcijferige GN-code en dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken als de goederen die bedoeld zijn om te worden ingevoerd met het oog op de voorgenomen handelingen

Code 7

verwerking van in bijlage 71-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen goederen, mits er prijsverschillen bestaan tussen in de Unie geproduceerde goederen en de goederen die bedoeld zijn om te worden ingevoerd, wanneer geen gebruik kan worden gemaakt van vergelijkbare goederen omdat de beoogde commerciële handelingen door de prijs daarvan niet economisch levensvatbaar zouden zijn

Code 8

verwerking van in bijlage 71-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen goederen, mits er sprake is van contractuele verplichtingen, wanneer vergelijkbare goederen niet voldoen aan de contractuele vereisten van de koper van de veredelingsproducten in het derde land of wanneer de veredelingsproducten krachtens het contract moeten worden verkregen uit de goederen die bedoeld zijn om onder de regeling actieve veredeling te worden geplaatst, om aan voorschriften betreffende de bescherming van industriële of commerciële eigendomsrechten te voldoen

Code 9

verwerking van in bijlage 71-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen goederen, mits de totale waarde van de onder de regeling actieve veredeling te plaatsen goederen, per aanvrager en kalenderjaar voor elke achtcijferige GN-code, niet meer dan 150 000 EUR bedraagt

Code 10

verwerking van goederen om deze in overeenstemming te brengen met technische vereisten zodat ze in het vrije verkeer kunnen worden gebracht

Code 11

verwerking van goederen zonder handelskarakter

Code 12

verwerking van goederen verkregen in het kader van een eerdere vergunning, die is afgegeven na onderzoek van de economische voorwaarden

Code 13

verwerking van vaste en vloeibare fracties van palmolie, kokosolie, vloeibare fracties van kokosolie, palmpittenolie, vloeibare fracties van palmpittenolie, babassunotenolie of ricinusolie (castorolie) tot producten die niet bestemd zijn voor de voedingssector

Code 14

verwerking tot producten die bestemd zijn om te worden ingebouwd in of gebruikt voor burgerluchtvaartuigen waarvoor een luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven

Code 15

verwerking tot producten die in aanmerking komen voor de autonome schorsing van invoerrechten op bepaalde wapens en militaire uitrusting overeenkomstig Verordening (EG) nr. 150/2003 van de Raad (5)

Code 16

verwerking van goederen tot stalen en monsters

Code 17

verwerking van alle soorten elektronische componenten, onderdelen, voorgemonteerde delen of andere materialen in informatietechnologieproducten

Code 18

verwerking van goederen die onder de GN-codes 2707 of 2710 vallen, tot producten die onder de GN-codes 2707, 2710 of 2902 vallen

Code 19

omzetting tot resten en afvallen, vernietiging, terugwinning van delen of bestanddelen

Code 20

denaturering

Code 21

de in artikel 220 van het wetboek bedoelde gebruikelijke behandelingen

Code 22

de totale waarde van de onder de regeling actieve veredeling te plaatsen goederen per aanvrager en kalenderjaar voor iedere achtcijferige code van de gecombineerde nomenclatuur is niet hoger dan 150 000 EUR voor goederen die onder bijlage 71-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vallen en niet hoger dan 300 000 EUR voor andere goederen, behalve wanneer de goederen die bestemd zijn om onder de regeling actieve veredeling te worden geplaatst, onderworpen zouden zijn aan een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij werden aangegeven voor het vrije verkeer

7/3.   Soort aangifte

Voor het soort aangifte dienen de volgende codes te worden gebruikt:

 

1.

normale aangifte (overeenkomstig artikel 162 van het wetboek)

2.

vereenvoudigde aangifte (overeenkomstig artikel 166 van het wetboek)

3.

inschrijving in de administratie van de aangever (overeenkomstig artikel 182 van het wetboek)

8/6.   Zekerheidstelling

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

0.

Geen zekerheid vereist

1.

Zekerheid vereist

II/9.   Reden ongeldigmaking

Vul een van de volgende codes in:

 

55.

Nietig verklaard

61

Ongeldig gemaakt wegens wijzigingen in de code van de douanenomenclatuur

62

Ongeldig gemaakt wegens een Uniemaatregel

63

Ongeldig gemaakt wegens een nationale wettelijke maatregel

64

Intrekking wegens onjuiste indeling

65

Intrekking wegens andere redenen dan indeling

66.

Ongeldig gemaakt wegens beperkte geldigheid van de nomenclatuurcode op het moment van afgifte

IV/3.   Rol(len) van de aanvrager in de internationale toeleveringsketen

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

Code

Rol

Omschrijving

MF

Fabrikant van goederen

Partij die goederen vervaardigt.

Deze code mag alleen worden gebruikt als de marktdeelnemer de goederen daadwerkelijk vervaardigt. Zij omvat niet de gevallen waarin een marktdeelnemer slechts betrokken is bij de handel in goederen (bv. in- of uitvoer).

IM

Importeur

Partij die een invoeraangifte indient, of namens wie een douaneagent of een andere daartoe gemachtigde persoon een dergelijke aangifte indient. Dit kan onder meer een persoon zijn die in het bezit is van de goederen of aan wie de goederen zijn geadresseerd.

EX

Exporteur

Partij die de uitvoeraangifte indient, of namens wie deze aangifte wordt ingediend, en die eigenaar van de goederen is of die een soortgelijk recht heeft over de goederen te beschikken op het tijdstip dat de aangifte wordt aanvaard.

CB

Douane-expediteur

Agent of vertegenwoordiger of commissionair die rechtstreeks met de douane handelt namens de importeur of de exporteur.

Deze code kan tevens worden gebruikt voor marktdeelnemers die ook voor andere doeleinden als agent/vertegenwoordiger optreden (bv. als agent van een vervoerder).

CA

Vervoerder

Partij die het vervoer van goederen tussen opgegeven plaatsen verricht of regelt.

FW

Expediteur

Partij die de expeditie van goederen regelt.

CS

Groepage-expediteur

Partij die verschillende zendingen, betalingen enz. groepeert.

TR

Terminalexploitant

Partij die het laden en lossen van zeeschepen afwikkelt.

WH

Entrepothouder Partij die verantwoordelijk is voor goederen die in een entrepot worden opgeslagen.

Deze code moet ook worden gebruikt door marktdeelnemers die andere opslagfaciliteiten exploiteren (bv. tijdelijke opslag, vrije zone enz.).

CF

Containeroperator

Partij aan wie welomschreven goederen (bv. container) zijn toevertrouwd voor een bepaalde periode in ruil voor de betaling van huur.

DEP

Stuwadoor

Partij die het laden en lossen van zeeschepen op verschillende terminals afwikkelt.

HR

Scheepvaartdienst

Identificeert de maatschappij die de scheepvaartdiensten verricht.

999

Overige

 

VI/3.   Niveau zekerheidstelling

Voor het niveau van de zekerheidstelling dienen de volgende codes te worden gebruikt:

 
 

Dekking van bestaande douaneschulden en, in voorkomend geval, andere heffingen

 

AA

100 % van het desbetreffende gedeelte van het referentiebedrag

AB

30 % van het desbetreffende gedeelte van het referentiebedrag

 
 

Dekking van mogelijke douaneschulden en, in voorkomend geval, andere heffingen

 

BA

100 % van het desbetreffende gedeelte van het referentiebedrag

BB

50 % van het desbetreffende gedeelte van het referentiebedrag

BC

30 % van het desbetreffende gedeelte van het referentiebedrag

BD

0 % van het desbetreffende gedeelte van het referentiebedrag

VI/4.   Vorm zekerheidstelling

Voor de vorm van de zekerheidstelling dienen de volgende codes te worden gebruikt:

 

1.

Storting van contant geld

2.

Borgstelling

3*

Andere vormen zoals bepaald in artikel 83 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

 

31.

het vestigen van hypotheek, van een „Grundschuld”, van pandrecht op het vruchtgebruik (antichrese) of van een ander recht dat wordt gelijkgesteld met een op een onroerend goed gevestigd recht;

32.

de overdracht van schuldvorderingen, vestigen van een pandrecht met of zonder houderschap van goederen, waardepapieren of schuldvorderingen of een spaarboekje of inschrijving in het grootboek van de openbare staatsschuld;

33.

het bij overeenkomst aangaan van een passieve hoofdelijke verbintenis door een daartoe door de douaneautoriteiten toegelaten derde of de overdracht van een wissel waarvan de betaling door die derde wordt gewaarborgd;

34.

een storting van contant geld of een daarmee gelijkgestelde vorm van betaling in een andere valuta dan de euro of de valuta van de lidstaat waar de zekerheid wordt geëist;

35.

deelneming, door middel van betaling van een bijdrage, aan een door de douaneautoriteiten beheerd algemeen stelsel van zekerheidstelling.

VI/6.   Betalingstermijn

Voor de betalingstermijn dienen de volgende codes te worden gebruikt:

 

1.

Normale termijn voor betaling, dat wil zeggen maximaal tien dagen na de mededeling van de douaneschuld aan de schuldenaar overeenkomstig artikel 108 van het wetboek

2.

Uitgestelde betaling (artikel 110 van het wetboek)

VII/1.   Soort uitstel van betaling

Voor het uitstel van betaling dienen de volgende codes te worden gebruikt:

 

1.

Artikel 110, onder b), van het wetboek, dat wil zeggen voor het geheel van alle bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die overeenkomstig artikel 105, lid 1, eerste alinea, zijn geboekt binnen een vastgestelde periode van ten hoogste 31 dagen

2.

Artikel 110, onder c), van het wetboek, dat wil zeggen voor het totaal van de bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die op grond van artikel 105, lid 1, tweede alinea, in één keer worden geboekt

VIII/9.   Rechtsgrondslag

Voor de rechtsgrondslag dienen de volgende codes te worden gebruikt:

 

Code

Omschrijving

Rechtsgrondslag

A

Invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht

Artikel 117 van het wetboek

B

Goederen die gebreken vertonen of goederen die niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn

Artikel 118 van het wetboek

C

Vergissing van de bevoegde autoriteiten

Artikel 119 van het wetboek

D

Billijkheid

Artikel 120 van het wetboek

E

Bedrag aan invoer- of uitvoerrechten betaald in verband met een overeenkomstig artikel 174 van het wetboek ongeldig gemaakte douaneaangifte

Artikel 116, lid 1, van het wetboek

IX/1.   Overbrenging van goederen

Voor de rechtsgrond van de overbrenging dienen de volgende codes te worden gebruikt:

Voor goederen in tijdelijke opslag:

 

A

Artikel 148, lid 5, onder a), van het wetboek

B

Artikel 148, lid 5, onder b), van het wetboek

C

Artikel 148, lid 5, onder c), van het wetboek

X/1.   Bij de lijndienst betrokken lidsta(a)t(en)

Als kenmerk moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

0.

Betrokken lidstaten

1.

Mogelijk betrokken lidstaten

XIII/8.   Code status fiscaal vertegenwoordiger

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

1.

aanvrager handelt in eigen naam en voor eigen rekening

2.

fiscaal vertegenwoordiger handelt voor rekening van de aanvrager

XVI/1.   Economische activiteit

Voor de activiteit dienen de volgende codes te worden gebruikt:

 

1.

Invoer

2.

Vervoer

3.

Opslag

4.

Behandeling

XVIII/1.   Systeem uitwisselingsverkeer

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

1.

Systeem uitwisselingsverkeer zonder voorafgaande invoer van vervangende producten

2.

Systeem uitwisselingsverkeer met voorafgaande invoer van vervangende producten

XVIII/2.   Vervangende producten

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

4.

Monsters, stalen, tekeningen of technische beschrijvingen

5.

Analyses

7.

Andere identificatiemiddelen

 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
  • (3) 
    Aanbeveling 16 over de UN/LOCODE - Code voor handels- en vervoerslocaties
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 150/2003 van de Raad van 21 januari 2003 inzake schorsing van douanerechten op bepaalde wapens en militaire uitrusting (PB L 25 van 30.1.2003, blz. 1).
 

BIJLAGE B

FORMATEN EN CODES VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEGEVENSVEREISTEN VOOR AANGIFTEN, KENNISGEVINGEN EN BEWIJS VAN DE DOUANESTATUS VAN UNIEGOEDEREN

INLEIDENDE AANTEKENINGEN

 
 

1.

Titel I bevat de formaten van de gegevenselementen. De in deze bijlage opgenomen formaten, codes en, indien van toepassing, structuur van de gegevensvereisten zijn van toepassing ten aanzien van de gegevensvereisten voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van douanestatus van Uniegoederen zoals bepaald in bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

 
 

2.

De in deze bijlage omschreven formaten, codes en, indien van toepassing, structuur van de gegevenselementen zijn van toepassing op aangiften en kennisgevingen die worden gedaan en bewijs van de douanestatus van Uniegoederen dat wordt voorgelegd zowel met behulp van elektronischegegevensverwerkingstechnieken als op papier.

 
 

3.

Wanneer de gegevens in een aangifte, kennisgeving of bewijs van douanestatus van

 
 

4.

Uniegoederen zoals opgenomen in bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 de vorm van een code aannemen, moet de in titel II opgenomen codelijst worden toegepast.

 
 

5.

Met de omschrijving „type/lengte” in de toelichting bij een kenmerk wordt verwezen naar de vereisten voor het gegevenstype en de gegevenslengte. Voor het gegevenstype worden de volgende codes gebruikt:

 
 

a alfabetisch,

 
 

n numeriek,

 
 

an alfanumeriek.

Het getal na de code geeft de toegelaten gegevenslengte aan. Hierbij geldt het volgende:

de facultatieve twee punten voor de lengte-indicator betekenen dat de gegevens geen vaste lengte hebben, maar dat het maximale aantal karakters wordt aangegeven door de lengte-indicator. Een komma in de gegevenslengte betekent dat het kenmerk decimalen kan bevatten, waarbij het cijfer voor de komma de totale lengte van het kenmerk aangeeft en het cijfer na de komma het maximale aantal cijfers na de decimale punt.

Voorbeelden van veldlengtes en formaten:

 

a1

1 alfabetisch teken, vaste lengte

n2

2 numerieke tekens, vaste lengte

an3

3 alfanumerieke tekens, vaste lengte

a..4

maximaal 4 alfabetische tekens

n..5

maximaal 5 numerieke tekens

an..6

maximaal 6 alfanumerieke tekens

n..7,2

maximaal 7 numerieke tekens waaronder maximaal 2 decimalen, met een zwevend scheidingsteken.

 
 

6.

De kardinaliteit op rubriekniveau die in de tabel in titel I van deze bijlage is vermeld, geeft aan hoe vaak het gegevenselement in een aangifte, kennisgeving of bewijs van douanestatus van Uniegoederen op rubriekniveau kan worden gebruikt.

 
 

7.

De kardinaliteit op artikelniveau die in de tabel in titel I van deze bijlage is vermeld, geeft aan hoe vaak het gegevenselement voor het desbetreffende artikel in de aangifte kan worden herhaald.

 
 

8.

De lidstaten mogen nationale codes gebruiken voor de gegevenselementen 1/11 Aanvullende regeling, 2/2 Aanvullende informatie, 2/3 Overgelegde documenten, certificaten en vergunningen, aanvullende referenties, 4/3 Berekening van de belastingen (soort belasting), 4/4 Berekening van de belastingen (heffingsgrondslag), 6/17 Goederencode (nationale aanvullende codes) en 8/7 Afschrijvingen. De lidstaten delen de Commissie de lijst van nationale codes mee die voor deze gegevenselementen worden gebruikt. De Commissie publiceert de lijst van deze codes.

TITEL I

Formaten en kardinaliteit van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aangiften en kennisgevingen

 

Volgnummer G.E.

Naam G.E.

Formaat G.E.

(Type/lengte)

Codelijst in titel II

(J/N)

Kardinaliteit rubriekniveau

Kardinaliteit artikelniveau

Opmerkingen

1/1

Soort aangifte

a2

J

1x

   

1/2

Soort aangifte — vervolg

a1

J

1x

   

1/3

Soort aangifte douanevervoer/bewijs van douanestatus

an..5

J

1x

1x

 

1/4

Formulieren

n..4

N

1x

   

1/5

Ladingslijsten

n..5

N

1x

   

1/6

Artikelnummer

n..5

N

 

1x

 

1/7

Indicator bijzondere omstandigheid

an3

J

1x

   

1/8

Handtekening/ Authenticatie

an..35

N

1x

   

1/9

Totaal aantal artikelen

n..5

N

1x

   

1/10

Regeling

Code gevraagde regeling: an2 +

Code voorafgaande regeling: an2

J

 

1x

 

1/11

Aanvullende regeling

Uniecodes: a1 + an2

of

Nationale codes: n1 + an2

J

 

99x

De Uniecodes zijn nader omschreven in titel II

2/1

Vereenvoudigde aangifte/voorafgaande documenten

Categorie document: a1+

Soort voorafgaand document: an ..3 +

Referentie voorafgaand document: an ..35+

Identificator artikelnummer: n..5

J

9999x

99x

 

2/2

Aanvullende informatie

Gecodeerde versie

(Uniecodes): n1 + an4

of

(nationale codes): a1 +an4

of

Vrije tekst: an..512

J

 

99x

De Uniecodes zijn nader omschreven in titel II

2/3

Overgelegde documenten, certificaten en vergunningen, aanvullende referenties

Soort document

(Uniecodes): a1 + an2

of

(nationale codes): n1+an3

Identificator document: an..35

J

1x

99x

 

2/4

Referentienummer/UCR

an..35

N

1x

1x

Dit gegevenselement kan de vorm aannemen van een WDO-code (ISO 15459) of een equivalent daarvan.

2/5

LRN

an..22

N

1x

   

2/6

Uitstel van betaling

an..35

N

1x

   

2/7

Identificatie van het entrepot

Type entrepot: a1 +

Identificator entrepot: an..35

J

1x

   

3/1

Exporteur

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

N

1x

1x

Landcode:

de door de Unie gebruikte alfabetische codificering voor landen en gebieden is gebaseerd op de huidige tweeletterige ISO-normen (a2), voor zover deze verenigbaar zijn met de voorschriften van Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (1). Een geactualiseerde lijst van landcodes wordt op gezette tijden bij verordening van de Commissie bekendgemaakt.

In het geval van groepagezendingen waarbij aangiften op papier worden gebruikt, kan de code „00200” worden gebruikt samen met een lijst van exporteurs in overeenstemming met de aantekeningen bij G.E. 3/1 Exporteur in titel II van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

3/2

Identificatienummer exporteur

an..17

N

1x

1x

De structuur van het EORI-nummer is omschreven in titel II.

De structuur van een door de Unie erkend uniek derdeland-identificatienummer is omschreven in titel II.

3/3

Afzender — masterniveau vervoersovereenkomst

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Telefoonnummer: an..50

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/4

Identificatienummer afzender — masterniveau vervoersovereenkomst

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een door de Unie erkend uniek derdeland-identificatienummer is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/5

Afzender — houseniveau vervoersovereenkomst

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Telefoonnummer: an..50

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/6

Identificatienummer afzender — houseniveau vervoersovereenkomst

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/7

Afzender

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/8

Identificatienummer afzender

an..17

N

1x

1x

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/9

Geadresseerde

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

In het geval van groepagezendingen waarbij aangiften op papier worden gebruikt, kan de code „00200” worden gebruikt samen met een lijst van geadresseerden in overeenstemming met de aantekeningen bij G.E. 3/9 Geadresseerde in titel II van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

3/10

Identificatienummer geadresseerde

an..17

N

1x

1x

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een door de Unie erkend uniek derdeland-identificatienummer is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/11

Geadresseerde — masterniveau vervoersovereenkomst

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35+

Telefoonnummer: an..50

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/12

Identificatienummer geadresseerde — masterniveau vervoersovereenkomst

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/13

Geadresseerde — houseniveau vervoersovereenkomst

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Telefoonnummer: an..50

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/14

Identificatienummer geadresseerde — houseniveau vervoersovereenkomst

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/15

Importeur

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/16

Identificatienummer importeur

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/17

Aangever

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/18

Identificatienummer aangever

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/19

Vertegenwoordiger

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/20

Identificatienummer vertegenwoordiger

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/21

Code status vertegenwoordiger

n1

J

1x

   

3/22

Houder van de regeling douanevervoer

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/23

Identificatienummer houder van de regeling douanevervoer

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/24

Verkoper

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Telefoonnummer: an..50

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/25

Identificatienummer verkoper

an..17

N

1x

1x

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/26

Koper

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Telefoonnummer: an..50

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/27

Identificatienummer koper

an..17

N

1x

1x

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/28

Identificatienummer persoon die de aankomst meldt

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/29

Identificatienummer persoon die de uitwijking meldt

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/30

Identificatienummer persoon die de goederen bij de douane aanbrengt

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/31

Vervoerder

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Telefoonnummer: an..50

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/32

Identificatienummer vervoerder

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/33

Te informeren partij — masterniveau vervoersovereenkomst

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Telefoonnummer: an..50

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/34

Identificatienummer te informeren partij — masterniveau vervoersovereenkomst

an..17

N

1x

1x

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/35

Te informeren partij — houseniveau vervoersovereenkomst

Naam: an..70 +

Straat en nummer: an..70 +

Land: a2 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35 +

Telefoonnummer: an..50

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

3/36

Identificatienummer te informeren partij — houseniveau vervoersovereenkomst

an..17

N

1x

1x

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/37

Identificatienummer extra actoren in de toeleveringsketen

Code rol: a..3 +

Identificator: an..17

J

99x

99x

De codes voor de rol van extra actoren in de toeleveringsketen zijn omschreven in titel II.

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

De structuur van een uniek derdeland-identificatienummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/38

Identificatienummer persoon die de aanvullende ENS-gegevens indient

an..17

N

1x

1x

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/39

Identificatienummer van de vergunninghouder

Code soort vergunning: an..4 +

Identificator: an..17

N

99x

 

Gebruik de in bijlage A omschreven codes voor G.E. 1/1 Code soort aanvraag/beschikking voor de code soort vergunning.

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/40

Identificatienummer aanvullende fiscale referenties

Code rol: an3 +

Btw-identificatienummer: an..17

J

99x

99x

De codes voor de rol van aanvullende fiscale referenties zijn omschreven in titel II.

3/41

Identificatienummer persoon die de goederen bij de douane aanbrengt in geval van inschrijving in de administratie van de aangever of vooraf ingediende douaneaangiften

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/42

Identificatienummer indiener van het douanemanifest

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/43

Identificatienummer aanvrager van een bewijs van de douanestatus van Uniegoederen

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/44

Identificatienummer persoon die de aankomst van goederen na overbrenging in het kader van tijdelijke opslag meldt

an..17

N

1x

 

Het EORI-nummer dient de structuur te volgen die is omschreven in titel II voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

4/1

Leveringsvoorwaarden

Gecodeerde versie INCOTERM-code: a3 + UN/LOCODE: an..17

of

Vrije tekst:

INCOTERM-code: a3 + Landcode: a2 + Plaatsnaam: an..35

J

1x

 

De codes en rubrieken die het handelscontract beschrijven, zijn omschreven in titel II. De code voor de beschrijving van de plaats moet overeenkomen met de structuur van UN/LOCODE. Indien er geen UN/LOCODE beschikbaar is voor de plaats, dient gebruik te worden gemaakt van de landcode van G.E. 3/1 Exporteur gevolgd door de naam van de plaats.

4/2

Betalingswijze vervoerskosten

a1

J

1x

1x

 

4/3

Berekening van de belastingen — Soort belasting

Uniecodes: a1 + n2

of

Nationale codes: n1 + an2

J

 

99x

De Uniecodes zijn nader omschreven in titel II

4/4

Berekening van de belastingen — Heffingsgrondslag

Maateenheid en -aanduiding, indien van toepassing: an..6 +

Hoeveelheid: n..16,6

N

 

99x

Er dient gebruik te worden gemaakt van de in Taric omschreven maateenheden en -aanduidingen. Het formaat van de maateenheden en -aanduidingen is in dat geval an..6, maar nooit n..6, dat voorbehouden is voor nationale maateenheden en -aanduidingen.

Als er geen dergelijke maateenheden en -aanduidingen in Taric zijn opgenomen, kan gebruik worden gemaakt van nationale maateenheden en -aanduidingen volgens het formaat n..6.

4/5

Berekening van de belastingen — Belastingtarief

n..17,3

N

 

99x

 

4/6

Berekening van de belastingen — Verschuldigd bedrag

n..16,2

N

 

99x

 

4/7

Berekening van de belastingen — Totaal

n..16,2

N

 

1x

 

4/8

Berekening van de belastingen — Betalingswijze

a1

J

 

99x

 

4/9

Bijtel- en aftrekposten

Code: a2 +

Bedrag: n..16,2

J

99x

99x

 

4/10

Valuta factuur

a3

N

1x

 

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

4/11

Totaal gefactureerd bedrag

n..16,2

N

1x

   

4/12

Binnenlandse valuta-eenheid

a3

N

1x

 

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

4/13

Waarderingsindicatoren

an4

J

 

1x

 

4/14

Prijs/bedrag per artikel

n..16,2

N

 

1x

 

4/15

Wisselkoers

n..12,5

N

1x

   

4/16

Waarderingsmethode

n1

J

 

1x

 

4/17

Preferentie

n3 (n1+n2)

J

 

1x

De Commissie zal op gezette tijden de lijst van bruikbare combinaties van codes bekendmaken, samen met voorbeelden en aantekeningen.

4/18

Postwaarde

Valutacode a3 +

Waarde: n..16,2

N

 

1x

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

4/19

Portokosten

Valutacode a3 +

Bedrag: n..16,2

N

1x

 

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

5/1

Verwachte datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied van de Unie.

Datum en tijdstip: an..15 (jjjjmmdduummzzz)

N

1x

 

jjjj: jaar

mm: maand

dd: dag

uu: uur

mm: minuut

zzz: tijdzone

5/2

Verwachte datum en tijdstip van aankomst in de haven van lossing

Datum en tijdstip: an..15 (jjjjmmdduummzzz)

N

1x

1x

jjjj: jaar

mm: maand

dd: dag

uu: uur

mm: minuut

zzz: tijdzone

5/3

Werkelijke datum en tijdstip van aankomst in het douanegebied van de Unie

an..15 (jjjjmmdduummzzz)

N

1x

 

jjjj: jaar

mm: maand

dd: dag

uu: uur

mm: minuut

zzz: tijdzone

5/4

Datum van aangifte

n8 (jjjjmmdd)

N

1x

   

5/5

Plaats van aangifte

an..35

N

1x

   

5/6

Kantoor van bestemming (en land)

an8

N

1x

 

De structuur van het identificatienummer van het douanekantoor is omschreven in titel II.

5/7

Voorziene kantoren van doorgang (en land)

an8

N

9x

 

Het identificatienummer van het douanekantoor dient de structuur te volgen die is omschreven in G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

5/8

Code land van bestemming

a2

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

5/9

Code regio van bestemming

an..9

N

1x

1x

De codes zijn omschreven door de lidstaat in kwestie.

5/10

Code plaats van levering — masterniveau vervoersovereenkomst

UN/LOCODE: an..17

of

Landcode: a2 +

Postcode: an..9

N

1x

 

Indien de plaats van lading is gecodeerd volgens UN/LOCODE, is dit gegeven gelijk aan de UN/LOCODE als omschreven in titel II voor G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

Indien de plaats van levering niet is gecodeerd volgens UN/LOCODE, wordt de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur gebruikt.

5/11

Code plaats van levering — houseniveau vervoersovereenkomst

UN/LOCODE: an..17

of

Landcode: a2 +

Postcode: an..9

N

1x

 

Indien de plaats van lading is gecodeerd volgens UN/LOCODE, is dit gegeven gelijk aan de UN/LOCODE als omschreven in titel II voor G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

Indien de plaats van levering niet is gecodeerd volgens UN/LOCODE, wordt de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur gebruikt.

5/12

Douanekantoor van uitgang

an8

N

1x

 

Het identificatienummer van het douanekantoor dient de structuur te volgen die is omschreven in G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

5/13

Volgend(e) douanekanto(o)r(en) van binnenkomst

an8

N

99x

 

Het identificatienummer van het douanekantoor dient de structuur te volgen die is omschreven in G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

5/14

Code land van verzending/uitvoer

a2

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

5/15

Code land van oorsprong

a2

N

 

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

5/16

Code land van preferentiële oorsprong

an..4

N

 

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

Indien het bewijs van oorsprong naar een groep van landen verwijst, dient gebruik te worden gemaakt van de numerieke identificatiecodes in het geïntegreerde tarief dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad.

5/17

Code regio van oorsprong

an..9

N

 

1x

De codes zijn omschreven door de lidstaat in kwestie.

5/18

Codes landen die deel uitmaken van het vervoerstraject

a2

N

99x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

5/19

Codes landen die deel uitmaken van het vervoerstraject van het vervoermiddel

a2

N

99x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

5/20

Codes landen die deel uitmaken van het vervoerstraject van de zending

a2

N

99x

99x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

5/21

Plaats van lading

Gecodeerd: an..17

of

Vrije tekst: a2 (landcode) + an..35 (plaats)

N

1x

 

Indien de plaats van lading is gecodeerd volgens UN/LOCODE, is dit gegeven gelijk aan de UN/LOCODE als omschreven in titel II voor G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

Indien de plaats van lading niet is gecodeerd volgens UN/LOCODE, wordt het land waar de plaats van lading zich bevindt, aangeduid met de code zoals omschreven voor G.E 3/1 Exporteur.

