Verordening 2015/2072 - Vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn - Hoofdinhoud
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/1 |
VERORDENING (EU) 2015/2072 VAN DE RAAD
van 17 november 2015
tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014 en Verordening (EU) 2015/104
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 43, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststelt. |
(2) |
Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moeten instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld, rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en van andere adviesinstanties, alsmede met eventueel advies van adviesraden. |
(3) |
De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd, mede met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). |
(4) |
De totale toegestane vangsten (TAC's) dienen derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij wordt gezorgd voor een gelijke behandeling van de visserijsectoren, en in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht. |
(5) |
De vangstmogelijkheden voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, moeten overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften worden vastgesteld. Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee worden vastgesteld overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (2) vervatte voorschriften. |
(6) |
Wegens wijzigingen in de biologie van het oostelijke kabeljauwbestand was de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) niet in staat de biologische referentiepunten voor kabeljauwbestanden in de ICES-deelsectoren 25-32 vast te stellen en heeft hij als alternatief aanbevolen de TAC voor dat kabeljauwbestand vast te stellen aan de hand van de aanpak voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn. Bij gebrek aan biologische referentiepunten was het onmogelijk om de vangstmogelijkheden voor het kabeljauwbestand in deze deelsectoren volgens de in Verordening (EG) nr. 1098/2007 vervatte voorschriften vast te stellen en toe te wijzen. Aangezien de duurzaamheid van het kabeljauwbestand ernstig kan worden bedreigd als geen vangstmogelijkheden worden vastgesteld en toegewezen, is het, als bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB als omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013, raadzaam de TAC vast te stellen op basis van de aanpak voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn, op een niveau dat overeenstemt met de benadering die door de ICES is ontwikkeld en aanbevolen. |
(7) |
Als gevolg van de nieuwe aanpak die de ICES met betrekking tot wetenschappelijk advies hanteert voor het vaststellen van vangstmogelijkheden voor kabeljauw in de deelsectoren 22-24, is het dienstig een stapsgewijze aanpak ter beperking van de vangstmogelijkheden te volgen. |
(8) |
In het licht van het meest recente wetenschappelijke advies is het met het oog op de bescherming van de paaiplaatsen van het westelijk kabeljauwbestand raadzaam vangstmogelijkheden vast te stellen buiten de paaitijd (15 februari-31 maart 2016, en bijgevolg niet in de maand april, zoals voorheen). Door de vangstmogelijkheden op die manier vast te stellen wordt een bijdrage geleverd tot de positieve ontwikkeling van het bestand en derhalve tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB als omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(9) |
In Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt als een van de doelen van het GVB gesteld dat het exploitatieniveau voor de maximale duurzame opbrengst indien mogelijk tegen 2015, en geleidelijk toenemend voor alle bestanden uiterlijk 2020 wordt verwezenlijkt. Aangezien het bereiken van dat exploitatieniveau in 2016 ernstige gevolgen zou hebben voor de sociale en economische duurzaamheid van de vloten die op de sprot- en haringbestanden vissen, is het aanvaardbaar als dat exploitatieniveau uiterlijk in 2017 wordt gehaald. De vangstmogelijkheden voor 2016 voor deze bestanden moeten zodanig worden vastgesteld dat het exploitatieniveau voor de maximale duurzame opbrengst trapsgewijs tegen die tijd wordt gehaald. |
(10) |
De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name de artikelen 33 en 34 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de toezending van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden aan de Commissie. Daarom moeten in de onderhavige verordening de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen. |
(11) |
Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, onder meer, op grond van de artikelen 3 en 4, in de vorm van flexibiliteit voor bestanden waarvoor TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel en analytische TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC's, in het bijzonder op basis van de biologische situatie van de bestanden, voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn. Recent is deze jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB, en tot een verslechtering in de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden vastgesteld dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing zijn op analytische TAC's wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(12) |
In het licht van het door de Russische Federatie ingestelde embargo op de invoer van bepaalde landbouw- en visserijproducten uit de Unie, is er in 2015 een flexibiliteit van 25 % inzake het overdragen van ongebruikte vangstmogelijkheden ingevoerd voor de bestanden die het ergst of het meest rechtstreeks door het Russische embargo zijn getroffen. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden, namelijk de verlenging en uitbreiding van dit embargo ten aanzien van de Unie en de onbeschikbaarheid van bepaalde traditionele markten, en in het licht van het wetenschappelijk advies, moeten de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden die in 2015 niet zijn opgebruikt, tot maximaal 25 % en, voor het makreelbestand in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot maximaal 17,5 % van de oorspronkelijke quota voor 2015 kunnen worden overgedragen naar 2016. Het is derhalve aangewezen dat zowel in Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad (5) als in Verordening (EU) nr. 2015/104 van de Raad (6) een dergelijke flexibiliteit is opgenomen. Andere vormen van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden mogen voor de betrokken bestanden niet gelden. |
(13) |
Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2016. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden. Om de redenen die in overweging 12 zijn genoemd, zijn de bepalingen inzake het overdragen van vangstmogelijkheden die in 2015 niet zijn gebruikt van toepassing met ingang van 1 januari 2015, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt vastgesteld welke vangstmogelijkheden in 2016 in de Oostzee van toepassing zijn op bepaalde visbestanden en groepen visbestanden.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op Unievissersvaartuigen die actief zijn in de Oostzee.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
-
1.„ICES”: de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee;
-
2.„Oostzee”: de ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId;
-
3.„deelsector”: een ICES-deelsector van de Oostzee als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (7);
-
4.„vissersvaartuig”: elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee;
-
5.„Unievissersvaartuig”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;
-
6.„bestand”: in een bepaald beheersgebied voorkomende biologische rijkdom van de zee;
-
7.„totale toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die mag worden:
i) |
gevangen in één jaar, in het geval van visserijen waarop een aanlandingsverplichting van toepassing is op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, of |
ii) |
aangeland in één jaar, in het geval van visserijen waarop geen aanlandingsverplichting van toepassing is op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
-
8.„quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land.
