Verordening 2014/334 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 528/2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden met betrekking tot bepaalde voorwaarden voor de toegang tot de markt - Hoofdinhoud
5.4.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 103/22 |
VERORDENING (EU) Nr. 334/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 11 maart 2014
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 528/2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden met betrekking tot bepaalde voorwaarden voor de toegang tot de markt
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 2 van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) stelt het toepassingsgebied van die verordening vast, en bepaalt onder meer dat biociden die als technische hulpstoffen worden gebruikt hier niet onder vallen. Artikel 2, lid 5, moet worden gewijzigd om klaar en duidelijk te maken dat „technische hulpstoffen” verwijst naar die stoffen welke worden gedefinieerd in Verordeningen (EG) nr. 1831/2003 (4) en (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5). |
(2) |
Artikel 3, lid 1, onder s), en artikel 19, lid 6, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moeten worden gewijzigd teneinde soortgelijke biociden tot een biocidefamilie toe te laten indien zij op een bevredigende wijze kunnen worden beoordeeld op basis van aanwijsbare maximale risico’s en een minimaal niveau van werkzaamheid. |
(3) |
In artikel 19, lid 1, onder e), en artikel 19, lid 7, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet worden verduidelijkt dat de maximumwaarden die moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6), specifieke migratielimieten zijn of limieten voor het residugehalte in materialen die met levensmiddelen in contact komen. |
(4) |
Met het oog op de samenhang tussen Verordening (EU) nr. 528/2012 en Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (7) moet ook artikel 19, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 528/2012 zodanig worden gewijzigd dat ook toxiciteit voor specifieke doelorganen bij eenmalige of herhaalde blootstelling, categorie 1, als indelingscriterium geldt, teneinde te voorkomen dat toelating wordt verleend voor het met het oog op gebruik door het publiek op de markt aanbieden van een biocide dat voldoet aan de criteria voor deze indeling. Op grond van artikel 19, lid 4, onder c), van Verordening (EU) nr. 528/2012 mag er geen toelating worden verleend voor het met het oog op gebruik door het publiek op de markt aanbieden van biociden die volgens de criteria van bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8) moeten worden aangemerkt als persistent, bioaccumulerend en toxisch (PBT) dan wel zeer persistent en sterk bioaccumulerend (vPvB). Deze criteria hebben echter alleen betrekking op stoffen, terwijl biociden vaak mengsels en soms voorwerpen zijn. Artikel 19, lid 4, onder c), van Verordening (EU) nr. 528/2012 dient derhalve betrekking te hebben op biociden die uit stoffen bestaan die aan voornoemde criteria voldoen dan wel die stoffen bevatten of genereren. |
(5) |
Aangezien vergelijkende evaluaties niet in bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012 worden genoemd, dient de verwijzing naar die bijlage in artikel 23, lid 3, van die verordening te worden geschrapt. |
(6) |
Artikel 34, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet worden gewijzigd om de kruisverwijzing naar artikel 30 te corrigeren. |
(7) |
Op grond van artikel 35, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet een biocide worden toegelaten overeenkomstig artikel 33, lid 4, of artikel 34, lid 6, van die verordening als alle betrokken lidstaten overeenstemming hebben bereikt met de referentielidstaat over wederzijdse erkenning. De bepalingen met betrekking tot besluiten van alle betrokken lidstaten om toelatingen te verlenen op basis van wederzijdse erkenning zijn echter vastgesteld bij artikel 33, lid 3, en artikel 34, lid 6, van die verordening. Artikel 35, lid 3, dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(8) |