5/22

Plaats van lossing

Gecodeerd: an..17

of

Vrije tekst: a2 (landcode) + an..35 (plaats)

N

1x

1x

Indien de plaats van lossing is gecodeerd volgens UN/LOCODE, is dit gegeven gelijk aan de UN/LOCODE als omschreven in titel II voor G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

Indien de plaats van lossing niet is gecodeerd volgens UN/LOCODE, wordt het land waar de plaats van lossing zich bevindt, aangeduid met de code zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

5/23

Plaats van de goederen

Land: a2 +

Soort plaats: a1 +

Kenmerk van de identificatie: a1 +

Gecodeerd:

Identificatie van de plaats: an..35 +

Aanvullende identificator: n..3

of

Vrije tekst:

Straat en nummer: an..70 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

J

1x

 

De structuur van de code is omschreven in titel II.

5/24

Code douanekantoor van eerste binnenkomst

an8

N

1x

 

Het identificatienummer van het douanekantoor dient de structuur te volgen die is omschreven in G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

5/25

Code werkelijke douanekantoor van eerste binnenkomst

an8

N

1x

 

Het identificatienummer van het douanekantoor dient de structuur te volgen die is omschreven in G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

5/26

Douanekantoor van aanbrenging

an8

N

1x

 

Het identificatienummer van het douanekantoor dient de structuur te volgen die is omschreven in G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

5/27

Controlekantoor

an8

N

1x

 

Het identificatienummer van het douanekantoor dient de structuur te volgen die is omschreven in G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

5/28

Gevraagde geldigheidsduur van het bewijs

n..3

N

1x

   

5/29

Datum van aanbrenging van de goederen

n8 (jjjjmmdd)

N

1x

1x

 

5/30

Plaats van aanvaarding

Gecodeerd: an..17

of

Vrije tekst: a2 (landcode) + an..35 (plaats)

N

1x

1x

Indien de plaats van lossing is gecodeerd volgens UN/LOCODE, is dit gegeven gelijk aan de UN/LOCODE als omschreven in titel II voor G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

Indien de plaats van lossing niet is gecodeerd volgens UN/LOCODE, wordt het land waar de plaats van lossing zich bevindt, aangeduid met de code zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

6/1

Nettomassa (kg)

n..16,6

N

 

1x

 

6/2

Aanvullende eenheden (bijzondere maatstaf)

n..16,6

N

 

1x

 

6/3

Brutomassa (kg) — masterniveau vervoersovereenkomst

n..16,6

N

1x

1x

 

6/4

Brutomassa (kg) — houseniveau vervoersovereenkomst

n..16,6

N

1x

1x

 

6/5

Brutomassa (kg)

n..16,6

N

1x

1x

 

6/6

Omschrijving van de goederen — masterniveau vervoersovereenkomst

an..512

N

 

1x

 

6/7

Omschrijving van de goederen — houseniveau vervoersovereenkomst

an..512

N

 

1x

 

6/8

Omschrijving van de goederen

an..512

N

 

1x

 

6/9

Soort verpakking

an..2

N

 

99x

De codelijst komt overeen met de laatste versie van VN/ECE-aanbeveling 21.

6/10

Aantal colli

n..8

N

 

99x

 

6/11

Verzendingsmerken

an..512

N

 

99x

 

6/12

VN-code gevaarlijke goederen

an..4

N

 

99x

De United Nations Dangerous Goods Identifier (UNDG) is het volgnummer dat door de Verenigde Naties is toegekend aan stoffen en voorwerpen die zijn opgenomen in de lijst van de meest vervoerde gevaarlijke goederen.

6/13

CUS-code

an8

N

 

1x

Code toegekend in het kader van de Europese douanelijst van chemische stoffen (ECICS).

6/14

Goederencode — code van de gecombineerde nomenclatuur

an..8

N

 

1x

 

6/15

Goederencode — Taric-code

an2

N

 

1x

In te vullen overeenkomstig de Taric-code (twee tekens voor de toepassing van specifieke Uniemaatregelen ter vervulling van de formaliteiten op de plaats van bestemming).

6/16

Goederencode — aanvullende Taric-code(s)

an4

N

 

99x

In te vullen overeenkomstig de Taric-codes (aanvullende codes).

6/17

Goederencode — nationale aanvullende code(s)

an..4

N

 

99x

Codes vast te stellen door de lidstaat in kwestie.

6/18

Totaal aantal colli

n..8

N

1x

   

6/19

Soort goederen

a1

N

 

1x

Gebruik UPU-codelijst 116

7/1

Overlading

Plaats van overlading: Land: a2 +

Soort plaats: a1 +

Kenmerk van de identificatie: a1 +

Gecodeerd:

Identificatie van de plaats: an..35 +

Aanvullende identificator: n..3

of

Vrije tekst:

Straat en nummer: an..70 +

Postcode: an..9 +

Stad: an..35

Identiteit nieuw vervoermiddel

Soort identificatie: n2 +

Identificatienummer: an..35 +

Nationaliteit nieuw vervoermiddel a2

Indicator of de zending al dan niet in een container is geladen: n1

N

1x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

De plaats van overlading dient de structuur te volgen van G.E. 5/23 Plaats van de goederen.

De identiteit van het vervoermiddel dient de structuur te volgen van G.E. 7/7 Identiteit van het vervoermiddel bij vertrek.

De nationaliteit van het vervoermiddel dient de structuur te volgen van G.E. 7/8 Nationaliteit van het vervoermiddel bij vertrek.

Voor de indicator of de goederen al dan niet in een container zijn geladen, dient gebruik te worden gemaakt van de codes voor G.E. 7/2 Container in titel II.

7/2

Container

n1

J

1x

   

7/3

Referentienummer vervoer

an..17

N

9x

   

7/4

Vervoerwijze aan de grens

n1

J

1x

   

7/5

Binnenlandse vervoerwijze

n1

N

1x

 

Gebruik de in titel II vermelde codes voor G.E. 7/4 Vervoerwijze aan de grens.

7/6

Identificatie van het werkelijke grensoverschrijdende vervoermiddel

Soort identificatie: n2 +

Identificatienummer: an..35

J

1x

   

7/7

Identiteit van het vervoermiddel bij vertrek

Soort identificatie: n2 +

Identificatienummer: an..35

J

1x

1x

 

7/8

Nationaliteit van het vervoermiddel bij vertrek

a2

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

7/9

Identiteit van het vervoermiddel bij aankomst

Soort identificatie: n2 +

Identificatienummer: an..35

N

1x

 

Gebruik voor het soort identificatie de codes als omschreven voor G.E. 7/6 Identificatie van het werkelijke grensoverschrijdende vervoermiddel of voor G.E. 7/7 Identiteit van het vervoermiddel bij vertrek.

7/10

Identificatienummer container

an..17

N

9999x

9999x

 

7/11

Grootte en type container

an..10

J

99x

99x

 

7/12

Ladingstatus container

an..3

J

99x

99x

 

7/13

Soort leverancier uitrusting

an..3

J

99x

99x

 

7/14

Identiteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel

Soort identificatie: n2 +

Identificatienummer: an..35

N

1x

1x

Gebruik voor het soort identificatie de codes als omschreven voor G.E. 7/6 Identificatie van het werkelijke grensoverschrijdende vervoermiddel of voor G.E. 7/7 Identiteit van het vervoermiddel bij vertrek.

7/15

Nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel

a2

N

1x

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

7/16

Identiteit van het grensoverschrijdende passieve vervoermiddel

Soort identificatie: n2 +

Identificatienummer: an..35

N

999x

999x

Gebruik voor het soort identificatie de codes als omschreven voor G.E. 7/6 Identificatie van het werkelijke grensoverschrijdende vervoermiddel of voor G.E. 7/7 Identiteit van het vervoermiddel bij vertrek.

7/17

Nationaliteit van het grensoverschrijdende passieve vervoermiddel

a2

N

999x

999x

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

7/18

Verzegelingsnummer

Aantal verzegelingen: n..4 +

Identificator verzegeling: an..20

N

1x

9999x

1x

9999x

 

7/19

Andere voorvallen tijdens het vervoer

an..512

N

1x

   

7/20

Identificatienummer recipiënt

an..35

N

1x

   

8/1

Volgnummer contingent

an6

N

 

1x

 

8/2

Soort zekerheidsstelling

Soort zekerheid: an 1

J

9x

   

8/3

Referentie zekerheidstelling

Zekerheidsreferentienummer: an..24 OF

Andere referentie zekerheidstelling: an..35 +

Toegangscode an..4 +

Valutacode a3 +

Bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en, wanneer artikel 89, lid 2, eerste alinea, van het wetboek van toepassing is, overige heffingen: n..16,2 +

Douanekantoor van zekerheidstelling: an8

N

99x

 

Gebruik voor de valuta de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217).

Het identificatienummer van het douanekantoor dient de structuur te volgen die is omschreven in G.E. 5/6 Kantoor van bestemming (en land).

8/4

Zekerheid niet geldig in

a2

N

99x

 

Gebruik de landcode zoals omschreven voor G.E. 3/1 Exporteur.

8/5

Aard van de transactie

n..2

N

1x

1x

Gebruik de ééncijfercodes van kolom A in de tabel waarnaar wordt verwezen in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) nr. 113/2010 van de Commissie (2). Bij douaneaangiften op papier wordt dit cijfer ingevuld in het linkerdeel van vak 24.

De lidstaten kunnen ook verlangen dat een tweede cijfer wordt opgegeven uit kolom B van die tabel. Bij douaneaangiften op papier wordt dit tweede cijfer ingevuld in het rechterdeel van vak 24.

8/6

Statistische waarde

n..16,2

N

 

1x

 

8/7

Afschrijving

Soort document

(Uniecodes): a1+an3

of

(nationale codes): n1+an3

Identificator document: an..35 +

Naam van de autoriteit van afgifte: an..70 +

Datum van geldigheid: an8 (jjjjmmdd) +

Maateenheid en -aanduiding, indien van toepassing: an..4 +

Hoeveelheid: an..16,6

N

 

99x

Er dient gebruik te worden gemaakt van de in Taric omschreven maateenheden.

TITEL II

Codes betreffende de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aangiften en kennisgevingen

CODES

  • 1. 
    INLEIDING

Deze titel bevat de codes die moeten worden gebruikt op standaard elektronische en papieren aangiften en kennisgevingen.

  • 2. 
    CODES

1/1.   Soort aangifte

 

EX

:

Handelsverkeer met landen en gebieden die zich buiten het douanegebied van de Unie bevinden, met uitzondering van de EVA-landen

Plaatsing van goederen onder een douaneregeling als bedoeld in de kolommen B1, B2 en C1, en wederuitvoer als bedoeld in kolom B1 van de tabel betreffende de gegevensvereisten in titel I van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

IM

:

Handelsverkeer met landen en gebieden die zich buiten het douanegebied van de Unie bevinden, met uitzondering van de EVA-landen

Plaatsing van goederen onder een douaneregeling als bedoeld in de kolommen H1 tot en met H4, H6 en I1 van de tabel betreffende de gegevensvereisten in titel I van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Plaatsing van niet-Uniegoederen onder een douaneregeling in het handelsverkeer tussen lidstaten

CO

:

Uniegoederen die tijdens de overgangsperiode na de toetreding van nieuwe lidstaten aan bijzondere maatregelen zijn onderworpen

 

Plaatsing van Uniegoederen onder de regeling douane-entrepot als bedoeld in kolom B3 van de tabel betreffende de gegevensvereisten in titel I van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 ter verkrijging van de betaling van bijzondere uitvoerrestituties voorafgaande aan de uitvoer of vervaardiging onder douanetoezicht en onder douanecontrole voorafgaande aan de uitvoer en de betaling van uitvoerrestituties

 

Uniegoederen in het kader van het handelsverkeer tussen delen van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) of Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (4) van toepassing zijn en delen van dit gebied waar de bepalingen van deze richtlijnen niet van toepassing zijn, of in het kader van het handelsverkeer tussen delen van dit douanegebied waar de bepalingen van deze richtlijnen niet van toepassing zijn, als bedoeld in de kolommen B4 en H5 van de tabel betreffende de gegevensvereisten in titel I van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

1/2.   Soort aangifte — vervolg

 

A

standaard douaneaangifte (overeenkomstig artikel 162 van het wetboek)

B

vereenvoudigde aangifte op incidentele basis (overeenkomstig artikel 166, lid 1, van het wetboek)

C

vereenvoudigde douaneaangifte — regelmatig gebruik (overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het wetboek)

D

indiening van een standaard douaneaangifte (als bedoeld onder code A) in overeenstemming met artikel 171 van het wetboek

E

indiening van een vereenvoudigde aangifte (als bedoeld onder code B) in overeenstemming met artikel 171 van het wetboek

F

indiening van een vereenvoudigde aangifte (als bedoeld onder code C) in overeenstemming met artikel 171 van het wetboek

X

aanvullende aangifte voor vereenvoudigde aangiften als bedoeld onder codes B en E

Y

aanvullende aangifte voor vereenvoudigde aangiften als bedoeld onder codes C en F

Z

aanvullende aangifte in het kader van de regeling van artikel 182 van het wetboek

1/3.   Soort aangifte douanevervoer/bewijs van douanestatus

Te gebruiken codes voor douanevervoer

 

C

Uniegoederen die niet onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst

T

Gemengde zendingen die zowel onder de regeling extern Uniedouanevervoer als onder de regeling intern Uniedouanevervoer te plaatsen goederen bevatten, overeenkomstig artikel 294 van deze verordening

T1

Goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer zijn geplaatst

T2

Goederen die onder de regeling intern Uniedouanevervoer zijn geplaatst in overeenstemming met artikel 227 van het wetboek, tenzij artikel 293, lid 2, van toepassing is

T2F

Goederen die onder de regeling intern Uniedouanevervoer zijn geplaatst in overeenstemming met artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

T2SM

Goederen die onder de regeling intern Uniedouanevervoer zijn geplaatst met toepassing van artikel 2 van Besluit nr. 4/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino van 22 december 1992

TD

Goederen die reeds onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst of die worden vervoerd onder de regeling actieve veredeling, douane-entrepot of tijdelijke invoer in het kader van de toepassing van artikel 233, lid 4, onder e), van het wetboek

X

Uit te voeren Uniegoederen die niet onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst in het kader van de toepassing van artikel 233, lid 4, onder e), van het wetboek

Te gebruiken codes voor het bewijs van douanestatus van Uniegoederen

 

T2L

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen

T2LF

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen die worden verzonden naar, vanuit of tussen gebieden met een bijzonder fiscaal regime

T2LSM

Bewijs van de status van voor San Marino bestemde goederen met toepassing van artikel 2 van Besluit nr. 4/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino van 22 december 1992

Te gebruiken codes voor het douanemanifest

 

N

Alle goederen die niet onder de in de codes T2L en T2LF beschreven situaties vallen

T2L

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen

T2LF

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen die worden verzonden naar, vanuit of tussen gebieden met een bijzonder fiscaal regime

1/7.   Indicator bijzondere omstandigheid

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

Code

Omschrijving

Gegevensset in de tabel betreffende de gegevensvereisten in titel I van bijlage B bij de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

A20

Expreszendingen in het kader van summiere aangiften bij uitgaan

A2

F10

Zee en binnenwateren — Volledige gegevensset — Naamcognossement met de noodzakelijke gegevens van de geadresseerde

F1a = F1b+F1d

F11

Zee en binnenwateren — Volledige gegevensset — mastercognossement met onderliggend(e) housecognossement(en) met de noodzakelijke gegevens van de geadresseerde op het niveau van het laagste housecognossement

F1a = F1b + F1c + F1d

F12

Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset — Uitsluitend mastercognossement

F1b

F13

Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset — Uitsluitend naamcognossement

F1b

F14

Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset — Uitsluitend housecognossement

F1c

F15

Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset — Housecognossement met de noodzakelijke gegevens van de geadresseerde

F1c + F1d

F16

Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset — Noodzakelijke gegevens te verstrekken door de geadresseerde op het laagste niveau van de vervoersovereenkomst (naamcognossement of laagste housecognossement)

F1d

F20

Luchtvracht (algemeen) — Volledige gegevensset ingediend vóór het laden

F2a

F21

Luchtvracht (algemeen) — Gedeeltelijke gegevensset — Masterluchtvrachtbrief ingediend vóór aankomst

F2b

F22

Luchtvracht (algemeen) — Gedeeltelijke gegevensset — Houseluchtvrachtbrief ingediend vóór aankomst

F2c

F23

Luchtvracht (algemeen) — Gedeeltelijke gegevensset — Minimale gegevensset ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zonder referentienummer masterluchtvrachtbrief

Deel van F2d

F24

Luchtvracht (algemeen) — Gedeeltelijke gegevensset — Minimale gegevensset ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 met referentienummer masterluchtvrachtbrief

F2d

F25

Luchtvracht (algemeen) — Gedeeltelijke gegevensset — Referentienummer masterluchtvrachtbrief ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Deel van F2d ter aanvulling van het bericht met indicator bijzondere omstandigheid F23

F26

Luchtvracht (algemeen) — Gedeeltelijke gegevensset — Minimale gegevensset ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 met aanvullende gegevens van de houseluchtvrachtbrief

F2c + F2d

F27

Luchtvracht (algemeen) — Volledige gegevensset ingediend vóór aankomst

F2a

F30

Expreszendingen — Volledige gegevensset ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

F3a luchtvervoer

F31

Expreszendingen — Volledige gegevensset in overeenstemming met de termijnen die gelden voor de betrokken vervoerswijze

F3a ander vervoer dan luchtvervoer

F32

Expreszendingen — Gedeeltelijke gegevensset — Minimale gegevensset ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

F3b

F40

Postzendingen — Volledige gegevensset ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

F4a luchtvervoer

F41

Postzendingen — Volledige gegevensset in overeenstemming met de termijnen die gelden voor de betrokken vervoerswijze (anders dan door de lucht)

F4a ander vervoer dan luchtvervoer

F42

Postzendingen — Gedeeltelijke gegevensset — Masterluchtvrachtbrief met noodzakelijke gegevens van de postluchtvrachtbrief ingediend in overeenstemming met de termijnen die gelden voor de betrokken vervoerswijze

F4b

F43

Postzendingen — Gedeeltelijke gegevensset — Minimale gegevensset ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

F4c

F44

Postzending — Gedeeltelijke gegevensset — Identificatienummer recipiënt ingediend vóór het laden overeenkomstig artikel 106, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

F4d

F50

Wegvervoer

F5

F51

Spoorvervoer

F5

1/10.   Regeling

De in dit deelvak in te vullen codes zijn viercijfercodes waarvan de eerste twee de gevraagde regeling en de laatste twee de voorafgaande regeling weergeven. De lijst van deze tweecijfercodes volgt hieronder.

Onder voorafgaande regeling wordt de regeling verstaan waaronder de goederen zich bevonden alvorens onder de gevraagde regeling te worden geplaatst.

Indien de voorafgaande regeling de regeling douane-entrepot of tijdelijke invoer is, of wanneer de goederen uit een vrije zone afkomstig zijn, wordt de desbetreffende code slechts gebruikt indien de goederen niet onder de regeling actieve of passieve veredeling of bijzondere bestemming werden geplaatst.

Voorbeeld: wederuitvoer van goederen die zijn ingevoerd in het kader van de regeling actieve veredeling en vervolgens onder de regeling douane-entrepot zijn geplaatst = 3151 (en niet 3171) (eerste verrichting = 5100; tweede verrichting = 7151; derde verrichting wederuitvoer = 3151).

Op dezelfde wijze wordt de wederinvoer en het in het vrije verkeer brengen van goederen die tijdelijk waren uitgevoerd en vervolgens eerst onder de regeling douane-entrepot, tijdelijke invoer of vrije zone zijn geplaatst, gewoon aangemerkt als wederinvoer na tijdelijke uitvoer.

Voorbeeld: gelijktijdige aangifte tot verbruik en voor het vrije verkeer van goederen die in het kader van de regeling passieve veredeling werden uitgevoerd en bij wederinvoer onder de regeling douane-entrepot zijn geplaatst = 6121 (en niet 6171) (eerste verrichting: tijdelijke uitvoer in het kader van passieve veredeling = 2100; tweede verrichting: opslag in douane-entrepot = 7121; derde verrichting: aangifte tot verbruik + in het vrije verkeer brengen = 6121).

De in de onderstaande lijst met de letter (a) gemerkte codes mogen niet worden gebruikt als eerste element van de code die de regeling aangeeft, maar alleen om de voorafgaande regeling aan te duiden.

Voorbeeld: 4054 = aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen die voordien in een andere lidstaat onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst.

Lijst van regelingen met desbetreffende codes

Deze basiselementen worden twee per twee tot een viercijfercode gecombineerd.

 

00.

Deze code geeft aan dat er geen voorafgaande regeling is (a).

01.

In het vrije verkeer brengen van goederen met gelijktijdige wederverzending in het kader van het handelsverkeer tussen delen van het douanegebied van de Unie waar Richtlijn 2006/112/EG of Richtlijn 2008/118/EG van toepassing is en delen van dit gebied waar deze richtlijnen niet van toepassing zijn, dan wel het handelsverkeer tussen delen van dit gebied waar deze richtlijnen niet van toepassing zijn.

In het vrije verkeer brengen van goederen met gelijktijdige wederverzending in het kader van het handelsverkeer tussen de Europese Unie en de landen waarmee zij een douane-unie heeft opgericht (goederen die onder een overeenkomst tot instelling van een douane-unie vallen).

 

Voorbeelden

:

Uit een derde land afkomstige niet-Uniegoederen die in Frankrijk in het vrije verkeer worden gebracht en verder worden vervoerd met bestemming de Kanaaleilanden.

Uit een derde land afkomstige niet-Uniegoederen die in Spanje in het vrije verkeer worden gebracht en verder worden vervoerd met bestemming Andorra.

07.

In het vrije verkeer brengen van goederen met gelijktijdige plaatsing onder een andere entrepotregeling dan douane-entrepot waarbij de btw noch, in voorkomend geval, de accijns wordt voldaan.

 

Toelichting

:

Deze code wordt gebruikt bij het in het vrije verkeer brengen van goederen waarvoor de btw en de accijns niet zijn voldaan.

Voorbeelden

:

Ingevoerde ruwe rietsuiker wordt in het vrije verkeer gebracht zonder dat de btw wordt voldaan. Tijdens het verblijf van de goederen in een ander entrepot of andere goedgekeurde ruimte dan een douane-entrepot is de betaling van de btw geschorst.

Ingevoerde minerale oliën worden in het vrije verkeer gebracht en er is geen btw voldaan. Tijdens de opslag in een belastingentrepot is de betaling van de btw en de accijns geschorst.

10.

Definitieve uitvoer

 

Voorbeeld

:

Normale uitvoer van Uniegoederen naar een derde land, maar ook verzending van Uniegoederen naar delen van het douanegebied van de Unie waar Richtlijn 2006/112/EG of Richtlijn 2008/118/EG van de Raad niet van toepassing is.

11.

Uitvoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten in het kader van de regeling actieve veredeling voordat de niet-Uniegoederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

 

Toelichting

:

Voorafgaande uitvoer (EX-IM) overeenkomstig artikel 223, lid 2, onder c), van het wetboek.

Voorbeeld

:

Uitvoer van sigaretten vervaardigd van EU-tabaksbladeren voordat niet-EU-tabaksbladeren onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

21.

Tijdelijke uitvoer in het kader van de regeling passieve veredeling, indien deze niet onder code 22 valt.

 

Voorbeeld

:

Passieve veredeling overeenkomstig de artikelen 259 tot en met 262 van het wetboek. Deze code geldt niet voor de gelijktijdige toepassing van de regelingen passieve veredeling en economische passieve veredeling op textielproducten (Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad (5)).

22.

Andere tijdelijke uitvoer dan bedoeld onder codes 21 en 23.

Deze code heeft betrekking op de volgende situaties:

 

Gelijktijdige toepassing van de regelingen passieve veredeling en economische passieve veredeling op textielproducten (Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad)

 

Tijdelijke uitvoer van goederen uit de Unie voor herstelling, bewerking, verwerking of aanpassing waarbij geen douanerechten verschuldigd zijn bij wederinvoer.

23.

Tijdelijke uitvoer met het oog op terugkeer in ongewijzigde staat.

 

Voorbeeld

:

Tijdelijke uitvoer van voorwerpen voor tentoonstellingen zoals stalen en monsters, beroepsuitrusting enz.

31.

Wederuitvoer

 

Toelichting

:

Wederuitvoer van niet-Uniegoederen volgend op een bijzondere regeling.

Voorbeeld:

:

Plaatsing van goederen onder de regeling douane-entrepot gevolgd door aangifte tot wederuitvoer.

40.

Gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen.

Aangifte tot verbruik van goederen in het kader van het handelsverkeer tussen de Unie en de landen waarmee zij een douane-unie heeft opgericht.

Aangifte tot verbruik van goederen in het kader van het handelsverkeer als bedoeld in artikel 1, lid 3, van het wetboek.

Voorbeelden:

 

Goederen uit Japan waarvoor de douanerechten, de btw en in voorkomend geval de accijns worden betaald.

 

Goederen uit Andorra die in Duitsland tot verbruik worden aangegeven.

 

Goederen uit Martinique die in België tot verbruik worden aangegeven.

42.

Gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen die in een andere lidstaat worden geleverd met vrijstelling van btw en, indien van toepassing, onder schorsing van accijns.

Aangifte tot verbruik, in het kader van het handelsverkeer tussen delen van het douanegebied van de Unie waar Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2008/118/EG van toepassing zijn en delen van dit gebied waar deze richtlijnen niet van toepassing zijn, van Uniegoederen die in een andere lidstaat worden geleverd met vrijstelling van btw en, indien van toepassing, onder schorsing van accijns.

 

Toelichting

:

Er wordt vrijstelling van de betaling van btw en, indien van toepassing, schorsing van accijns verleend omdat de invoer wordt gevolgd door een levering binnen de Unie of de overbrenging van de goederen naar een andere lidstaat. In dat geval zijn de btw en, indien van toepassing, de accijns verschuldigd in de lidstaat van eindbestemming. Om van deze regeling gebruik te kunnen maken, moeten de personen voldoen aan andere voorwaarden die zijn vermeld in artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG en, indien van toepassing, de voorwaarden die zijn vermeld in artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG. De krachtens artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG vereiste informatie wordt vermeld in G.E. 3/40 Identificatienummer aanvullende fiscale referenties.

Voorbeelden

:

Niet-Uniegoederen worden in een lidstaat in het vrije verkeer gebracht en met vrijstelling van btw naar een andere lidstaat geleverd. De btw-formaliteiten worden verricht door een douane-expediteur die een fiscaal vertegenwoordiger is en gebruikmaakt van het EU-btw-stelsel.

Vanuit een derde land ingevoerde niet-Uniegoederen die onderworpen zijn aan de accijns, worden in het vrije verkeer gebracht en met vrijstelling van btw naar een andere lidstaat geleverd. Onmiddellijk nadat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, worden zij onder schorsing van accijns overgebracht van de plaats van invoer op initiatief van een geregistreerde afzender overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG.

43.

Gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen waarvoor bijzondere maatregelen gelden in verband met de inning van bepaalde bedragen gedurende een overgangsperiode na de toetreding van nieuwe lidstaten.

 

Voorbeeld

:

In het vrije verkeer brengen van landbouwproducten in het kader van een bijzondere douaneregeling of bijzondere maatregelen die van toepassing zijn tussen de nieuwe lidstaten en de rest van de Unie, gedurende een specifieke overgangsperiode na de toetreding van een nieuwe lidstaat.

44.

Bijzondere bestemming

Aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik met vrijstelling van rechten dan wel met een verlaagd recht op grond van de specifieke bestemming van de goederen.

Voorbeeld

:

In het vrije verkeer brengen van niet-EU-motoren met de bedoeling om deze in een in de Europese Unie gebouwd burgerluchtvaartuig te monteren.

Niet-Uniegoederen die bedoeld zijn om te worden gemonteerd in bepaalde soorten vaartuigen en op boor- en werkeilanden

45.

Aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik voor ofwel btw ofwel accijnzen, en plaatsing onder een andere entrepotregeling dan douane-entrepot.

 

Toelichting

:

Deze code moet worden gebruikt voor goederen die zowel aan de btw als aan de accijns zijn onderworpen, en wanneer bij het in het vrije verkeer brengen slechts één van deze categorieën belastingen wordt betaald.

Voorbeelden

:

Niet-EU-sigaretten worden in het vrije verkeer gebracht en er wordt btw voldaan. Tijdens het verblijf van de goederen in het belastingentrepot is de betaling van de accijns geschorst.

Accijnsgoederen die worden ingevoerd uit een derde land of een derdelandsgebied als bedoeld in artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG, worden in het vrije verkeer gebracht. Onmiddellijk nadat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, worden zij onder schorsing van accijns overgebracht van de plaats van invoer naar een belastingentrepot in dezelfde lidstaat op initiatief van een geregistreerde afzender overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG.

46.

Invoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten in het kader van passieve veredeling voorafgaand aan de uitvoer van de goederen die zij vervangen.

 

Toelichting

:

Voorafgaande invoer overeenkomstig artikel 223, lid 2, onder d), van het wetboek.

Voorbeeld

:

Invoer van tafels vervaardigd uit niet-EU-hout voordat EU-hout onder de regeling passieve veredeling is geplaatst.

48.

Gelijktijdige aangifte tot verbruik en voor het vrije verkeer van vervangende producten in het kader van de regeling passieve veredeling voorafgaand aan de uitvoer van de goederen die gebreken vertonen.

 

Toelichting

:

Systeem uitwisselingsverkeer (IM-EX), voorafgaande invoer overeenkomstig artikel 262, lid 1, van het wetboek.

51.

Plaatsing van goederen onder de regeling actieve veredeling.

