Verordening 2014/432 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden - Hoofdinhoud
29.4.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 432/2014 VAN DE RAAD
van 22 april 2014
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 (1) heeft de Raad de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden voor 2014 vastgesteld welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. |
(2) |
De vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie in Noorse en Faeröerse wateren en voor Noorse en Faeröerse vaartuigen in de wateren van de Unie, alsmede de voorwaarden waaronder de partijen toegang tot bestanden in elkaars wateren krijgen, worden jaarlijks bepaald na overleg over de visserijrechten overeenkomstig de procedure die in de overeenkomsten of protocollen inzake visserijbetrekkingen met Noorwegen (2) respectievelijk de Faeröer (3) is vastgesteld. In afwachting van de afronding van dat overleg over de regelingen voor 2014 zijn bij Verordening (EU) nr. 43/2014 voorlopige vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden vastgesteld. Het overleg met respectievelijk Noorwegen en de Faeröer is op 12 maart 2014 en 13 maart 2014 afgerond. Op 28 maart 2014 is bovendien het overleg afgerond tussen de kuststaten inzake blauwe wijting en de Unie, IJsland, Noorwegen en de Russische Federatie inzake Atlantisch-Scandinavische haring, Noorwegen en de Unie waren aldus in de mogelijkheid om hun wederzijdse regelingen inzake de toegang tot rijkdommen in elkaars wateren terug te bespreken. Verordening (EU) nr. 43/2014 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(3) |
Conform de uitkomst van het overleg tussen de Unie en Noorwegen, mag de Unie haar vaartuigen toestaan tot 10 % meer te vangen dan het voor de Unie beschikbare quotum, op voorwaarde dat de hoeveelheden die worden benut bovenop het voor de Unie beschikbare quotum in 2015 van het Uniequotum worden afgetrokken. Ook mag de Unie in 2015 onbenutte hoeveelheden tot 10 % van het Uniequotum voor 2014, gebruiken. Bij de vaststelling van die vangstmogelijkheden moet die flexibiliteit worden geboden teneinde voor vaartuigen van de Unie gelijke voorwaarden te scheppen door de betrokken lidstaten toe te staan te kiezen voor een flexibiliteitsquotum. Indien een lidstaat in verband met een specifiek bestand niet heeft gekozen voor het gebruik van een flexibiliteitsquotum, dan is het passend dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing blijven, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) nr. 40/2013. |
(4) |
Op haar tweede jaarvergadering in 2014 heeft de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) vangstmogelijkheden aangenomen die een totale toegestane vangst („TAC”) voor horsmakrelen behelzen. De SPRFMO heeft ook het specifieke gebied waar met ingang van 4 mei 2014 visserijinspannings- en vangstplafonds voor de bodemvisserij van toepassing zijn, heromschreven. Die bepalingen moeten in Unierecht worden omgezet. |
(5) |
Een aantal bepalingen betreffende bepaalde visbestanden, de regeling voor het beheer van de visserijinspanning met betrekking tot het tongbestand in het westelijke Kanaal en een specifieke rapportageverplichting in het kader van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn moet worden verduidelijkt. |
(6) |
De vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen waarin Verordening (EU) nr. 43/2014 voorziet, zijn met ingang van 1 januari respectievelijk 1 februari 2014 van toepassing. De bepalingen van de onderhavige verordening met betrekking tot vangstbeperkingen en visserijinspanning dienen dus vanaf diezelfde data van toepassing te zijn. Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen, aangezien de betrokken vangstmogelijkheden nog niet zijn opgebruikt. De vangst- en inspanningsbeperkingen voor de bodemvisserij in het door de SPRFMO omschreven gebied dienen echter op 4 mei 2014 in te gaan. Aangezien de wijziging van bepaalde vangstbeperkingen en visserijinspanningsregelingen invloed heeft op de economische activiteiten en de programmering van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014
Verordening (EU) nr. 43/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt lid 3 geschrapt. |
2) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 18 bis Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden
|
3) |
Artikel 31 wordt vervangen door: „Artikel 31 Bodemvisserij Lidstaten met een geregistreerde bodemvisserijactiviteit — in termen van vangsten of visserijinspanning — in het SPRFMO-verdragsgebied in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006, beperken hun bodemvisserijvangsten of -inspanning in het verdragsgebied tot die delen van het verdragsgebied waar in de genoemde periode bodemvisserij heeft plaatsgevonden en tot een niveau dat het jaargemiddelde van de vangsten of inspanningsparameters over de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006 niet overschrijdt.”. |
4) |
In artikel 32, lid 6, wordt punt b) vervangen door:
|
5) |
Bijlage IA wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
6) |
Bijlage IB wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
7) |
Bijlage IJ wordt vervangen door de tekst opgenomen in bijlage III bij deze verordening. |
8) |
Bijlage IIC wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening. |
9) |
Bijlage III wordt vervangen door de tekst opgenomen in bijlage V bij deze verordening. |
10) |
Bijlage VIII wordt vervangen door de tekst opgenomen in bijlage VI bij deze verordening. |
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
a) |
Artikel 1, punt 3, is evenwel van toepassing met ingang van 4 mei 2014, en |
b) |
artikel 1, punt 8, is van toepassing met ingang van 1 februari 2014. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 april 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
-
D.KOURKOULAS
-
Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).