De tweede alinea van artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt dat een aanvraag tot verlenging van een toelating van de Unie vergezeld moet gaan van de overeenkomstig artikel 80, lid 1, van die verordening te betalen vergoeding. Er kan echter alleen een vergoeding worden betaald nadat het Europees Agentschap voor chemische stoffen („het agentschap”) informatie heeft verschaft over de desbetreffende niveaus overeenkomstig de tweede alinea van artikel 45, lid 3, van die verordening. Daarom dient de tweede alinea van artikel 45, lid 1, van die verordening te worden geschrapt, mede om ervoor te zorgen dat de tekst overeenstemt met artikel 7, lid 1, artikel 13, lid 1, en artikel 43, lid 1, van die verordening. |
(9) |
Het gebruik van het woord „verwijdering” in de artikelen 52 en 89 van Verordening (EU) nr. 528/2012 en het woord „verwijderd” in artikel 95 kan misleidend zijn en tot interpretatieproblemen leiden, gezien de verplichtingen die worden opgelegd door Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (9). Het moet derhalve worden geschrapt. |
(10) |
In artikel 54 van Verordening (EU) nr. 528/2012 moeten een aantal technische correcties worden aangebracht om overlapping tussen lid 1 en lid 3 van dat artikel te vermijden wat betreft de betaling van de krachtens artikel 80, lid 1, toepasselijke vergoedingen. |
(11) |
In de eerste en de tweede alinea van artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 wordt verwezen naar toelatingen die overeenkomstig artikel 30, lid 4, artikel 34, lid 6, of artikel 44, lid 4, van die verordening worden verleend. De bepalingen over besluiten ter verlening van toelatingen zijn echter vastgesteld bij artikel 30, lid 1, artikel 33, leden 3 en 4, artikel 34, leden 6 en 7, artikel 36, lid 4, artikel 37, leden 2 en 3, en artikel 44, lid 5 van die verordening. Bovendien wordt in de tweede alinea van artikel 60, lid 3, van die verordening een beschermingstermijn aangegeven voor de in artikel 20, lid 1, onder b), genoemde gegevens die worden ingediend in een aanvraag overeenkomstig artikel 26, lid 1, van die verordening. In artikel 60, lid 3, dient daarom tevens te worden verwezen naar artikel 26, lid 3, artikel 30, lid 1, artikel 33, leden 3 en 4, artikel 34, leden 6 en 7, artikel 36, lid 4, artikel 37, leden 2 en 3, en artikel 44, lid 5 van die verordening. |
(12) |
Artikel 66, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet worden gewijzigd om de kruisverwijzing naar artikel 67 te corrigeren. |
(13) |
Teneinde een goede samenwerking, coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, het agentschap en de Commissie met betrekking tot de handhaving te bevorderen, moet het agentschap tevens de taak krijgen om steun en bijstand te verlenen aan de lidstaten inzake controle- en handhavingsactiviteiten, in voorkomend geval, door gebruik te maken van bestaande structuren. |
(14) |
Om het opstellen van aanvragen tot toelating van biociden tegen de datum van goedkeuring van een werkzame stof overeenkomstig de tweede alinea van artikel 89, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 mogelijk te maken, dient de elektronische publieke toegang tot informatie over werkzame stoffen overeenkomstig artikel 67 van die verordening beschikbaar te zijn zodra de Commissie de verordening waarbij de werkzame stof wordt goedgekeurd, heeft goedgekeurd. |
(15) |
De eerste alinea van artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voorziet in de mogelijkheid beroep in te stellen tegen besluiten die het agentschap op grond van artikel 26, lid 2, van die verordening heeft genomen. Aangezien artikel 26, lid 2, het agentschap echter niet toestaat beslissingen te nemen, dient de verwijzing naar dat artikel in artikel 77, lid 1, te worden geschrapt. |
(16) |
In artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 wordt verwezen naar werkzame stoffen die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (10). Verduidelijkt moet worden dat dat artikel geldt voor alle werkzame stoffen waarvoor de Commissie een richtlijn tot opneming in die bijlage heeft vastgesteld, dat op een goedkeuring de voorwaarden voor dergelijke opneming van toepassing zijn en dat de datum van goedkeuring de datum van opneming is. |
(17) |
