Gedelegeerde verordening 2014/275 - Wijziging van bijlage I bij Verordening 1316/2013 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility - Hoofdinhoud
19.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 275/2014 VAN DE COMMISSIE
van 7 januari 2014
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de Connecting Europe Facility
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 680/2007 en Verordening (EG) nr. 67/2010 (1), en met name artikel 21,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 is de Commissie bevoegd om binnen het eerste jaar na de inwerkingtreding van die verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen met de financieringsprioriteiten voor vervoer die terug te vinden moeten zijn in de werkprogramma’s, voor de duur van de CEF en voor de uit hoofde van artikel 7, lid 2, voor financiering in aanmerking komende acties. Daarom moet de gedelegeerde handeling waarin de financieringsprioriteiten voor transport worden gespecificeerd, worden vastgesteld vóór de vaststelling van de werkprogramma’s. |
(2) |
Volgens artikel 21, lid 3, moet bij de financieringsprioriteiten voor vervoer rekening worden gehouden met de voor financiering in aanmerking komende acties die volgens Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1316/2013. |
(3) |
De voor financiering in aanmerking komende acties in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 worden nader uitgewerkt in de artikelen 10 en 11 van die verordening, met vermelding van de maximale voor die acties toe te passen financieringspercentages. Daarom moet voor de specificering van de financieringsprioriteiten voor vervoer worden verwezen naar de acties in de genoemde artikelen. |
(4) |
Projecten van gemeenschappelijk belang als vermeld in deel I van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 komen in aanmerking voor de meerjarige werkprogramma’s als vermeld in artikel 17, lid 3, van die verordening. Projecten die niet zijn opgenomen in deel I van bijlage I, maar die in aanmerking komen voor financiering volgens artikel 7, lid 2, van die verordening, komen in aanmerking voor de jaarlijkse werkprogramma’s. |
(5) |
Aangezien in artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 wordt verwezen naar de specifieke vervoersdoelstellingen van artikel 4, lid 2, van die verordening, moet voor de toepassing van onderhavige verordening naar die doelstellingen worden verwezen. |
(6) |
Aangezien financiële instrumenten een bijdrage van de EU ontvangen in het kader van de jaarlijkse werkprogramma’s, moet hierbij een overeenkomstige prioriteit worden gevoegd. |
(7) |
De programmaondersteunende acties in artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1316/2013, bestaande uit uitgaven van de Commissie voor technische en administratieve bijstand voor het beheer van de Connecting Europe Facility en beperkt tot 1 % van de financiële toewijzing, vallen niet onder de werkprogramma’s. De programmaondersteunende acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang als bedoeld in artikel 7, lid 2, en artikel 5, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1316/2013 vallen onder de werkprogramma’s en worden met een overeenkomstige prioriteit opgenomen. |
(8) |
Alle middelen als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1316/2013, met inbegrip van de middelen die zijn overgedragen uit het Cohesiefonds, vallen onder dezelfde werkprogramma’s. Volgens artikel 11 van die verordening zijn de uit het Cohesiefonds overgedragen middelen onderworpen aan specifieke oproepen tot het indienen van voorstellen. |
(9) |
Deze verordening moet in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, teneinde een tijdige goedkeuring van de uitvoeringshandelingen uit hoofde van artikel 17, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 mogelijk te maken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening wordt toegevoegd als deel VI van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1316/2013.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
-
Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende EU-richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet, en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
BIJLAGE
In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 wordt het volgende deel VI toegevoegd:
„DEEL VI
FINANCIERINGSPRIORITEITEN VOOR VERVOER IN HET KADER VAN MEERJARIGE EN JAARLIJKSE WERKPROGRAMMA’S
-
1.Financieringsprioriteiten voor de meerjarige werkprogramma’s
1.1. |
Financieringsprioriteiten voor het overbruggen van ontbrekende schakels, het wegwerken van knelpunten, het vergroten van de spoorweginteroperabiliteit en het verbeteren van grensoverschrijdende trajecten:
|
1.2. |
Financieringsprioriteiten voor duurzame en efficiënte vervoerssystemen op lange termijn met het oog op de verwachte vervoersstromen en voor het koolstofvrij maken van alle vervoerswijzen door de overschakeling op innovatieve koolstofarme en energie-efficiënte vervoerstechnologieën, waarbij de veiligheid wordt geoptimaliseerd:
|
1.3. |
Financieringsprioriteiten voor een optimale integratie en interconnectie van de verschillende vervoerswijzen en voor de verbetering van de interoperabiliteit van vervoersdiensten, waarbij tegelijk de toegankelijkheid van de vervoersinfrastructuur wordt gegarandeerd:
|
1.4. |
Programmaondersteunende acties |
-
2.Financieringsprioriteiten voor de jaarlijkse werkprogramma’s
2.1. |
Financieringsprioriteiten voor het verwijderen van knelpunten, het vergroten van de spoorweginteroperabiliteit, het overbruggen van ontbrekende schakels en het verbeteren van grensoverschrijdende trajecten:
|
2.2. |
Financieringsprioriteiten voor duurzame en efficiënte vervoerssystemen op lange termijn met het oog op de verwachte vervoersstromen en voor het koolstofvrij maken van alle vervoerswijzen door overschakeling op innovatieve koolstofarme en energie-efficiënte vervoerstechnologieën, waarbij de veiligheid wordt geoptimaliseerd:
|
2.3. |
Financieringsprioriteiten voor de optimale integratie en interconnectie van de verschillende vervoerswijzen en voor de verbetering van de interoperabiliteit van vervoersdiensten, waarbij tegelijk de toegankelijkheid van de vervoersinfrastructuur wordt gegarandeerd:
|
2.4. |
CEF-financieringsinstrumenten:
|
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.