-
Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48).
-
Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van de Faeröer, anderzijds (PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12).
BIJLAGE I
Bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 43/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De tabel voor lom in de wateren van de Unie en de internationale wateren van V, VI en VII wordt vervangen door:
|
2) |
De tabel voor lom in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door:
|
3) |
De tabel voor evervis in de wateren van de Unie en de internationale wateren van VI, VII en VIII wordt vervangen door:
|
4) |
De tabel voor haring in IIIa wordt vervangen door:
|
5) |
De tabel voor haring in de wateren van de Unie en de Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB wordt vervangen door:
|
6) |
De tabel voor haring in de Noorse wateren ten zuiden van 62° NB wordt vervangen door:
|
7) |
De tabel voor haring in IIIa wordt vervangen door:
|
8) |
De tabel voor haring in IV, VIId en de wateren van de Unie van IIa wordt vervangen door:
|
9) |
De tabel voor haring in IVc en VIId wordt vervangen door:
|
10) |
De tabel voor haring in VIIg, VIIh, VIIj en VIIk wordt vervangen door:
|
11) |
De tabel voor kabeljauw in het Skagerrak wordt vervangen door:
|
12) |
De tabel voor kabeljauw in IV, de wateren van de Unie van IIa en het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, wordt vervangen door:
|
13) |
De tabel voor kabeljauw in de Noorse wateren ten zuiden van 62° NB wordt vervangen door:
|
14) |
De tabel voor kabeljauw in VIId wordt vervangen door:
|
15) |
De tabel voor zeeduivels in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door:
|
16) |
De tabel voor zeeduivels in VIIIc, IX en X, en de wateren van de Unie van CECAF 34.1.1 wordt vervangen door:
|
17) |
De tabel voor schelvis in IIIa en de wateren van de Unie van deelsectoren 22-32 wordt vervangen door:
|
18) |
De tabel voor schelvis in IV en de wateren van de Unie van IIa wordt vervangen door:
|
19) |
De tabel voor schelvis in de Noorse wateren ten zuiden van 62° NB wordt vervangen door:
|
20) |
De tabel voor wijting in IIIa wordt vervangen door:
|
21) |
De tabel voor wijting in IV en de wateren van de Unie van IIa wordt vervangen door:
|
22) |
De tabel voor wijting in VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk wordt vervangen door:
|
23) |
De tabel voor wijting en witte koolvis in Noorse wateren ten zuiden van 62° NB wordt vervangen door:
|
24) |
De tabel voor blauwe wijting in wateren van de Unie en de internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV wordt vervangen door:
|
25) |
De tabel voor blauwe wijting in wateren van de Unie van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30' NB en VII ten westen van 12° WL wordt vervangen door:
|
26) |
De tabel voor blauwe leng in de wateren van de Unie en de internationale wateren van Vb, VI en VII wordt vervangen door:
|
27) |
De tabel voor leng in de wateren van de Unie van IV wordt vervangen door:
|
28) |
De tabel voor leng in de wateren van de Unie en de internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV wordt vervangen door:
|
29) |
De tabel voor leng in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door:
|
30) |
De tabel voor langoustine in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door:
|
31) |
De tabel voor Noorse garnaal in IIIa wordt vervangen door:
|
32) |
De tabel voor Noorse garnaal in de Noorse wateren ten zuiden van 62° NB wordt vervangen door:
|
33) |
De tabel voor schol in het Skagerrak wordt vervangen door:
|
34) |
De tabel voor schol in IV, de wateren van de Unie van IIa en het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, wordt vervangen door:
|
35) |
De tabel voor schol in VIId en VIIIe wordt vervangen door:
|
36) |
De tabel voor koolvis in IIIa en IV, de wateren van de Unie van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32 wordt vervangen door:
|
37) |
De tabel voor koolvis in VI, de wateren van de Unie en de internationale wateren van Vb, XII en XIV wordt vervangen door:
|
38) |
De tabel voor koolvis in de Noorse wateren ten zuiden van 62° NB wordt vervangen door:
|
39) |
De tabel voor Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot in de wateren van de Unie van IIa en IV en de wateren van de Unie en de internationale wateren van Vb en VI wordt vervangen door:
|
40) |
De tabel voor makreel in IIIa en IV, de wateren van de Unie van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32 wordt vervangen door:
|
41) |
De tabel voor makreel in VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe, de wateren van de Unie en de internationale wateren van Vb en de internationale wateren van IIa, XII en XIV wordt vervangen door:
|
42) |
De tabel voor makreel in VIIIc, IX en X en de wateren van de Unie van CECAF 34.1.1 wordt vervangen door:
|
43) |
De tabel voor makreel in de Noorse wateren van IIa en IVa wordt vervangen door:
|
44) |
De tabel voor tong in de wateren van de Unie van IIa en IV wordt vervangen door:
|
45) |
De tabel voor tong in VIIIc, VIIId, VIIIe, IX en X en de wateren van de Unie van CECAF 34.1.1 wordt vervangen door:
|
46) |
De tabel voor sprot en bijvangsten in IIIa wordt vervangen door:
|
47) |
De tabel voor sprot en bijvangsten in de wateren van de Unie van IIa en IV wordt vervangen door:
|
48) |
De tabel voor horsmakrelen en bijvangsten in de wateren van de Unie van IVb, IVc en VIId wordt vervangen door:
|
49) |
De tabel voor horsmakrelen en bijvangsten in de wateren van de Unie van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe, de wateren van de Unie en de internationale wateren van Vb en de internationale wateren van XII en XIV wordt vervangen door:
|
50) |
De tabel voor kever en bijvangsten in IIIa en de wateren van de Unie van IIa en IV wordt vervangen door:
|
51) |
De tabel voor kever en bijvangsten in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door:
|
52) |
De tabel voor industriële vis in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door:
|
53) |
De tabel voor andere soorten in de wateren van de Unie van Vb, VI en VII wordt vervangen door:
|
54) |
De tabel voor andere soorten in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door:
|
55) |
De tabel voor andere soorten in de wateren van de Unie van IIa, IV en VIa ten noorden van 56° 30′ NB wordt vervangen door:
|
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
-
Te vangen in de wateren van de Unie van IIa, IV, Vb, VI en VII (USK/*24X7C).
-
Bijzondere voorwaarde: hiervan is in Vb, VI en VII tot 25 % per vaartuig in bijvangsten van andere soorten toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale bijvangst van andere soorten in Vb, VI en VII mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in ton (OTH/*5B67-):
3 000
-
Met inbegrip van leng. De volgende quota voor Noorwegen mogen in Vb, VI en VII alleen met beuglijnen worden gevangen:
Leng (LIN/*5B67-) |
5 500 |
Lom (USK/*5B67-) |
2 923 |
(5) |
De lom- en lengquota voor Noorwegen zijn uitwisselbaar tot de volgende maximumhoeveelheid in ton: 2000”. |
-
Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
-
Bijzondere voorwaarde: tot 50 % van deze hoeveelheid mag worden gevangen in wateren van de Unie van IV (HER/*04-C.).
-
Mag uitsluitend worden gevangen in de Skagerrak (HER/*03AN).”.
-
Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanlanding van haring uitgesplitst naar IVa (HER/04A.) en IVb (HER/04B.) melden.
-
Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken. Binnen de limieten van dit quotum mag niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheid worden gevangen in de wateren van de Unie van IVa en IVb (HER/*4AB-C).
50 000
Bijzondere voorwaarde:
binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Noorse wateren ten zuiden van 62° NB (HER/*04N-) () |
||
Unie |
50 000 |
|
() Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanlanding van haring uitgesplitst naar IVa (HER/*4AN.) en IVb (HER/*4BN.) melden.”. |
-
Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanlanding van haring uitgesplitst naar IVa (HER/*4AN.) en IVb (HER/*4BN.) melden.”.
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.”.
-
Uitsluitend voor aanlanding van haring gevangen als bijvangst met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.”.
-
Uitsluitend voor aanlanding van haring gevangen als bijvangst met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.”.
-
Uitsluitend voor aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
-
Uitgezonderd het Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een loxodroom die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51o 56′ NB, 1o 19,1′ OL) tot 51o 33′ NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.