 

Toelichting

:

Actieve veredeling overeenkomstig artikel 256 van het wetboek.

53.

Plaatsing van goederen onder de regeling tijdelijke invoer.

 

Toelichting

:

Plaatsing van niet-Uniegoederen die bestemd zijn voor wederuitvoer, onder de regeling tijdelijke invoer.

Deze regeling mag worden gebruikt in het douanegebied van de Unie, met volledige of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten overeenkomstig artikel 250 van het wetboek.

Voorbeeld

:

Tijdelijke invoer, bijvoorbeeld voor een tentoonstelling.

54.

Actieve veredeling in een andere lidstaat (zonder dat de goederen aldaar in het vrije verkeer zijn gebracht) (a).

 

Toelichting

:

Deze code dient voor de registratie van de handeling in de statistiek van de intra-Uniehandel.

Voorbeeld

:

Niet-Uniegoederen worden onder de regeling actieve veredeling geplaatst in België (5100). Na de actieve veredeling worden zij naar Duitsland verzonden teneinde aldaar in het vrije verkeer te worden gebracht (4054) of aanvullende veredelingshandelingen te ondergaan (5154).

61.

Wederinvoer met gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen.

 

Toelichting

:

Goederen worden uit een derde land wederingevoerd met betaling van de douanerechten en de btw.

63.

Wederinvoer met gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen die in een andere lidstaat worden geleverd met vrijstelling van btw en, indien van toepassing, onder schorsing van accijns.

 

Toelichting

:

Er wordt vrijstelling van de betaling van btw en, indien van toepassing, schorsing van accijns verleend omdat de wederinvoer wordt gevolgd door een levering binnen de Unie of de overbrenging van de goederen naar een andere lidstaat. In dat geval zijn de btw en, indien van toepassing, de accijns verschuldigd in de lidstaat van eindbestemming. Om van deze regeling gebruik te kunnen maken, moeten de personen voldoen aan andere voorwaarden die zijn vermeld in artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG en, indien van toepassing, de voorwaarden die zijn vermeld in artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG. De krachtens artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG vereiste informatie wordt vermeld in G.E. 3/40 Identificatienummer aanvullende fiscale referenties.

Voorbeelden

:

Wederinvoer na passieve veredeling of tijdelijke uitvoer waarbij de eventuele btw-schuld ten laste komt van een fiscaal vertegenwoordiger.

Accijnsgoederen die na passieve veredeling worden wederingevoerd, worden in het vrije verkeer gebracht en met vrijstelling van btw naar een andere lidstaat geleverd. Onmiddellijk nadat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, worden zij onder schorsing van accijns overgebracht van de plaats van wederinvoer op initiatief van een geregistreerde afzender overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG.

68.

Wederinvoer met partiële aangifte tot verbruik en gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en plaatsing onder een andere entrepotregeling dan douane-entrepot.

 

Voorbeeld

:

Verwerkte alcoholhoudende dranken worden wederingevoerd en opgeslagen in een belastingentrepot.

71.

Plaatsing van goederen onder de regeling douane-entrepot.

 

Toelichting

:

Plaatsing van goederen onder de regeling douane-entrepot.

76.

Plaatsing van Uniegoederen onder de regeling douane-entrepot overeenkomstig artikel 237, lid 2, van het wetboek.

 

Toelichting

:

Vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat voorafgaande aan de uitvoer onder de regeling douane-entrepot wordt geplaatst (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie (6))

Nadat goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, wordt een aanvraag tot terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten ingediend omdat de goederen gebreken vertonen of niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het contract (artikel 118 van het wetboek)

Overeenkomstig artikel 118, lid 4, van het wetboek kunnen de goederen in kwestie onder de regeling douane-entrepot worden geplaatst en moeten zij niet buiten het douanegebied van de Unie worden gebracht om terugbetaling of kwijtschelding te kunnen verlenen.

77.

Vervaardiging van Uniegoederen onder douanetoezicht door de douaneautoriteiten en onder douanecontrole (in de zin van artikel 5, punten 27 en 3, van het wetboek) voorafgaande aan de uitvoer en de betaling van een uitvoerrestitutie.

 

Toelichting

:

Rundvleesconserven die voorafgaande aan de uitvoer onder toezicht door de douaneautoriteiten en onder douanecontrole zijn vervaardigd (artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (7))

78.

Plaatsing van goederen onder de regeling vrije zone.

95.

Plaatsing van Uniegoederen onder een andere entrepotregeling dan douane-entrepot waarbij de btw noch, in voorkomend geval, de accijns wordt voldaan.

 

Toelichting

:

Deze code moet worden gebruikt in het kader van het handelsverkeer zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van het wetboek en het handelsverkeer tussen de Unie en de landen waarmee zij een douane-unie heeft opgericht en waarbij de btw noch de accijns wordt voldaan.

Voorbeeld

:

Sigaretten uit de Canarische eilanden worden naar België gebracht en in een belastingentrepot opgeslagen; de betaling van de btw en de accijns is geschorst.

96.

Plaatsing van Uniegoederen onder een andere entrepotregeling dan douane-entrepot waarbij de btw noch, in voorkomend geval, de accijns wordt voldaan en de betaling van de andere belasting is geschorst.

 

Toelichting

:

Deze code moet worden gebruikt in het kader van het handelsverkeer zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van het wetboek en het handelsverkeer tussen de Unie en de landen waarmee zij een douane-unie heeft opgericht en waarbij de btw of de accijns is voldaan en de betaling van de andere belasting is geschorst.

Voorbeeld

:

Sigaretten uit de Canarische eilanden worden naar Frankrijk gebracht en in een belastingentrepot opgeslagen; de btw is betaald en de betaling van de accijns is geschorst.

Codes voor regelingen gebruikt in de context van douaneaangiften

 

Kolommen (opschrift van de tabel in bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 )

Aangiften

Codes van de Unieregeling, indien van toepassing

B1

Aangifte tot uitvoer en aangifte tot wederuitvoer

10, 11, 23, 31

B2

Bijzondere regeling — veredeling — aangifte voor passieve veredeling

21, 22

B3

Aangifte tot opslag van Uniegoederen in een douane-entrepot

76, 77

B4

Aangifte tot verzending van goederen in het kader van het handelsverkeer met gebieden met een bijzonder fiscaal regime

10

C1

Vereenvoudigde aangifte tot uitvoer

10, 11, 23, 31

H1

Aangifte voor het vrije verkeer en bijzondere regeling — Specifieke bestemming — Aangifte voor bijzondere bestemming

01, 07, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 61, 63, 68

H2

Bijzondere regeling — Opslag — Aangifte voor douane-entrepot

71

H3

Bijzondere regeling — Specifieke bestemming — Aangifte voor tijdelijke invoer

53

H4

Bijzondere regeling — Veredeling — Aangifte voor actieve veredeling

51

H5

Aangifte voor het binnenbrengen van goederen in het kader van het handelsverkeer met gebieden met een bijzonder fiscaal regime

40, 42, 61, 63, 95, 96

H6

Douaneaangifte voor het vrije verkeer in het kader van het postverkeer

01, 07, 40

I1

Vereenvoudigde invoeraangifte

01, 07, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 51, 53, 61, 63, 68

1/11.   Aanvullende regeling

Wanneer dit gegevenselement wordt gebruikt om een Unieregeling te specificeren, duidt het eerste teken van de code een van de volgende categorieën maatregelen aan:

 

Actieve veredeling

Axx

Passieve veredeling

Bxx

Vrijstellingen

Cxx

Tijdelijke invoer

Dxx

Landbouwproducten

Exx

Andere

Fxx

Actieve veredeling (Artikel 256 van het wetboek)

 

Regeling

Code

Invoer

 

Goederen die onder een regeling actieve veredeling zijn geplaatst (uitsluitend btw)

A04

Passieve veredeling (Artikel 259 van het wetboek)

 

Regeling

Code

Invoer

 

Veredelingsproducten die na herstelling onder garantie terugkeren overeenkomstig artikel 260 van het wetboek (gratis herstelde goederen)

B02

Veredelingsproducten die na vervanging onder garantie terugkeren overeenkomstig artikel 261 van het wetboek (systeem uitwisselingsverkeer).

B03

Terugkerende veredelingsproducten — uitsluitend btw

B06

Uitvoer

 

Voor AV ingevoerde goederen die voor herstelling in het kader van de regeling PV worden uitgevoerd

B51

Voor AV ingevoerde goederen die voor vervanging onder garantie worden uitgevoerd

B52

PV in het kader van overeenkomsten met derde landen, eventueel in combinatie met een PV-btw

B53

Uitsluitend passieve veredeling — btw

B54

Vrijstellingen (Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad (8))

 
 

Artikelnummer

Code

Vrijstelling van invoerrechten

   

Persoonlijke goederen van natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats naar de Unie overbrengen

3

C01

Persoonlijke goederen die voor het vrije verkeer worden aangegeven voordat de betrokkene zijn normale verblijfplaats in het douanegebied van de Unie vestigt (vrijstelling van douanerechten onderworpen aan een verbintenis)

9, lid 1

C42

Persoonlijke goederen van een natuurlijke persoon die het voornemen heeft om zijn normale verblijfplaats naar de Unie over te brengen (invoer met vrijstelling onderworpen aan een verbintenis)

10

C43

Uitzetten en inboedels die ter gelegenheid van een huwelijk worden ingevoerd

12, lid 1

C02

Uitzetten en inboedels, ingevoerd ter gelegenheid van een huwelijk, die in het vrije verkeer worden gebracht in de laatste twee maanden vóór het huwelijk (vrijstelling van douanerechten onderworpen aan het stellen van een passende zekerheid)

12, lid 1, en 15, lid 1, onder a)

C60

Geschenken die gewoonlijk bij een huwelijk worden aangeboden

12, lid 2

C03

Geschenken, gewoonlijk aangeboden bij een huwelijk, die in het vrije verkeer worden gebracht in de laatste twee maanden vóór het huwelijk (vrijstelling van douanerechten onderworpen aan het stellen van een passende zekerheid)

12, lid 2, en 15, lid 1, onder a)

C61

Persoonlijke goederen die door erfopvolging zijn verkregen door een natuurlijke persoon die zijn normale verblijfplaats in het douanegebied van de Unie heeft

17

C04

Persoonlijke goederen die door erfopvolging bij testament zijn verkregen door een rechtspersoon die een activiteit zonder winstoogmerk uitoefent en in het douanegebied van de Unie is gevestigd

20

C44

Uitzetten, studiebenodigdheden en andere roerende goederen van scholieren en studenten

21

C06

Zendingen met een te verwaarlozen waarde

23

C07

Goederen die door een particulier aan een andere particulier worden gezonden

25

C08

Kapitaalgoederen en andere uitrusting, ingevoerd ter gelegenheid van het verleggen van activiteiten van een derde land naar de Unie

28

C09

Kapitaalgoederen en andere uitrusting, toebehorend aan personen die een vrij beroep uitoefenen of aan rechtspersonen die een activiteit zonder winstoogmerk uitoefenen

34

C10

Producten van landbouw, veeteelt, bijenteelt, tuinbouw of bosbouw, afkomstig van landerijen die in een derde land in de onmiddellijke nabijheid van het douanegebied van de Unie zijn gelegen

35

C45

Producten van de visserij of van de visteelt die door vissers uit de Unie wordt beoefend op meren en waterlopen die de grens van een lidstaat en een derde land vormen, en producten van de jacht door jagers uit de Unie op genoemde meren en waterlopen

38

C46

Zaaigoed, meststoffen en producten voor de behandeling van bodem en gewassen, bestemd voor de exploitatie van landerijen die in het douanegebied van de Unie gelegen zijn in de onmiddellijke nabijheid van een derde land

39

C47

Goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage en vrijgesteld zijn van de btw

41

C48

Voorwerpen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard; de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1186/2009 vermelde wetenschappelijke instrumenten en apparaten

42

C11

Voorwerpen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard; de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1186/2009 vermelde wetenschappelijke instrumenten en apparaten

43

C12

Voorwerpen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard; wetenschappelijke instrumenten en apparaten die uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden worden ingevoerd (inclusief reserveonderdelen, onderdelen, toebehoren of hulpstukken)

44-45

C13

Uitrusting die voor niet-commerciële doeleinden wordt ingevoerd door of voor rekening van een instelling of organisatie voor wetenschappelijk onderzoek met zetel buiten de Unie

51

C14

Proefdieren en voor onderzoek bestemde biologische of chemische stoffen

53

C15

Therapeutische stoffen van menselijke oorsprong en testsera voor de vaststelling van bloedgroepen en weefselgroepen

54

C16

Instrumenten en apparaten voor gebruik bij medisch onderzoek, het stellen van medische diagnosen of de verrichting van medische behandelingen

57

C17

Referentiestoffen voor de kwaliteitscontrole van geneesmiddelen

59

C18

Farmaceutische producten gebruikt ter gelegenheid van internationale sportevenementen

60

C19

Goederen voor instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter — goederen die in primaire levensbehoeften voorzien en worden ingevoerd door overheids- of andere erkende instellingen

61, lid 1, onder a)

C20

Goederen voor instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter — goederen van ongeacht welke aard die gratis worden toegezonden om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen

61, lid 1, onder b)

C49

Goederen voor instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter — uitrustings- en kantoormaterieel dat gratis wordt toegezonden

61, lid 1, onder c)

C50

De in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1186/2009 vermelde voorwerpen voor blinden

66

C21

De in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1186/2009 vermelde voorwerpen voor blinden die de blinden zelf voor eigen gebruik invoeren (inclusief reserveonderdelen, onderdelen, toebehoren of hulpstukken).

67, lid 1, onder a), en 67, lid 2

C22

De in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1186/2009 vermelde voorwerpen voor blinden die bepaalde instellingen of organisaties invoeren (inclusief reserveonderdelen, onderdelen, toebehoren of hulpstukken)

67, lid 1, onder b), en 67, lid 2

C23

Voorwerpen voor andere gehandicapten (geen blinden) die de gehandicapten zelf voor eigen gebruik invoeren (inclusief reserveonderdelen, onderdelen, toebehoren of hulpstukken)

68, lid 1, onder a), en 68, lid 2

C24

Voorwerpen voor andere gehandicapten (geen blinden) die bepaalde instellingen of organisaties invoeren (inclusief reserveonderdelen, onderdelen, toebehoren of hulpstukken)

68, lid 1, onder b), en 68, lid 2

C25

Goederen ingevoerd ten bate van slachtoffers van rampen

74

C26

Onderscheidingen die zijn verleend door regeringen van derde landen aan personen die hun normale verblijfplaats in het douanegebied van de Unie hebben

81, onder a)

C27

Bekers, medailles en soortgelijke voorwerpen die voornamelijk een symbolisch karakter bezitten en verleend zijn in een derde land aan personen die hun normale verblijfplaats in het douanegebied van de Unie hebben

81, onder b)

C51

Bekers, medailles en soortgelijke voorwerpen die voornamelijk een symbolisch karakter bezitten en gratis door in een derde land gevestigde autoriteiten of personen worden aangeboden om in het douanegebied van de Unie te worden toegekend

81, onder c)

C52

Prijzen, trofeeën en souvenirs met een symbolisch karakter en van geringe waarde die bestemd zijn om ter gelegenheid van zakencongressen en dergelijke evenementen met een internationaal karakter gratis te worden uitgedeeld aan personen die hun normale woonplaats in een derde land hebben

81, onder d)

C53

Goederen die worden ingevoerd in het douanegebied van de Unie door personen die een officieel bezoek hebben afgelegd in een derde land, en die deze voorwerpen bij die gelegenheid ten geschenke hebben gekregen van de autoriteiten die hen hebben ontvangen

82, onder a)

C28

Goederen die worden ingevoerd door personen die een officieel bezoek komen afleggen in het douanegebied van de Unie, en die van plan zijn deze voorwerpen bij die gelegenheid ten geschenke te geven aan de autoriteiten die hen ontvangen

82, onder b)

C54

Goederen die bij wijze van geschenk, als blijk van vriendschap of van hulde, door een in een derde land gevestigde officiële autoriteit, openbare instantie of activiteiten van openbaar belang verrichtende organisatie worden gericht aan een officiële autoriteit, aan een openbare instantie of aan een activiteiten van openbaar belang verrichtende organisatie, gevestigd in het douanegebied van de Unie, die van de bevoegde autoriteiten toestemming hebben gekregen om dergelijke voorwerpen met vrijstelling in ontvangst te nemen

82, onder c)

C55

Goederen bestemd om door vorsten en staatshoofden te worden gebruikt

85

C29

Voor klantenwerving ingevoerde monsters van goederen met onbeduidende waarde

86

C30

Drukwerk voor reclamedoeleinden

87

C31

Voorwerpen voor reclamedoeleinden die zelf geen handelswaarde bezitten en die gratis door leveranciers naar hun klanten worden gezonden en voor geen enkel ander doel dan voor reclame kunnen worden gebruikt

89

C56

Kleine monsters die representatief zijn voor buiten het douanegebied van de Unie vervaardigde goederen en bestemd zijn voor tentoonstellingen en dergelijke

90, lid 1, onder a)

C32

Goederen die uitsluitend worden ingevoerd om te worden gedemonstreerd of om buiten het douanegebied van de Unie vervaardigde machines en apparaten te demonstreren tijdens tentoonstellingen en dergelijke

90, lid 1, onder b)

C57

Diverse materialen van geringe waarde, zoals verf, lak, behangselpapier, enz. die worden gebruikt voor de bouw, de inrichting en de decoratie van tijdelijke stands die door vertegenwoordigers van derde landen worden bezet op tentoonstellingen en dergelijke en die door hun gebruik als zodanig verloren gaan

90, lid 1, onder c)

C58

Drukwerk, catalogi, prospectussen, prijscouranten, aanplakbiljetten, al dan niet geïllustreerde kalenders, niet-ingelijste foto’s en andere voorwerpen die gratis worden verstrekt teneinde te worden gebruikt voor reclamedoeleinden voor buiten het douanegebied van de Unie vervaardigde goederen, die op tentoonstellingen en dergelijke worden tentoongesteld

90, lid 1, onder d)

C59

Goederen die worden ingevoerd met het oog op onderzoek, analysen of proefnemingen

95

C33

Zendingen voor instellingen die bevoegd zijn ter zake van de bescherming van auteursrechten of de bescherming van industriële of commerciële eigendom

102

C34

Documentatiemateriaal van toeristische aard

103

C35

Diverse bescheiden en voorwerpen

104

C36

Hulpmateriaal voor de stuwing en bescherming van goederen tijdens het vervoer

105

C37

Strooisel, foerage en voedermiddelen voor dieren tijdens het transport

106

C38

Brandstoffen en smeermiddelen in motorvoertuigen te land en in containers voor speciale doeleinden

107

C39

Materiaal voor gedenktekens of begraafplaatsen van oorlogsslachtoffers

112

C40

Lijkkisten, lijkurnen en grafornamenten

113

C41

Vrijstelling van uitvoerrechten

   

Zendingen met een te verwaarlozen waarde

114

C73

Landbouwdieren (huisdieren) die worden uitgevoerd bij de overbrenging van een landbouwbedrijf uit de Unie naar een derde land

115

C71

Producten van landbouw of veeteelt die zijn verkregen in het douanegebied van de Unie op aangrenzende landerijen die worden geëxploiteerd, in de hoedanigheid van eigenaar of pachter, door landbouwproducenten wier hoofdbedrijf is gevestigd in een derde land in de onmiddellijke nabijheid van het douanegebied van de Unie

116

C74

Zaaigoed dat bestemd is om te worden gebruikt op landerijen die in een derde land zijn gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het douanegebied van de Unie en die worden geëxploiteerd, in de hoedanigheid van eigenaar of pachter, door landbouwproducenten wier hoofdbedrijf is gevestigd in het genoemde douanegebied in de onmiddellijke nabijheid van het betrokken derde land

119

C75

Foerage en voedermiddelen voor dieren tijdens de uitvoer

121

C72

Tijdelijke invoer

 

Regeling

Artikelnummer van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Code

Laadborden (met inbegrip van toebehoren en uitrusting van laadborden)

208 en 209

D01

Containers (met inbegrip van toebehoren en uitrusting van containers)

210 en 211

D02

Middelen voor vervoer over de weg, per spoor, door de lucht, over zee en over de binnenwateren

212

D03

Vervoermiddelen voor personen die buiten het douanegebied van de Unie gevestigd zijn of voor personen die voorbereidingen treffen om hun normale verblijfplaats naar een plaats buiten dat douanegebied over te brengen

216

D30

Persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden van reizigers

219

D04

Welzijnsgoederen voor zeelieden

220

D05

Materiaal voor hulpverlening bij rampen

221

D06

Medisch, chirurgisch en laboratoriummateriaal

222

D07

Dieren (twaalf maanden of ouder)

223

D08

Goederen voor gebruik in grensgebieden

224

D09

Geluids-, beeld- of gegevensdragers

225

D10

Reclamemateriaal

225

D11

Beroepsuitrusting

226

D12

Opvoedkundig en wetenschappelijk materiaal

227

D13

Verpakkingsmiddelen, gevuld

228

D14

Verpakkingsmiddelen, leeg

228

D15

Gietvormen, matrijzen, clichés, tekeningen, ontwerpen, meet-, controle- en verificatie-instrumenten en soortgelijke artikelen

229

D16

Bijzondere gereedschappen en instrumenten

230

D17

Goederen om aan proeven, experimenten of demonstraties te onderwerpen (zes maanden)

231, onder a)

D18

Goederen die op proef zijn ingevoerd op grond van een verkoopovereenkomst die de clausule bevat dat de goederen eerst na bevredigende proeven zullen worden gekocht

231, onder b)

D19

Goederen die worden gebruikt voor proeven, experimenten of demonstraties zonder winstoogmerk

231, onder c)

D20

Monsters en stalen

232

D21

Vervangende productiemiddelen (zes maanden)

233

D22

Goederen voor evenementen of voor de verkoop

234, lid 1

D23

Goederen op proef (zes maanden)

234, lid 2

D24

Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

234, lid 3, onder a)

D25

Goederen die zijn ingevoerd om op een veiling te worden verkocht

234, lid 3, onder b)

D26

Reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting

235

D27

Goederen die worden ingevoerd in bijzondere situaties zonder economische gevolgen

236, onder b)

D28

Goederen die worden ingevoerd voor een periode van ten hoogste drie maanden

236, onder a)

D29

Tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van rechten

206

D51

Landbouwproducten

 

Regeling

Code

Invoer

 

Toepassing van eenheidsprijzen voor het bepalen van de douanewaarde van bepaalde aan bederf onderhevige goederen (artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek en artikel 142, lid 6)

E01

Forfaitaire invoerwaarden (bijvoorbeeld: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (9))

E02

Uitvoer

 

In bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde landbouwproducten waarvoor restitutie wordt aangevraagd die afhankelijk is van een uitvoercertificaat

E51

In bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde landbouwproducten waarvoor restitutie wordt aangevraagd die niet afhankelijk is van een uitvoercertificaat

E52

In bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde landbouwproducten, die in kleine hoeveelheden zijn uit te voeren en waarvoor restitutie wordt aangevraagd die niet afhankelijk is van een uitvoercertificaat

E53

Niet in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde verwerkte landbouwproducten waarvoor restitutie wordt aangevraagd die afhankelijk is van een restitutiecertificaat

E61

Niet in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde verwerkte landbouwproducten waarvoor restitutie wordt aangevraagd die niet afhankelijk is van een restitutiecertificaat

E62

Niet in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde verwerkte landbouwproducten, die in kleine hoeveelheden zijn uit te voeren en waarvoor restitutie wordt aangevraagd, zonder restitutiecertificaat

E63

In kleine hoeveelheden uit te voeren landbouwproducten waarvoor restitutie wordt aangevraagd en waarmee geen rekening wordt gehouden bij de berekening van de minimale controlepercentages

E71

Bevoorrading met goederen die voor restitutie in aanmerking komen (artikel 33 van Verordening (EG) nr. 612/2009 (10))

E64

Opslag in een bevoorradingsdepot (artikel 37 van Verordening (EG) nr. 612/2009)

E65

Andere

 

Regeling

Code

Invoer

 

Vrijstelling van invoerrechten voor terugkerende goederen (artikel 203 van het wetboek)

F01

Vrijstelling van invoerrechten voor terugkerende goederen (bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 159 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 : landbouwproducten)

F02

Vrijstelling van invoerrechten voor terugkerende goederen (bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 158, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 : herstelling)

F03

Veredelingsproducten die na wederuitvoer voorafgegaan door een regeling actieve veredeling terugkeren naar de Europese Unie (artikel 205, lid 1, van het wetboek)

F04

Vrijstelling van invoerrechten en van btw en/of accijnzen voor terugkerende goederen (artikel 203 van het wetboek en artikel 143, lid 1, onder e), van Richtlijn 2006/112/EG)

F05

Een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling van de plaats van invoer overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG

F06

Veredelingsproducten die na wederuitvoer voorafgegaan door een regeling actieve veredeling terugkeren naar de Europese Unie waarbij de invoerrechten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 86, lid 3, van het wetboek (artikel 205, lid 2, van het wetboek)

F07

Goederen die worden binnengebracht in het kader van het handelsverkeer met gebieden met een bijzonder fiscaal regime (artikel 1, lid 3, van het wetboek)

F15

Goederen die worden binnengebracht in het kader van het handelsverkeer tussen de Unie en de landen waarmee zij een douane-unie heeft opgericht

F16

Vrijstelling van invoerrechten voor visserijproducten en andere producten die in de territoriale zee van een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie zijn gewonnen door uitsluitend in een lidstaat ingeschreven of geregistreerde schepen die de vlag van deze lidstaat voeren

F21

Vrijstelling van invoerrechten voor producten die zijn verkregen uit visserijproducten en andere producten gewonnen in de territoriale zee van een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie aan boord van fabrieksschepen die in een lidstaat zijn ingeschreven of geregistreerd en de vlag van deze lidstaat voeren

F22

Onder de regeling passieve veredeling geplaatste goederen die zonder schorsing van accijnzen onder een regeling douane-entrepot worden geplaatst

F31

Onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen die zonder schorsing van accijnzen onder een regeling douane-entrepot worden geplaatst

F32

Goederen die na hun verblijf in een vrije zone zonder schorsing van accijnzen onder een regeling douane-entrepot worden geplaatst

F33

Goederen die, nadat ze hun bijzondere bestemming hebben gekregen, zonder schorsing van accijnzen onder een regeling douane-entrepot worden geplaatst

F34

In het vrije verkeer brengen van veredelingsproducten wanneer artikel 86, lid 3, van het wetboek toepassing vindt

F42

Vrijstelling van btw bij de definitieve invoer van goederen (Richtlijn 2009/132/EG van de Raad (11))

F45

Uitvoer

 

Bevoorrading en bunkeren

F61

Goederen die worden verzonden in het kader van het handelsverkeer met gebieden met een bijzonder fiscaal regime (artikel 1, lid 3, van het wetboek)

F 75

2/1.   Vereenvoudigde aangifte/voorafgaand document

Dit gegevenselement bestaat uit alfanumerieke (an..44) codes.

Elke code is opgebouwd uit vier elementen. Het eerste element (a1) is een letter en dient om een onderscheid te maken tussen de drie onderstaande categorieën. Het tweede element (an..3), bestaande uit cijfers of letters of een combinatie van cijfers en letters, geeft het soort document aan. Het derde element (an..35) bevat de voor de identificatie van het document vereiste gegevens, hetzij het referentienummer, hetzij een ander herkenbaar kenmerk. Het vierde element (an..5) wordt gebruikt om aan te geven naar welk artikel van het voorafgaande document wordt verwezen.

Wanneer een douaneaangifte op papier wordt ingediend, worden de vier elementen van elkaar gescheiden door streepjes (-).

  • 1. 
    Eerste element (a1):

aangifte tot tijdelijke opslag = „X”

vereenvoudigde aangifte of inschrijving in de administratie van de aangever = „Y”

voorafgaand document = „Z”

  • 2. 
    Tweede element (an..3):

Kies de afkorting van het gebruikte document in de onderstaande „Lijst van afkortingen voor documenten”.

Lijst van afkortingen voor documenten

(numerieke codes afkomstig uit de UN Directories for electronic data interchange for administration, commerce and transport: List of code for data element 1001, Document/message name, coded — versie 2014b.)

 

Containerlijst

235

Leveringsbon

270

Paklijst

271

Pro-formafactuur

325

Aangifte tot tijdelijke opslag

337

Summiere aangifte bij binnenbrengen

355

Handelsfactuur

380

Housevrachtbrief

703

Mastercognossement

704

Cognossement

705

Housecognossement

714

Vrachtbrief (spoor)

720

Vrachtbrief wegvervoer

730

Luchtvrachtbrief

740

Masterluchtvrachtbrief

741

Verzendingsformulier (postpakketten)

750

Document voor multimodaal/gecombineerd vervoer

760

Goederenmanifest

785

Borderel

787

Aangifte voor Unie-/gemeenschappelijk douanevervoer- gemengde zendingen (T)

820

Aangifte voor extern Unie-/gemeenschappelijk douanevervoer (T1)

821

Aangifte voor intern Unie-/gemeenschappelijk douanevervoer (T2)

822

Controle-exemplaar T5

823

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen T2L

825

TIR-carnet

952

ATA-carnet

955

Kenmerk/datum van inschrijving in de administratie van de aangever

CLE

Inlichtingenblad INF3

IF3

Goederenmanifest-vereenvoudigde procedure

MNS

Aangifte/kennisgeving MRN

MRN

Aangifte voor intern Uniedouanevervoer — artikel 227 van het wetboek

T2F

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen T2LF

T2G

T2M-bewijs

T2M

Vereenvoudigde aangifte

SDE

Andere

ZZZ

De code „CLE” in deze lijst staat voor „datum en kenmerk van inschrijving in de administratie van de aangever”. (Artikel 182, lid 1, van het wetboek) De datum wordt als volgt gecodeerd: jjjjmmdd.

