Verordening 2013/1051 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden - Hoofdinhoud
6.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 295/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 1051/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 22 oktober 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, leden 1 en 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De totstandbrenging van een ruimte waarin het vrije verkeer van personen over binnengrenzen is gegarandeerd, is één van de belangrijkste verwezenlijkingen van de Unie. Wanneer zich in een ruimte zonder binnengrenstoezicht een situatie voordoet die een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in die ruimte, of in delen daarvan of in een of meer lidstaten, is het noodzakelijk gezamenlijk op te treden door in uitzonderlijke omstandigheden toestemming te geven voor de tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht, zonder evenwel het beginsel van het vrije verkeer van personen in gevaar te brengen. Gelet op de gevolgen die dergelijke, bij wijze van uiterste middel getroffen maatregelen kunnen hebben voor al wie binnen de ruimte zonder binnengrenstoezicht het recht van vrij verkeer heeft, moeten voorwaarden en procedures voor de herinvoering van dergelijke maatregelen worden vastgesteld om ervoor zorgen dat de maatregelen uitzonderlijk zijn en dat het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen. De draagwijdte en de duur van de tijdelijke herinvoering van dergelijke maatregelen moet worden beperkt tot het strikte minimum dat vereist is om op een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid te kunnen reageren. |
(2) |
Het vrije verkeer van personen binnen de ruimte zonder binnengrenstoezicht is een essentiële verwezenlijking van de Unie. Aangezien de tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht gevolgen heeft voor het vrije verkeer van personen, dient een besluit tot herinvoering van dergelijk toezicht te worden genomen in overeenstemming met gezamenlijk overeengekomen criteria en te worden kennisgegeven aan de Commissie, of te worden aanbevolen door een instelling van de Unie. Hoe dan ook dient de herinvoering van binnengrenstoezicht de uitzondering te blijven en slechts door een bij wijze van uiterste middel getroffen maatregel te worden toegepast, met een strikt beperkte draagwijdte en duur, op basis van specifieke objectieve criteria en van een op Unieniveau te monitoren beoordeling van de noodzaak ervan. Wanneer een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid onmiddellijk optreden vereist, dient een lidstaat over te kunnen gaan tot herinvoering van grenstoezicht aan zijn binnengrenzen voor een termijn van ten hoogste tien dagen. Elke verlenging van deze termijn moet op het niveau van de Unie worden gemonitord. |
(3) |
De noodzaak en evenredigheid van de herinvoering van binnengrenstoezicht dient te worden afgewogen tegen de bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid die tot dergelijke herinvoering noopt; dit geldt ook voor andere maatregelen die op nationaal of Unieniveau of op beide niveaus zouden kunnen worden getroffen, en de gevolgen dergelijk toezicht voor het vrije verkeer van personen binnen de ruimte zonder binnengrenstoezicht dienen in de afweging te worden meegewogen. |
(4) |
De herinvoering van binnengrenstoezicht kan bij uitzondering nodig zijn bij een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid op het niveau van de ruimte zonder binnengrenstoezicht of op nationaal niveau, in het bijzonder na terroristische incidenten of bedreigingen, of bij bedreigingen die uitgaan van georganiseerde criminaliteit. |
(5) |
Migratie en het overschrijden van buitengrenzen door een groot aantal onderdanen van derde landen zou niet per definitie mogen worden gezien als een bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. |
(6) |
Conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet een afwijking van het grondbeginsel van het vrije verkeer van personen restrictief worden opgevat, en veronderstelt het begrip openbare orde dat er sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. |
(7) |
Op grond van de tot dusverre opgedane ervaring met betrekking tot de werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht kan de Commissie, om te helpen zorgen voor een consequente uitvoering van het Schengenacquis, richtsnoeren opstellen inzake de herinvoering van het binnengrenstoezicht, in gevallen die een dergelijke maatregel tijdelijk vereisen en in gevallen waarin onmiddellijk optreden is vereist. In die richtsnoeren moeten duidelijke indicatoren worden opgenomen aan de hand waarvan beter te beoordelen is welke omstandigheden een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid zouden kunnen vormen. |
(8) |
Indien op basis van een evaluatieverslag dat is opgesteld krachtens Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtsmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis (2), is vastgesteld dat de uitoefening van het buitengrenstoezicht ernstige gebreken vertoont, en teneinde de naleving te garanderen van de aanbevelingen die overeenkomstig die verordening zijn vastgesteld, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de geëvalueerde lidstaat aan te bevelen bepaalde specifieke maatregelen te nemen, waaronder het inzetten van Europese grenswachtteams, het indienen van strategische plannen of, als uiterste middel en rekening houdend met de ernst van de situatie, het sluiten van een bepaalde grensdoorlaatpost. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (3). Volgens artikel 2, lid 2, onder b), iii), van die verordening is de onderzoeksprocedure van toepassing. |
(9) |
De tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan bepaalde binnengrenzen volgens een specifieke procedure op Unieniveau kan ook gerechtvaardigd zijn in uitzonderlijke omstandigheden en als uiterste maatregel, wanneer de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar is als gevolg van aanhoudende ernstige gebreken in verband met het buitengrenstoezicht, die worden geconstateerd in het kader van een grondige evaluatieprocedure overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU) nr. 1053/2013, wanneer die omstandigheden een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid zouden vormen binnen die ruimte of delen daarvan. Een dergelijke specifieke procedure voor de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan bepaalde binnengrenzen zou, in dezelfde omstandigheden, ook kunnen worden ingeleid indien de geëvalueerde lidstaat ernstig in zijn verplichtingen tekortschiet. Aangezien dergelijke maatregelen politiek gevoelig liggen, en raken aan de nationale bevoegdheden inzake uitvoering en handhaving van het binnengrenstoezicht, dienen de uitvoeringsbevoegdheden voor het vaststellen van aanbevelingen in het kader van die specifieke procedure op Unieniveau te worden toegekend aan de Raad, handelend op voorstel van de Commissie. |
(10) |
Voordat een aanbeveling over de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan bepaalde binnengrenzen wordt vastgesteld, moet tijdig grondig worden onderzocht of er maatregelen kunnen worden getroffen om de diepere oorzaken aan te pakken, onder meer door bijstand via organen en instanties van de Unie zoals het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex), dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad (4) of de Europese politiedienst (Europol), die is opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ van de Raad (5), en maatregelen voor technische en financiële ondersteuning op nationaal niveau, op Unieniveau of op beide niveaus. Indien een ernstig gebrek wordt geconstateerd, kan de Commissie de betrokken lidstaten helpen door maatregelen voor financiële ondersteuning te treffen. Voorts dient elke aanbeveling van de Commissie en de Raad gebaseerd te zijn op gestaafde informatie. |
(11) |
De Commissie moet de mogelijkheid hebben om onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast te stellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de noodzaak om het grenstoezicht aan de binnengrenzen te verlengen, om dwingende redenen van urgentie vereist is. |
(12) |
De evaluatieverslagen en aanbevelingen bedoeld in de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU) nr. 1053/2013 dienen de basis te vormen waarop wordt overgegaan tot de specifieke maatregelen in geval van ernstige gebreken met betrekking tot het buitengrenstoezicht en waarop de bij deze verordening bepaalde specifieke procedure wordt ingeleid in geval van uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar komt. De lidstaten en de Commissie verrichten gezamenlijk regelmatige, objectieve en onpartijdige evaluaties om te verifiëren of deze verordening correct wordt toegepast en de Commissie coördineert de evaluaties in nauwe samenwerking met de lidstaten. Dit evaluatiemechanisme bevat de volgende elementen: meerjaren- en jaarprogramma's voor evaluatie, aangekondigde en onaangekondigde controles ter plaatse door een klein team van Commissievertegenwoordigers en door de lidstaten aangewezen deskundigen, door de Commissie aangenomen verslagen over het resultaat van de evaluatie en aanbevelingen voor corrigerende maatregelen die door de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld, passende follow-up, toezicht en rapportage. |
(13) |
Daar de doelstelling van deze verordening, met name het voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht in uitzonderlijke omstandigheden, enkel door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(14) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over deze verordening, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten. |
(15) |
Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (6). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op het Verenigd Koninkrijk. |
(16) |
Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (7). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland. |
(17) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (9) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst. |
(18) |
Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (10), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (11). |
(19) |
Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (12), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (13). |
(20) |
Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003. |
(21) |
Wat Bulgarije en Roemenië betreft, vormt deze verordening een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005. |
(22) |
Wat Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011. |
(23) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd, met inbegrip van de vrijheid van verkeer van personen en van verblijf. Deze verordening moet worden uitgevoerd met inachtneming van die rechten en beginselen. |
(24) |
Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (14) dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 562/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
aan titel II wordt het volgende hoofdstuk toegevoegd: „HOOFDSTUK IV bis Specifieke maatregelen in geval van ernstige gebreken met betrekking tot het buitengrenstoezicht Artikel 19 bis Maatregelen aan de buitengrenzen en ondersteuning door het agentschap
Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 33 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Zij brengt tevens het Europees Parlement en de Raad op de hoogte.