-
Bijzondere voorwaarde: tot 50 % van dit quotum mag worden gevangen in IVb (HER/*04B.).”.
-
Deze zone wordt uitgebreid met het gebied dat wordt begrensd:
— |
in het noorden door de breedtegraad 52o 30′ NB, |
— |
in het zuiden door de breedtegraad 52o 00′ NB, |
— |
in het westen door de kust van Ierland, |
— |
in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.”. |
-
De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening.”.
-
De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening.
-
Mag in wateren van de Unie worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
Bijzondere voorwaarde:
binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Noorse wateren van IV (COD/*04N-) |
|
Unie |
20 054”. |
-
Bijvangsten van schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.”.
-
De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening.”.
-
Bijvangsten van kabeljauw, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.”.
-
Mag in wateren van de Unie worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
Bijzondere voorwaarde:
binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Noorse wateren van IV (WHG/*04N-) |
|
Unie |
10 320”. |
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.”.
-
Bijzondere voorwaarde: waarvan tot het volgende percentage mag worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM1):
61,4 %
-
Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar VIIIc, IX en X; wateren van de Unie van CECAF 34.1.1. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gerapporteerd.
-
Bijzondere voorwaarde: waarvan tot de volgende hoeveelheid mag worden gevangen in wateren van de Faeröer (WHB/*05-F.):
25 000”.
-
In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van Noorwegen die zijn vastgesteld in de overeenkomst met de kuststaten.
-
Bijzondere voorwaarde: in zone IV mag ten hoogste de volgende hoeveelheid worden gevangen (WHB/*04A-C):
44 496
Deze vangstbeperking in zone IV vertegenwoordigt het volgende percentage van het toegangsquotum van Noorwegen:
25 %
-
In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van de Faeröer.
-
Bijzondere voorwaarde: mag ook worden gevangen in VIb (WHB/*06B-C). De vangst in IVa mag ten hoogste het volgende aantal ton bedragen (WHB/*04A-C):
6 250”.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
-
Te vangen in de wateren van de Unie van IIa, IV, Vb, VI en VII (BLI/*24X7C).
-
Bijvangsten van grenadiervis en zwarte haarstaart worden op dit quotum in mindering gebracht. Te vangen in wateren van de Unie van VIa ten noorden van 56o 30' NB en VIb.”.
-
Bijzondere voorwaarde: hiervan is in Vb, VI en VII tot 25 % per vaartuig in bijvangsten van andere soorten toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale bijvangst van andere soorten in VI en VII mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in ton (OTH/*6X14.):
2 000
-
Inclusief lom. De quota voor Noorwegen mogen in Vb, VI en VII alleen met beuglijnen worden gevangen en bedragen:
Leng (LIN/*5B67-) |
5 500 |
Lom (USK/*5B67-) |
2 923 |
-
De leng- en lomquota voor Noorwegen zijn uitwisselbaar tot de volgende maximumhoeveelheid in ton:
3 000
-
Inclusief lomp. Te vangen in VIb en VIa ten noorden van 56o 30' NB (LIN/*6BAN.)
-
Bijzondere voorwaarde: waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in VIa en VIb is toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale bijvangsten van andere soorten in VIa en VIb mogen niet meer bedragen dan (in ton) (OTH/*6AB.):
75”
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.”.
-
De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 5 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, onder de voorwaarden vermeld in hoofdstuk II van titel II van deze verordening.”.
-
De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 1 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, onder de voorwaarden vermeld in hoofdstuk II van titel II van deze verordening.”.
-
Mag uitsluitend in de wateren van de Unie van IV en in IIIa worden gevangen (POK/*3A4-C). Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het Noorse TAC-aandeel.”.
-
Te vangen ten noorden van 56° 30′ NB (POK/*5614N).”.
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis en wijting worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.”.
-
Te vangen in de wateren van de Unie van IIa en VI. In VI mag deze hoeveelheid alleen met beuglijnen worden gevangen (GHL/*2A6-C).”.
-
Bijzondere voorwaarde: met inbegrip van de volgende hoeveelheid (in ton) te vangen in de Noorse wateren ten zuiden van 62o NB (MAC/*04N-):
247
Bij het vissen onder deze bijzondere voorwaarde worden bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
-
Mag tevens in de Noorse wateren van IVa worden gevangen (MAC/*4AN.).