  • 3. 
    Derde element (an..35):

Vermeld hier het identificatienummer of ander herkenbaar kenmerk van het document.

Indien naar het MRN wordt verwezen als voorafgaand document, moet het referentienummer de volgende structuur hebben:

 

Veld

Inhoud

 

Formaat

Voorbeelden

1

Laatste twee cijfers van het jaar van formele aanvaarding van de aangifte (JJ)

 

n2

15

2

Identificator van het land waar de aangifte/het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen/de kennisgeving is ingediend (tweeletterige landcode)

 

a2

RO

3

Unieke identificator van elk bericht per jaar en land

 

an12

9876AB889012

4

Identificator van de regeling

 

a1

B

5

Controlecijfer

 

an1

5

Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.

Veld 3 moet worden ingevuld met een identificator van het bericht in kwestie. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elk bericht dat in de loop van het jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer krijgen voor de regeling in kwestie.

Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het bevoegde douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen hiervoor de eerste zes tekens gebruiken.

Veld 4 moet worden ingevuld met een identificator van de regeling zoals omschreven in onderstaande tabel.

Veld 5 moet worden ingevuld met een controlecijfer voor het gehele MRN. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij de registratie van het volledige MRN worden opgespoord.

Te gebruiken codes in veld 4 Identificator van de regeling:

 

Code

Regeling

Overeenkomstige kolommen van de tabel in titel I, hoofdstuk 1

A

Uitsluitend uitvoer

B1, B2, B3 of C1

B

Uitvoeraangifte en summiere aangifte bij uitgaan

Combinaties van A1 of A2 met B1, B2, B3 of C1

C

Uitsluitend summiere aangifte bij uitgaan

A1 of A2

D

Kennisgeving van wederuitvoer

A3

E

Verzending van goederen in verband met gebieden met een bijzonder fiscaal regime

B4

J

Uitsluitend aangifte voor douanevervoer

D1, D2 of D3

K

Aangifte voor douanevervoer en summiere aangifte bij uitgaan

Combinaties van D1, D2 of D3 met A1 of A2

L

Aangifte voor douanevervoer en summiere aangifte bij binnenbrengen

Combinaties van D1, D2 of D3 met F1a, F2a, F3a, F4a of F5

M

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen/douanemanifest

E1, E2

R

Uitsluitend invoeraangifte

H1, H2, H3, H4, H6 of I1

S

Invoeraangifte en summiere aangifte bij binnenbrengen

Combinaties van H1, H2, H3, H4, H6 of I1 met F1a, F2a, F3a, F4a of F5

T

Uitsluitend summiere aangifte bij binnenbrengen

F1a, F1b, F1c, F1d, F2a, F2b, F2c, F2d, F3a, F3b, F4a, F4b, F4c of F5

U

Aangifte tot tijdelijke opslag

G4

V

Binnenbrengen van goederen in verband met gebieden met een bijzonder fiscaal regime

H5

W

Aangifte tot tijdelijke opslag en summiere aangifte bij binnenbrengen

Combinaties van G4 met F1a, F2a, F3a, F4a of F5

  • 4. 
    Vierde element (an..5)

Het artikelnummer van de goederen in kwestie zoals vermeld in G.E. 1/6 Artikelnummer op de summiere aangifte of het voorafgaande document.

Voorbeelden:

 

Het betrokken artikel van de aangifte was het 5e artikel op het document voor douanevervoer T1 (voorafgaand document) waaraan het kantoor van bestemming het nummer „238 544” heeft toegekend. De code wordt dan „Z-821-238544-5” („Z” voor het voorafgaande document, „821” voor de regeling douanevervoer, „238544” voor het registratienummer van het document (of MRN voor NCTS-transacties) en „5” voor het artikelnummer).

 

Goederen zijn aangegeven door middel van een vereenvoudigde aangifte. Als MRN is het nummer „14DE9876AB889012X1” toegewezen. In de aanvullende aangifte wordt de code dan „Y-SDE-14DE9876AB889012X1” („Y” voor vereenvoudigde aangifte, „SDE” voor de vereenvoudigde aangifte, „14DE9876AB889012X1” voor het MRN van het document).

Als bovengenoemd document is opgesteld op basis van een papieren douaneaangifte (ED), bestaat de afkorting uit een van de voor het eerste deelvak van G.E. 1/1 Soort aangifte voorgeschreven codes (IM, EX, CO en EU).

Wanneer, in het geval van papieren aangiften voor douanevervoer, meer dan een referentienummer moet worden vermeld en de lidstaten verlangen dat de informatie gecodeerd wordt, is code 00200 zoals omschreven in G.E 2/2 Aanvullende informatie van toepassing.

2/2.   Aanvullende informatie

Aanvullende informatie op douanegebied wordt gecodeerd door middel van een code van vijf cijfers. Deze code wordt na de aanvullende informatie vermeld, tenzij de Uniewetgeving voorschrijft dat de code moet worden gebruikt in plaats van de tekst.

Voorbeeld: Wanneer de aangever en de afzender dezelfde persoon zijn, wordt code 00300 ingevuld.

De Uniewetgeving voorziet in de vermelding van bepaalde aanvullende informatie in andere gegevenselementen dan G.E. 2/2 Aanvullende informatie. Deze informatie moet evenwel volgens dezelfde regels worden gecodeerd als de informatie die specifiek in G.E. 2/2 Aanvullende informatie moet worden vermeld.

Aanvullende informatie — code XXXXX

Algemene categorie — Code 0xxxx

 

Rechtsgrondslag

Onderwerp

Aanvullende informatie

Code

Artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Aanvraag van een vergunning voor het gebruik van een andere bijzondere regeling dan douanevervoer op basis van de douaneaangifte

„Vereenvoudigde vergunning”

00100

Titel II van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Meerdere documenten of partijen

„Verschillende”

00200

Titel II van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Aangever is afzender

„Afzender”

00300

Titel II van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Aangever is exporteur

„Exporteur”

00400

Titel II van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Aangever is geadresseerde

„Geadresseerde”

00500

Artikel 177, lid 1, van het wetboek

Vereenvoudiging van de opstelling van douaneaangiften betreffende goederen die onder verschillende tariefonderverdelingen vallen

„Hoogste tarief van invoer- of uitvoerrechten”

00600

Bij invoer: Code 1xxxx

 

Rechtsgrondslag

Onderwerp

Aanvullende informatie

Code

Artikel 241, lid 1, eerste alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Aanzuivering van actieve veredeling

„AV” en het desbetreffende „vergunningnummer of INF-nummer…”

10 200

Artikel 241, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Aanzuivering van actieve veredeling (bijzondere handelspolitieke maatregelen)

AV HPM

10 300

Artikel 238 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Aanzuivering van tijdelijke invoer

„TI” en het desbetreffende „vergunningnummer…”

10 500

Titel II van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Situatie van verhandelbare cognossementen „aan order blanco geëndosseerd”, in het geval van summiere aangiften bij binnenbrengen waarbij de gegevens van de geadresseerde onbekend zijn.

„Geadresseerde onbekend”

10 600

Artikel 86, lid 2, van het wetboek

Verzoek om toestemming voor het gebruik van de oorspronkelijke tariefindeling van de goederen in situaties zoals bedoeld in artikel 86, lid 2, van het wetboek

„Oorspronkelijke tariefindeling”

10 700

Bij douanevervoer: Code 2xxxx

 

Rechtsgrondslag

Onderwerp

Aanvullende informatie

Code

Artikel 18 „regeling gemeen-schappelijk douanevervoer” (12)

Uitvoer uit een EVA-land onderworpen aan beperkingen of uitvoer uit de Unie onderworpen aan beperkingen.

 

20 100

Artikel 18 „regeling gemeenschappelijk douanevervoer”

Uitvoer uit een EVA-land onderworpen aan rechten of uitvoer uit de Unie onderworpen aan rechten.

 

20200

Artikel 18 „regeling gemeenschappelijk douanevervoer”

Uitvoer

„Uitvoer”

20 300

Bij uitvoer: Code 3xxxx

 

Rechtsgrondslag

Onderwerp

Aanvullende informatie

Code

Artikel 254, lid 4, onder b), van het wetboek

Uitvoer van goederen met een bijzondere bestemming

„E-U”

30 300

Artikel 160 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Verzoek om inlichtingenblad INF3 te ontvangen

„INF3”

30 400

Artikel 329, lid 6

Verzoek dat het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen in het kader van een enkele overeenkomst voor vervoer uit het douanegebied van de Unie ten laste worden genomen, als douanekantoor van uitgang fungeert.

Douanekantoor van uitgang

30 500

Titel II van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Situatie van verhandelbare cognossementen „aan order blanco geëndosseerd”, in het geval van summiere aangiften bij uitgaan waarbij de gegevens van de geadresseerde onbekend zijn.

„Geadresseerde onbekend”

30 600

Andere: Code 4xxxx

 

Rechtsgrondslag

Onderwerp

Aanvullende informatie

Code

Artikel 123 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Verzoek om een langere geldigheidsduur van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen

„Langere geldigheidsduur van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen”

40 100

2/3.   Overgelegde documenten, certificaten en vergunningen, aanvullende referenties

 

a)

Unie- of internationale documenten, certificaten en vergunningen die ter staving van de aangifte worden voorgelegd, alsook aanvullende referenties moeten worden vermeld in de vorm van een code zoals omschreven in titel I, gevolgd door een identificatienummer of ander herkenbaar kenmerk. De lijst van documenten, certificaten en vergunningen en van aanvullende referenties alsook van de overeenkomstige codes is in de Taric-databank opgenomen.

 

b)

Nationale documenten, certificaten en vergunningen die ter staving van de aangifte worden voorgelegd, alsook aanvullende referenties moeten worden vermeld in de vorm van een code zoals omschreven in titel I (bijvoorbeeld: 2123, 34d5), eventueel gevolgd door een identificatienummer of ander herkenbaar kenmerk. De vier tekens vormen volgens de eigen nomenclatuur van elke lidstaat vastgestelde codes.

2/7.   Identificatie van het entrepot

De te vermelden code is tweeledig:

 

Het teken dat het type entrepot aangeeft:

R

Publiek douane-entrepot type I

S

Publiek douane-entrepot type II

T

Publiek douane-entrepot type III

U

Particulier douane-entrepot

V

Opslagruimte voor de tijdelijke opslag van goederen

J

Ander dan douane-entrepot

Z

Vrije zone

 

Het identificatienummer dat door de lidstaat is toegekend bij de afgifte van de vergunning in de gevallen waarin een dergelijke vergunning wordt afgegeven.

3/1.   Exporteur

Wanneer douaneaangiften op papier worden gebruikt en de lidstaten verlangen dat de informatie gecodeerd wordt, is in het geval van groepagezendingen code 00200 zoals omschreven in G.E 2/2 Aanvullende informatie van toepassing.

3/2.   Identificatienummer exporteur

Het EORI-nummer is als volgt opgebouwd:

 

Veld

Inhoud

Formaat

1

Identificator van de lidstaat (landcode)

a2

2

Unieke identificator in een lidstaat

an..15

Landcode: Gebruik de landcode zoals omschreven in titel I voor de landcode van G.E. 3/1 Exporteur.

Een uniek derdeland-identificatienummer dat aan de Unie is meegedeeld, is als volgt opgebouwd:

 

Veld

Inhoud

Formaat

1

Landcode

a2

2

Uniek identificatienummer in een derde land

an..15

Landcode: Gebruik de landcode zoals omschreven in titel I voor de landcode van G.E. 3/1 Exporteur.

3/9.   Geadresseerde

Wanneer douaneaangiften op papier worden gebruikt en de lidstaten verlangen dat de informatie gecodeerd wordt, is in het geval van groepagezendingen code 00200 zoals omschreven in G.E 2/2 Aanvullende informatie van toepassing.

3/21.   Code status vertegenwoordiger

De status van de vertegenwoordiger wordt aangegeven door een van de volgende codes te vermelden (n1) voor zijn volledige naam en adres:

 

2.

Vertegenwoordiger (directe vertegenwoordiging in de zin van artikel 18, lid 1, van het wetboek)

3.

Vertegenwoordiger (indirecte vertegenwoordiging in de zin van artikel 18, lid 1, van het wetboek)

Wanneer dit gegevenselement op een papieren document wordt gedrukt, wordt het tussen vierkante haken geplaatst (bijvoorbeeld: [2] of [3]).

3/37.   Identificatienummer extra actor(en) in de toeleveringsketen

Dit gegevenselement bestaat uit twee onderdelen:

  • 1. 
    Code rol

De volgende partijen kunnen worden opgegeven:

 

Code rol

Partij

Omschrijving

CS

Groepage-expediteur

Expediteur die afzonderlijke kleinere zendingen samenbrengt in één grotere zending (groepage), die wordt verzonden naar een tegenhanger van de groepage-expediteur, die de gegroepeerde zending opnieuw opsplitst in haar oorspronkelijke delen

MF

Fabrikant

Partij die goederen vervaardigt

FW

Expediteur

Partij die de expeditie van goederen voor zijn rekening neemt

WH

Entrepothouder

Partij die verantwoordelijk is voor goederen die in een entrepot worden opgeslagen

  • 2. 
    Identificatienummer van de partij

De structuur van dit nummer komt overeen met de structuur zoals omschreven voor G.E. 3/2 Identificatienummer exporteur.

3/40.   Identificatienummer aanvullende fiscale referenties

Dit gegevenselement bestaat uit twee onderdelen:

  • 1. 
    Code rol

De volgende partijen kunnen worden opgegeven:

 

Code rol

Partij

Omschrijving

FR1

Importeur

Perso(o)n(en) die de lidstaat van invoer in overeenstemming met artikel 201 van Richtlijn 2006/112/EG heeft aangewezen of erkend als de tot voldoening van de btw gehouden perso(o)n(en)

FR2

Afnemer

Persoon die in overeenstemming met artikel 200 van Richtlijn 2006/112/EG gehouden is tot voldoening van de btw op de intra-Unieverwerving van goederen in de lidstaat van eindbestemming

FR3

Fiscaal vertegenwoordiger

Door de importeur aangewezen fiscaal vertegenwoordiger die gehouden is tot voldoening van de btw in de lidstaat van invoer

FR4

Houder van de vergunning voor uitstel van betaling

De belastingplichtige, de tot voldoening van de belasting gehouden persoon of een andere persoon die uitstel van betaling heeft gekregen in overeenstemming met artikel 211 van Richtlijn 2006/112/EG

  • 2. 
    Het btw-identificatienummer is als volgt gestructureerd:
 

Veld

Inhoud

Formaat

1

Identificator van de lidstaat van afgifte (tweeletterige ISO-code 3166; Griekenland mag EL gebruiken)

a2

2

Individueel nummer toegekend door lidstaten voor de identificatie van belastingplichtigen zoals bedoeld in artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG

an..15

4/1.   Leveringsvoorwaarden

De hiernavolgende codes en vermeldingen worden, indien van toepassing, in de eerste twee deelvakken aangebracht:

 

Eerste deelvak

Betekenis

Tweede deelvak

Codes Incoterms

Incoterms — IKK/ECE

Te vermelden plaats

Code voor weg- en spoorvervoer

   

DAF (Incoterms 2000)

Franco grens

Overeengekomen plaats

Codes voor alle vervoerswijzen

   

EXW (Incoterms 2010)

Af fabriek

Overeengekomen plaats

FCA (Incoterms 2010)

Franco vervoerder

Overeengekomen plaats

CPT (Incoterms 2010)

Vrachtvrij tot

Overeengekomen plaats van bestemming

CIP (Incoterms 2010)

Vrachtvrij inclusief verzekering tot

Overeengekomen plaats van bestemming

DAT (Incoterms 2010)

Geleverd op terminal

Overeengekomen terminal in haven of plaats van bestemming

DAP (Incoterms 2010)

Geleverd ter bestemming

Overeengekomen plaats van bestemming

DDP (Incoterms 2010)

Franco inclusief rechten

Overeengekomen plaats van bestemming

DDU (Incoterms 2000)

Franco exclusief rechten

Overeengekomen plaats van bestemming

Codes voor vervoer over zee en de binnenwateren

   

FAS (Incoterms 2010)

Franco langszij schip

Overeengekomen haven van lading

FOB (Incoterms 2010)

Vrij aan boord

Overeengekomen haven van lading

CFR (Incoterms 2010)

Kosten en vracht

Overeengekomen haven van bestemming

CIF (Incoterms 2010)

Kosten, verzekering en vracht

Overeengekomen haven van bestemming

DES (Incoterms 2000)

Franco af schip

Overeengekomen haven van bestemming

DEQ (Incoterms 2000)

Franco af kade

Overeengekomen haven van bestemming

XXX

Andere leveringsvoorwaarden dan de hierboven vermelde

Vermelding voluit van de contractvoorwaarden

4/2.   Betalingswijze vervoerskosten

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

A

Contante betaling in geld

 

B

Betaling met creditkaart

 

C

Betaling met cheque

 

D

Andere (bijvoorbeeld automatische afschrijving kasrekening)

 

H

Elektronische betaling

 

J

Rekeninghouder bij vervoerder

 

Z

Niet vooraf betaald

4/3.   Berekening van de belastingen

Hiervoor worden de volgende codes gebruikt:

 

Douanerechten

A00

Definitieve antidumpingrechten

A30

Voorlopige antidumpingrechten

A35

Definitieve compenserende rechten

A40

Voorlopige compenserende rechten

A45

Btw

B00

Belastingen bij uitvoer

C00

Belastingen bij uitvoer van landbouwproducten

C10

Voor rekening van andere landen geïnde rechten

E00

4/8.   Berekening van de belastingen

De lidstaten kunnen de volgende codes gebruiken:

 

A

Contante betaling in geld

 

B

Betaling met creditkaart

 

C

Betaling met cheque

 

D

Andere (bijvoorbeeld ten laste van de rekening van een douane-expediteur)

 

E

Uitstel van betaling

 

G

Uitstel van betaling — btw-stelsel (artikel 211 van Richtlijn 2006/112/EG)

 

H

Elektronische betaling

 

J

Betaling via de posterijen (postzendingen) of andere openbare instellingen of overheidsdiensten

 

K

Krediet voor accijns of teruggave van accijns

 

P

Zekerheidstelling in geld door een douane-expediteur

 

R

Zekerheidstelling voor het verschuldigde bedrag

 

S

Individuele zekerheidstelling

 

T

Zekerheidstelling door een douane-expediteur

 

U

Zekerheidstelling door een douane-expediteur — doorlopende vergunning

 

V

Zekerheidstelling door een douane-expediteur — individuele vergunning

 

O

Zekerheidstelling bij productschappen

4/9.   Bijtel- en aftrekposten

Bijtelposten (zoals omschreven in de artikelen 70 en 71 van het wetboek):

 

AB

:

Commissies en courtage, met uitzondering van inkoopcommissies

AD

:

Bergingsmiddelen en verpakking

AE

:

Materialen, samenstellende delen, onderdelen en dergelijke die in de ingevoerde goederen worden verwerkt

AF

:

Werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden gebruikt

AG

:

Materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden verbruikt

AH

:

Engineering, ontwikkeling, werken van kunst, ontwerpen, en tekeningen en schetsen die buiten de Europese Unie zijn verricht of vervaardigd en die noodzakelijk zijn voor de productie van de ingevoerde goederen

AI

:

Royalty’s en licentierechten

AJ

:

Opbrengst van elke latere wederverkoop, overdracht of gebruik die de verkoper ten goede komt

AK

:

Kosten van vervoer, van laden en behandelen en van verzekering tot de plaats van binnenkomst in de Europese Unie

AL

:

Indirecte betalingen en andere betalingen (artikel 70 van het wetboek)

AN

:

Bijtelposten op basis van een beschikking gegeven overeenkomstig artikel 71 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Aftrekposten (zoals omschreven in artikel 72 van het wetboek):

 

BA

:

Kosten van vervoer na aankomst op de plaats van binnenbrengen

BB

:

Kosten van constructiewerkzaamheden, installatie, montage, onderhoud of technische bijstand na de invoer

BC

:

Invoerrechten of andere heffingen die in de Unie vanwege de invoer of de verkoop van goederen dienen te worden voldaan

BD

:

Rentelasten

BE

:

Kosten ter verkrijging van het recht tot verveelvoudiging van de in de Europese Unie ingevoerde goederen

BF

:

Inkoopcommissies

BG

:

Aftrekposten op basis van een beschikking gegeven overeenkomstig artikel 71 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

4/13.   Waarderingsindicatoren

De code omvat vier cijfers, die elk ofwel „0” ofwel „1” zijn.

Iedere „1” of „0” geeft aan of een waarderingsindicator relevant is of niet voor de waardering van de betrokken goederen.

1e cijfer: verbonden partijen, al dan niet met prijsbeïnvloeding

2e cijfer: beperkingen ten aanzien van de overdracht of het gebruik van de goederen door de koper overeenkomstig artikel 70, lid 3, onder a), van het wetboek

3e cijfer: de verkoop of de prijs is afhankelijk gesteld van enige voorwaarde of prestatie overeenkomstig artikel 70, lid 3, onder b), van het wetboek

4e cijfer: de verkoop is onderworpen aan een regeling waarbij een deel van de opbrengst van de latere wederverkoop, overdracht of gebruik direct of indirect ten goede komt van de verkoper

Voorbeeld: goederen die worden verhandeld tussen verbonden partijen, maar zich niet in een van de andere onder het 2e, 3e en 4e cijfer beschreven situaties bevinden, krijgen als code de combinatie „1000”.

4/16.   Waarderingsmethode

De bepalingen op grond waarvan de douanewaarde van ingevoerde goederen wordt vastgesteld, worden als volgt gecodeerd:

 

Code

Toepasselijk artikel van het wetboek

Methode

1

70

Transactiewaarde van de ingevoerde goederen

2

74, lid 2, onder a)

Transactiewaarde van identieke goederen

3

74, lid 2, onder b)

Transactiewaarde van soortgelijke goederen

4

74, lid 2, onder c)

Afgeleide waarde

5

74, lid 2, onder d)

Berekende waarde

6

74, lid 3

Waarde op basis van de beschikbare gegevens (zogenaamde „fall back”-methode)

4/17.   Preferentie

Deze informatie wordt uitgedrukt in een driecijfercode bestaande uit een element van één cijfer vermeld onder 1) gevolgd door een element van twee cijfers vermeld onder 2).

De desbetreffende codes zijn:

  • 1. 
    Eerste cijfer van de code
 

1.

Tariefregeling „erga omnes”

 

2.

Stelsel van algemene preferenties (SAP)

 

3.

Andere tariefpreferenties dan die bedoeld onder code 2

 

4.

Douanerechten krachtens door de Europese Unie gesloten overeenkomsten tot oprichting van een douane-unie

 

5.

Preferenties in het kader van het handelsverkeer met gebieden met een bijzonder fiscaal regime

  • 2. 
    Twee volgende cijfers van de code
 

00.

Geen van de hierna volgende gevallen

 

10.

Tariefschorsing

 

18.

Tariefschorsing met certificaat betreffende de bijzondere aard van het product

 

19.

Tijdelijke schorsing voor producten die met een luchtwaardigheidscertificaat worden ingevoerd

 

20.

Tariefcontingent (13)

 

25

Tariefcontingent met certificaat betreffende de bijzondere aard van het product (13)

 

28.

Tariefcontingent na passieve veredeling (13)

 

50.

Certificaat betreffende de bijzondere aard van het product

5/6.   Kantoor van bestemming (en land)

De te gebruiken codes (an8) hebben de volgende structuur:

 

de eerste twee tekens (a2) identificeren het land door middel van de landcode die is vastgesteld voor Identificatienummer exporteur,

 

de volgende zes tekens (an6) duiden het betrokken kantoor in dit land aan. Hiervoor wordt de volgende structuur aanbevolen:

De eerste drie tekens (an3) geven de UN/LOCODE (14)-plaatsnaam weer en de laatste drie een nationale alfanumerieke onderverdeling (an3). Indien deze onderverdeling niet wordt gebruikt, moet „000” worden ingevoegd.

Voorbeeld: BEBRU000: BE = ISO 3166 voor België, BRU = UN/LOCODE-plaatsnaam voor de stad Brussel, en 000 omdat de onderverdeling niet wordt gebruikt.

5/23.   Plaats van de goederen

Gebruik de tweeletterige ISO-landcode die wordt gebruikt in veld 1 van G.E. 3/1 Exporteur.

Maak gebruik van de onderstaande codes om het soort plaats aan te duiden:

 

A

Aangewezen plaats

 

B

Erkende plaats

 

C

Goedgekeurde plaats

 

D

Andere

Gebruik een van de onderstaande identificatoren om de plaats te identificeren:

 

Code

Identificator

Omschrijving

T

Postcode

Gebruik de postcode van de betrokken plaats.

U

UN/LOCODE

Gebruik de codes zoals omschreven in de UN/LOCODE-codelijst per land

V

Identificatienummer douanekantoor

Gebruik de codes zoals omschreven voor G.E. 5/6. Kantoor van bestemming (en land)

W

GPS-coördinaten

Decimale graden met negatieve getallen voor het zuiden en het westen.

Voorbeelden: 44,424896°/8,774792° of 50,838068°/4,381508°

X

EORI-nummer

Gebruik het identificatienummer zoals aangegeven in de beschrijving voor G.E. 3/2. Identificatienummer exporteur. Indien de marktdeelnemer verschillende bedrijfsruimten heeft, wordt het EORI-nummer aangevuld met een unieke identificator voor de betrokken plaats.

J

Vergunningnummer

Vermeld het vergunningnummer van de betrokken plaats, dat wil zeggen van het entrepot waar de goederen kunnen worden onderzocht. Indien de vergunning verschillende bedrijfsruimten betreft, wordt het vergunningnummer aangevuld met een unieke identificator voor de betrokken plaats.

Z

Vrije tekst

Vermeld het adres van de betrokken plaats.

Indien code „X” (EORI-nummer) of „Y” (vergunningnummer) is gebruikt voor de identificatie van de plaats, en er verschillende plaatsen zijn die verband houden met dat EORI-nummer of vergunningnummer, kan een aanvullende identificator worden gebruikt om de plaats ondubbelzinnig te identificeren.

7/2.   Container

De te gebruiken codes zijn:

 

0.

Niet in containers vervoerde goederen

 

1.