|
2) |
de artikelen 23 tot en met 27 worden vervangen door: „Artikel 23 Algemeen kader voor de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen
Artikel 23 bis Criteria voor de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen Indien een lidstaat besluit tot tijdelijke herinvoering, als uiterste middel, van het grenstoezicht aan een of meer binnengrenzen of delen daarvan, of tot verlenging van dergelijke herinvoering, overeenkomstig artikel 23 of artikel 25, lid 1, beoordeelt de lidstaat in hoeverre een dergelijke maatregel de bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid voldoende kan verhelpen, en of de maatregel tot die bedreiging in verhouding staat. Bij een dergelijke beoordeling houdt de lidstaat in het bijzonder rekening met het volgende:
Artikel 24 Procedure voor de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen op grond van artikel 23, lid 1
De kennisgeving op grond van de eerste alinea kan door twee of meer lidstaten samen worden gedaan. Indien nodig kan de Commissie de betrokken lidsta(a)t(en) om aanvullende informatie verzoeken.
Die rubricering van informatie verhindert niet dat de Commissie informatie ter beschikking van het Europees Parlement stelt. De toezending en behandeling van informatie en documenten die uit hoofde van dit artikel aan het Europees Parlement zijn toegezonden voldoen aan de regels voor het doorsturen en behandelen van gerubriceerde gegevens die tussen het Europees Parlement en de Commissie van toepassing zijn.
Indien de Commissie op basis van de informatie in de kennisgeving of van aanvullende informatie die zij ontvangen heeft, betwijfelt of de geplande herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen noodzakelijk dan wel evenredig is, of indien zij overleg over een bepaald aspect van de kennisgeving wenselijk acht, brengt zij een advies in die zin uit.
Artikel 25 Specifieke procedure voor gevallen die onmiddellijk optreden vereisen
Bij een dergelijke verlenging, zijn de bepalingen van artikel 24, leden 4 en 5, van overeenkomstige toepassing, en vindt het overleg onverwijld plaats nadat het verlengingsbesluit ter kennis van de Commissie en de lidstaten is gebracht.
Artikel 26 Specifieke procedure voor uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar komt
De Raad vermeldt in de aanbeveling ten minste de in artikel 24, lid 1, onder a) tot en met e), bedoelde informatie. De Raad kan onder de voorwaarden en volgens de procedure van dit artikel een verlenging aanbevelen. Voordat een lidstaat op grond van dit lid het grenstoezicht aan alle of bepaalde delen van zijn binnengrenzen opnieuw invoert, stelt hij de andere lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie hiervan in kennis.
In dat geval dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met de evaluatie van de door de betrokken lidstaat aangevoerde redenen en over de gevolgen voor de bescherming van de algemene belangen in de ruimte zonder binnengrenstoezicht.