-
In mindering te brengen van het Noorse TAC-aandeel (toegangsquotum). Deze hoeveelheid omvat het volgende Noorse aandeel in de Noordzee-TAC:
74 500
Dit quotum mag uitsluitend in IVa worden gevangen (MAC/*04A.), behalve de volgende hoeveelheid (in ton) die mag worden gevangen in IIIa (MAC/*03A.):
3 000
Bijzondere voorwaarde:
binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
IIIa |
IIIa en IVbc |
IVb |
IVc |
VI, internationale wateren van IIa, van 1 januari tot en met 31 maart 2014 en in december 2014 |
|
(MAC/*03A.) |
(MAC/*3A4BC) |
(MAC/*04 B.) |
(MAC/*04C.) |
(MAC/*2A6.) |
|
Denemarken |
0 |
4 130 |
0 |
0 |
15 918 |
Frankrijk |
0 |
490 |
0 |
0 |
0 |
Nederland |
0 |
490 |
0 |
0 |
0 |
Zweden |
0 |
0 |
390 |
10 |
4 112 |
Verenigd Koninkrijk |
0 |
490 |
0 |
0 |
0 |
Noorwegen |
3 000 |
0 |
0 |
0 |
0”. |
-
Mag worden gevangen in IIa, VIa ten noorden van 56° 30′ NB, IVa, VIId, VIIe, VIIf en VIIh (MAC/*AX7H).
-
Noorwegen mag de volgende hoeveelheid (in ton) aan extra toegangsquotum vangen ten noorden van 56° 30′ NB; deze hoeveelheid wordt in mindering gebracht op de vangstbeperking van Noorwegen (MAC/*N5630):
51 387
Bijzondere voorwaarde:
binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden en perioden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Wateren van de Unie en Noorse wateren van IVa. Gedurende de perioden van 1 januari tot en met 15 februari 2014 en van 1 september tot en met 31 december 2014 |
Noorse wateren van IIa |
|
(MAC/*4A-EN) |
(MAC/*2AN-) |
|
Duitsland |
19 005 |
2 557 |
Frankrijk |
12 671 |
1 703 |
Ierland |
63 351 |
8 524 |
Nederland |
27 715 |
3 727 |
Verenigd Koninkrijk |
174 223 |
23 445 |
Unie |
296 965 |
39 956”. |
-
Bijzondere voorwaarde: de hoeveelheden die met andere lidstaten worden geruild, mogen in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen (MAC/*8ABD.). De door Spanje, Portugal of Frankrijk te ruil aangeboden hoeveelheden die in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen, mogen echter niet meer dan 25 % van de quota van de donorlidstaat bedragen.
Bijzondere voorwaarde:
binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
VIIIb (MAC/*08B.) |
|
Spanje |
3 920 |
Frankrijk |
26 |
Portugal |
810”. |
-
Vangsten in IIa (MAC/*02A.) en in IVa (MAC/*4A.) worden afzonderlijk gemeld.”.
-
Mag uitsluitend worden gevangen in de wateren van de Unie van IV (SOL/*04-C.).”.
-
Ten minste 95 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van schar, wijting en schelvis worden in mindering gebracht op de resterende 5 % van het quotum (OTH/*03A.).”.
-
Inclusief zandspieringen.
-
Ten minste 98 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van schar en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 2 % van het quotum (OTH/*2AC4C).”.
-
Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van wat voor dit quotum in sector VIId wordt gevangen, mag worden verrekend met de quota voor het gebied: wateren van de Unie van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; wateren van de Unie en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (JAX/*2A-14).
-
Mag worden gevangen in de wateren van de Unie van IV, maar niet in VIId (JAX/*04-C.).
-
Ten minste 95 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit horsmakrelen bestaan. Bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel worden in mindering gebracht op de resterende 5 % van het quotum (OTH/*4BC7D).”.
-
Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van wat voor dit quotum vóór 30 juni 2014 in de wateren van de Unie van IIa of IVa wordt gevangen, mag worden verrekend met het quotum voor de wateren van de Unie van IVb, IVc en VIId (JAX/*4BC7D).
-
Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van dit quotum mag worden gevangen in VIId (JAX/*07D.).
-
Ten minste 95 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit horsmakrelen bestaan. Bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel worden in mindering gebracht op de resterende 5 % van het quotum (OTH/*2A-14).
-
Beperkt tot IVa, VIa ( uitsluitend ten noorden van 56° 30′ NB), VIIIe, VIIf en VIIh.”.
-
Ten minste 95 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit kever bestaan. Bijvangsten van schelvis en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 5 % van het quotum (OT2/*2A3A4).
-
Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de wateren van de Unie van ICES-zones IIa, IIIa en IV.
