Besluit 2014/668 - Ondertekening en voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst met Oekraïne wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft - Hoofdinhoud
20.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 278/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 23 juni 2014
inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft
(2014/668/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea, alsmede artikel 218, lid 7,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 22 januari 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen met Oekraïne te openen met het oog op de sluiting van een nieuwe overeenkomst tussen de Unie en Oekraïne ter vervanging van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (1). |
(2) |
Rekening houdend met de nauwe historische banden en de steeds intensievere betrekkingen tussen de partijen, alsmede hun wens om de betrekkingen op ambitieuze en innovatieve wijze te versterken en te verbreden, werden de onderhandelingen over de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (hierna „de overeenkomst” genoemd) met succes afgerond en werd de overeenkomst in 2012 geparafeerd. |
(3) |
De overeenkomst moet namens de Unie worden ondertekend en de aan dit besluit gehechte slotakte moet worden goedgekeurd. De overeenkomst dient gedeeltelijk op voorlopige basis te worden toegepast overeenkomstig artikel 486 ervan, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting van de overeenkomst vereiste procedures. |
(4) |
De voorlopige toepassing van delen van de overeenkomst laat de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten conform de Verdragen onverlet. |
(5) |
Dit besluit heeft geen betrekking op de bepalingen van artikel 17 van de overeenkomst dat specifieke verplichtingen bevat betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij, en dewelke binnen het toepassingsgebied van het derde deel van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vallen. Het doel en de inhoud van die bepalingen onderscheiden zich en zijn onafhankelijk van het doel en de inhoud van de andere bepalingen van de overeenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de partijen. Een apart besluit betreffende artikel 17 van de overeenkomst zal gelijktijdig met onderhavig besluit worden vastgesteld. |
(6) |
Op grond van artikel 218, lid 7, VWEU kan de Raad de Commissie machtigen om wijzigingen in de overeenkomst goed te keuren, die moeten worden vastgesteld door het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, als beschreven in artikel 465, lid 4, van de overeenkomst, op voorstel van het krachtens artikel 211 van de overeenkomst opgerichte Subcomité geografische aanduidingen. |
(7) |
De relevante procedures voor de bescherming van de geografische aanduidingen die ingevolge de overeenkomst worden beschermd, dienen te worden vastgelegd. |
(8) |
De overeenkomst mag niet aldus worden uitgelegd dat daaraan rechten kunnen worden ontleend of dat deze verplichtingen bevat die rechtstreeks voor de rechterlijke instanties van de Unie of van de lidstaten kunnen worden ingeroepen. |
(9) |
Ingevolge de ondertekening van de preambule, artikel 1, en de titels I, II en VII van de overeenkomst tijdens de topbijeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, die op 21 maart 2014 te Brussel heeft plaatsgevonden, dienen de resterende delen van de overeenkomst te worden ondertekend, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt, namens de Unie, machtiging verleend voor de ondertekening van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (hierna „de overeenkomst” genoemd), wat de titels III (met uitzondering van artikel 17), IV, V en VI, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst en overeenkomstig de slotakte (2).
Artikel 2
-
1.De aan de overeenkomst gehechte verklaring wordt namens de Unie goedgekeurd.
-
2.De aan dit besluit gehechte slotakte wordt namens de Unie goedgekeurd.