HOOFDSTUK II
VANGSTMOGELIJKHEDEN
Artikel 4
TAC's en toewijzingen
De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 5
Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen van vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
a) |
het uitwisselen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
b) |
kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; |
c) |
extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
d) |
hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
e) |
verlagingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
Artikel 6
Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten waarop de aanlandingsverplichting niet van toepassing is
-
1.Vis van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die is gevangen in visserijen als gespecificeerd in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, moet worden aangeland op grond van de in artikel 15 van die verordening vastgestelde aanlandingsverplichting.
-
2.Vangsten en bijvangsten van schol mogen slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland wanneer deze zijn bovengehaald door Unievissersvaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat die over een niet-opgebruikt quotum beschikt.
-
3.De in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, worden in de bijlage vastgesteld met het oog op de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken, in dat artikel bedoelde, quota.
HOOFDSTUK III
FLEXIBILITEIT BIJ DE VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR BEPAALDE BESTANDEN
Artikel 7
Wijziging van Verordening (EU) 2015/104
In Verordening (EU) 2015/104 wordt het volgende artikel ingevoegd:
„Artikel 18 bis
Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden
-
1.Dit artikel is van toepassing op de volgende bestanden:
a) |
makreel in sectoren IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en IIId; |
b) |
makreel in sectoren VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV; |
c) |
makreel in Noorse wateren van IIa en IVa; |
d) |
haring in Unie-, Noorse en internationale wateren van I en II; |
e) |
haring in de Noordzee, ten noorden van 53° NB; |
f) |
haring in sectoren IVc en VIId; |
g) |
haring in sectoren VIIa, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk; |
h) |
horsmakreel in Uniewateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; in Unie- en internationale wateren van Vb; in internationale wateren van XII en XIV. |
-
2.Hoeveelheden tot 25 % van de oorspronkelijke quota van een lidstaat voor de in lid 1, punten d) tot en met h), genoemde bestanden die in 2015 niet zijn gebruikt, worden toegevoegd bij de berekening van het quotum van de betrokken lidstaat voor het betrokken bestand voor 2016. Dat percentage bedraagt 17,5 % voor de in lid 1, punten a) tot en met c), genoemde bestanden. Hoeveelheden die aan andere lidstaten worden overgedragen overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden afgetrokken, worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de gebruikte en de niet-gebruikte hoeveelheden als bedoeld in dit lid.
-
3.Indien een lidstaat de in lid 2 van dit artikel geboden mogelijkheid heeft gebruikt met betrekking tot een specifiek bestand, kan geen andere vorm van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden van toepassing zijn op dat bestand.”.
Artikel 8
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014
In Verordening (EU) nr. 1221/2014 wordt het volgende artikel ingevoegd:
„Artikel 5 bis
Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden
-
1.Dit artikel is van toepassing op de volgende bestanden:
a) |
haring in ICES-deelsectoren 30-31; |
b) |
haring in de Uniewateren van ICES-deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32; |
c) |
haring in ICES-deelsector 28.1; |
d) |
sprot in de Uniewateren van ICES-deelsectoren 22-32. |
-
2.Hoeveelheden tot 25 % van de oorspronkelijke quota van een lidstaat voor de in lid 1 genoemde bestanden die in 2015 niet zijn gebruikt, worden toegevoegd bij de berekening van het quotum van de betrokken lidstaat voor het betrokken bestand voor 2016. Hoeveelheden die aan andere lidstaten worden overgedragen overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden afgetrokken, worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de gebruikte en de niet-gebruikte hoeveelheden als bedoeld in dit lid.