-
Er moet een sorteerrooster worden gebruikt. Met inbegrip van ten hoogste 15 % van onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4), die in mindering worden gebracht van dit quotum.”.
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
-
Bijzondere voorwaarde: hiervan mag ten hoogste 400 ton bestaan uit horsmakrelen (JAX/*04-N.).”.
-
Uitsluitend vangsten met beuglijnen.”.
-
Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor „andere soorten”.
-
Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen in voorkomend geval worden opgenomen na overleg.”.
-
Beperkt tot IIa en IV (OTH/*2A4-C).
-
Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen in voorkomend geval worden opgenomen na overleg.
-
Te vangen in IV en VIa ten noorden van 56° 30′ NB (OTH/*46AN).”.
BIJLAGE II
Bijlage IB bij Verordening (EU) nr. 43/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De tabel voor haring in de wateren van de Unie en de Noorse en internationale wateren van I en II wordt vervangen door:
|
2) |
De tabel voor kabeljauw in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door:
|
3) |
De tabel voor kabeljauw in de Groenlandse wateren van NAFO 1 en van XIV wordt vervangen door:
|
4) |
De tabel voor kabeljauw in I en IIb wordt vervangen door:
|
5) |
De tabel voor kabeljauw en schelvis in de wateren van de Faeröer van Vb wordt vervangen door:
|
6) |
De tabel voor heilbot in de Groenlandse wateren van V en XIV wordt vervangen door:
|
7) |
De tabel voor heilbot in de Groenlandse wateren van NAFO 1 wordt vervangen door:
|
8) |
De tabel voor grenadiervissen in de Groenlandse wateren van V en XIV wordt vervangen door:
|
9) |
De tabel voor grenadiervissen in de Groenlandse wateren van NAFO 1 wordt vervangen door:
|
10) |
De tabel voor schelvis in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door:
|
11) |
De tabel voor blauwe wijting in de wateren van de Faeröer wordt vervangen door:
|
12) |
De tabel voor leng en blauwe leng in de wateren van de Faeröer van Vb wordt vervangen door:
|
13) |
De tabel voor Noorse garnaal in de Groenlandse wateren van V en XIV wordt vervangen door:
|
14) |
De tabel voor koolvis in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door:
|
15) |
De tabel voor koolvis in de wateren van de Faeröer van Vb wordt vervangen door:
|
16) |
De tabel voor Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door:
|
17) |
De tabel voor Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot in de Groenlandse wateren van NAFO 1 wordt vervangen door:
|
18) |
De tabel voor Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot in de Groenlandse wateren van V en XIV wordt vervangen door:
|
19) |
De tabel voor roodbaarzen in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door:
|
20) |
De tabel voor roodbaarzen (pelagisch) in de Groenlandse wateren van NAFO 1F en de Groenlandse wateren van V en XIV wordt vervangen door:
|
21) |
De tabel voor roodbaarzen in de wateren van de Faeröer van Vb wordt vervangen door:
|
22) |
De tabel voor andere soorten in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door:
|
23) |
De tabel voor andere soorten in de wateren van de Faeröer van Vb wordt vervangen door:
|
24) |
De tabel voor platvissen in de wateren van de Faeröer van Vb wordt vervangen door:
|
-
Bij het rapporteren van vangsten aan de Commissie worden tevens de in elk van de volgende gebieden gevangen hoeveelheden gerapporteerd: het gereglementeerde gebied van de NEAFC, de wateren van de Unie, de wateren van de Faeröer, de Noorse wateren, de visserijzone rond Jan Mayen, de visserijbeschermingszone rond Svalbard.
-
Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het TAC-aandeel van Noorwegen (toegangsquotum). Dit quotum mag worden gevangen in de wateren van de Unie ten noorden van 62° NB.
Bijzondere voorwaarde:
binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Noorse wateren ten noorden van 62° NB en de visserijzone rond Jan Mayen (HER/*2AJMN): |
|
24 519”. |
-
Met uitzondering van bijvangsten, gelden de volgende voorwaarden voor deze quota:
1. |
er mag niet worden gevangen tussen 1 april en 31 mei 2014; |
2. |
er mag enkel op worden gevangen in Groenlandse wateren fo NAFO 1F en ICES XIV in ten minste 2 van de volgende 4 gebieden:
|
-
Met uitzondering van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.
-
De toewijzing van het aandeel van het voor de Unie beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland en de bijvangsten van schelvis laten de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.
-
Bijvangsten van schelvis mogen per trek tot 14 % uitmaken. De totale hoeveelheid schelvis in bijvangst komt bovenop het quotum voor kabeljauw.”.