Artikel 3
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om de overeenkomst en de slotakte namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 4
In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst worden overeenkomstig artikel 486 van de overeenkomst en met inachtneming van de kennisgevingen waarin de overeenkomst voorziet, de volgende delen van de overeenkomst voorlopig toegepast tussen de Unie en Oekraïne (3), doch enkel en alleen voor zover zij betrekking hebben op aangelegenheden die binnen de bevoegdheid van de Unie vallen:
— |
titel III: de artikelen 14 en 19; |
— |
titel IV (met uitzondering van artikel 158 voor zover dit artikel betrekking heeft op de strafrechtelijke handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, en met uitzondering van de artikelen 285 en 286, voor zover die artikelen betrekking hebben op administratieve procedures, toetsing en beroep op het niveau van de lidstaten. De voorlopige toepassing van artikel 279 laat de soevereine rechten van de lidstaten ten aanzien van hun koolwaterstoffen overeenkomstig het internationale recht, daaronder begrepen hun rechten en plichten als partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982, onverlet. De voorlopige toepassing van artikel 280, lid 3, door de Unie laat de bestaande afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten inzake het verlenen van vergunningen voor de prospectie, exploratie en productie van koolwaterstoffen, onverlet. |
— |
titel V: hoofdstuk 1 (met uitzondering van artikel 338, onder k), en de artikelen 339 en 342), hoofdstuk 6 (met uitzondering van artikel 361, artikel 362, lid 1, onder c), artikel 364 en artikel 365, onder a) en c)), hoofdstuk 7 (met uitzondering van artikel 368, lid 3, en artikel 369, onder a) en d) (4)), hoofdstuk 12 en hoofdstuk 17 (met uitzondering van artikel 404, onder h)), hoofdstuk 18 (met uitzondering van artikel 410, onder b), en artikel 411), de hoofdstukken 20, 26 en 28, alsmede de artikelen 353 en 428; |
— |
titel VI; |
— |
titel VII (met uitzondering van artikel 479, lid 1), voor zover de bepalingen van deze titel enkel strekken tot de voorlopige toepassing van de overeenkomst overeenkomstig dit artikel; |
— |
de bijlagen I tot en met XXVI, bijlage XXVII (met uitzondering van nucleaire aangelegenheden), de bijlagen XXVIII tot en met XXXVI (met uitzondering van punt 3 van bijlage XXXII), |
— |
de bijlagen XXXVIII tot en met XLI en de bijlagen XLIII en XLIV, alsmede de protocollen I tot en met III. |
Artikel 5
Voor de toepassing van artikel 211 van de overeenkomst worden wijzigingen aan de overeenkomst als gevolg van besluiten van het Subcomité geografische aanduidingen door de Commissie namens de Unie goedgekeurd. Indien belanghebbende partijen, nadat bezwaren in verband met een geografische aanduiding naar voren zijn gebracht, geen overeenstemming kunnen bereiken, stelt de Commissie een standpunt vast op basis van de procedure in artikel 57, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (5).
Artikel 6
-
1.Een ingevolge onderafdeling 3 „Geografische aanduidingen”, of afdeling 2 van hoofdstuk 9 van titel IV van de overeenkomst beschermde naam mag worden gebruikt door iedere marktdeelnemer die landbouwproducten, levensmiddelen, wijn, gearomatiseerde wijn of gedistilleerde dranken in de handel brengt die aan de desbetreffende specificatie voldoen.
-
2.Overeenkomstig artikel 207 van de overeenkomst handhaven de lidstaten en de instellingen van de Unie de in de artikelen 204 tot en met 206 van titel IV van de overeenkomst bedoelde bescherming, ook op verzoek van een belanghebbende.
Artikel 7
De overeenkomst wordt niet aldus uitgelegd dat daaraan rechten kunnen worden ontleend of dat deze verplichtingen bevat die rechtstreeks voor de rechterlijke instanties van de Unie of van de lidstaten kunnen worden ingeroepen.
Artikel 8
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 23 juni 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
-
C.ASHTON
-
Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (PB L 49 van 19.2.1998, blz. 3).
-
De tekst van de overeenkomst is samen met Besluit 2014/295/EU van de Raad van 17 maart 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, betreffende de preambule, artikel 1 en de titels I, II en VII daarvan, bekendgemaakt (PB L 161 van 29.5.2014, blz. 1).
-
De datum met ingang waarvan de overeenkomst voorlopig wordt toegepast, zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
-
De verwijzing in artikel 369, onder c), naar de „uitwerking van financieringsstrategieën voor onderhoud, capaciteitsknelpunten en ontbrekende infrastructuurverbindingen” schept geen financieringsverplichtingen voor de lidstaten.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.