Verordening 2015/2192 - Verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol bij de visserijovereenkomst met Mauritanië voor een periode van vier jaar tot vaststelling van vangstmogelijkheden en tegenprestatie

1.

Wettekst

1.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 315/72

 

VERORDENING (EU) 2015/2192 VAN DE RAAD

van 10 november 2015

betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 30 november 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1801/2006 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië (1) vastgesteld (hierna „de partnerschapsovereenkomst” genoemd).

 

(2)

Het meest recente protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst is verstreken op 16 december 2014.

 

(3)

Op 10 juli 2015 hebben de Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië een nieuw protocol (2) bij de partnerschapsovereenkomst geparafeerd (hierna „het protocol” genoemd). Bij dit protocol worden aan de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden verleend in de visserijzone waarover de Islamitische Republiek Mauritanië de jurisdictie heeft.

 

(4)

Op 10 november 2015 heeft de Raad Besluit (EU) 2015/2191 (3) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld.

 

(5)

Bepaald moet worden hoe de vangstmogelijkheden voor de looptijd van het protocol over de lidstaten moeten worden verdeeld.

 

(6)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (4) moet de Commissie, als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens het protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen. Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. Deze termijn moet door de Raad worden vastgesteld.

 

(7)

Artikel 14 van het protocol voorziet in de mogelijkheid om het protocol vanaf de datum van de ondertekening ervan voorlopig toe te passen.

 

(8)

Deze verordening dient van toepassing te zijn vanaf de datum van ondertekening van het protocol,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in het kader van het protocol worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
 

a)

Categorie 1 — Vaartuigen voor de visserij op schaaldieren met uitzondering van langoesten en krabben

 

Spanje:

4 150 ton

Italië:

600 ton

Portugal:

250 ton

Voor deze categorie mogen maximaal 25 vaartuigen tegelijk in Mauritaanse wateren worden ingezet.

 

b)

Categorie 2 — Trawlers (andere dan vriesvaartuigen) en vaartuigen voor de visserij met de grondbeug op zwarte heek

 

Spanje:

6 000 ton

Voor deze categorie mogen maximaal 6 vaartuigen tegelijk in Mauritaanse wateren worden ingezet.

 

c)

Categorie 3 — Vaartuigen voor de visserij op andere demersale vissoorten dan zwarte heek met ander vistuig dan trawls

 

Spanje:

3 000 ton

Voor deze categorie mogen maximaal 6 vaartuigen tegelijk in Mauritaanse wateren worden ingezet.

 

d)

Categorie 4 — Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen

 

Spanje:

17 jaarlijkse vergunningen

Frankrijk:

8 jaarlijkse vergunningen

 

e)

Categorie 5 — Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel en met de drijvende beug

 

Spanje:

14 jaarlijkse vergunningen

Frankrijk:

1 jaarlijkse vergunning

 

f)

Categorie 6 — Vriestrawlers voor de pelagische visserij

 

Duitsland:

12 560 ton

Frankrijk:

2 615 ton

Letland:

53 913 ton

Litouwen:

57 642 ton

Nederland:

62 592 ton

Polen:

26 112 ton

Verenigd Koninkrijk:

8 531 ton

Ierland:

8 535 ton

Elk jaar van de geldigheidsduur van het protocol beschikken de lidstaten over de volgende aantallen driemaandelijkse vergunningen:

 

Duitsland:

4

Frankrijk:

2

Letland:

20

Litouwen:

22

Nederland:

16

Polen:

8

Verenigd Koninkrijk:

2

Ierland:

2

De lidstaten delen de Commissie mee of bepaalde vergunningen ter beschikking van andere lidstaten mogen komen.

Voor deze categorie mogen maximaal 19 vaartuigen tegelijk in Mauritaanse wateren worden ingezet.

 

g)

Categorie 7 — Koelvaartuigen voor de pelagische visserij

 

Ierland:

15 000 ton

Bij niet-benutting mogen deze vangstmogelijkheden worden overgeheveld naar categorie 6 overeenkomstig de voor die categorie geldende verdeelsleutel. Ierland deelt de Commissie uiterlijk op 1 juli van elk jaar van de geldigheidsduur van het protocol mee of de vangstmogelijkheden ter beschikking van andere lidstaten mogen komen.

  • 2. 
    Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de partnerschapsovereenkomst.
  • 3. 
    Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle krachtens het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.
  • 4. 
    De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarbinnen de lidstaten moeten bevestigen dat zij de krachtens de partnerschapsovereenkomst toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie aan de lidstaten heeft meegedeeld dat de vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

  • P. 
    GRAMEGNA
 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 1801/2006 van de Raad van 30 november 2006 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië (PB L 343 van 8.12.2006, blz. 1).
  • (2) 
    Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar (zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad).
  • (3) 
    Besluit (EU) 2015/2191 van de Raad van 10 november 2015 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.