-
Te vangen met beuglijnen (HAL/*514GN).”.
-
Te vangen met beuglijnen (HAL/*N1GRN).”.
-
Bijzondere voorwaarde: grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514GRN) en noordelijke grenadiervis (Macrourus berglax) (RHG/514GRN) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.
-
Aan Noorwegen wordt de volgende hoeveelheid (in ton) toegewezen, die hetzij in dit TAC-gebied, hetzij in de Groenlandse wateren van NAFO 1 (GRV/514N1G) mag worden gevangen:
60
Bijzondere voorwaarde:
grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514N1G) en noordelijke grenadiervis (Macrourus berglax) (RHG/514N1G) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.”.
-
Bijzondere voorwaarde: grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) (RNG/N1GRN.) en noordelijke grenadiervis (Macrourus berglax) (RHG/N1GRN.) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.
-
Aan Noorwegen wordt de volgende hoeveelheid (in ton) toegewezen, die hetzij in dit TAC-gebied, hetzij in Groenlandse wateren van V en XIV (GRV/514N1G) mag worden gevangen:
60
Bijzondere voorwaarde:
grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514N1G) en noordelijke grenadiervis (Macrourus berglax) (RHG/514N1G) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.”.
-
TAC vastgesteld volgens het tussen de Unie, de Faeröer, Noorwegen en IJsland gevoerde overleg.”.
-
Bijvangsten van grenadiervis en zwarte haarstaartvis kunnen in mindering worden gebracht van dit quotum, tot de volgende grens (OTH/*05B-F):
500”.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.”.
-
Moet worden gevangen ten zuiden van 68° NB.”.
-
Mag met niet meer dan zes vaartuigen tegelijkertijd worden bevist.”.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.”.
-
Mag uitsluitend in diep pelagisch water met een pelagische trawl worden gevangen van 10 mei tot en met 31 december 2014.
-
Mag uitsluitend worden gevangen in Groenlandse wateren binnen het beschermingsgebied voor roodbaarzen dat wordt begrensd door de lijnen die de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden:
Punt |
Breedtegraad |
Lengtegraad |
1 |
64° 45′ NB |
28° 30′ WL |
2 |
62° 50′ NB |
25° 45′ WL |
3 |
61° 55′ NB |
26° 45′ WL |
4 |
61° 00′ NB |
26° 30′ WL |
5 |
59° 00′ NB |
30° 00′ WL |
6 |
59° 00′ NB |
34° 00′ WL |
7 |
61° 30′ NB |
34° 00′ WL |
8 |
62° 50′ NB |
36° 00′ WL |
9 |
64° 45′ NB |
28° 30′ WL |
-
Bijzondere voorwaarde: dit quotum mag ook worden gevangen in de internationale wateren van bovengenoemd beschermingsgebied voor roodbaarzen (RED/*5-14P).
-
Mag uitsluitend worden gevangen in Groenlandse wateren van V en XIV (RED/*514GN).”.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.”.
-
Exclusief soorten zonder handelswaarde.”.
BIJLAGE III
„BIJLAGE IJ
SPRFMO-VERDRAGSGEBIED
Soort: |
Chileense horsmakreel Trachurus murphyi |
Gebied: |
SPRFMO-Verdragsgebied (CJM/SPRFMO) |
|
Duitsland |
6 552,08 |
|||
Nederland |
7 101,78 |
|||
Litouwen |
4 559,1 |
|||
Polen |
7 839,05 |
|||
Unie |
26 052 |
|||
TAC |
Niet relevant” |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing |
BIJLAGE IV
Punt 7.1 van bijlage IIC bij Verordening (EU) nr. 43/2014 wordt vervangen door:
„7.1. |
De Commissie kan een lidstaat extra zeedagen toekennen gedurende welke een vaartuig toestemming van zijn vlaggenlidstaat kan krijgen om in het gebied aanwezig te zijn met gereglementeerd vistuig aan boord, en wel op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten tussen 1 februari 2013 en 31 januari 2014 overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 of Verordening (EG) nr. 744/2008. Definitieve beëindigingen ingevolge andere omstandigheden kunnen door de Commissie per geval in overweging worden genomen na een schriftelijk en naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken lidstaat. In dat schriftelijk verzoek wordt vermeld om welke vaartuigen het gaat en wordt voor elk daarvan bevestigd dat zij niet opnieuw visserijactiviteiten zullen beginnen.”. |
BIJLAGE V
„BIJLAGE III
Maximumaantal vismachtigingen voor vaartuigen van de Unie in wateren van derde landen