Op grond van de eerste alinea van artikel 89, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 mogen lidstaten gedurende ten hoogste twee jaar na de datum van goedkeuring van een werkzame stof hun vigerende systeem blijven toepassen. De eerste alinea van artikel 89, lid 3, van die verordening verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat biocidetoelatingen binnen twee jaar na goedkeuring van een werkzame stof worden verleend, gewijzigd of ingetrokken. Gezien de tijd die de diverse stappen van het proces voor de toelating echter in beslag nemen, in het bijzonder wanneer lidstaten van mening verschillen over de wederzijdse erkenning en de beslissing wordt doorverwezen naar de Commissie, is het passend de desbetreffende termijnen te verlengen tot drie jaar en deze verlenging op te nemen in de tweede alinea van artikel 37, lid 3, van die verordening. |
(18) |
Op grond van de eerste alinea van artikel 89, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 mogen lidstaten hun vigerende systeem toepassen op bestaande werkzame stoffen. Een biocide kan een combinatie van goedgekeurde nieuwe werkzame stoffen en nog niet goedgekeurde bestaande werkzame stoffen bevatten. Om innovatie te belonen door dergelijke producten toegang tot de markt te verlenen moet het de lidstaten worden toegestaan hun vigerende systemen op dergelijke producten te blijven toepassen totdat de bestaande werkzame stof is goedgekeurd, waarna de producten in aanmerking komen voor toelating overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(19) |
Artikel 89, lid 4, en artikel 93, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voorzien in uitfaseringstermijnen voor biociden waarvoor geen toelating wordt verleend. Dezelfde termijnen dienen te worden gehanteerd voor de uitfasering van een biocide dat al op de markt aanwezig is en waarvoor een toelating wordt verleend, maar waarbij de voorwaarden van de toelating vereisen dat het biocide wordt gewijzigd. |
(20) |
In artikel 93 van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet worden verduidelijkt dat de aldaar bedoelde afwijking alleen geldt onder voorbehoud van de nationale voorschriften van de lidstaten. |
(21) |
Artikel 94, lid 1 van Verordening (EU) nr. 528/2012 beoogt het op de markt aanbieden toe te staan van voorwerpen die zijn behandeld met biociden die werkzame stoffen bevatten die, hoewel ze nog niet zijn goedgekeurd, worden geëvalueerd, hetzij in het kader van het in artikel 89, lid 1, van die verordening genoemde werkprogramma hetzij op basis van een aanvraag die is ingediend op grond van artikel 94, lid 1. De verwijzing in artikel 94, lid 1, naar artikel 58 van Verordening (EU) nr. 528/2012 zou kunnen worden opgevat als een onbedoelde afwijking van de voorschriften op het gebied van etikettering en informatie in artikel 58, leden 3 en 4. Artikel 94, lid 1, van die verordening dient derhalve uitsluitend te verwijzen naar artikel 58, lid 2. |
(22) |
Artikel 94, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 geldt alleen voor behandelde voorwerpen die al in de handel zijn gebracht, en heeft onbedoeld een verbod tot gevolg gehad op de meeste nieuwe behandelde voorwerpen, dat in is gegaan op 1 september 2013 en duurt tot de laatste werkzame stof in die voorwerpen is goedgekeurd. Het toepassingsgebied van artikel 94, lid 1, dient daarom te worden uitgebreid tot nieuwe behandelde voorwerpen. Dat artikel dient tevens te voorzien in een uitfaseringstermijn voor behandelde voorwerpen als uiterlijk 1 september 2016 nog geen aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof voor de desbetreffende productsoort is ingediend. Om mogelijk ernstige nadelige effecten voor marktdeelnemers te voorkomen moet met volledige inachtneming van het rechtszekerheidsbeginsel ervoor worden gezorgd dat deze wijzigingen met ingang van 1 september 2013 van kracht worden. |
(23) |
De eerste alinea van artikel 95, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt de indiening van een volledig stoffendossier verplicht. Het moet mogelijk zijn dat een dergelijk volledig dossier gegevens kan bevatten die worden beschreven in bijlage IIIA of IVA bij Richtlijn 98/8/EG. |
(24) |