In containers vervoerde goederen

7/4.   Vervoerwijze aan de grens

Hiervoor worden de volgende codes gebruikt:

 

Code

Omschrijving

1

Zeevervoer

2

Spoorvervoer

3

Wegvervoer

4

Luchtvervoer

5

Post (actieve vervoerwijze onbekend)

7

Vaste transportinrichtingen

8

Vervoer over binnenwateren

9

Vervoerwijze onbekend (eigen voortbeweging)

7/6.   Identificatie van het werkelijke grensoverschrijdende vervoermiddel

Hiervoor worden de volgende codes gebruikt:

 

Code

Omschrijving

10

IMO-scheepsidentificatienummer

40

IATA-vluchtnummer

7/7.   Identiteit van het vervoermiddel bij vertrek

Hiervoor worden de volgende codes gebruikt:

 

Code

Omschrijving

10

IMO-scheepsidentificatienummer

11

Naam van het zeeschip

20

Nummer van de wagon

30

Kenteken van het wegvoertuig

40

IATA-vluchtnummer

41

Registratienummer van het luchtvaartuig

80

Europees Scheepsidentificatienummer (ENI-code)

81

Naam van het binnenschip

7/11.   Grootte en type container

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

Code

Omschrijving

1

Met dimeer beklede tank

2

Met epoxy beklede tank

6

Druktank

7

Koeltank

9

Roestvrijstalen tank

10

Reefer container zonder actieve temperatuurregeling, 40 voet

12

Europallet- 80 × 120 cm

13

Scandinavisch pallet — 100 × 120 cm

14

Aanhangwagen

15

Reefer container zonder actieve temperatuurregeling, 20 voet

16

Wissellaadbord

17

Oplegger

18

Tankcontainer, 20 voet

19

Tankcontainer, 30 voet

20

Tankcontainer, 40 voet

21

IC-container, 20 voet, eigendom van de Europese spoorwegdochter InterContainer

22

IC-container, 30 voet, eigendom van de Europese spoorwegdochter InterContainer

23

IC-container, 40 voet, eigendom van de Europese spoorwegdochter InterContainer

24

Koeltank, 20 voet

25

Koeltank, 30 voet

26

Koeltank, 40 voet

27

Tankcontainer, 20 voet, eigendom van de Europese spoorwegdochter InterContainer

28

Tankcontainer, 30 voet, eigendom van de Europese spoorwegdochter InterContainer

29

Tankcontainer, 40 voet, eigendom van de Europese spoorwegdochter InterContainer

30

IC-koeltank, 20 voet, eigendom van de Europese spoorwegdochter InterContainer

31

Container met temperatuurregeling, 30 voet

32

IC-koeltank, 40 voet, eigendom van de Europese spoorwegdochter InterContainer

33

Losse laadbak met een lengte van minder dan 6,15 meter

34

Losse laadbak met een lengte tussen 6,15 meter en 7,82 meter

35

Losse laadbak met een lengte tussen 7,82 meter en 9,15 meter

36

Losse laadbak met een lengte tussen 9,15 meter en 10,90 meter

37

Losse laadbak met een lengte tussen 10,90 meter en 13,75 meter

38

Stalen laadeenheid zonder vaste bovenafdekking voor het vervoer van stortgoederen over de weg

39

Container met temperatuurregeling, 20 voet

40

Container met temperatuurregeling, 40 voet

41

Koelcontainer (reefer) zonder actieve temperatuurregeling, 30 voet

42

Dubbele aanhangwagen

43

IL-container zonder vaste bovenafdekking (open top), 20 voet

44

IL-container met vaste bovenafdekking (closed top), 20 voet

45

IL-container met vaste bovenafdekking (closed top), 40 voet

7/12.   Ladingstatus container

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

Code

Omschrijving

Betekenis

A

Leeg

Geeft aan dat de container leeg is

B

Niet leeg

Geeft aan dat de container niet leeg is

7/13.   Soort leverancier uitrusting

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

Code

Omschrijving

1

Geleverd door verzender

2

Geleverd door vervoerder

8/2.   Soort zekerheidsstelling

Codes zekerheidstelling

Hiervoor worden de volgende codes gebruikt:

 

Omschrijving

Code

Ontheffing van zekerheidstelling (artikel 95, lid 2, van het wetboek)

0

Doorlopende zekerheid (artikel 89, lid 5, van het wetboek)

1

Zekerheidstelling per aangifte in de vorm van borgstelling (artikel 92, lid 1, onder b), van het wetboek)

2

Zekerheidstelling per aangifte in contant geld of door iedere andere vorm van betaling die door de douaneautoriteiten wordt gelijkgesteld met een storting van contant geld, in euro of in de valuta van de lidstaat waar de zekerheid wordt geëist (artikel 92, lid 1, onder a), van het wetboek)

3

Zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling (artikel 92, lid 1, onder b), van het wetboek en artikel 160)

4

Ontheffing van zekerheidstelling indien het bedrag van de invoer- of uitvoerrechten waarvoor zekerheid is vereist, niet hoger is dan de statistische waardedrempel voor aangiften, vastgesteld in overeenstemming met artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad (15) (artikel 89, lid 9, van het wetboek)

5

Zekerheidstelling per aangifte in een andere vorm die een gelijkwaardige waarborg biedt voor de betaling van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen (artikel 92, lid 1, onder c), van het wetboek)

7

Geen zekerheidstelling vereist voor bepaalde overheidslichamen (artikel 89, lid 7, van het wetboek)

8

Zekerheidstelling voor goederen verzonden onder de TIR-regeling

B

Geen zekerheidstelling vereist voor goederen vervoerd via een vaste transportinrichting (artikel 89, lid 8, onder b), van het wetboek)

C

Geen zekerheidstelling vereist voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst overeenkomstig artikel 81, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (artikel 89, lid 8, onder c), van het wetboek)

D

Geen zekerheidstelling vereist voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst overeenkomstig artikel 81, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (artikel 89, lid 8, onder c), van het wetboek)

E

Geen zekerheidstelling vereist voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst overeenkomstig artikel 81, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (artikel 89, lid 8, onder c), van het wetboek)

F

Geen zekerheidstelling vereist voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst overeenkomstig artikel 81, onder d), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (artikel 89, lid 8, onder c), van het wetboek)

G

Geen zekerheidstelling vereist voor goederen die onder de regeling Uniedouanevervoer zijn geplaatst overeenkomstig artikel 89, lid 8, onder d), van het wetboek

H

TITEL III

Vermeldingen in de verschillende talen met bijbehorende code

Tabel van vermeldingen in de verschillende talen met bijbehorende code

 

Vermeldingen in de verschillende taalversies

Codes

a)

BG Ограничена валидност

 

b)

CS Omezená platnost

 

c)

DA Begrænset gyldighed

 

d)

DE Beschränkte Geltung

 

e)

EE Piiratud kehtivus

 

f)

EL Περιορισμένη ισχύς

 

g)

ES Validez limitada

 

h)

FR Validité limitée

 

i)

HR Ograničena valjanost

 

j)

IT Validità limitata

 

k)

LV Ierobežots derīgums

 

l)

LT Galiojimas apribotas

 

m)

HU Korlátozott érvényű

 

n)

MT Validità limitata

 

o)

NL Beperkte geldigheid

 

p)

PL Ograniczona ważność

 

q)

PT Validade limitada

 

r)

RO Validitate limitată

 

s)

SL Omejena veljavnost

 

t)

SK Obmedzená platnost’

 

u)

FI Voimassa rajoitetusti

 

v)

SV Begränsad giltighet

 

w)

EN Limited validity

Beperkte geldigheid — 99200

x)

BG Освободено

 

y)

CS Osvobození

 

z)

DA Fritaget

 

(aa)

DE Befreiung

 

(bb)

EE Loobutud

 

(cc)

EL Απαλλαγή

 

(dd)

ES Dispensa

 

(ee)

FR Dispense

 

(ff)

HR Oslobođeno

 

(gg)

IT Dispensa

 

(hh)

LV Derīgs bez zīmoga

 

ii)

LT Leista neplombuoti

 

(jj)

HU Mentesség

 

(kk)

MT Tneħħija

 

(ll)

NL Vrijstelling

 

(mm)

PL Zwolnienie

 

(nn)

PT Dispensa

 

(oo)

RO Dispensă

 

(pp)

SL Opustitev

 

(qq)

SK Upustenie

 

(rr)

FI Vapautettu

 

(ss)

SV Befrielse.

 

(tt)

EN Waiver

Vrijstelling — 99201

(uu)

BG Алтернативно доказателство

 

(vv)

CS Alternativní důkaz

 

(ww)

DA Alternativt bevis

 

(xx)

DE Alternativnachweis

 

(yy)

EE Alternatiivsed tõendid

 

(zz)

EL Εναλλακτική απόδειξη

 

(aaa)

ES Prueba alternativa

 

(bbb)

FR Preuve alternative

 

(ccc)

HR Alternativni dokaz

 

(ddd)

IT Prova alternativa

 

(eee)

LV Alternatīvs pierādījums

 

(fff)

LT Alternatyvusis įrodymas

 

(ggg)

HU Alternatív igazolás

 

(hhh)

MT Prova alternattiva

 

(iii)

NL Alternatief bewijs

 

(jjj)

PL Alternatywny dowód

 

(kkk)

PT Prova alternativa

 

(lll)

RO Probă alternativă

 

(mmm)

SL Alternativno dokazilo

 

(nnn)

SK Alternatívny dôkaz

 

(ooo)

FI Vaihtoehtoinen todiste

 

(ppp)

SV Alternativt bevis

 

(qqq)

EN Alternative proof

Alternatief bewijs — 99202

(rrr)

BG Различия: митническо учреждение, където са представени стоките …… (наименование и държава)

 

(sss)

CS Nesrovnalosti: úřad, kterému bylo zboží předloženo …… (název a země)

 

(ttt)

DA Forskelle: det sted, hvor varerne blev frembudt …… (navn og land)

 

(uuu)

DE Unstimmigkeiten: Stelle, bei der die Gestellung erfolgte …… (Name und Land)

 

(ppp)

EE Erinevused: asutus, kuhu kaup esitati …….(nimi ja riik)

 

(www)

EL Διαφορές: εμπορεύματα προσκομισθέντα στο τελωνείο …… (Όνομα και χώρα)

 

(xxx)

ES Diferencias: mercancías presentadas en la oficina …… (nombre y país)

 

(yyy)

FR Différences: marchandises présentées au bureau …… (nom et pays)

 

(zzz)

HR Razlike: carinarnica kojoj je roba podnesena … (naziv i zemlja)

 

(aaaa)

IT Differenze: ufficio al quale sono state presentate le merci …… (nome e paese)

 

(bbbb)

LV Atšķirības: muitas iestāde, kurā preces tika uzrādītas …… (nosaukums un valsts)

 

(cccc)

LT Skirtumai: įstaiga, kuriai pateiktos prekės …… (pavadinimas ir valstybė)

 

(dddd)

HU Eltérések: hivatal, ahol az áruk bemutatása megtörtént …… (név és ország)

 

(eeee)

MT Differenzi: uffiċċju fejn l-oġġetti kienu ppreżentati …… (isem u pajjiż)

 

(ffff)

NL Verschillen: kantoor waar de goederen zijn aangebracht …… (naam en land)

 

(gggg)

PL Niezgodności: urząd w którym przedstawiono towar …… (nazwa i kraj)

 

(hhhh)

PT Diferenças: mercadorias apresentadas na estãncia …… (nome e país)

 

iiii)

RO Diferențe: mărfuri prezentate la biroul vamal …… (nume și țara)

 

(jjjj)

SL Razlike: urad, pri katerem je bilo blago predloženo …… (naziv in država)

 

(kkkk)

SK Rozdiely: úrad, ktorému bol tovar predložený …… (názov a krajina).

 

(llll)

FI Muutos: toimipaikka, jossa tavarat esitetty …… (nimi ja maa)

 

(mmmm)

SV Avvikelse: tullkontor där varorna anmäldes …… (namn och land)

 

(nnnn)

EN Differences: office where goods were presented …… (name and country)

Verschillen: kantoor waar de goederen zijn aangebracht……(naam en land) — 99 203

(oooo)

BG Извеждането от …………… подлежи на ограничения или такси съгласно Регламент/Директива/Решение № …,

 

(pppp)

CS Výstup ze …………… podléhá omezením nebo dávkám podle nařízení/směrnice/rozhodnutí č …

 

(hhhh)

DA Udpassage fra …………… undergivet restriktioner eller afgifter i henhold til forordning/direktiv/afgørelse nr. …

 

(rrrr)

DE Ausgang aus ……………- gemäß Verordnung/Richtlinie/Beschluss Nr. … Beschränkungen oder Abgaben unterworfen.

 

(ssss)

EE … territooriumilt väljumise suhtes kohaldatakse piiranguid ja makse vastavalt määrusele/direktiivile/otsusele nr…

 

(tttt)

EL Η έξοδος από …………… υποβάλλεται σε περιορισμούς ή σε επιβαρύνσεις από τον Κανονισμό/την Οδηγία/την Απόφαση αριθ. …

 

(uuuu)

ES Salida de …………… sometida a restricciones o imposiciones en virtud del (de la) Reglamento/Directiva/Decisión no …

 

(vvvv)

FR Sortie de …………… soumise à des restrictions ou à des impositions par le règlement ou la directive/décision no …

 

(wwww)

HR Izlaz iz … podliježe ograničenjima ili pristojbama na temelju Uredbe/Direktive/Odluke br. …

 

(xxxx)

IT Uscita dalla ……………soggetta a restrizioni o ad imposizioni a norma del(la) regolamento/direttiva/decisione n. …

 

(yyyy)

LV Izvešana no …………… piemērojot ierobežojumus vai maksājumus saskaņā ar Regulu/Direktīvu/Lēmumu Nr. …,

 

(zzzz)

LT Išvežimui iš …………… taikomi apribojimai arba mokesčiai, nustatytiReglamentu/Direktyva/Sprendimu Nr.…,

 

(aaaaa)

HU A kilépés …………… területéről a … rendelet/irányelv/határozat szerinti korlátozás vagy teher megfizetésének kötelezettsége alá esik

 

(bbbbb)

MT Ħruġ mill- …………… suġġett għall-restrizzjonijiet jew ħlasijiet taħt Regola/Direttiva/Deċiżjoni Nru …

 

(ccccc)

NL Bij uitgang uit de ………………zijn de beperkingen of heffingen van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. … van toepassing.

 

(ddddd)

PL Wyprowadzenie z …………… podlega ograniczeniom lub opłatom zgodnie z rozporządzeniem/dyrektywą/decyzją nr …

 

(eeeee)

PT Saída da …………… sujeita a restrições ou a imposições pelo(a) Regulamento/Directiva/Decisão n.o …

 

(fffff)

RO Ieșire din ……………supusă restricțiilor sau impozitelor prin Regulamentul/Directiva/Decizia nr …

 

(ggggg)

SL Iznos iz …………… zavezan omejitvam ali obveznim dajatvam na podlagi Uredbe/Direktive/Odločbe št. …

 

(hhhhh)

SK Výstup z ……………podlieha obmedzeniam alebo platbám podľa nariadenia/smernice/rozhodnutia č ….

 

(zzzz)

FI …………… vientiin sovelletaan asetuksen/direktiivin/päätöksen N:o … mukaisia rajoituksia tai maksuja

 

(åååå)

SV Utförsel från …………… underkastad restriktioner eller avgifter i enlighet med förordning/direktiv/beslut nr …

 

EN Exit from …………… subject to restrictions or charges under Regulation/Directive/Decision No …

Bij uitgang uit … zijn de beperkingen of heffingen van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. ... van toepassing — 99 204

(kkkkk)

BG Одобрен изпращач

 

(lllll)

CS Schválený odesílatel

 

(mmmmm)

DA Godkendt afsender

 

(nnnnn)

DE Zugelassener Versender

 

(ooooo)

EE Volitatud kaubasaatja

 

(ppppp)

EL Εγκεκριμένος αποστολέας

 

(qqqqq)

ES Expedidor autorizado

 

(rrrrr)

FR Expéditeur agréé

 

(sssss)

HR Ovlašteni pošiljatelj

 

(ttttt)

IT Speditore autorizzato

 

(uuuuu)

LV Atzītais nosūtītājs

 

(vvvvv)

LT Įgaliotasis gavėjas

 

(wwwww)

HU Engedélyezett feladó

 

(xxxxx)

MT Awtorizzat li jibgħat

 

(yyyyy)

NL Toegelaten afzender

 

(zzzzz)

PL Upoważniony nadawca

 

(aaaaaa)

PT Expedidor autorizado

 

(bbbbbb)

RO Expeditor agreat

 

(cccccc)

SL Pooblaščeni pošiljatelj

 

(dddddd)

SK Schválený odosielateľ

 

(eeeeee)

FI Valtuutettu lähettäjä

 

(ffffff)

SV Godkänd avsändare

 

(gggggg)

EN Authorised consignor

Toegelaten afzender — 99206

(hhhhhh)

BG Освободен от подпис

 

(iiiiii)

CS Podpis se nevyžaduje

 

(jjjjjj)

DA Fritaget for underskrift

 

(kkkkkk)

DE Freistellung von der Unterschriftsleistung

 

(llllll)

EE Allkirjanõudest loobutud

 

(mmmmmm)

EL Δεν απαιτείται υπογραφή

 

(nnnnnn)

ES Dispensa de firma

 

(oooooo)

FR Dispense de signature

 

(pppppp)

HR Oslobođeno potpisa

 

(qqqqqq)

IT Dispensa dalla firma

 

(rrrrrr)

LV Derīgs bez paraksta

 

(ssssss)

LT Leista nepasirašyti

 

(tttttt)

HU Aláírás alól mentesítve

 

(uuuuuu)

MT Firma mhux meħtieġa

 

(vvvvvv)

NL Van ondertekening vrijgesteld

 

(wwwwww)

PL Zwolniony ze składania podpisu

 

(xxxxxx)

PT Dispensada a assinatura

 

(yyyyyy)

RO Dispensă de semnătură

 

(zzzzzz)

SL Opustitev podpisa

 

(aaaaaaa)

SK Upustenie od podpisu

 

(bbbbbbb)

FI Vapautettu allekirjoituksesta

 

(ccccccc)

SV Befrielse från underskrift

 

(ddddddd)

EN Signature waived

Van ondertekening vrijgesteld — 99207

(eeeeeee)

BG ЗАБРАНЕНО ОБЩО ОБЕЗПЕЧЕНИЕ

 

(fffffff)

CS ZÁKAZ SOUBORNÉ JISTOTY

 

(ggggggg)

DA FORBUD MOD SAMLET SIKKERHEDSSTILLELSE

 

(hhhhhhh)

DE GESAMTBÜRGSCHAFT UNTERSAGT

 

iiiiiii)

EE ÜLDTAGATISE KASUTAMINE KEELATUD

 

(jjjjjjj)

EL ΑΠΑΓΟΡΕΥΕΤΑΙ Η ΣΥΝΟΛΙΚΗ ΕΓΓΥΗΣΗ

 

(kkkkkkk)

ES GARANTÍA GLOBAL PROHIBIDA

 

(lllllll)

FR GARANTIE GLOBALE INTERDITE

 

(mmmmmmm)

HR ZABRANJENO ZAJEDNIČKO JAMSTVO

 

(nnnnnnn)

IT GARANZIA GLOBALE VIETATA

 

(ooooooo)

LV VISPĀRĒJS GALVOJUMS AIZLIEGTS

 

(ppppppp)

LT NAUDOTI BENDRĄJĄ GARANTIJĄ UŽDRAUSTA

 

(qqqqqqq)

HU ÖSSZKEZESSÉG TILOS

 

(rrrrrrr)

MT MHUX PERMESSA GARANZIJA KOMPRENSIVA

 

(sssssss)

NL DOORLOPENDE ZEKERHEID VERBODEN

 

(ttttttt)

PL ZAKAZ KORZYSTANIA Z GWARANCJI

 

(uuuuuuu)

GENERALNEJ

 

(vvvvvvv)

PT GARANTIA GLOBAL PROIBIDA

 

(wwwwwww)

RO GARANȚIA GLOBALĂ INTERZISĂ

 

(xxxxxxx)

SL PREPOVEDANO SKUPNO ZAVAROVANJE

 

(yyyyyyy)

SK ZÁKAZ CELKOVEJ ZÁRUKY

 

(zzzzzzz)

FI YLEISVAKUUDEN KÄYTTÖ KIELLETTY

 

(aaaaaaaa)

SV SAMLAD SÄKERHET FÖRBJUDEN

 

(bbbbbbbb)

EN COMPREHENSIVE GUARANTEE PROHIBITED

DOORLOPENDE ZEKERHEID VERBODEN — 99208

(cccccccc)

BG ИЗПОЛЗВАНЕ БЕЗ ОГРАНИЧЕНИЯ

 

(dddddddd)

CS NEOMEZENÉ POUŽITÍ

 

(eeeeeeee)

DA UBEGRÆNSET ANVENDELSE

 

(ffffffff)

DE UNBESCHRÄNKTE VERWENDUNG

 

(gggggggg)

EE PIIRAMATU KASUTAMINE

 

(hhhhhhhh)

ΕL ΑΠΕΡΙΟΡΙΣΤΗ ΧΡΗΣΗ

 

(iiiiiiii)

ES UTILIZACIÓN NO LIMITADA

 

(jjjjjjjj)

FR UTILISATION NON LIMITÉE

 

(kkkkkkkk)

HR NEOGRANIČENA UPORABA

 

(llllllll)

IT UTILIZZAZIONE NON LIMITATA

 

(mmmmmmmm)

LV NEIEROBEŽOTS IZMANTOJUMS

 

(nnnnnnnn)

LT NEAPRIBOTAS NAUDOJIMAS

 

(oooooooo)

HU KORLÁTOZÁS ALÁ NEM ESŐ HASZNÁLAT

 

(pppppppp)

MT UŻU MHUX RISTRETT

 

(qqqqqqqq)

NL GEBRUIK ONBEPERKT

 

(rrrrrrrr)

PL NIEOGRANICZONE KORZYSTANIE

 

(ssssssss)

PT UTILIZAÇÃO ILIMITADA

 

(tttttttt)

RO UTILIZARE NELIMITATĂ

 

(uuuuuuuu)

SL NEOMEJENA UPORABA

 

(vvvvvvvv)

SK NEOBMEDZENÉ POUŽITIE

 

(wwwwwwww)

FI KÄYTTÖÄ EI RAJOITETTU

 

(xxxxxxxx)

SV OBEGRÄNSAD ANVÄNDNING

 

(yyyyyyyy)

EN UNRESTRICTED USE

GEBRUIK ONBEPERKT — 99209

(zzzzzzzz)

BG Разни

 

(aaaaaaaaa)

CS Různí

 

(bbbbbbbbb)

DA Diverse

 

(ccccccccc)

DE Verschiedene

 

(ddddddddd)

EE Erinevad

 

(eeeeeeeee)

EL Διάφορα

 

(fffffffff)

ES Varios

 

(ggggggggg)

FR Divers

 

(hhhhhhhhh)

HR Razni

 

(iiiiiiiii)

IT Vari

 

(jjjjjjjjj)

LV Dažādi

 

(kkkkkkkkk)

LT Įvairūs

 

(lllllllll)

HU Többféle

 

(mmmmmmmmm)

MT Diversi

 

(nnnnnnnnn)

NL Diverse

 

(ooooooooo)

PL Różne

 

(ppppppppp)

PT Diversos

 

(qqqqqqqqq)

RO Diverși

 

(rrrrrrrrr)

SL Razno

 

(sssssssss)

SK Rôzne

 

(ttttttttt)

FI Useita

 

(uuuuuuuuu)

SV Flera

 

(vvvvvvvvv)

EN Various

Diverse — 99211

(wwwwwwwww)

BG Насипно

 

(xxxxxxxxx)

CS Volně loženo

 

(yyyyyyyyy)

DA Bulk

 

(zzzzzzzzz)

DE Lose

 

(aaaaaaaaaa)

EE Pakendamata

 

(bbbbbbbbbb)

EL Χύμα

 

(cccccccccc)

ES A granel

 

(dddddddddd)

FR Vrac

 

(eeeeeeeeee)

HR Rasuto

 

(ffffffffff)

IT Alla rinfusa

 

(gggggggggg)

LV Berams(lejams)

 

(hhhhhhhhhh)

LT Nesupakuota

 

(iiiiiiiiii)

HU Ömlesztett

 

(jjjjjjjjjj)

MT Bil-kwantità

 

(kkkkkkkkkk)

NL Los gestort

 

(llllllllll)

PL Luzem

 

(mmmmmmmmmm)

PT A granel

 

(nnnnnnnnnn)

RO Vrac

 

(oooooooooo)

SL Razsuto

 

(pppppppppp)

SK Voľne ložené

 

(qqqqqqqqqq)

FI Irtotavaraa

 

(rrrrrrrrrr)

SV Bulk

 

(ssssssssss)

EN Bulk

Los gestort — 99212

(tttttttttt)

BG Изпращач

 

(uuuuuuuuuu)

CS Odesílatel

 

(vvvvvvvvvv)

DA Afsender

 

(wwwwwwwwww)

DE Versender

 

(xxxxxxxxxx)

EE Saatja

 

(yyyyyyyyyy)

EL Αποστολέας

 

(zzzzzzzzzz)

ES Expedidor

 

(aaaaaaaaaaa)

FR Expéditeur

 

(bbbbbbbbbbb)

HR Pošiljatelj

 

(ccccccccccc)

IT Speditore

 

(ddddddddddd)

LV Nosūtītājs

 

(eeeeeeeeeee)

LT Siuntėjas

 

(fffffffffff)

HU Feladó

 

(ggggggggggg)

MT Min jikkonsenja

 

(hhhhhhhhhhh)

NL Afzender

 

(iiiiiiiiiii)

PL Nadawca

 

(jjjjjjjjjjj)

PT Expedidor

 

(kkkkkkkkkkk)

RO Expeditor

 

(lllllllllll)

SL Pošiljatelj

 

(mmmmmmmmmmm)

SK Odosielateľ

 

(nnnnnnnnnnn)

FI Lähettäjä

 

(ooooooooooo)

SV Avsändare

 

(ppppppppppp)

EN Consignor

Afzender-99213

 

  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 113/2010 van de Commissie van 9 februari 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de dekking, de definitie van de gegevens, de opstelling van handelsstatistieken naar bedrijfskenmerken en factuurvaluta, en de specifieke goederen of bewegingen betreft (PB L 37 van 10.2.2010, blz. 1).
  • (3) 
    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
  • (4) 
    Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad van 8 december 1994 houdende instelling van een regeling voor economische passieve veredeling die van toepassing is op bepaalde textielprodukten en kledingartikelen die worden wederingevoerd in de Gemeenschap na bewerking of verwerking in bepaalde derde landen (PB L 322 van 15.12.1994, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie van 24 november 2006 houdende vaststelling van de voorschriften voor de toekenning van de bijzondere uitvoerrestitutie voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat vóór uitvoer onder het stelsel van douane-entrepots is geplaatst (PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7).
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie van 23 november 2006 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de uitvoerrestituties voor bepaalde rundvleesconserven (PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23).
  • (9) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie van 7 juli 2009 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).
  • Richtlijn 2009/132/EG van de Raad van 19 oktober 2009 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (PB L 292 van 10.11.2009, blz. 5).
  • Wanneer het aangevraagde tariefcontingent is uitgeput, kunnen de lidstaten aanvaarden dat de aanvraag geldt voor een andere bestaande preferentie.
  • Aanbeveling 16 over de UN/LOCODE — Code voor handels- en vervoerslocaties
  • Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23).
 

BIJLAGE 12-01

Formaten en codes van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor de registratie van marktdeelnemers en andere personen

INLEIDENDE AANTEKENINGEN

 

1.

De in deze bijlage opgenomen formaten en codes zijn van toepassing ten aanzien van de gegevensvereisten voor de registratie van marktdeelnemers en andere personen.

 

2.

Titel I bevat de formaten van de gegevenselementen.

 

3.

Wanneer de gegevens voor de registratie van marktdeelnemers en andere personen zoals bedoeld in bijlage 12-01 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 de vorm van een code aannemen, moet de in titel II opgenomen codelijst worden toegepast.

 

4.

Met de omschrijving „type/lengte” in de toelichting bij een kenmerk wordt verwezen naar de vereisten voor het gegevenstype en de gegevenslengte. Voor het gegevenstype worden de volgende codes gebruikt:

 

a

alfabetisch

 

n

numeriek

 

an

alfanumeriek

Het getal na de code geeft de toegelaten gegevenslengte aan. Hierbij geldt het volgende:

de facultatieve twee punten voor de lengte-indicator betekenen dat de gegevens geen vaste lengte hebben, maar dat het maximale aantal karakters wordt aangegeven door de lengte-indicator. Een komma in de gegevenslengte betekent dat het kenmerk decimalen kan bevatten, waarbij het cijfer voor de komma de totale lengte van het kenmerk aangeeft en het cijfer na de komma het maximale aantal cijfers na de decimale punt.

Voorbeelden van veldlengtes en formaten:

 

a1

1 alfabetisch teken, vaste lengte

 

n2

2 numerieke tekens, vaste lengte

 

an3

3 alfanumerieke tekens, vaste lengte

 

a..4

maximaal 4 alfabetische tekens

 

n..5

maximaal 5 numerieke tekens

 

an..6

maximaal 6 alfanumerieke tekens

 

n..7,2

maximaal 7 numerieke tekens waaronder maximaal 2 decimalen, met een zwevend scheidingsteken.

TITEL I

Formaten van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor de registratie van marktdeelnemers en andere personen

 

Nr. G.E.

Naam G.E.

Formaat G.E.

(Type/lengte)

Codelijst in titel II

(J/N)

Kardinaliteit

Opmerkingen

1

EORI-nummer

an..17

N

1x

De structuur van het EORI-nummer is omschreven in titel II.

2

Volledige naam van de persoon

an..512

N

1x

 

3

Vestigingsadres/woonplaatsadres

Straat en nummer: an..70

Postcode: an..9

Stad: an..35

Landcode: a2

N

1x

Gebruik de landcode zoals omschreven in titel II voor de landcode van G.E. 1 EORI-nummer.

4

Vestiging in het douanegebied van de Unie

n1

J

1x

 

5

Btw-identificatienummer(s)

Landcode: a2

Btw-identificatienummer an..15

N

99x

Het formaat van het btw-identificatienummer is vastgesteld in artikel 215 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

6

Rechtsvorm

an..50

N

1x

 

7

Contactgegevens

Naam contactpersoon: an..70

Straat en nummer: an..70

Postcode: an..9

Stad: an..35

Telefoonnummer: an..50

Fax an..50

E-mailadres an..50

N

9x

 

8

Uniek derdeland-identificatienummer

an..17

N

99x

 

9

Toestemming voor openbaarmaking van de in de punten 1, 2 en 3 opgenomen persoonsgegevens

n1

J

1x

 

10

Korte naam

an..70

N

1x

 

11

Datum van oprichting

n8

N

1x

 

12

Soort persoon

n1

J

1x

 

13

Voornaamste economische activiteit

an4

J

1x

 

14

Startdatum van het EORI-nummer

n8 (jjjjmmdd)

N

1x

 

15

Vervaldatum van het EORI-nummer

n8 (jjjjmmdd)

N

1x

 

TITEL II

Codes betreffende de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor de registratie van marktdeelnemers en andere personen

CODES

  • 1. 
    INLEIDING

Deze titel bevat de codes die moeten worden gebruikt voor de registratie van marktdeelnemers en andere personen.

  • 2. 
    CODES

1   EORI-nummer

Het EORI-nummer is als volgt opgebouwd:

 

Veld

Inhoud

Formaat

1

Identificator van de lidstaat (landcode)

a2

2

Unieke identificator in een lidstaat

an..15

Landcode: de door de Unie gebruikte alfabetische codificering voor landen en gebieden is gebaseerd op de huidige tweeletterige ISO-normen (a2), voor zover deze verenigbaar zijn met de voorschriften van Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft. Een geactualiseerde lijst van landcodes wordt op gezette tijden bij verordening van de Commissie bekendgemaakt.

4   Vestiging in het douanegebied van de Unie

 
 

0.

Niet in het douanegebied van de Unie gevestigd

 
 

1.

In het douanegebied van de Unie gevestigd

9   Toestemming voor openbaarmaking van de in de punten 1, 2 en 3 opgenomen persoonsgegevens

 
 

0.

Geen toestemming voor openbaarmaking

 
 

1.

Toestemming voor openbaarmaking

12   Soort persoon

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

 

1.

Natuurlijke persoon

 

2.

Rechtspersoon

 

3.

Vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend

13   Voornaamste economische activiteit

Code van de voornaamste economische activiteit op 4-cijferniveau overeenkomstig de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE; Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad), zoals opgenomen in het ondernemingsregister van de betrokken lidstaat.

 

BIJLAGE 12-02

Beschikking betreffende bindende oorsprongsinlichtingen

Image

Image

 

BIJLAGE 21-01

Lijst van de in artikel 55, lid 1, bedoelde toezichtsgegevenselementen

 

Volgnr. G.E.

Naam G.E.

Formaat

(zoals gedefinieerd in bijlage B)

Kardinaliteit

Rubrieksniveau

Artikelniveau

1/1

Soort aangifte

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 1/1

1/2

Soort aangifte — vervolg

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 1/2

1/6

Artikelnummer

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 1/6

1/10

Regeling

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 1/10

1/11

Aanvullende regeling

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 1/11

2/3

Overgelegde documenten, certificaten en vergunningen, aanvullende referenties

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 2/3

3/2

Identificatienummer exporteur

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 3/2

3/10

Identificatienummer geadresseerde

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 3/10

3/16

Identificatienummer importeur

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 3/16

3/18

Identificatienummer aangever

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 3/18

3/39

Identificatie vergunninghouder

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 3/39

4/3

Berekening van de belastingen — Soort belasting

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 4/3

4/4

Berekening van de belastingen — Heffingsgrondslag

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 4/4

4/5

Berekening van de belastingen — Belastingtarief

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 4/5

4/6

Berekening van de belastingen — Verschuldigd bedrag

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 4/6

4/8

Berekening van de belastingen — Betalingswijze

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 4/8

4/16

Waarderingsmethode

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 4/16

4/17

Preferentie

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 4/17

5/8

Code land van bestemming

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 5/8

5/14

Code land van verzending/uitvoer

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 5/14

5/15

Code land van oorsprong

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 5/15

5/16

Code land van preferentiële oorsprong

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 5/16

6/1

Nettomassa (kg)

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/1

6/2

Aanvullende eenheden (bijzondere maatstaf)

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/2

6/5

Brutomassa (kg)

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/5

6/8

Omschrijving van de goederen

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/8

6/10

Aantal colli

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/10

6/14

Goederencode — Code van de gecombineerde nomenclatuur

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/14

6/15

Goederencode — Taric-code

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/15

6/16

Goederencode — Aanvullende Taric-code(s)

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/16

6/17

Goederencode — Nationale aanvullende code(s)

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/17

7/2

Container

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 7/2

7/4

Vervoerswijze aan de grens

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 7/4

7/5

Binnenlandse vervoerswijze

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 7/5

7/10

Identificatienummer container

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 7/10

8/1

Volgnummer contingent

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 8/1

8/6

Statistische waarde

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 8/6

- -

Datum van aanvaarding van de aangifte

Met inachtneming van het formaat van gegevenselement volgnummer 5/4

 

- -

Nummer aangifte (unieke referentie)

Met inachtneming van het formaat van het MRN zoals gedefinieerd in gegevenselement volgnummer 2/1

 

- -

Afgever

Met inachtneming van het formaat van gegevenselement volgnummer 5/8

 
 

BIJLAGE 21-02

Lijst van de in artikel 55, lid 6, bedoelde toezichtsgegevenselementen en correlatie met vak aangifte en/of formaat

 

Volgnr. G.E.

Naam G.E:

Formaat

(zoals gedefinieerd in bijlage B)

Kardinaliteit

Correlatie met vak aangifte en/of formaat

Rubrieksniveau

Artikelniveau

1/10

Regeling

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 1/10

37(1) - n 2

4/17

Preferentie

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 4/17

36 - n 3

5/8

Code land van bestemming

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 5/8

17a - a 2

5/15

Code land van oorsprong

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 5/15

34a - a 2

6/1

Nettomassa (kg)

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/1

38 - an ..15

6/2

Aanvullende eenheden (bijzondere maatstaf)

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/2

41 - an ..15

6/14

Goederencode — Code van de gecombineerde nomenclatuur

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/14

33 - n 8

6/15

Goederencode — Taric-code

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/15

33 - n 2

6/16

Goederencode — Aanvullende Taric-code(s)

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 6/16

33 - an 8

8/1

Volgnummer contingent

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 8/1

39 - n 6

8/6

Statistische waarde

Hetzelfde als gegevenselement volgnummer 8/6

46 - an ..18

- -

Datum van aanvaarding van de aangifte

Met inachtneming van het formaat van gegevenselement volgnummer 5/4

 

date

- -

Nummer aangifte (unieke referentie)

Met inachtneming van het formaat van gegevenselement volgnummer 2/1

 

an..40

- -

Afgever

Met inachtneming van het formaat van gegevenselement volgnummer 5/8

 

Lidstaat van afgifte - a 2

 

BIJLAGE 22-02

Inlichtingenblad INF 4 en aanvraag tot afgifte van een inlichtingenblad INF 4

Aanwijzingen voor het drukken:

 

1.

Het inlichtingenblad INF 4 wordt gedrukt op een formulier van wit papier, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is, houtvrij en met een gewicht van 40 à 65 g/m2.

 

2.

De afmetingen van het formulier zijn 210 × 297 mm.

 

3.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het drukken van de formulieren; elk formulier draagt een volgnummer ter individualisering. De formulieren worden in één van de officiële talen van de Europese Unie gedrukt.

Image

Image

Image

Image

 

BIJLAGE 22-06

AANVRAAG TOT REGISTRATIE ALS GEREGISTREERDE EXPORTEUR

ten behoeve van de stelsels van algemene tariefpreferenties van de Europese Unie, Noorwegen, Zwitserland en Turkije(1)

Image

Image

Image

 
 

(1)

Dit aanvraagformulier is gemeenschappelijk voor de SAP-stelsels van vier entiteiten: de Unie (EU), Noorwegen, Zwitserland en Turkije („de entiteiten”). Opgemerkt zij dat de landen en producten in de respectieve SAP-stelsels van deze entiteiten kunnen verschillen. Daarom is een afgegeven registratie alleen te gebruiken voor uitvoer in het kader van het SAP-stelsel of de SAP-stelsels waarin uw land als een begunstigd land wordt beschouwd.

 
 

(2)

De vermelding van het EORI-nummer is verplicht voor EU-exporteurs en wederverzenders. Voor exporteurs in begunstigde landen, Noorwegen, Zwitserland en Turkije is de vermelding van het TIN verplicht.

 

BIJLAGE 22-07

Attest van oorsprong

Op te maken op een handelsdocument waarop de naam en het volledig adres van de exporteur en de geadresseerde zijn vermeld en dat een omschrijving van de producten bevat. Het attest moet worden gedateerd (1)

Franse versie

L’exportateur … (Numéro d’exportateur (2), (3), (4)) des produits couverts par le présent document déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l’origine préférentielle. … (5) au sens des règles d’origine du Système des préférences tarifaires généralisées de l’Union européenne et que le critère d’origine satisfait est … … (6).

Engelse versie

The exporter … (Number of Registered Exporter (2), (3), (4)) of the products covered by this document declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of. … preferential origin (5) according to rules of origin of the Generalized System of Preferences of the European Union and that the origin criterion met is … … (6).

Spaanse versie

El exportador … (Número de exportador registrado (2), (3), (4)) de los productos incluidos en el presente documento declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial. … (5) en el sentido de las normas de origen del Sistema de preferencias generalizado de la Unión europea y que el criterio de origen satisfecho es … … (6)

 

  • (1) 
    Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 101, leden 2 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 (Zie bladzijde 558 van dit Publicatieblad.) een ander attest vervangt, is het vervangende attest van oorsprong voorzien van de vermelding „Replacement statement” of „Attestation de remplacement” of „Comunicación de sustitución”. Het vervangende attest is ook voorzien van de datum waarop het oorspronkelijke attest is opgesteld en alle andere noodzakelijke gegevens overeenkomstig artikel 82, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.
  • (2) 
    Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 101, lid 2, eerste alinea, en artikel 101, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 een ander attest vervangt, vermeldt de wederverzender van de goederen die een dergelijk attest opstelt zijn naam en volledige adres, gevolgd door zijn nummer van geregistreerd exporteur.
  • (3) 
    Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 101, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 een ander attest vervangt, vermeldt de wederverzender van de goederen die een dergelijk attest opstelt zijn naam en volledige adres gevolgd door de vermelding (Franse versie) „agissant sur la base de l’attestation d’origine établie par [nom et adresse complète de l’exportateur dans le pays bénéficiaire] enregistré sous le numéro suivant [Numéro d’exportateur enregistré dans le pays bénéficiaire]”, (Engelse versie) „acting on the basis of the statement on origin made out by [name and complete address of the exporter in the beneficiary country] registered under the following number [Number of Registered Exporter of the exporter in the beneficiary country]”, (Spaanse versie) „actuando sobre la base de la comunicación extendida por [nombre y dirección completa del exportador en el país beneficiario], registrado con el número siguiente [Número de exportador registrado del exportador en el país beneficiario]”..
  • (4) 
    Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 101, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 een ander attest vervangt, vermeldt de wederverzender van de goederen het nummer van geregistreerd exporteur uitsluitend als de waarde van de producten van oorsprong in de oorspronkelijke zending hoger is dan 6 000 EUR.
  • (5) 
    Aanduiding van het land van oorsprong van de producten. Wanneer het attest van oorsprong geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 112 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet de exporteur deze duidelijk aangeven met de letters „XC/XL” op het document waarop het attest wordt opgemaakt.
  • (6) 
    Geheel en al verkregen producten: vermeld de letter „P”; producten die een voldoende be- of verwerking hebben ondergaan: vermeld de letter „W” gevolgd door een post van het geharmoniseerde systeem (voorbeeld „W”9618).

In voorkomend geval wordt bovengenoemde vermelding vervangen door één van de volgende vermeldingen:

 

a)

in het geval van bilaterale cumulatie: „EU cumulation”, „Cumul UE” of „Acumulación UE”;

 

b)

in het geval van cumulatie met Noorwegen, Zwitserland of Turkije: „Norway cumulation”, „Switzerland cumulation”, „Turkey cumulation”, „Cumul Norvège”, „Cumul Suisse”, „Cumul Turquie” of „Acumulación Noruega”, „Acumulación Suiza”, of „Acumulación Turquía”;

 

c)

in het geval van regionale cumulatie: „regional cumulation”, „cumul regional” of „Acumulación regional”;

 

d)

in het geval van uitgebreide cumulatie: „extended cumulation with country x”, „cumul étendu avec le pays x” of „Acumulación ampliada con el país x”.

 

BIJLAGE 22-08

Certificaat van oorsprong Formulier A

 
 

1.

Het certificaat van oorsprong, formulier A, moet overeenstemmen met het model dat in deze bijlage is opgenomen. Het is niet verplicht de aantekeningen op de achterkant van het certificaat in het Engels of in het Frans aan te brengen. De certificaten zelf worden in het Engels of in het Frans opgemaakt. Als een certificaat met de hand wordt ingevuld, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.

 
 

2.

De afmetingen van het certificaat zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte en de breedte een afwijking van 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, goed beschrijfbaar en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m2. Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

Wanneer het certificaat verschillende kopieën heeft, is alleen het eerste exemplaar, dat het origineel is, van de groene, geguillocheerde onderdruk voorzien.

 
 

3.

Elk certificaat is van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.

 
 

4.

Certificaten met oudere versies van de aantekeningen op de achterzijde kunnen worden gebruikt tot de voorraden zijn uitgeput.

Image

Image

Image

Image

 

BIJLAGE 22-09

Factuurverklaring

Bij het opmaken van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, moet met de voetnoten rekening worden gehouden. De voetnoten hoeven echter niet te worden overgenomen.

Franse versie

L’exportateur des produits couverts par le présent document [autorisation douanière no … (1)] déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l’origine préférentielle … (2) au sens des règles d’origine du Système des préférences tarifaires généralisées de l’Union européenne et … (3).

Engelse versie

The exporter of the products covered by this document (customs authorization No … (1)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … preferential origin (2) according to rules of origin of the Generalized System of Preferences of the European Union and … (3).

Spaanse versie

El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera no … (1)) declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial … (2) en el sentido de las normas de origen del Sistema de preferencias generalizado de la Unión europea y que el criterio de origen satisfecho es … (3)

(Plaats en datum) (4)

(Handtekening van de exporteur; en diens naam in blokletters) (5)

 

  • (1) 
    Wanneer de factuurverklaring wordt opgemaakt door een toegelaten exporteur van de Europese Unie in de zin van artikel 77, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 (Zie bladzijde 558 van dit Publicatieblad.) moet het nummer van zijn vergunning hier worden ingevuld. Wanneer de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgemaakt (wat altijd het geval zal zijn voor factuurverklaringen die in begunstigde landen worden opgemaakt), hoeft hier niets te worden ingevuld.
  • (2) 
    Aanduiding van het land van oorsprong van de producten. Wanneer de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 112 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet de exporteur deze duidelijk aangeven met de letters „CM” op het document waarop het attest wordt opgemaakt.
  • (3) 
    In voorkomend geval moet één van de volgende vermeldingen worden ingevuld: „EU cumulation”, „Norway cumulation”, „Switzerland cumulation”, „Turkey cumulation”, „regional cumulation”, „extended cumulation with country x” of „Cumul UE”, „Cumul Norvège”, „Cumul Suisse”, „Cumul Turquie”, „cumul regional”, „cumul étendu avec le pays x” of „Acumulación UE”, „Acumulación Noruega”, „Acumulación Suiza”, „Acumulación Turquía”, „Acumulación regional”, „Acumulación ampliada con en país x”.
  • (4) 
    Deze gegevens kunnen worden weggelaten als ze in het document zelf al voorkomen.
  • (5) 
    Zie artikel 77, lid 7, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 (betreft uitsluitend toegelaten exporteurs van de Europese Unie). Indien de exporteur niet hoeft te ondertekenen, hoeft evenmin diens naam te worden vermeld.
 

BIJLAGE 22-10

Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en relevante toepassingen

 
 

(1)

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt opgemaakt op een formulier waarvan in deze bijlage een model is opgenomen. Dit formulier wordt gedrukt in één van de officiële talen van de Unie. Het certificaat wordt in één van deze talen opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van de staat of het gebied van uitvoer. Als een certificaat met de hand wordt opgesteld, gebeurt dit met inkt en in blokletters.

 
 

(2)

De afmetingen van het certificaat zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, goed beschrijfbaar en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m2. Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

 
 

(3)

De bevoegde instanties van de staat of het gebied van uitvoer kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval moet op elk certificaat van deze machtiging melding worden gemaakt. Op elk certificaat worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. Om de certificaten van elkaar te onderscheiden, wordt elk exemplaar van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.

Image

Image

Image

Image

 

BIJLAGE 22-13

Factuurverklaring

Bij het opmaken van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, moet met de voetnoten rekening worden gehouden. De voetnoten hoeven echter niet te worden overgenomen.

Bulgaarse versie

Износителят на продуктите, обхванати от този документ (митническо разрешение № … (1)), декларира, че освен където е отбелязано друго, тези продукти са с … преференциален произход (2).

Spaanse versie

El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera no … (1)) declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial… (2).

Tsjechische versie

Vývozce výrobků uvedených v tomto dokumentu (číslo povolení … (1)) prohlašuje, že kromě zřetelně označených mají tyto výrobky preferenční původ v … (2).

Deense versie

Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument, (toldmyndighedernes tilladelse nr. … (1)), erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i … (2).

Duitse versie

Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. … (1)) der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese Waren, soweit nicht anders angegeben, präferenzbegünstigte … (2) Ursprungswaren sind.

Estse versie

Käesoleva dokumendiga hõlmatud toodete eksportija (tolli loa nr. … (1)) deklareerib, et need tooted on … (2) sooduspäritoluga, välja arvatud juhul, kui on selgelt näidatud teisiti.

Griekse versie

Ο εξαγωγέας των προϊόντων που καλύπτονται από το παρόν έγγραφο [άδεια τελωνείου υπ’ αριθ. … (1)] δηλώνει ότι, εκτός εάν δηλώνεται σαφώς άλλως, τα προϊόντα αυτά είναι προτιμησιακής καταγωγής … (2).

Engelse versie

The exporter of the products covered by this document (customs authorisation No … (1)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … (2) preferential origin.

Franse versie

L’exportateur des produits couverts par le présent document [autorisation douanière no … (1)] déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l’origine préférentielle … (2).

Kroatische versie

Izvoznik proizvoda obuhvaćenih ovom ispravom (carinsko ovlaštenje br. … (1)) izjavljuje da su, osim ako je drukčije izričito navedeno, ovi proizvodi …. (2) preferencijalnog podrijetla.

Italiaanse versie

L’esportatore delle merci contemplate nel presente documento [autorizzazione doganale n. … (1)] dichiarache, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale … (2).

Letse versie

Eksportētājs productiem, kuri ietverti šajā dokumentā (muitas pilnvara Nr. … (1)), deklarē, ka, izņemot tur, kur ir citādi skaidri noteikts, šiem productiem ir priekšrocību izcelsme no … (2).

Litouwse versie

Šiame dokumente išvardintų prekių eksportuotojas (muitinės liudijimo Nr … (1)) deklaruoja, kad, jeigu kitaip nenurodyta, tai yra … (2) preferencinės kilmės prekės.

Hongaarse version

A jelen okmányban szereplő áruk exportőre (vámfelhatalmazási szám: … (1)) kijelentem, hogy eltérő egyértelmű jelzés hianyában az áruk preferenciális … (2) származásúak.

Maltese versie

L-esportatur tal-prodotti koperti b’dan id-dokument (awtorizzazzjoni tad-dwana nru. … (1)) jiddikjara li, ħlief fejn indikat b’mod ċar li mhux hekk, dawn il-prodotti huma ta’ oriġini preferenzjali … (2).

Nederlandse versie

De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. … (1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële …oorsprong zijn (2).

Poolse versie

Eksporter productów objętych tym dokumentem (upoważnienie władz celnych nr … (1)) deklaruje, że z wyjątkiem gdzie jest to wyraźnie określone, producty te mają … (2) preferencyjne pochodzenie.

Portugese versie

O exportador dos produtos cobertos pelo presente documento [autorização aduaneira n.o … (1)], declara que, salvo expressamente indicado em contrário, estes produtos são de origem preferencial … (2).

Roemeense versie

Exportatorul produselor ce fac obiectul acestui document [autorizația vamală nr. … (1)] declară că, exceptând cazul în care în mod expres este indicat altfel, aceste produse sunt de origine preferențială … (2).

Sloveense versie

Izvoznik blaga, zajetega s tem dokumentom (pooblastilo carinskih organov št. … (1)) izjavlja, da, razen če ni drugače jasno navedeno, ima to blago preferencialno … (2) poreklo.

Slowaakse versie

Vývozca výrobkov uvedených v tomto dokumente [číslo povolenia … (1)] vyhlasuje, že okrem zreteľne označených, majú tieto výrobky preferenčný pôvod v … (2).

Finse versie

Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa nro … (1)) ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja … (2) alkuperätuotteita.

Zweedse versie

Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr … (1)) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande … ursprung (2).

 (3)

(Plaats en datum)

 (4)

(Handtekening van de exporteur, gevolgd door de naam van de ondertekenaar in duidelijk leesbare letters)

 

  • (1) 
    Wanneer de factuurverklaring wordt opgemaakt door een toegelaten exporteur], moet het nummer van zijn vergunning hier worden ingevuld. Wanneer de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgemaakt, hoeft hier niets te worden ingevuld.
  • (2) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten. Wanneer de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, moet de exporteur deze duidelijk aangeven met de letters „CM” op het document waarop de verklaring wordt opgemaakt.
  • (3) 
    Deze gegevens kunnen worden weggelaten als ze in het document zelf al voorkomen.
  • (4) 
    Zie artikel 119, lid 5. Indien de exporteur niet hoeft te ondertekenen, hoeft evenmin diens naam te worden vermeld.
 

BIJLAGE 22-14

Certificaat van oorsprong voor bepaalde producten waarvoor bijzondere niet-preferentiële invoerregelingen gelden

Inleidende aantekeningen:

 

1.

Het certificaat van oorsprong is twaalf maanden geldig vanaf de datum van afgifte door de instanties van afgifte

 

2.

De certificaten van oorsprong bestaan slechts uit één exemplaar waarop, naast het opschrift van het document, het woord „origineel” is vermeld. Mochten extra kopieën nodig zijn, dan wordt daarop, naast het opschrift van het document, het woord „kopie” vermeld. De douaneautoriteiten van de Unie aanvaarden uitsluitend het origineel van het certificaat van oorsprong als geldig exemplaar.

 

3.

De afmetingen van het certificaat van oorsprong zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 8 mm minder en 5 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit en houtvrij, met een gewicht van ten minste 40 g/m2. Het is voorzien van een gele, geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

 

4.

De certificaten van oorsprong worden gedrukt en ingevuld in machineschrift in één van de officiële talen van de Unie. Op het certificaat mogen geen schrappingen of overschrijvingen voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door middel van doorhaling van de onjuiste gegevens en, in voorkomend geval, toevoeging van de juiste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging wordt goedgekeurd door degene die deze aanbrengt en geviseerd door de instantie van afgifte.

Alle aanvullende, voor de tenuitvoerlegging van de Uniewetgeving inzake de bijzondere invoerregelingen vereiste gegevens worden in vak 5 van het certificaat van oorsprong vermeld.

De onbeschreven gedeelten van de vakken 5, 6 en 7 worden zo doorgehaald dat latere toevoegingen niet mogelijk zijn.

 

5.

Elk certificaat van oorsprong is van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien, waarmee het van de andere certificaten kan worden onderscheiden, en is afgestempeld door de instantie van afgifte en ondertekend door de persoon of de personen die gemachtigd zijn het te ondertekenen.

 

6.

Op de achteraf afgegeven certificaten van oorsprong wordt in vak 5 de volgende vermelding aangebracht in één van de officiële talen van de Europese Unie::

 

Expedido a posteriori,

 

Udstedt efterfølgende,

 

Nachträglich ausgestellt,

 

Εκδοθέν εκ των υστέρων,

 

Issued retrospectively,

 

Délivré a posteriori,

 

Rilasciato a posteriori,

 

Afgegeven a posteriori,

 

Emitido a posteriori,

 

Annettu jälkikäteen/utfärdat i efterhand,

 

Utfärdat i efterhand,

 

Vystaveno dodatečně,

 

Välja antud tagasiulatuvalt,

 

Izsniegts retrospektīvi,

 

Retrospektyvusis išdavimas,

 

Kiadva visszamenőleges hatállyal,

 

Maħruġ retrospettivament,

 

Wystawione retrospektywnie,

 

Vyhotovené dodatočne,

 

издаден впоследствие,

 

Eliberat ulterior,

 

Izdano naknadno.

Image

 

BIJLAGE 22-15

Leveranciersverklaring voor producten van preferentiële oorsprong

Bij het opmaken van de leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, moet met de voetnoten rekening worden gehouden. De voetnoten hoeven echter niet te worden overgenomen.

Image

 

BIJLAGE 22-16

Verklaring voor herhaald gebruik voor producten van preferentiële oorsprong

Bij het opmaken van de leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, moet met de voetnoten rekening worden behouden. De voetnoten hoeven echter niet te worden overgenomen.

Image

 

BIJLAGE 22-17

Leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn

Bij het opmaken van de leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, moet met de voetnoten rekening worden gehouden. De voetnoten hoeven echter niet te worden overgenomen.

Image

 

BIJLAGE 22-18

Leveranciersverklaring voor herhaald gebruik voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn

Bij het opmaken van de leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, moet met de voetnoten rekening worden gehouden. De voetnoten hoeven echter niet te worden overgenomen.

Image

Image

 

BIJLAGE 22-19

Vereisten voor het opstellen van vervangende certificaten van oorsprong formulier A

 
 

1.

In het vak in de rechterbovenhoek van het vervangende certificaat van oorsprong formulier A (vervangend certificaat) wordt de naam vermeld van het land van doorvoer waar het is afgegeven.

 
 

2.

In vak 4 van het vervangende certificaat wordt één van de volgende aanduidingen vermeld: „replacement certificate” of „certificat de remplacement”, alsmede de datum van afgifte en het volgnummer van het oorspronkelijke bewijs van oorsprong.

 
 

3.

De naam van degene die wederuitvoert wordt vermeld in vak 1 van het vervangende certificaat.

 
 

4.

De naam van de geadresseerde kan worden vermeld in vak 2 van het vervangende certificaat.

 
 

5.

Alle gegevens over de wederuitgevoerde producten die in het oorspronkelijke bewijs van oorsprong voorkomen, worden overgenomen in de vakken 3 tot en met 9 van het vervangende certificaat, terwijl in vak 10 van het vervangende certificaat kan worden verwezen naar de factuur van degene die de producten wederuitvoert.

 
 

6.

Het visum van het douanekantoor dat het vervangende certificaat afgeeft, wordt geplaatst in vak 11 van het vervangende certificaat.

 
 

7.

De gegevens in vak 12 van het vervangende certificaat betreffende het land van oorsprong zijn identiek aan de betrokken gegevens in het oorspronkelijke bewijs van oorsprong. Degene die de goederen wederuitvoert, brengt in dit vak zijn handtekening aan.

 

BIJLAGE 22-20

Vereisten voor het opstellen van vervangende attesten van oorsprong

 
 

1.

Wanneer een attest van oorsprong wordt vervangen, vermeldt de wederverzender het volgende op het oorspronkelijke attest van oorsprong:

 

a)

de gegevens van de vervangende attest(en);

 

b)

zijn naam en adres;

 

c)

de geadresseerde(n) in de Unie of, in voorkomend geval, in Noorwegen of Zwitserland.

 
 

2.

Het oorspronkelijke attest van oorsprong wordt voorzien van de vermelding „Replaced”, „Remplacée” of „Sustituida”.

 
 

3.

De wederverzender vermeldt het volgende op het vervangende attest van oorsprong:

 

a)

alle gegevens van de wederverzonden producten uit het oorspronkelijke bewijs;

 

b)

de datum waarop het oorspronkelijke attest van oorsprong werd opgemaakt;

 

c)

de gegevens van het oorspronkelijke attest van oorsprong zoals opgenomen in bijlage 22-07, met inbegrip van — in voorkomend geval — informatie over toegepaste cumulatie;

 

d)

zijn naam en adres en, in voorkomend geval, zijn nummer van geregistreerd exporteur;

 

e)

de naam en het adres van de geadresseerde(n) in de Unie of, in voorkomend geval, in Noorwegen of Zwitserland;

 

f)

de plaats en datum van de vervanging.

 
 

4.

Het vervangende attest van oorsprong wordt voorzien van de vermelding „Replacement statement”, „Attestation de remplacement” of „Comunicación de sustitución”.

 

BIJLAGE 23-01

In de douanewaarde op te nemen luchtvrachtkosten

 
 

1.

In de volgende tabel worden vermeld:

 

a)

de derde landen gerangschikt volgens de werelddelen en zones (kolom1);

 

b)

de percentages die het deel van de luchtvrachtkosten uitdrukken dat in de douanewaarde moet worden opgenomen (kolom 2).

 
 

2.

Wanneer goederen worden vervoerd vanuit landen of luchthavens die niet in de volgende tabel zijn vermeld, wordt, tenzij het gaat om in de punt 3 bedoelde luchthavens, het percentage in aanmerking worden genomen dat is vermeld voor de luchthaven die het dichtst bij de luchthaven van vertrek is gelegen;

 
 

3.

Voor de Franse overzeese departementen, die deel uitmaken van het douanegebied van de Unie, gelden de volgende regels:

 

a)

voor goederen die rechtstreeks vanuit een derde land naar deze departementen worden vervoerd, worden de luchtvrachtkosten volledig in de douanewaarde opgenomen;

 

b)

voor goederen die vanuit een derde land naar het Europese gedeelte van de Unie worden vervoerd na te zijn overgeladen of gelost in één van deze departementen, worden uitsluitend de luchtvrachtkosten in de douanewaarde opgenomen die berekend zouden zijn als de goederen voor deze departementen waren bestemd;

 

c)

voor goederen die vanuit een derde land naar deze departementen worden vervoerd na te zijn overgeladen of gelost in een luchthaven van het Europese gedeelte van de Unie, worden de in de douanewaarde op te nemen luchtvrachtkosten vastgesteld door toepassing van het in de volgende tabel vermelde percentage met verwijzing naar de vlucht vanuit de luchthaven van vertrek naar de luchthaven van overlading of lossing.

De douane bevestigt de overlading of lossing door de luchtvrachtbrief of een ander luchtvrachtdocument van de nodige visa te voorzien. Als een dergelijk visum ontbreekt, zijn de bepalingen van artikel 137 van toepassing.