-
3.Indien een lidstaat de in lid 2 van dit artikel geboden mogelijkheid heeft gebruikt met betrekking tot een specifiek bestand, is geen andere vorm van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden van toepassing op dat bestand.”.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 9
Toezending van gegevens
Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de gevangen of aangelande hoeveelheden vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.
Artikel 10
Flexibiliteit
-
1.Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor voorzorgs-TAC's zijn vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.
-
2.Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruik maakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.
De artikelen 7 en 8 zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 november 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.ASSELBORN
-
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
-
Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
-
Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad van 10 november 2014 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) nr. 1180/2013 (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16).
-
Verordening (EU) nr. 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).
BIJLAGE
Naar soort en gebied uitgesplitste TAC's voor vaartuigen van de Unie in gebieden waar TAC's gelden
Onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.
Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.
De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.
Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Clupea harengus |
HER |
Haring |
Gadus morhua |
COD |
Kabeljauw |
Pleuronectes platessa |
PLE |
Schol |
Salmo salar |
SAL |
Atlantische zalm |
Sprattus sprattus |
SPR |
Sprot |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsectoren 30-31 HER/3D30.; HER/3D31. |
|
Finland |
99 098 |
|||
Zweden |
21 774 |
|||
Unie |
120 872 |
|||
TAC |
120 872 |
Analytische TAC |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsectoren 22-24 HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24. |
|
Denemarken |
3 683 |
|||
Duitsland |
14 496 |
|||
Finland |
2 |
Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |
||
Polen |
3 419 |
|||
Zweden |
4 674 |
|||
Unie |
26 274 |
|||
TAC |
26 274 |
Analytische TAC Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.2; HER/3D29.; HER/3D32. |
|
Denemarken |
3 905 |
|||
Duitsland |
1 035 |
|||
Estland |
19 942 |
Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |
||
Finland |
38 927 |
|||
Letland |
4 921 |
|||
Litouwen |
5 182 |
|||
Polen |
44 224 |
|||
Zweden |
59 369 |
|||
Unie |
177 505 |
|||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsector 28.1 HER/03D.RG |
|
Estland |
16 124 |
|||
Letland |
18 791 |
Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |
||
Unie |
34 915 |
|||
TAC |
34 915 |
Analytische TAC |
Soort |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 25-32 COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32. |
|
Denemarken |
9 451 |
|||
Duitsland |
3 760 |
|||
Estland |
921 |
|||
Finland |
723 |
|||
Letland |
3 514 |
|||
Litouwen |
2 315 |
|||
Polen |
10 884 |
|||
Zweden |
9 575 |
|||
Unie |
41 143 |
|||
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Deelsectoren 22-24 COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24. |
|
Denemarken |
5 552 (1) |
|||
Duitsland |
2 715 (1) |
|||
Estland |
123 (1) |
|||
Finland |
109 (1) |
|||
Letland |
459 (1) |
|||
Litouwen |
298 (1) |
|||
Polen |
1 486 (1) |
|||
Zweden |
1 978 (1) |
|||
Unie |
12 720 (1) |
|||
TAC |
12 720 (1) |
Analytische TAC Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 22-32 PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32. |
|
Denemarken |
2 890 |
|||
Duitsland |
321 |
|||
Polen |
605 |
|||
Zweden |
218 |
|||
Unie |
4 034 |
|||
TAC |
4 034 |
Analytische TAC |
Soort: |
Atlantische zalm Salmo salar |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 22-31 SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31. |
|
Denemarken |
19 879 (2) |
|||
Duitsland |
2 212 (2) |
|||
Estland |
2 020 (2) |
|||
Finland |
24 787 (2) |
|||
Letland |
12 644 (2) |
|||
Litouwen |
1 486 (2) |
|||
Polen |
6 030 (2) |
|||
Zweden |
26 870 (2) |
|||
Unie |
95 928 (2) |
|||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Atlantische zalm Salmo salar |
Gebied: |
Uniewateren van deelsector 32 SAL/3D32. |
|
Estland |
1 344 (3) |
|||
Finland |
11 762 (3) |
|||
Unie |
13 106 (3) |
|||
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC |
Soort: |
Sprot Sprattus sprattus |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 22-32 SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32. |
|
Denemarken |
19 958 |
|||
Duitsland |
12 644 |
|||
Estland |
23 175 |
|||
Finland |
10 447 |
|||
Letland |
27 990 |
|||
Litouwen |
10 125 |
|||
Polen |
59 399 |
|||
Zweden |
38 582 |
|||
Unie |
202 320 |
|||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC |
-
Dit quotum mag worden gevangen van 1 januari tot en met 14 februari en van 1 april tot en met 31 december 2016.
-
Aantal stuks.
-
Aantal stuks.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.