In de derde alinea van artikel 95, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 wordt het in de tweede alinea van artikel 63, lid 3, bepaalde recht om te verwijzen naar gegevens uitgebreid tot alle studies die vereist zijn ter beoordeling van de risico’s voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, zodat mogelijk relevante personen kunnen worden opgenomen in de in artikel 95, lid 2, van die verordening genoemde lijst. Zonder dit recht zouden vele mogelijk relevante personen niet in staat zijn om tijdig te voldoen aan artikel 95, lid 1, teneinde uiterlijk op de datum die bij artikel 95, lid 3, is vastgesteld, te worden opgenomen in die lijst. In de derde alinea van artikel 95, lid 1, worden studies over het lot en het gedrag in het milieu echter niet vermeld. Bovendien dienen mogelijk relevante personen, die immers betalen voor het recht om te verwijzen naar gegevens overeenkomstig artikel 63, lid 3, het recht te hebben ten volle te profiteren van dat recht door dit aan aanvragers van toelating voor een product over te dragen. Artikel 95 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(25) |
De vijfde alinea van artikel 95, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 beoogt de beschermingstermijn voor gegevens die kunnen worden gedeeld met ingang van 1 september 2013 om te voldoen aan de eerste alinea van artikel 95, lid 1, maar die op die datum nog niet konden worden gedeeld om aanvragen tot toelating van producten te onderbouwen. Zulks zal het geval zijn voor gegevens over combinaties van actieve stoffen en productsoorten waarvoor op 1 september 2013 nog geen besluit was genomen inzake opneming in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG. Daarom dient in artikel 95 van die verordening naar die datum te worden verwezen. |
(26) |
Op grond van artikel 95, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet de door het agentschap gepubliceerde lijst de namen bevatten van de deelnemers aan het in artikel 89, lid 1, van die verordening genoemde werkprogramma. Artikel 95, lid 2, laat het daarbij toe dat deze deelnemers profiteren van het kostenvergoedingsmechanisme dat wordt vastgesteld in die verordening. Alle personen die een volledig stoffendossier overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 of Richtlijn 98/8/EG, of een verklaring van toegang tot een dergelijk dossier hebben ingediend, dienen van de mogelijkheid om te profiteren van het kostenvergoedingsmechanisme gebruik te kunnen maken. Daarnaast dient dit mechanisme te gelden voor dossiers die zijn ingediend voor een stof die zelf geen werkzame stof is, maar werkzame stoffen genereert. |
(27) |
Overeenkomstig de eerste alinea van artikel 95, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 mogen biociden die werkzame stoffen bevatten niet in de handel worden gebracht als de desbetreffende fabrikant of importeur („de relevante persoon”) niet wordt vermeld op de in dat artikel bedoelde lijst. Krachtens artikel 89, lid 2, en artikel 93, lid 2, van die verordening zullen bepaalde werkzame stoffen op de biocidenmarkt legaal aanwezig zijn, zelfs wanneer daarvoor nog geen volledig stoffendossier is ingediend. Voor dergelijke stoffen dient het verbod van artikel 95, lid 3, niet te gelden. Voorts dient, als voor een stof waarvoor een volledig stoffendossier is ingediend geen fabrikant of importeur wordt genoemd, een andere persoon de mogelijkheid te kunnen hebben biociden met die stof in de handel te brengen, mits een dossier of een verklaring van toegang tot een dossier is ingediend door die persoon of de fabrikant of importeur van het biocide. |
(28) |
In artikel 95, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 wordt bepaald dat artikel 95 van toepassing is op de werkzame stoffen die worden vermeld onder categorie 6 in bijlage I bij die verordening. Deze stoffen zijn in die bijlage opgenomen op basis van ingediende volledige dossiers; de eigenaren van deze dossiers dienen het recht te hebben te profiteren van het kostenvergoedingsmechanisme dat bij dat artikel wordt ingevoerd. In de toekomst kunnen in de genoemde bijlage andere stoffen worden opgenomen op basis van de indiening van dergelijke dossiers. Categorie 6 van die bijlage dient derhalve alle dergelijke stoffen te reguleren. |