 

1

2

Land van verzending

Percentage van de in de douanewaarde op te nemen totale luchtvrachtkosten

AMERIKA

 

Zone A

Canada: Gander, Halifax, Moncton, Montreal, Ottawa, Quebec, Toronto

Verenigde Staten van Amerika: Akron, Albany, Atlanta, Baltimore, Boston, Buffalo, Charleston, Chicago, Cincinnati, Columbus, Detroit, Indianapolis, Jacksonville, Kansas City, Lexington, Louisville, Memphis, Milwaukee, Minneapolis, Nashville, New Orleans, New York, Philadelphia, Pittsburgh, St Louis, Washington DC

Groenland

70

Zone B

Canada: Edmonton, Vancouver, Winnipeg

Verenigde Staten van Amerika:

Albuquerque, Austin, Billings, Dallas, Denver, Houston, Las Vegas, Los Angeles, Miami, Oklahoma, Phoenix, Portland, Puerto Rico, Salt Lake City, San Francisco, Seattle

Midden-Amerika: alle landen

Zuid-Amerika: alle landen

78

Zone C

Verenigde Staten van Amerika: Anchorage, Fairbanks, Honolulu, Juneau

89

AFRIKA

 

Zone D

Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Tunesië

33

Zone E

Benin, Burkina Faso, Centraal-Afrikaanse Republiek, Djibouti, Ethiopië, Gambia, Ghana, Guinea, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Kaapverdië, Kameroen, Liberië, Mali, Mauritanië, Niger, Nigeria, Senegal, Sierra Leone, Soedan, Togo, Tsjaad

50

Zone F

Burundi, Congo, Democratische Republiek Congo, Equatoriaal Guinee, Gabon, Kenia, Rwanda, Sao Tomé en Principe, Seychellen, Somalië, Sint-Helena, Uganda, Tanzania

61

Zone G

Angola, Botswana, Comoren, Lesotho, Madagaskar, Malawi, Mauritius, Mozambique, Namibië, Swaziland, Zambia, Zimbabwe, Republiek Zuid-Afrika

74

AZIË

 

Zone H

Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Irak, Iran, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Syrië

27

Zone I

Bahrein, Jemen, Oman, Qatar, Saoedi-Arabië, Verenigde Arabische Emiraten

43

Zone J

Afghanistan, Bangladesh, Bhutan, India, Nepal, Pakistan

46

Zone K

Rusland: Novosibirsk, Omsk, Perm, Sverdlovsk

Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkmenistan

57

Zone L

Rusland: Irkoetsk, Kirensk, Krasnoyarsk

Brunei, Cambodja, China, Filipijnen, Hongkong, Indonesië, Laos, Macao, Maldiven, Maleisië, Mongolië, Myanmar, Singapore, Sri Lanka, Taiwan, Thailand, Vietnam

70

Zone M

Rusland: Khabarovsk, Vladivostok

Japan, Korea (Noord), Korea (Zuid)

83

AUSTRALIË en OCEANIË

 

Zone N

Australië en Oceanië: alle landen

79

EUROPA

 

Zone O

Rusland: Gorky, Samara, Moskou, Orel, Rostov, Volgograd, Voronej

IJsland, Oekraïne

30

Zone P

Albanië, Belarus, Bosnië en Herzegovina, Faeröer, Kosovo, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Moldavië, Montenegro, Noorwegen, Servië, Turkije

15

Zone Q

Zwitserland

5

 

BIJLAGE 23-02

LIJST VAN IN ARTIKEL 142, LID 6, BEDOELDE GOEDEREN

WAARDEBEPALING VAN BEPAALDE, IN CONSIGNATIE INGEVOERDE, AAN BEDERF ONDERHEVIGE GOEDEREN OVEREENKOMSTIG Artikel 74, LID 2, ONDER c), VAN HET WETBOEK

 
 

1.

In de volgende tabel zijn een lijst met producten en de respectieve perioden opgenomen waarvoor de Commissie een eenheidsprijs bekendmaakt om te gebruiken als basis voor het bepalen van de douanewaarde van uitsluitend in consignatie ingevoerde gehele vruchten en groenten van een enkele soort. In een dergelijk geval is de douaneaangifte definitief, wat het bepalen van de douanewaarde betreft.

 
 

2.

Voor het bepalen van de douanewaarde van de in deze bijlage vermelde producten die in consignatie worden ingevoerd, wordt voor elk product een eenheidsprijs van 100 kg netto vastgesteld. Een dergelijke prijs wordt representatief geacht voor de invoer van dergelijke producten in de Unie.

 
 

3.

De eenheidsprijzen worden gebruikt om de douanewaarde te bepalen van de ingevoerde goederen voor een periode van 14 dagen, waarbij elke periode op een vrijdag begint. De referentieperiode voor het bepalen van de eenheidsprijzen is de voorafgaande periode van 14 dagen die afloopt op de donderdag voorafgaande aan de week waarin de nieuwe eenheidsprijzen moeten worden vastgesteld. In bijzondere omstandigheden kan de Commissie besluiten de geldigheidsduur van de periode met nog eens 14 dagen te verlengen. De lidstaten worden onmiddellijk in kennis gesteld van een dergelijk besluit.

 
 

4.

De eenheidsprijzen die de lidstaten aan de Commissie mededelen, worden berekend aan de hand van de bruto-opbrengsten bij verkoop in het eerste handelsstadium na invoer, waarbij de volgende elementen van deze cijfers worden afgetrokken:

 

een winstmarge voor de afzetcentra;

 

de kosten van vervoer, verzekering en aanverwante kosten in het douanegebied;

 

invoerrechten en andere heffingen die niet in de douanewaarde moeten worden opgenomen.

De eenheidsprijzen worden berekend in euro. Indien van toepassing is de te gebruiken omrekeningskoers de koers die in artikel 146 is vastgesteld.

 
 

5.

Voor de overeenkomstig punt 4 in mindering te brengen kosten van vervoer, verzekering en aanverwante kosten kunnen de lidstaten forfaitaire bedragen vaststellen. Deze bedragen, alsmede de wijze waarop ze zijn berekend, worden ter kennis van de Commissie gebracht.

 
 

6.

De prijzen worden uiterlijk om 12.00 uur op de maandag van de week waarin de eenheidsprijzen worden bekendgemaakt, aan de Commissie (DG TAXUD) meegedeeld. Als die dag een feestdag is, geschiedt de mededeling op de voorafgaande werkdag. De mededeling aan de Commissie gaat tevens vergezeld van een indicatie van de geschatte hoeveelheden van het product op basis waarvan de eenheidsprijzen zijn berekend.

 
 

7.

Nadat de Commissie de eenheidsprijzen heeft ontvangen, worden deze cijfers beoordeeld en vervolgens via Taric bekendgemaakt. De eenheidsprijzen zijn slechts van toepassing als ze door de Commissie zijn bekendgemaakt.

 
 

8.

De Commissie kan besluiten de eenheidsprijzen voor één of meer producten niet te aanvaarden en daarom niet te verspreiden, als deze prijzen beduidend verschillen van eerder bekendgemaakte prijzen, rekening houdend met factoren als hoeveelheid en seizoen. Indien nodig doet de Commissie navraag bij de desbetreffende douaneautoriteiten om in dergelijke gevallen een oplossing te vinden.

 
 

9.

Om dit proces te ondersteunen, verstrekken de lidstaten voor de in de volgende tabel genoemde producten elk jaar, vóór 30 september, cijfers over de invoer van de betrokken producten in het voorafgaande jaar. Uit deze statistieken blijkt welke hoeveelheden er in totaal van elk product werden ingevoerd en hoe hoog het aandeel van de in consignatie ingevoerde producten is.

 
 

10.

Op basis van deze statistieken stelt de Commissie vast welke lidstaten verantwoordelijk zijn voor het bekendmaken van de eenheidsprijzen voor elk product voor het volgende jaar, en deze lidstaten worden daarover uiterlijk 30 november in kennis gesteld.

LIJST VAN IN ARTIKEL 142, LID 6, BEDOELDE GOEDEREN

 

GN-(Taric-)code

Omschrijving

Geldigheidsduur

0701 90 50

Nieuwe aardappelen

1.1-30.6

0703 10 19

Uien

1.1-31.12

0703 20 00

Knoflook

1.1-31.12

0708 20 00

Bonen

1.1-31.12

0709200010

Asperges

 

groene

1.1-31.12

0709200090

Asperges

 

andere

1.1-31.12

0709 60 10

Zoete paprika’s

1.1-31.12

0714 20 10

Bataten (zoete aardappelen), vers, geheel, bestemd voor menselijke consumptie

1.1-31.12

0804300090

Ananassen

 

anders dan gedroogd

1.1-31.12

0804400010

Avocado’s

 

vers

1.1-31.12

0805 10 20

Zoete sinaasappelen, vers

1.6-30.11

0805201005

Clementines

 

vers

1.3-31.10

0805203005

Monreales en satsuma’s

 

vers

1.3-31.10

0805205007

0805205037

Mandarijnen en wilkings

 

vers

1.3-31.10

0805207005

0805209005

0805209009

Tangerines en andere

 

vers

1.3-31.10

0805400011

0805400031

Pompelmoezen, grapefruits en pomelo’s, vers:

 

wit

1.1-31.12

0805400019

0805400039

Pompelmoezen, grapefruits en pomelo’s, vers:

 

roze

1.1-31.12

0805509011

0805509019

Lemmetjes (Citrus aurantifolia, Citrus latifolia)

 

vers

1.1-31.12

0806 10 10

Druiven voor tafelgebruik

21.11-20.7

0807 11 00

Watermeloenen

1.1-31.12

0807190050

Amarillo, Cuper, Honey Dew (met inbegrip van Cantalene), Onteniente, Piel de Sapo (met inbegrip van Verde Liso), Rochet, Tendral, Futuro

1.1-31.12

0807190090

Andere meloenen

1.1-31.12

0808309010

Peren

Nashi (Pyrus pyrifolia),Ya (Pyrus bretscheideri)

1.5-30.6

0808309090

Peren

 

  • andere

1.5-30.6

0809 10 00

Abrikozen

1.1-31.12

1.8-31.12

0809 30 10

Nectarines

1.1-10.6

1.10- 31.12

0809 30 90

Perziken

1.1-10.6

1.10- 31.12

0809 40 05

Pruimen

1.10-10.6

0810 10 00

Aardbeien

1.1-31.12

0810 20 10

Frambozen

1.1-31.12

0810 50 00

Kiwi’s

1.1-31.12

 

BIJLAGE 32-01

Verbintenis van de borg — Zekerheidstelling per aangifte

  • I. 
    Verbintenis van de borg
 
 

1.

Ondergetekende (1)

wonend te (2)

stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van…

tot een maximumbedrag van …

jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) en de Republiek IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije (3), het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (4), voor al hetgeen waarvoor de persoon die deze zekerheidstelling verstrekt (5): …

aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, uit hoofde van de rechten en andere heffingen (6) met betrekking tot de hieronder omschreven, onder de volgende douaneregeling (7) geplaatste goederen: …

Omschrijving van de goederen: …

 
 

2.

Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, zulks zonder de termijn van dertig dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde douaneautoriteiten aantoont dat de bijzondere regeling, anders dan de regeling bijzondere bestemming, is aangezuiverd, het douanetoezicht op de bijzondere bestemming van goederen of de tijdelijke opslag naar behoren is beëindigd of, in het geval van andere regelingen dan bijzondere regelingen of tijdelijke opslag, dat de situatie van de goederen is geregulariseerd.

Op verzoek van ondergetekende en om elke als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de dertig dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

 
 

3.

Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is bij de douaneregeling die onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook als de betaling pas later wordt geëist.

 
 

4.

Ten behoeve van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (8) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

 

Land

Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres

   
   
   
   
   
   
   

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan één van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op één van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaats te handhaven of, als hij/zij één of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …

op …

(Handtekening) (9)

II.   Goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidstelling …

Verbintenis van de borg goedgekeurd op … ter dekking van de douaneregeling waarop de douaneaangifte/aangifte tot tijdelijke opslag nr. … dd …betrekking heeft… (10).

(Stempel en handtekening)

 

  • (1) 
    Naam en voornaam, of handelsnaam.
  • (2) 
    Volledig adres.
  • (3) 
    Haal de naam/namen door van de staat/staten op het grondgebied waarvan de zekerheidstelling niet mag worden gebruikt.
  • (4) 
    De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking.
  • (5) 
    Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres van de persoon die de zekerheidstelling verstrekt.
  • (6) 
    Van toepassing met betrekking tot de andere verschuldigde heffingen in verband met de invoer of uitvoer van de goederen wanneer de zekerheidstelling wordt gebruikt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer of gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen of in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt.
  • (7) 
    Vermeld één van de volgende douaneregelingen:
 

a)

tijdelijke opslag,

 

b)

Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer,

 

c)

stelsel van douane-entrepots,

 

d)

tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten,

 

e)

actieve veredeling,

 

f)

bijzondere bestemming,

 

g)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte zonder uitstel van betaling,

 

h)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte met uitstel van betaling,

 

i)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 166 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is ingediend,

 

j)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 182 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is ingediend,

 

k)

tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten,

 

l)

indien een andere regeling — vermeld het andere soort regeling.

  • (8) 
    Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.
  • (9) 
    De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling voor een bedrag van …” (waarbij het bedrag voluit in letters wordt geschreven).
  • In te vullen door het kantoor waar de goederen onder de regeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst.
 

BIJLAGE 32-02

Verbintenis van de borg — Zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling

REGELING GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER/UNIEDOUANEVERVOER

  • I. 
    Verbintenis van de borg
 
 

1.

Ondergetekende (1)

wonend te (2)

stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van …

jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) en de Republiek IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije, het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (3), voor al hetgeen de houder van de regeling aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, uit hoofde van de rechten en andere heffingen in verband met de invoer of uitvoer voor de onder de regeling Uniedouanevervoer of gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen, ten aanzien waarvan ondergetekende zich verbonden heeft tot afgifte van bewijzen van zekerheidstelling per aangifte ten belope van ten hoogste 10 000 EUR per bewijs.

 
 

2.

Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, tot het maximumbedrag van 10 000 EUR per bewijs van zekerheidstelling per aangifte en zonder de termijn van dertig dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde autoriteiten aantoont dat de regeling is aangezuiverd.

Op verzoek van ondergetekende en om elke andere als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de dertig dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

 
 

3.

Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is bij de regeling Uniedouanevervoer of gemeenschappelijk douanevervoer die onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook als de betaling pas later wordt geëist.

 
 

4.

Ten behoeve van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (4) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

 

Land

Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres

   
   
   
   
   
   
   

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan één van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op één van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaats te handhaven of, als hij/zij één of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …

op …

(Handtekening) (5)

II.   Goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidstelling …

Verbintenis van de borg aanvaard op …

(Stempel en handtekening)

 

  • (1) 
    Naam en voornaam, of handelsnaam.
  • (2) 
    Volledig adres.
  • (3) 
    De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking.
  • (4) 
    Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.
  • (5) 
    De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Geldig als bewijs van zekerheidstelling”.
 

BIJLAGE 32-03

Verbintenis van de borg — Doorlopende zekerheidstelling

  • I. 
    Verbintenis van de borg
 
 

1.

Ondergetekende (1)

wonend te (2)

stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van …

tot een maximumbedrag van …

jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) en de Republiek IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije (3), het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (4),

voor al hetgeen waarvoor de persoon die deze zekerheidstelling verstrekt (5): … aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, uit hoofde van de rechten en andere heffingen (6) die kunnen en/of zijn ontstaan met betrekking tot goederen die onder de in punt 1a en/of 1b vermelde douaneregelingen zijn geplaatst.

Het maximumbedrag van de zekerheidsstelling bestaat uit een bedrag ter hoogte van

 
 

a)

hetgeen overeenkomt met 100/50/30 % (7) van het deel van het referentiebedrag dat overeenkomt met het bedrag van de douaneschuld en andere heffingen die kunnen ontstaan, gelijk aan de som van de in punt 1a genoemde bedragen

en

 
 

b)

hetgeen overeenkomt met 100/30 % (8) van het deel van het referentiebedrag dat overeenkomt met het bedrag van de douaneschuld en andere heffingen die zijn ontstaan, gelijk aan de som van de in punt 1b genoemde bedragen,

 
 

1a.

De bedragen die deel uitmaken van het referentiebedrag dat overeenkomt met het bedrag van de douaneschuld en, in voorkomend geval, andere heffingen die kunnen ontstaan, zijn de volgende voor elk van de hieronder genoemde doeleinden (9):

 

a)

tijdelijke opslag — …,

 

b)

Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer —.,

 

c)

stelsel van douane-entrepots —.,

 

d)

tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten —.,

 

e)

actieve veredeling —.,

 

f)

bijzondere bestemming — …

 

g)

indien een andere regeling — vermeld het andere soort regeling — …

 
 

1b.

De bedragen die deel uitmaken van het referentiebedrag dat overeenkomt met het bedrag van de douaneschuld en, in voorkomend geval, andere heffingen die zijn ontstaan, zijn de volgende voor elk van onderstaande doeleinden (10):

 

a)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte zonder uitstel van betaling — …,

 

b)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte met uitstel van betaling — …,

 

c)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 166 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is ingediend — ...,

 

d)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 182 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is ingediend — ...,

 

e)

tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten — …,

 

f)

bijzondere bestemming — … (11),

 

g)

indien een andere regeling — vermeld het andere soort regeling — …

 
 

2.

Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, zulks tot het hierboven vermelde maximumbedrag en zonder de termijn van dertig dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde douaneautoriteiten aantoont dat de bijzondere regeling, anders dan de regeling bijzondere bestemming, is aangezuiverd, het douanetoezicht op de bijzondere bestemming van goederen of de tijdelijke opslag naar behoren is beëindigd of, in het geval van andere regelingen dan bijzondere regelingen, dat de situatie van de goederen is geregulariseerd.

Op verzoek van ondergetekende en om iedere als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de dertig dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

Dit bedrag kan slechts dan worden verminderd met de reeds krachtens deze verbintenis betaalde sommen, wanneer de ondergetekende wordt aangesproken om een schuld te betalen die is ontstaan bij een douaneregeling die is begonnen vóór de ontvangst van het vorige verzoek tot betaling of binnen dertig dagen na ontvangst daarvan.

 
 

3.

Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is bij de douaneregeling die onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook als de betaling pas later wordt geëist.

 
 

4.

Ten behoeve van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (12) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

 

Land

Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres

   
   
   
   
   
   
   

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan één van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op één van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaats te handhaven of, als hij/zij één of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …

op …

(Handtekening) (13)

II.   Goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidstelling…

Verbintenis van de borg aanvaard op…

(Stempel en handtekening)

 

  • (1) 
    Naam en voornaam, of handelsnaam.
  • (2) 
    Volledig adres.
  • (3) 
    Haal de naam/namen door van het land/de landen op het grondgebied waarvan de zekerheidstelling niet mag worden gebruikt.
  • (4) 
    De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking.
  • (5) 
    Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres van de persoon die zich borg stelt.
  • (6) 
    Van toepassing met betrekking tot de andere verschuldigde heffingen in verband met de invoer of uitvoer van de goederen wanneer de zekerheidstelling wordt gebruikt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen of in meer dan één lidstaat of overeenkomstsluitende partij kan worden gebruikt.
  • (7) 
    Doorhalen wat niet van toepassing is.
  • (8) 
    Doorhalen wat niet van toepassing is.
  • (9) 
    Andere regelingen dan gemeenschappelijk douanevervoer zijn uitsluitend in de Europese Unie van toepassing.
  • Andere regelingen dan gemeenschappelijk douanevervoer zijn uitsluitend in de Europese Unie van toepassing.
  • Voor de opgegeven bedragen in een douaneaangifte voor de regeling bijzondere bestemming.
  • Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.
  • De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling voor een bedrag van …” (waarbij het bedrag voluit in letters wordt geschreven).
 

BIJLAGE 32-06

BEWIJS VAN ZEKERHEIDSTELLING PER AANGIFTE

Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer

Image

Image

Technische voorschriften voor het bewijs van zekerheidstelling

Het bewijs van zekerheidstelling wordt gedrukt op houtpapier, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is, met een gewicht van ten minste 55 g/m2. Het is voorzien van een roodkleurige, geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. De kleur van het papier is wit.

Het formaat is 148 × 105 mm.

Het bewijs van zekerheidstelling moet voorzien zijn van de naam en het adres van de drukker of van een teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd, alsook van een identificatienummer.

 

BIJLAGE 33-03

Model van de informatienota betreffende de betalingsvordering jegens de aansprakelijke organisatie naar aanleiding van een schuld in het kader van de regeling douanevervoer onder dekking van een ATA-/e-ATA-carnet

Briefhoofd van het centraal kantoor dat de vordering indient

Geadresseerde: centraal kantoor waaronder het kantoor van tijdelijke invoer ressorteert of een ander centraal kantoor

BETREFT: CARNET ATA — INDIENING VAN EEN VORDERING

Hierbij delen wij u mee dat in overeenstemming met de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanbul (1) op … (2) een vordering tot betaling van rechten en heffingen is gezonden naar de met ons verbonden aansprakelijke organisatie met betrekking tot:

 

1.

Carnet ATA nr.:

 

2.

Afgegeven door de Kamer van Koophandel van:

Gemeente:

Land:

 

3.

Op naam van:

Houder:

Adres:

 

4.

Datum waarop de geldigheidsduur van het carnet verstrijkt:

 

5.

Laatste datum voor wederuitvoer (3):

 

6.

Nummer van de doorvoerstrook/invoerstrook (4):

 

7.

Datum van visering van de strook:

Handtekening en stempel van het centraal kantoor van afgifte.

 

  • (1) 
    Artikel 7 van de ATA-overeenkomst, Brussel, 6 december 1961, respectievelijk artikel 9 van bijlage A bij de Overeenkomst van Istanbul, 26 juni 1990.
  • (2) 
    Datum van verzending van de vordering tot betaling.
  • (3) 
    In te vullen aan de hand van de gegevens op de niet-aangezuiverde doorvoerstrook of tijdelijke-invoerstrook, of bij het ontbreken daarvan, aan de hand van de gegevens die bij het centraal kantoor van afgifte bekend zijn.
  • (4) 
    Doorhalen wat niet van toepassing is.
 

BIJLAGE 33-04

Vaststellingsformulier voor de berekening van rechten en heffingen op grond van de betalingsvordering jegens de aansprakelijke organisatie naar aanleiding van een schuld in het kader van regeling douanevervoer onder dekking van een ATA-/e-ATA-carnet

VASTSTELLINGSFORMULIER

van … nr. …

Gelieve in de aangegeven volgorde de volgende gegevens te verstrekken:

 

1.

Nummer ATA-carnet:

 

2.

Nummer van de doorvoerstrook/invoerstrook (1):

 

3.

Datum van visering van de strook: .

 

4.

Houder en adres:

 

5.

Kamer van koophandel:

 

6.

Land van oorsprong:

 

7.

Datum waarop de geldigheid van het carnet verstrijkt:

 

8.

Uiterste datum voor wederuitvoer:

 

9.

Douanekantoor van binnenkomst:

 

10.

Douanekantoor van tijdelijke invoer: .

 

11.

Handelsbenaming:

 

12.

GN-code:

 

13.

Aantal (stuks):

 

14.

Gewicht of volume:

 

15.

Waarde:

 

16.

Berekening van de rechten en heffingen:

Type Heffingsgrondslag Heffingsvoet Bedrag Wisselkoers

Totaal:

(in letters: )

 

17.

Douanekantoor:

Plaats en datum:

HandtekeningStempel:

 

  • (1) 
    Doorhalen wat niet van toepassing is.
 

BIJLAGE 33-05

Model van decharge waarbij wordt aangegeven dat de vorderingsprocedure is ingeleid jegens de aansprakelijke organisatie in de lidstaat waar de douaneschuld in het kader van de regeling douanevervoer onder dekking van een ATA-/e-ATA-carnet is ontstaan

Briefhoofd van het centraal kantoor van de tweede lidstaat dat de vordering indient

Geadresseerde: centraal kantoor van de eerste lidstaat dat de oorspronkelijke vordering heeft ingediend

BETREFT: CARNET ATA — DECHARGE

Hierbij delen wij u mede dat in overeenstemming met de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanbul (1) op … (2) een vordering tot betaling van rechten en heffingen is gezonden naar de met ons verbonden aansprakelijke organisatie met betrekking tot:

 

1.

Nummer ATA-carnet.:

 

2.

Verantwoordelijke kamer van koophandel:

Stad:

Land:

 

3.

Op naam van:

Houder:

Adres:

 

4.

Datum waarop de geldigheid van het carnet verstrijkt:

 

5.

Uiterste datum voor wederuitvoer (3):

 

6.

Nummer van de doorvoerstrook/invoerstrook (4):

 

7.

Datum van visering van de strook:

Bij dezen wordt u ten aanzien van het dossier decharge verleend.

Ondertekening en stempel van het centraal kantoor van afgifte.

 

  • (1) 
    Artikel 7 van de ATA-overeenkomst, Brussel, 6 december 1961, respectievelijk artikel 9 van bijlage A bij de Overeenkomst van Istanbul, 26 juni 1990.
  • (2) 
    Datum van verzending van de vordering tot betaling.
  • (3) 
    In te vullen aan de hand van de gegevens op de niet-aangezuiverde doorvoerstrook of tijdelijke-invoerstrook, of bij het ontbreken daarvan, aan de hand van de gegevens die bij het centraal kantoor van afgifte bekend zijn.
  • (4) 
    Doorhalen wat niet van toepassing is.
 

BIJLAGE 33-06

Verzoek om aanvullende informatie wanneer goederen zich in een andere lidstaat bevinden

Image

Image

Image

Image

 

BIJLAGE 33-07

EUROPESE UNIE TERUGBETALING OF KWIJTSCHELDING VAN RECHTEN

Image

Image

 

BIJLAGE 51-01

DOCUMENT VOOR DE REGISTRATIE VAN DE DOUANESTATUS

Image


BIJLAGE 61-02

Weegcertificaat voor bananen — model

Image

 

BIJLAGE 61-03

Weegcertificaat voor bananen — procedure

Voor de toepassing van artikel 182 wordt voor elke zending verse bananen het nettogewicht van de verse bananen door de erkende wegers vastgesteld op elke plaats van lossing volgens de hieronder beschreven procedure.

Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 182 wordt verstaan onder:

 

a)

„nettogewicht van verse bananen”: het gewicht van de bananen zelf zonder alle soorten verpakkingsmateriaal en containers;

 

b)

„zending verse bananen”: alle verse bananen die met éénzelfde vervoermiddel worden vervoerd en door éénzelfde exporteur worden verzonden naar één of meer geadresseerden;

 

c)

„plaats van lossing”: elke plaats waar een zending verse bananen kan worden gelost of onder een douaneregeling naartoe kan worden gebracht of, in het geval van vervoer met behulp van containers, waar de container van het vaartuig, het luchtvaartuig of een ander hoofdvervoermiddel wordt gelost of waar de container wordt uitgeladen.

 

1.

Voor elk type verpakking en voor elke plaats van oorsprong wordt een steekproef van een eenheid verpakte bananen geselecteerd. De steekproef van de te wegen verpakte bananen is representatief voor de zending verse bananen. Ze heeft ten minste betrekking op de hierna vermelde hoeveelheden:

 

Aantal eenheden verpakte bananen (per type verpakking en oorsprong)

Aantal te onderzoeken eenheden verpakte bananen

tot 400

3

van 401 tot en met 700

4

van 701 tot en met 1 100

6

van 1 101 tot en met 2 200

8

van 2 201 tot en met 4 400

10

van 4 401 tot en met 6 600

12

meer dan 6 600

14

 

2.

Het nettogewicht wordt op de volgende wijze vastgesteld:

 

a)

door weging van elke te controleren eenheid verpakte bananen (brutogewicht);

 

b)

na opening van ten minste één eenheid verpakte bananen, door het bepalen van het gewicht van de verpakking;

 

c)

het vastgestelde gewicht van de verpakking geldt voor alle verpakkingen van hetzelfde type en dezelfde oorsprong en wordt op het vastgestelde gewicht van alle eenheden verpakte bananen in mindering gebracht;

 

d)

het gemiddelde nettogewicht dat per eenheid verpakte bananen voor elke soort en elke oorsprong is vastgesteld, wordt afhankelijk van het gewicht dat voor de gecontroleerde steekproeven is vastgesteld, als basis genomen om het nettogewicht van de zending verse bananen vast te stellen.

 

3.

Wanneer de douaneautoriteit de weegcertificaten voor bananen niet terzelfder tijd controleert, wordt het op de weegcertificaten aangegeven nettogewicht door de douaneautoriteiten geaccepteerd mits het verschil tussen het aangegeven nettogewicht en het door de douaneautoriteiten vastgestelde gemiddelde nettogewicht kleiner is dan of gelijk is aan 1 %.

 

4.

Het weegcertificaat voor bananen wordt overgelegd aan het douanekantoor waarbij de aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend. De douaneautoriteiten passen het op het weegcertificaat voor bananen vermelde resultaat van de weging van de steekproef toe op de hele zending verse bananen waarop dat certificaat betrekking heeft.

 

BIJLAGE 62-02

INF 3 — Inlichtingenblad terugkerende goederen

Image

Image

Image

Image

AANTEKENING BETREFFENDE HET INLICHTINGENBLAD INF 3

 
 

1.

De formulieren worden gedrukt op wit houtpapier, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is, met een gewicht van ten minste 40 g/m2.

 
 

2.

Het formaat van de formulieren is 210 × 297 mm, waarbij een maximale afwijking in de hoogte van 5 mm minder dan wel 8 mm meer is toegestaan; de indeling van de formulieren moet nauwkeurig in acht worden genomen behalve wat de breedte van de vakken 6 en 7 betreft.

 
 

3.

De lidstaten treffen de nodige maatregelen voor het drukken van de formulieren. Elk formulier draagt, ter individualisering, een al dan niet van tevoren gedrukt serienummer.

 
 

4.

De formulieren worden gedrukt in één van de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer aanvaarde talen van de Unie. Ze worden ingevuld in de taal waarin ze zijn gedrukt. De bevoegde autoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer waar het inlichtingenblad INF 3 moet worden overgelegd, kunnen zo nodig de vertaling in de officiële taal of in één van de officiële talen van die lidstaat aanvragen.

 

BIJLAGE 72-01

GEEL ETIKET

Image

Kleur: zwarte letters op een gele ondergrond.

 

BIJLAGE 72-02

GEEL ETIKET

Image

Kleur: zwarte letters op een gele ondergrond.