Artikel 26 bis Criteria voor de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen wanneer uitzonderlijke omstandigheden de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar brengen
Artikel 27 Informatieverstrekking aan het Europees Parlement en de Raad De Commissie en de betrokken lidstaat of lidstaten stellen het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk in kennis van de redenen die aanleiding zouden kunnen geven tot toepassing van artikel 19 bis en de artikelen 23 tot en met 26 bis. |
3) |
de artikelen 29 en 30 worden vervangen door: „Artikel 29 Verslag over het heringevoerde grenstoezicht aan de binnengrenzen Binnen vier weken na de opheffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen dient de lidstaat die het grenstoezicht aan de binnengrenzen heeft uitgeoefend, bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag in over het heringevoerde grenstoezicht aan de binnengrenzen, waarin met name wordt ingegaan op de initiële evaluatie en de inachtneming van de in de artikelen 23 bis, 25 en 26 bis bedoelde criteria, de uitvoering van de controles, de praktische samenwerking met naburige lidstaten, de gevolgen ervan op het vrije verkeer van personen, de doeltreffendheid van de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, waaronder een ex-post beoordeling van de evenredigheid van het opnieuw ingevoerde grenstoezicht. De Commissie kan een advies uitbrengen over die ex-post evaluatie van het tijdelijk heringevoerde grenstoezicht aan een of meer binnengrenzen of delen daarvan. De Commissie dient ten minste jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht. Het verslag bevat een lijst van alle besluiten tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen die in het verslagjaar zijn genomen. Artikel 30 Informatieverstrekking aan het publiek De Commissie en de betrokken lidstaat stellen het publiek op gecoördineerde wijze in kennis van het besluit tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen en vermelden met name de begin- en einddatum ervan, tenzij er dwingende veiligheidsredenen zijn om hiervan af te zien.”; |
4) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 33 bis Comitéprocedure
|
5) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 37 bis Evaluatiemechanisme
Evaluaties kunnen aangekondigde of onaangekondigde controles ter plaatse van de buiten- of binnengrenzen omvatten. Overeenkomstig dat evaluatiemechanisme is de Commissie verantwoordelijk voor het vaststellen van de meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma's en de evaluatieverslagen.
Indien in een overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1053/2013 aangenomen evaluatieverslag ernstige gebreken bij de uitvoering van het buitengrenstoezicht worden geconstateerd, zijn de artikelen 19 bis en 26 van deze verordening van toepassing.
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 22 oktober 2013.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
V.LEŠKEVIČIUS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 12 juni 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 oktober 2013.
-
Zie bladzijde 27 van dit Publicatieblad.
-
Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).
-
Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37).
Ontwerpverklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn verheugd over de vaststelling van de verordening tot wijziging van de Schengengrenscode teneinde te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden en van de verordening betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis. Naar hun mening wordt met deze nieuwe mechanismen op passende wijze gehoor gegeven aan het verzoek van de Europese Raad in zijn conclusies van 24 juni 2011 om de samenwerking en het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten in het Schengengebied te versterken en om een doeltreffend en betrouwbaar evaluatie- en toezichtmechanisme in het leven te roepen met het oog op de handhaving van gemeenschappelijke voorschriften en de versterking, aanpassing en uitbreiding van de criteria die gebaseerd zijn op het EU-acquis; daarbij wordt eraan herinnerd dat de buitengrenzen van Europa doeltreffend en consistent moeten worden beheerd, op basis van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, solidariteit en praktische samenwerking.
Zij verklaren dat deze wijziging van de Schengengrenscode de coördinatie en de samenwerking op Unieniveau zal versterken doordat enerzijds criteria worden vastgesteld voor de herinvoering van elke vorm van grenstoezicht door de lidstaten, terwijl anderzijds een EU-mechanisme wordt ingesteld waarmee gereageerd kan worden op werkelijk kritieke situaties, waarin het algehele functioneren van het gebied zonder binnengrenstoezicht gevaar loopt.
Zij wijzen erop dat dit nieuwe evaluatiesysteem een EU-mechanisme is dat alle aspecten van het Schengenacquis bestrijkt, en dat eraan zal worden meegewerkt door deskundigen uit de lidstaten, van de Commissie en van de betrokken EU-agentschappen.
Zij gaan ervan uit dat elk toekomstig Commissievoorstel tot wijziging van dit evaluatiesysteem voor raadpleging wordt voorgelegd aan het Europees Parlement, om vóór de vaststelling van de definitieve tekst zo veel mogelijk rekening te houden met diens opvattingen.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.