(29) |
De beschrijving in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van biociden gebruikt in materialen die met levensmiddelen in contact komen dient qua terminologie overeen te stemmen met Verordening (EG) nr. 1935/2004. |
(30) |
In de eerste alinea van artikel 96 van Verordening (EU) nr. 528/2012 dient te worden verduidelijkt dat Richtlijn 98/8/EG wordt ingetrokken, onverminderd de bepalingen van Verordening (EU) nr. 528/2012 waarin naar Richtlijn 98/8/EG wordt verwezen. |
(31) |
Bijgevolg dient Verordening (EU) nr. 528/2012 dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 528/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2, lid 5, onder b), wordt vervangen door:
|
2) |
Artikel 3, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
De inleiding van artikel 23, lid 3, wordt vervangen door: „3. De ontvangende bevoegde autoriteit, of, in het geval van een besluit over een aanvraag tot toelating van de Unie, de Commissie, verbiedt of beperkt het op de markt aanbieden of het gebruik van een biocide dat een werkzame stof bevat die in aanmerking komt voor vervanging, indien uit een vergelijkende evaluatie, die overeenkomstig de technische richtsnoeren in artikel 24 is uitgevoerd, blijkt dat aan beide hierna genoemde criteria wordt voldaan:”. |
5) |
In artikel 34, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door: „Binnen 365 dagen na de validering van een aanvraag beoordeelt de referentielidstaat de aanvraag en het ontwerpbeoordelingsrapport overeenkomstig artikel 30 en doet hij zijn beoordelingsrapport en de samenvatting van de productkenmerken van het biocide aan de betrokken lidstaten en de aanvrager toekomen.”. |
6) |
Artikel 35, lid 3, wordt vervangen door: „3. In de coördinatiegroep stellen alle in lid 2 van dit artikel bedoelde lidstaten alles in het werk om overeenstemming te bereiken over de te nemen maatregelen. Zij bieden de aanvrager de gelegenheid zijn standpunt toe te lichten. Indien zij binnen 60 dagen na de mededeling van de geschilpunten als bedoeld in lid 2 van dit artikel overeenstemming bereiken, neemt de referentielidstaat de overeenstemming op in het biocidenregister. Vanaf dat moment wordt de procedure geacht te zijn afgesloten en laat de referentielidstaat en elke betrokken lidstaat laat het biocide toe overeenkomstig artikel 33, lid 3, of, in voorkomend geval, artikel 34, lid 6.”. |
7) |
In artikel 37, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door: „Terwijl de procedure uit hoofde van dit artikel hangende is, wordt de in de eerste alinea van artikel 89, lid 3, bedoelde verplichting van de lidstaat om een biocide binnen drie jaar na de datum van goedkeuring toe te laten, tijdelijk opgeschort.”. |
8) |
De tweede alinea van artikel 45, lid 1, wordt geschrapt. |
9) |
Artikel 52 wordt vervangen door: „Artikel 52 Respijtperiode Onverminderd artikel 89 voorziet de bevoegde autoriteit, of, in het geval van een toegelaten biocide op het niveau van de Unie, de Commissie, wanneer zij een toelating intrekt of wijzigt of besluit een toelating niet te verlengen, in een respijtperiode voor het op de markt aanbieden en het gebruik van de bestaande voorraden, behalve indien het verder op de markt aanbieden of blijven gebruiken van het biocide een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van mens en dier of het milieu zou inhouden. De duur van de respijtperiode mag ten hoogste 180 dagen bedragen voor het op de markt aanbieden, en ten hoogste 180 dagen extra voor het gebruik van bestaande voorraden van het biocide in kwestie.”. |
10) |
In artikel 53, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door: „1. In afwijking van artikel 17 verleent de bevoegde autoriteit van een lidstaat („de lidstaat van binnenkomst”) op verzoek van een aanvrager, een vergunning voor parallelhandel waardoor een biocide dat in een andere lidstaat („de lidstaat van oorsprong”) is toegelaten, in de lidstaat van binnenkomst op de markt aangeboden en gebruikt mag worden, indien zij overeenkomstig lid 3 bepaalt dat het betrokken biocide identiek is aan een biocide dat in de lidstaat van binnenkomst reeds is toegelaten („het referentieproduct”).”. |