 

BIJLAGE 72-03

Image

 

BIJLAGE 72-04

BEDRIJFSCONTINUÏTEITSPROCEDURE VOOR DOUANEVERVOER

DEEL I

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

 
 

1.

In deze bijlage zijn op grond van artikel 291 van deze verordening voor de houders van de regeling, inclusief de toegelaten afzenders, de bijzondere bepalingen vastgelegd voor het gebruik van de bedrijfscontinuïteitsprocedure, in het geval van een tijdelijke storing van:

 

het elektronische douanevervoersysteem;

 

het computersysteem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt voor de indiening van de aangifte voor douanevervoer door middel van elektronische gegevensverwerkingstechnieken;

 

de elektronische koppeling tussen het computersysteem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt voor de indiening van de aangifte voor douanevervoer door middel van elektronische gegevensverwerkingstechnieken, en het elektronische douanevervoersysteem.

 
 

2.

Aangiften voor douanevervoer

 
 

2.1.

De bij de bedrijfscontinuïteitsprocedure gebruikte aangifte voor douanevervoer is als zodanig herkenbaar voor alle partijen die bij het douanevervoer betrokken zijn, teneinde bij het douanekantoor van doorgang, bij het douanekantoor van bestemming en bij aankomst bij de toegelaten geadresseerde problemen te voorkomen. Daarom mogen slechts de volgende documenten worden gebruikt:

 

een enig document (ED);

 

een afdruk van het ED op gewoon papier, gemaakt met behulp van het computersysteem van de marktdeelnemer, zoals bepaald in bijlage B-01 of

 

een begeleidingsdocument douanevervoer (TAD)/begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid (TSAD), aangevuld, indien nodig, met een lijst van artikelen (LoI) of een lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid (TSLoI).

 
 

2.2.

De aangifte voor douanevervoer kan worden aangevuld met één of meer aanvullende formulieren volgens het in bijlage B-01 opgenomen formulier. Deze formulieren maken deel uit van de aangifte. Ladinglijsten die aan hoofdstuk IV van deel II van deze bijlage voldoen en op het in hoofdstuk III van deel II van deze bijlage opgenomen formulier zijn opgesteld, kunnen in de plaats van aanvullende formulieren worden gebruikt als het beschrijvende gedeelte van een schriftelijke aangifte voor douanevervoer waarvan ze dan deel uitmaken.

 
 

2.3.

Voor de toepassing van punt 2.1 van deze bijlage wordt de aangifte voor douanevervoer opgesteld overeenkomstig bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en bijlage B bij deze verordening.

HOOFDSTUK II

Uitvoeringsvoorschriften

 
 

3.

Onbeschikbaarheid van het elektronische douanevervoersysteem

 
 

3.1.

De voorschriften worden als volgt toegepast:

 

de aangifte voor douanevervoer wordt opgemaakt en bij het douanekantoor van vertrek ingediend in de exemplaren 1, 4 en 5 van het ED overeenkomstig bijlage B-01 of in twee exemplaren van het TAD/TSAD, aangevuld, indien nodig, door de LoI of TSLoI, overeenkomstig de bijlagen B-02, B-03, B-04 en B-05;

 

de aangifte voor douanevervoer wordt geregistreerd in vak C door middel van een nummering die losstaat van die van het elektronische douanevervoersysteem;

 

de bedrijfscontinuïteitsprocedure wordt aangegeven op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer met één van de stempels volgens de in hoofdstuk I van deel II van deze bijlage opgenomen modellen, in vak A van het ED of in plaats van het MRN en de streepjescode op het TAD/TSAD;

 

de toegelaten afzender voldoet aan alle voorwaarden betreffende de in de aangifte te vermelden gegevens en het gebruik van het in de punten 22 tot en met 25 van deze bijlage bedoelde speciale stempel door respectievelijk de vakken C en D te gebruiken;

 

de aangifte voor douanevervoer wordt afgestempeld hetzij door het douanekantoor van vertrek in het geval van de standaardprocedure hetzij door de toegelaten afzender wanneer artikel 233, lid 4, onder a), van het wetboek van toepassing is.

 
 

3.2.

Wanneer tot de bedrijfscontinuïteitsprocedure is besloten, worden op basis van de informatie van een persoon die douanevervoersgegevens in het elektronische douanevervoersysteem heeft ingevoerd, alle douanevervoersgegevens waaraan een LRN of MRN is toegekend, uit het elektronische douanevervoersysteem verwijderd.

 
 

3.3.

De douaneautoriteiten zien toe op het gebruik van de bedrijfscontinuïteitsprocedure teneinde misbruik te voorkomen.

 
 

4.

Onbeschikbaarheid van het computersysteem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt voor de indiening van de aangifte voor douanevervoer door middel van elektronische gegevensverwerkingstechnieken, of van de koppeling tussen dat computersysteem en het elektronische douanevervoersysteem:

 

de bepalingen van punt 3 van deze bijlage zijn van toepassing;

 

de houder van de regeling informeert de douaneautoriteit wanneer zijn computersysteem of de elektronische koppeling tussen dat computersysteem en het elektronische douanevervoersysteem opnieuw beschikbaar is.

 
 

5.

Onbeschikbaarheid van het computersysteem van de toegelaten afzender of van de elektronische koppeling tussen dat computersysteem en het elektronische douanevervoersysteem.

Wanneer het computersysteem van de toegelaten afzender of de elektronische koppeling tussen dat computersysteem en het elektronische douanevervoersysteem onbeschikbaar is, geldt de volgende procedure:

 

de bepalingen van punt 4 van deze bijlage zijn van toepassing;

 

wanneer de toegelaten afzender in een jaar meer dan 2 % van zijn aangiften in de bedrijfscontinuïteitsprocedure heeft ingediend, wordt beoordeeld of nog aan de voorwaarden van de vergunning wordt voldaan.

 
 

6.

Invoering van de gegevens door de douaneautoriteit.

In de in de punten 4 en 5 van deze bijlage bedoelde gevallen kan de douaneautoriteit de houder van de regeling echter toestaan de aangifte voor douanevervoer in één exemplaar bij het douanekantoor van vertrek in te dienen (met gebruikmaking van het ED of het TAD/TSAD), zodat deze door het elektronische douanevervoersysteem kan worden verwerkt.

HOOFDSTUK III

Werking van de procedure

 
 

7.

Zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling.

Wanneer het douanekantoor van vertrek niet hetzelfde is als het douanekantoor van zekerheidstelling, behoudt dit laatste kantoor een kopie van de verbintenis van de borg. Het origineel wordt door de houder van de regeling overgelegd aan het douanekantoor van vertrek, waar het wordt bewaard. Indien nodig kan het douanekantoor van vertrek om de vertaling verzoeken in de officiële taal of één van de officiële talen van het betrokken land.

 
 

8.

Ondertekening van de aangifte voor douanevervoer en verbintenis van de houder van de regeling.

Met de ondertekening van de aangifte voor douanevervoer neemt de houder van de regeling de verantwoordelijkheid voor:

 

de juistheid van de in de aangifte opgenomen gegevens,

 

de echtheid van de overgelegde documenten,

 

de naleving van alle verplichtingen in verband met de plaatsing van de goederen onder de regeling douanevervoer.

 
 

9.

Identificatiemaatregelen.

Wanneer artikel 300 van deze verordening van toepassing is, vermeldt het douanekantoor van vertrek in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek „Aangebrachte verzegelingen” het volgende:

 

Vrijstelling — 99201.

 
 

10.

Vermeldingen in de aangifte voor douanevervoer en vrijgave van de goederen.

 

Het douanekantoor van vertrek vermeldt de controleresultaten op elk exemplaar van de aangifte voor douanevervoer.

 

Wanneer de controleresultaten met de aangifte overeenkomen, geeft het douanekantoor van vertrek de goederen vrij en vermeldt het de datum van de controle op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer.

 
 

11.

Onder de regeling douanevervoer geplaatste goederen worden vervoerd onder geleide van de exemplaren 4 en 5 van het ED of onder geleide van één exemplaar van het TAD/TSAD, die door het douanekantoor van vertrek aan de houder van de regeling worden gegeven. Exemplaar 1 van het ED en het exemplaar van het TAD/TSAD blijven op het douanekantoor van vertrek.

 
 

12.

Douanekantoor van doorgang.

 
 

12.1.

De vervoerder legt aan elk douanekantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang over, die opgemaakt is op een formulier dat in hoofdstuk V van deel II van deze bijlage is opgenomen. Deze kennisgeving wordt door dat douanekantoor bewaard. In plaats van de kennisgeving van doorgang kan een fotokopie van exemplaar 4 van het ED of een fotokopie van het exemplaar van het TAD/TSAD worden overgelegd en door het douanekantoor van doorgang worden bewaard.

 
 

12.2.

Wanneer de goederen worden vervoerd via een ander douanekantoor van doorgang dan het aangegeven douanekantoor van doorgang, stelt het feitelijke douanekantoor van doorgang het douanekantoor van vertrek daarvan in kennis.

 
 

13.

Aanbrenging bij het kantoor van bestemming.

 
 

13.1.

Het douanekantoor van bestemming registreert de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer en vermeldt daarop de datum van aankomst en de controleresultaten.

 
 

13.2.

Een douanevervoer kan bij een ander kantoor dan het in de aangifte voor douanevervoer aangegeven douanekantoor eindigen. Dat kantoor wordt dan het feitelijke douanekantoor van bestemming.

Wanneer het feitelijke douanekantoor van bestemming onder een andere lidstaat ressorteert dan het aangegeven douanekantoor, vermeldt het feitelijke kantoor van bestemming in het vak „I. Controle door het kantoor van bestemming” van de aangifte voor douanevervoer, naast de gebruikelijke vermeldingen, het volgende visum:

 

Verschillen: douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht ... (referentienummer douanekantoor) —99 203.

 
 

13.3.

Wanneer punt 13.2, tweede alinea, van deze bijlage, van toepassing is en de aangifte voor douanevervoer van het volgende visum is voorzien, houdt het feitelijke douanekantoor van bestemming de goederen onder toezicht en staat het niet toe dat deze een andere bestemming krijgen dan de lidstaat waaronder het douanekantoor van vertrek ressorteert zonder de uitdrukkelijke toestemming van dit laatste kantoor:

 

Bij uitgang uit de Unie zijn de beperkingen of heffingen uit hoofde van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. … van toepassing — 99 204.

 
 

14.

Ontvangstbewijs.

Het ontvangstbewijs kan worden opgemaakt door de ruimte op de achterzijde van exemplaar 5 van het ED of in het in bijlage 72-03 opgenomen formulier te gebruiken.

 
 

15.

Terugzending van exemplaar 5 van het ED of het exemplaar van het TAD/TSAD.

De bevoegde douaneautoriteit van de lidstaat van bestemming zendt exemplaar 5 van het ED onverwijld en in elk geval binnen acht dagen na de beëindiging van de regeling terug aan de douaneautoriteit in de lidstaat van vertrek. Bij gebruik van het TAD/TSAD wordt een kopie van het overgelegde TAD/TSAD op dezelfde voorwaarden teruggezonden als exemplaar 5.

 
 

16.

Kennisgeving aan de houder van de regeling en alternatieve bewijzen van de beëindiging van de regeling.

Wanneer de in punt 15 van deze bijlage bedoelde exemplaren niet binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van bestemming zijn teruggezonden aan de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek, deelt die autoriteit dit aan de houder van de regeling mee met het verzoek het bewijs te leveren dat de regeling naar behoren werd beëindigd.

 
 

17.

Nasporingsprocedure.

 
 

17.1.

Wanneer het douanekantoor van vertrek niet binnen zestig dagen na het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van bestemming over het bewijs beschikt dat de regeling naar behoren werd beëindigd, leidt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek onmiddellijk een nasporingsprocedure in om de informatie te verzamelen die voor de aanzuivering van de regeling noodzakelijk is: Wanneer tijdens de stappen van een nasporingsprocedure wordt vastgesteld dat de regeling Uniedouanevervoer niet kan worden aangezuiverd, stelt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek vast of een douaneschuld is ontstaan.

Als een douaneschuld is ontstaan, neemt de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek de volgende maatregelen:

 

vaststellen wie de schuldenaar is,

 

bepalen welke douaneautoriteiten verantwoordelijk zijn voor de mededeling van de douaneschuld overeenkomstig artikel 102, lid 1, van het wetboek.

 
 

17.2.

Als de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek vóór het verstrijken van die termijnen verneemt dat de regeling Uniedouanevervoer niet naar behoren werd beëindigd, of het vermoeden heeft dat dit het geval is, zendt zij het verzoek onverwijld.

 
 

17.3.

De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid wanneer achteraf wordt ontdekt dat het bewijs van de beëindiging van de regeling douanevervoer werd vervalst en dat de nasporingsprocedure nodig is om de doelstellingen van punt 17.1 van deze bijlage te bereiken.

 
 

18.

Zekerheid — Referentiebedrag.

 
 

18.1.

Voor de toepassing van artikel 156 ziet de houder van de regeling erop toe dat de eventueel opeisbare bedragen, rekening houdend met het vervoer waarvoor de regeling nog niet werd beëindigd, het referentiebedrag niet overschrijden.

 
 

18.2.

Wanneer het referentiebedrag onvoldoende blijkt om het vervoer onder de regeling douanevervoer te dekken, meldt de houder van de regeling dit aan het douanekantoor van zekerheidstelling.

 
 

19.

Certificaten van doorlopende zekerheidstelling, certificaten van ontheffing van zekerheidstelling en bewijzen van zekerheidstelling per aangifte.

 
 

19.1.

Het volgende wordt aan het douanekantoor van vertrek overgelegd:

 

een certificaat van doorlopende zekerheidstelling, op het in hoofdstuk VI opgenomen formulier;

 

certificaten van ontheffing van zekerheidstelling, op het in hoofdstuk VII opgenomen formulier;

 

een bewijs van zekerheidstelling per aangifte, op het in bijlage 32-06 opgenomen formulier.

 
 

19.2.

In aangiften voor douanevervoer worden de gegevens van de certificaten en het bewijs vermeld.

 
 

20.

Bijzondere ladinglijsten.

 
 

20.1.

De douaneautoriteit kan aangiften voor douanevervoer accepteren waarbij ladinglijsten zijn gevoegd die niet voldoen aan alle vereisten in hoofdstuk III van deel II van deze bijlage.

Deze lijsten kunnen alleen worden gebruikt wanneer:

 

ze zijn opgesteld door ondernemingen die voor hun administratie een elektronisch gegevensverwerkingssysteem gebruiken;

 

ze zo zijn ontworpen en ingevuld dat ze probleemloos door de douaneautoriteit kunnen worden gebruikt;

 

hierin, voor elk artikel, de in hoofdstuk IV van deel II van deze bijlage vereiste informatie is opgenomen.

 
 

20.2.

Het kan eveneens worden toegestaan dat ten behoeve van de verzendings/uitvoerformaliteiten opgestelde lijsten waarin de goederen zijn omschreven, worden gebruikt als de in punt 20.1 van deze bijlage bedoelde ladinglijsten, ook wanneer deze lijsten zijn opgesteld door ondernemingen die voor hun administratie geen elektronisch gegevensverwerkingssysteem gebruiken.

 
 

20.3.

De houder van de regeling die voor zijn administratie een elektronisch gegevensverwerkingssysteem gebruikt en reeds bijzondere ladinglijsten gebruikt, kan deze tevens gebruiken voor Uniedouanevervoer dat slechts op één enkel soort goederen betrekking heeft als het systeem van de houder van de regeling deze faciliteit noodzakelijk maakt.

 
 

21.

Gebruik van verzegelingen van een speciale soort.

De houder van de regeling vermeldt in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek „Aangebrachte verzegelingen” het aantal en de individuele kenmerken van de aangebracht verzegelingen.

 
 

22.

Toegelaten afzender — Voorafgaande authenticatie en formaliteiten bij vertrek.

 
 

22.1.

Voor de toepassing van de punten 3 en 5 van deze bijlage bepaalt de vergunning dat vak „C. Kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer:

 

vooraf met het stempel van het douanekantoor van vertrek wordt afgestempeld en door een ambtenaar van dat kantoor wordt ondertekend, of

 

door de toegelaten afzender wordt afgestempeld met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde speciale stempel volgens het in hoofdstuk II van deel II van deze bijlage opgenomen model. Het stempel mag door een daartoe gemachtigde drukkerij op de formulieren worden voorgedrukt.

De toegelaten afzender vermeldt in het vak de datum van verzending van de goederen en kent de aangifte voor douanevervoer een nummer toe volgens de voorschriften in de vergunning.

 
 

22.2.

De douaneautoriteit kan het gebruik voorschrijven van formulieren die van een speciaal onderscheidingsteken zijn voorzien.

 
 

23.

Toegelaten afzender — Bewaring van het stempel.

De toegelaten afzender treft alle noodzakelijke maatregelen om de speciale stempels of de formulieren met het stempel van het douanekantoor van vertrek of een speciale stempel veilig te bewaren.

Hij stelt de douaneautoriteit in kennis van de veiligheidsmaatregelen die hij op grond van de eerste alinea heeft genomen.

 
 

23.1.

Bij misbruik van formulieren die vooraf door het douanekantoor van vertrek zijn afgestempeld of waarop een speciale stempel is aangebracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen die in een bepaald land verschuldigd zijn met betrekking tot de goederen die onder geleide van die formulieren zijn vervoerd, tenzij hij ten genoegen van de douaneautoriteit die hem de vergunning heeft verleend, aantoont dat hij de in punt 23 gevraagde maatregelen heeft genomen.

 
 

24.

Toegelaten afzender — Op de aangiften te vermelden informatie

 
 

24.1.

Uiterlijk op het tijdstip van de verzending van de goederen vult de toegelaten afzender de aangifte voor douanevervoer aan en vermeldt hij, in voorkomend geval, in vak 44 de overeenkomstig artikel 298 van deze verordening verplichte route en in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” de overeenkomstig artikel 297 van deze verordening vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming worden aangebracht, de toegepaste identificatiemaatregelen en het volgende visum:

 

Toegelaten afzender — 99206

 
 

24.2.

Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vertrek vóór het vertrek van een zending een controle instelt, registreert zij dit feit in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte.

 
 

24.3.

Na de verzending wordt exemplaar 1 van het ED of het exemplaar van het TAD/TSAD onverwijld aan het douanekantoor van vertrek geleverd overeenkomstig de voorschriften die in de vergunning zijn vastgesteld. De andere exemplaren begeleiden de goederen overeenkomstig punt 11 van deze bijlage.

 
 

25.

Toegelaten afzender — Vrijstelling van ondertekening.

 
 

25.1.

De douaneautoriteit kan de toegelaten afzender vrijstellen van de verplichting tot ondertekening van de aangiften voor douanevervoer die van het in hoofdstuk II van deel II van deze bijlage bedoelde speciale stempel zijn voorzien en die met behulp van een elektronisch gegevensverwerkingssysteem zijn opgemaakt. Deze vrijstelling kan pas worden verleend nadat de toegelaten afzender de douaneautoriteit een schriftelijke verklaring heeft gegeven dat hij als houder van de regeling optreedt voor alle douanevervoer onder geleide van aangiften voor douanevervoer die van het speciale stempel zijn voorzien.

 
 

25.2.

In de overeenkomstig punt 25.1 van deze bijlage opgemaakte aangiften voor douanevervoer wordt in het voor de handtekening van de houder van de regeling bestemde vak het volgende vermeld:

 

Van ondertekening vrijgesteld — 99207

 
 

26.

Toegelaten geadresseerde — Verplichtingen.

 
 

26.1.

Wanneer de goederen op een in de vergunning aangewezen plaats aankomen, stelt de toegelaten geadresseerde het douanekantoor van bestemming onverwijld daarvan in kennis. Hij doet opgave van de datum van aankomst, de staat van de eventueel aangebrachte verzegelingen en eventuele onregelmatigheden op de bij de goederen gevoegde exemplaren 4 en 5 van het ED of op het exemplaar van het TAD/TSAD overeenkomstig de voorschriften die in de vergunning zijn vastgesteld.

 
 

26.2.

Het douanekantoor van bestemming brengt de in punt 13 van deze bijlage voorgeschreven vermeldingen aan op de exemplaren 4 en 5 van het ED of op het exemplaar van het TAD/TSAD.

DEEL II

HOOFDSTUK I

Modellen van de stempels die voor de bedrijfscontinuïteitsprocedure worden gebruikt

  • 1. 
    Stempel nr. 1

Image

(afmetingen: 26 × 59 mm)

  • 2. 
    Stempel nr. 2

Image

(afmetingen: 26 × 59 mm)

HOOFDSTUK II

Model van een speciale stempel die door een toegelaten afzender wordt gebruikt

Image

(afmetingen: 55 × 25 mm)

 

1.

Wapen, teken of letter waarmee het land wordt aangeduid

 

2.

Referentienummer van het douanekantoor van vertrek

 

3.

Nummer van de aangifte

 

4.

Datum

 

5.

Toegelaten afzender

 

6.

Nummer van de vergunning

HOOFDSTUK III

Ladinglijst

Image

HOOFDSTUK IV

Toelichting bij de ladinglijst

Afdeling 1

  • 1. 
    Definitie
 
 

1.1.

De ladinglijst is een document dat de in deze bijlage omschreven kenmerken bezit.

 
 

1.2.

Ze kan worden gebruikt in combinatie met de aangifte voor douanevervoer in het kader van de toepassing van punt.2.2 van deze bijlage.

  • 2. 
    Vorm van de ladinglijst
 
 

2.1.

Alleen de voorzijde van het formulier kan als ladinglijst worden gebruikt.

 
 

2.2.

De ladinglijst bestaat uit:

 

a)

het opschrift „ladinglijst”;

 

b)

een vak van 70 mm × 55 mm dat verdeeld is in een bovenvak van 70 mm × 15 mm en een ondervak van 70 mm × 40 mm;

 

c)

kolommen die in de volgorde hieronder de volgende titel dragen:

 

volgnummer,

 

merken, nummers, aantal en soort van de colli, omschrijving van de goederen,

 

land van verzending/uitvoer,

 

brutomassa (kg),

 

voor de douane bestemd vak.

De gebruikers kunnen de breedte van deze kolommen aan hun behoeften aanpassen. De kolom „voor de douane bestemd vak” moet echter ten minste 30 mm breed zijn. De gebruikers kunnen de andere ruimten dan de onder a), b) en c) genoemde ruimten vrij benutten.

 
 

2.3.

Onmiddellijk onder de laatst vermelde gegevens moet een horizontale lijn worden getrokken en moet de niet-benutte ruimte worden doorgehaald om te voorkomen dat hier later nog gegevens worden toegevoegd.

Afdeling 2

In de verschillende rubrieken te vermelden gegevens

  • 1. 
    Vak

1.1.   Bovenste deelvak

Wanneer een ladinglijst bij een aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd, vermeldt de houder van de regeling in het bovenste deelvak „T1”, „T2” of „T2F”.

1.2.   Onderste deelvak

In dit deelvak moeten de gegevens worden vermeld die in punt 4 van afdeling 3 hieronder zijn opgenomen.

  • 2. 
    Kolommen

2.1.   Volgnummer

Elk artikel dat op de ladingslijst voorkomt, wordt door een volgnummer voorafgegaan.

2.2.   Merken, nummers, aantal en soort van de colli, omschrijving van de goederen

De vereiste gegevens worden verstrekt overeenkomstig bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

Wanneer bij een aangifte voor douanevervoer een ladinglijst wordt gevoegd, moet in de lijst de informatie worden opgenomen die voorkomt in de vakken 31 (Colli en omschrijving van de goederen), 40 (Summiere aangifte/Voorafgaande documenten), 44 (Aanvullende informatie, overgelegde documenten, certificaten en vergunningen) en, in voorkomend geval, in de vakken 33 (Goederencode) en 38 (Nettomassa (kg)) van de aangifte voor douanevervoer.

2.3.   Land van verzending/uitvoer

Vermeld de naam van de lidstaat waaruit de goederen worden verzonden of uitgevoerd.

2.4.   Brutomassa (kg)

Vermeld de gegevens die in vak 35 van het ED zijn vermeld (zie bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446).

Afdeling 3

Gebruik van de ladinglijsten

 
 

1.

Het is niet mogelijk bij een aangifte voor douanevervoer zowel een ladinglijst als één of meer aanvullende formulieren te voegen.

 
 

2.

Bij het gebruik van een ladinglijst worden de vakken 15 (Land van verzending/uitvoer), 32 (Artikelnummer), 33 (Goederencode), 35 (Brutomassa (kg)), 38 (Nettomassa (kg)), 40 (Summiere aangifte/Voorafgaande documenten) en, in voorkomend geval, 44 (Aanvullende informatie, overgelegde documenten, certificaten en vergunningen) van het formulier van de aangifte voor douanevervoer doorgehaald en mag vak 31 (Colli en omschrijving van de goederen) niet worden gebruiken om de merken, nummers, aantal en soort van de colli of omschrijving van de goederen te vermelden. In vak 31 (Colli en omschrijving van de goederen) van de aangifte voor douanevervoer wordt verwezen naar het volgnummer en de afkorting van de verschillende ladinglijsten.

 
 

3.

De ladinglijst moet in evenveel exemplaren worden overgelegd als het aantal exemplaren van een aangifte voor douanevervoer waarop zij betrekking heeft.

 
 

4.

Bij de registratie van een aangifte voor douanevervoer moet de ladinglijst van hetzelfde registratienummer worden voorzien als de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer waarop zij betrekking heeft. Dit nummer moet worden aangebracht met een stempel waarin de naam van het douanekantoor van vertrek voorkomt, of met de hand. In dat laatste geval moet het met het officiële stempel van het douanekantoor van vertrek worden geviseerd.

De ondertekening van de formulieren door een ambtenaar van het douanekantoor van vertrek is facultatief.

 
 

5.

Wanneer bij één aangifte voor douanevervoer verschillende ladinglijsten worden gevoegd, voorziet de houder van de regeling die van een volgnummer. Het aantal van de bijgevoegde ladinglijsten wordt in vak 4 (Ladinglijsten) vermeld.

 
 

6.

Het voor het formulier van de ladinglijst te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is, heeft een gewicht van ten minste 40 g/m2 en is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier kan door de betrokkenen zelf worden gekozen. Het formaat van het formulier is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.

HOOFDSTUK V

Kennisgevingen van doorgang

Image

HOOFDSTUK VI

Certificaat van doorlopende zekerheid

Image

Image

HOOFDSTUK VII

Certificaat van ontheffing van zekerheidstelling

Image

Image

HOOFDSTUK VIII

Toelichting bij het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling

  • 1. 
    Op de voorzijde te vermelden gegevens

Na afgifte kunnen geen gegevens meer worden gewijzigd, toegevoegd of geschrapt in de vakken 1 tot en met 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en in de vakken 1 tot en met 7 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling.

1.1.   Code munteenheid

De lidstaten vullen in vak 6 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling en in vak 5 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling de ISO-alfa-3 muntcode (ISO 4217) van de gebruikte munteenheid in.

1.2.   Viseringen

Wanneer de houder van de regeling zich ertoe verbonden heeft al zijn aangiften voor douanevervoer bij één specifiek douanekantoor van vertrek in te dienen, moet de naam van dit kantoor in hoofdletters in vak 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of in vak 7 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling worden vermeld.

1.3.   Viseringen van de certificaten bij verlenging van de geldigheid

Wanneer de geldigheidsduur van een certificaat wordt verlengd, moet het douanekantoor van zekerheidstelling vak 9 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of vak 8 van het certificaat van ontheffing van zekerheidstelling viseren.

  • 2. 
    Op de achterzijde te vermelden gegevens — Personen die gemachtigd zijn de aangiften voor douanevervoer te ondertekenen
 
 

2.1.

Bij de afgifte van een certificaat of op enig ander tijdstip tijdens de geldigheidsduur van dit certificaat vermeldt de houder van de regeling op de achterzijde van het certificaat de namen van de personen die hij heeft gemachtigd om de aangiften voor douanevervoer te ondertekenen. Elke vermelding bevat de naam en voornaam van de gemachtigde en een voorbeeld van diens handtekening en wordt door de houder van de regeling ondertekend. De houder van de regeling kan de vakken die hij niet wenst te gebruiken, doorhalen.

 
 

2.2.

De houder van de regeling kan dergelijke machtigingen te allen tijde intrekken.

 
 

2.3.

Iedere persoon wiens naam vermeld is op de achterzijde van een certificaat dat bij het douanekantoor van vertrek wordt aangeboden, wordt als de gemachtigde vertegenwoordiger van de houder van de regeling beschouwd.

  • 3. 
    Technische voorschriften
 
 

3.1.

Het voor de certificaten van doorlopende zekerheidstelling en de certificaten van ontheffing van zekerheidstelling te gebruiken papier is wit, houtvrij en weegt ten minste 100 g/m2. Het is aan de voor- en achterzijde van een geguillocheerde ondergrond voorzien die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. Deze ondergrond is:

 

groen voor certificaten van doorlopende zekerheidstelling;

 

lichtblauw voor certificaten van ontheffing van zekerheidstelling.

 
 

3.2.

Het formaat van het formulier is 210 × 148 mm.

 
 

3.3.

De lidstaten moeten de formulieren voor de certificaten drukken of laten drukken. Elk certificaat is voorzien van een volgnummer.

 
 

3.4.

Op de formulieren mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen worden aangebracht door de onjuiste gegevens door te halen en, in voorkomend geval, de gewenste gegevens toe te voegen. Elke aldus aangebrachte wijziging wordt ondertekend door degene die deze aanbrengt en geviseerd door de douaneautoriteit.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.