Visgebied |
Visserij |
Aantal vismachtigingen |
Verdeling van de vismachtigingen over de lidstaten |
Maximumaantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn |
Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen |
Haring, ten noorden van 62° 00′ NB |
77 |
DK: 25 DE: 5 FR: 1 IE: 8 NL: 9 PL: 1 SV: 10 UK: 18 |
57 |
Demersale soorten, ten noorden van 62° 00′ NB |
80 |
DE: 16 IE: 1 ES: 20 FR: 18 PT: 9 UK: 14 Niet-toegewezen: 2 |
50 |
|
Makreel |
Niet relevant |
Niet relevant |
70 (1) |
|
Soorten voor de industrievisserij, ten zuiden van 62° 00′ NB |
480 |
DK: 450 UK: 30 |
150 |
|
Wateren van de Faeröer |
Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer |
26 |
BE: 0 DE: 4 FR: 4 UK: 18 |
13 |
Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62° 28′ NB en ten oosten van 6° 30′ WL |
8 (2) |
Niet relevant |
4 |
|
Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61° 20′ NB en 62° 00′ NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen |
70 |
BE: 0 DE: 10 FR: 40 UK: 20 |
26 |
|
Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61° 30′ NB en ten westen van 9° 00′ WL en in het gebied tussen 7° 00′ WL en 9° 00′ WL ten zuiden van 60° 30′ NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60° 30′ NB, 7° 00′ WL en 60° 00′ NB, 6° 00′ WL |
70 |
DE: 8 (3) FR: 12 (3) UK: 0 (3) |
20 (4) |
|
Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt |
70 |
Niet relevant |
22 (4) |
|
Visserij voor blauwe wijting. Het totale aantal vismachtigingen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen |
34 |
DE: 3 DK: 19 FR: 2 NL: 5 UK: 5 |
20 |
|
Lijnvisserij |
10 |
UK: 10 |
6 |
|
Makreel |
12 |
DK: 12 |
12 |
|
Haring, ten noorden van 61° NB |
21 |
DK: 7 DE: 1 IE: 2 FR: 0 NL: 3 SV: 3 UK: 5 |
21 |
-
Onverminderd de aanvullende vergunningen die naar vaste praktijk door Noorwegen aan Zweden worden toegekend.
-
Volgens de goedgekeurde notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
-
Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.
-
Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.”
BIJLAGE VI
„BIJLAGE VIII
Kwantitatieve beperkingen inzake vismachtigingen voor vissersvaartuigen van derde landen die in de wateren van de Unie vissen
Vlaggenstaat |
Visserij |
Aantal vismachtigingen |
Maximumaantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn |
Noorwegen |
Haring, ten noorden van 62° 00′ N |
20 |
20 |
Faeröer |
Makreel, VIa (ten noorden van 56° 30′ N), VIIe, VIIf, VIIh Horsmakreel, IV, VIa (ten noorden van 56° 30′ N), VIIe, VIIf, VIIh |
14 |
14 |
Haring, ten noorden van 62° 00′ N |
21 |
21 |
|
Haring, IIIa |
4 |
4 |
|
Industriële visserij op Noorse kever, IV, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB) (inclusief onvermijdbare bijvangsten van blauwe wijting) |
15 |
15 |
|
Leng en lom |
20 |
10 |
|
Blauwe wijting, II, VIa (ten noorden van 56° 30′ N), VIb, VII (ten westen van 12° 00′ W) |
20 |
20 |
|
Blauwe leng |
16 |
16 |
|
Venezuela (1) |
Snappers (wateren van Frans-Guyana) |
45 |
45 |
-
Voordat deze vismachtigingen worden afgegeven, moet worden aangetoond dat er een geldig contract bestaat tussen de scheepseigenaar die de machtiging aanvraagt en een in het departement Frans-Guyana gevestigd verwerkingsbedrijf, en dat in dat contract staat dat ten minste 75 % van de door het betrokken vaartuig gevangen snappers in dat departement moet worden aangeland voor verwerking in dat bedrijf. Dit contract moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten, die zich ervan moeten vergewissen dat het in overeenstemming is met zowel de capaciteit van het verwerkende bedrijf waarmee het is gesloten als met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de economie in Frans-Guyana. Een afschrift van het naar behoren geviseerde contract moet bij de vismachtigingsaanvraag worden gevoegd. Wanneer de Franse autoriteiten bovenbedoelde visering weigeren, delen zij deze weigering, met redenen omkleed, mee aan de betrokken partij en aan de Commissie.”
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.