11) |
Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
In artikel 56, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door: „1. In afwijking van artikel 17 mogen experimenten of proeven voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling of onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés met een niet-toegelaten biocide of een uitsluitend voor gebruik in een biocide bestemde, niet goedgekeurde werkzame stof („experiment of proef”), alleen plaatsvinden onder de in dit artikel bepaalde voorwaarden.”. |
13) |
De inleiding van artikel 58, lid 3, wordt vervangen door: „3. De voor het in de handel brengen van een behandeld voorwerp verantwoordelijke persoon zorgt ervoor dat het etiket de in de tweede alinea opgesomde informatie vermeldt, wanneer:”. |
14) |
De eerste en de tweede alinea van artikel 60, lid 3, worden vervangen door: „3. De beschermingstermijn voor gegevens die worden ingediend met het oog op de toelating van een biocide dat uitsluitend bestaande werkzame stoffen bevat, verstrijkt 10 jaar na de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop overeenkomstig artikel 26, lid 3, artikel 30, lid 1, artikel 33, leden 3 en 4, artikel 34, leden 6 en 7, artikel 36, lid 4, artikel 37, leden 2 en 3, of artikel 44, lid 5, het eerste besluit over de toelating van het product is aangenomen. De beschermingstermijn voor gegevens die worden ingediend met het oog op de toelating van een biocide dat een nieuwe werkzame stof bevat, verstrijkt 15 jaar na de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop overeenkomstig artikel 26, lid 3, artikel 30, lid 1, artikel 33, leden 3 en 4, artikel 34, leden 6 en 7, artikel 36, lid 4, artikel 37, leden 2 en 3, of artikel 44, lid 5, het eerste besluit over de toelating van het product is aangenomen.”. |
15) |
Artikel 66, lid 4, wordt vervangen door: „4. Elke persoon die voor de toepassing van deze verordening informatie betreffende een werkzame stof of biocide bij het agentschap of bij een bevoegde autoriteit indient, kan vragen dat de in artikel 67, leden 3 en 4, vermelde informatie niet openbaar wordt gemaakt, mits hij motiveert waarom de openbaarmaking van die informatie zijn commerciële belangen of die van een andere betrokken partij kan schaden.”. |
16) |
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
In artikel 76, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
18) |
In artikel 77, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door: „1. Beroepen tegen besluiten die het agentschap heeft genomen op grond van artikel 7, lid 2, artikel 13, lid 3, artikel 43, lid 2, artikel 45, lid 3, artikel 54, leden 3 tot en met 5, artikel 63, lid 3, en artikel 64, lid 1, worden ingesteld bij de kamer van beroep die is ingesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006.”. |
19) |
In artikel 78, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door: „De in artikel 96, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde ontvangsten van het agentschap worden niet gebruikt voor het verrichten van taken in het kader van deze verordening, behalve wanneer een gemeenschappelijk doel of een tijdelijke overdracht ten behoeve van de goede werking van het agentschap wordt beoogd. De in lid 1 van dit artikel bedoelde ontvangsten van het agentschap worden niet gebruikt voor het verrichten van taken in het kader van Verordening (EG) nr. 1907/2006, behalve wanneer een gemeenschappelijk doel of een tijdelijke overdracht ten behoeve van de goede werking van het agentschap wordt beoogd.”. |
20) |
Artikel 86 wordt vervangen door: „Artikel 86 In bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG opgenomen werkzame stoffen De werkzame stoffen waarvoor de Commissie een richtlijn tot opneming in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG heeft vastgesteld, worden geacht op grond van deze verordening op de datum van opneming te zijn goedgekeurd en worden opgenomen in de in artikel 9, lid 2, bedoelde lijst. De goedkeuring wordt afhankelijk gesteld van de in de desbetreffende richtlijnen van de Commissie vervatte voorwaarden.”. |
21) |
Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
In artikel 92, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor biociden die overeenkomstig de artikelen 3 of 4 van Richtlijn 98/8/EG zijn toegelaten, wordt geacht toelating te zijn verleend overeenkomstig artikel 17 van deze verordening.”. |
23) |
Artikel 93 wordt vervangen door: „Artikel 93 Overgangsmaatregelen betreffende biociden die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 98/8/EG vallen In afwijking van artikel 17, lid 1, mag een lidstaat zijn vigerende systeem of praktijk inzake het op de markt aanbieden en gebruiken van biociden die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 98/8/EG vallen, maar wel onder het toepassingsgebied van deze verordening, en die bestaan uit werkzame stoffen die op 1 september 2013 op de markt aangeboden werden of in biociden gebruikt werden, of die deze stoffen bevatten of genereren, blijven toepassen. Deze afwijking geldt tot een van de volgende data:
|
24) |
De artikelen 94 en 95 worden vervangen door: „Artikel 94 Overgangsmaatregelen betreffende behandelde voorwerpen
Artikel 95 Overgangsmaatregelen betreffende de toegang tot de dossiers van werkzame stoffen
Een in de Unie gevestigde persoon die een relevante stof, al dan niet in een biocide, vervaardigt of importeert („de leverancier van de stof”) of die een biocide vervaardigt of op de markt aanbiedt dat bestaat uit die relevante stof of dat die relevante stof bevat of genereert („de leverancier van het product”) kan te allen tijde bij het agentschap een volledig stoffendossier voor die relevante stof, een verklaring van toegang tot een volledig stoffendossier of een verwijzing naar een volledig stoffendossier waarvoor alle gegevensbeschermingstermijnen zijn verstreken, indienen. Na de verlenging van de toelating van een werkzame stof kan iedere leverancier van de stof of leverancier van het product bij het agentschap een verklaring van toegang indienen met betrekking tot alle gegevens die door de beoordelende bevoegde autoriteit in overweging zijn genomen en relevant werden geacht met het oog op de verlenging, en waarvoor de gegevensbeschermingstermijn nog niet is verlopen („de relevante gegevens”). Het agentschap stelt de leverancier die de informatie indient in kennis van de overeenkomstig artikel 80, lid 1, verschuldigde vergoeding. Het wijst de aanvraag af indien de leverancier die de informatie indient de vergoeding niet binnen 30 dagen betaalt. Het agentschap stelt de leverancier die de informatie indient daarvan in kennis. Na ontvangst van de overeenkomstig artikel 80, lid 1, verschuldigde vergoeding controleert het agentschap of de ingediende informatie voldoet aan de voorwaarden van de tweede alinea van dit lid en stelt het de leverancier die de informatie indient daarvan in kennis.
|
25) |
Artikel 96, eerste alinea wordt vervangen door: „Onverminderd artikel 86, de artikelen 89 tot en met 93, en artikel 95 van deze verordening, wordt Richtlijn 98/8/EG ingetrokken met ingang van 1 september 2013.”. |
26) |
In bijlage I wordt de titel van Categorie 6 vervangen door: „Categorie 6 — Stoffen waarvoor een lidstaat overeenkomstig artikel 7, lid 3, van deze verordening een dossier inzake een werkzame stof heeft gevalideerd of waarvoor een lidstaat een dergelijk dossier overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG heeft aanvaard”. |
27) |
In bijlage V wordt de tweede alinea onder „Productsoort 4: Voeding en diervoeders” vervangen door: „Producten die verwerkt worden in materialen die in contact kunnen komen met voedsel.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, punt 24, is van toepassing met ingang van 1 september 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 11 maart 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
D.KOURKOULAS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 25 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 maart 2014.
-
Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29).
-
Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).
-
Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
-
Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
-
Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
-
Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.