Verordening 2014/136 - Wijziging van Richtlijn 2007/46/EG, Verordening 692/2008 wat betreft emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en 6) en Verordening 582/2011 wat betreft emissies van zware voertuigen (Euro VI) - Hoofdinhoud
13.2.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 43/12 |
VERORDENING (EU) Nr. 136/2014 VAN DE COMMISSIE
van 11 februari 2014
tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie wat betreft emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en 6) en Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie wat betreft emissies van zware voertuigen (Euro VI)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (1), en met name artikel 39, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (2), en met name artikel 5, lid 3,
Gezien Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (3), en met name artikel 5, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 715/2009 en Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (4) zijn gemeenschappelijke technische voorschriften vastgesteld voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en vervangingsonderdelen wat emissies betreft, alsook regels inzake conformiteit tijdens het gebruik, duurzaamheid van voorzieningen voor verontreinigingsbeheersing, boorddiagnosesystemen (OBD-systemen), meting van het brandstofverbruik en toegankelijkheid van reparatie- en onderhoudsinformatie. |
(2) |
Bij Richtlijn 2007/46/EG van 5 september 2007 is een kader vastgesteld voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd. Daarin zijn de vorm van de typegoedkeuringsdocumenten en de basis voor de beschrijving van de motorkenmerken vastgesteld, met inbegrip van waarden voor het motorvermogen en parameters die verband houden met het motorvermogen. |
(3) |
Het EG-typegoedkeuringsnummer dat krachtens Verordening (EG) nr. 692/2008 wordt toegekend, omvat letters (stappen van Euro 5 en Euro 6), die verwijzen naar de emissiegrenswaarden en OBD-voorschriften op grond waarvan de goedkeuring is verleend. Voor elke door een letter aangeduide stap gelden verplichte data van tenuitvoerlegging voor de certificering van nieuwe typen voertuigen en voor alle nieuwe voertuigen, alsook een uiterste datum van registratie. |
(4) |
Voertuigfabrikanten mogen al typegoedkeuring volgens strengere voorschriften aanvragen voordat die voorschriften verplicht zijn. Nieuwe Euro 6-stappen leiden ertoe dat voertuigen met lagere emissieniveaus kunnen worden gecertificeerd voordat die emissieniveaus in werking treden. |
(5) |
Bij Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG is Richtlijn 80/1269/EEG van de Raad van 16 december 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het motorvermogen van motorvoertuigen (5) met ingang van 31 december 2013 ingetrokken. Daarom moeten de bepalingen van Richtlijn 80/1269/EEG worden overgenomen in Verordening (EG) nr. 715/2007. |
(6) |
In Verordening (EG) nr. 692/2008 en Verordening (EU) nr. 582/2011 zijn de referentiebrandstoffen gespecificeerd die voertuigfabrikanten moeten gebruiken bij emissietests overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 595/2009. De eigenschappen van de referentiebrandstoffen zijn afgestemd op die van de in de handel verkrijgbare brandstoffen die ten tijde van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 692/2008 het meest gangbaar waren. Aangezien de laatste jaren steeds meer biobrandstoffen verkocht worden, moeten de specificaties van de referentiebrandstoffen worden aangepast aan de nu en in de nabije toekomst op de EU-markt verkrijgbare brandstoffen. |
(7) |
De referentiebrandstoffen in Verordening (EG) nr. 692/2008 en Verordening (EU) nr. 582/2011 moeten worden aangepast om de procedures voor lichte en zware voertuigen te harmoniseren en zo de typegoedkeuringskosten te beperken. |
(8) |
Richtlijn 2007/46/EG, Verordening (EG) nr. 692/2008 en Verordening (EU) nr. 582/2011 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 2007/46/EG
De bijlagen I, III, IV, IX en XI bij Richtlijn 2007/46/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EG) nr. 692/2008
Verordening (EG) nr. 692/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
aan artikel 2 worden de volgende punten 37, 38, 39 en 40 toegevoegd: „37. „nettovermogen”: het vermogen dat op een testbank wordt vastgesteld aan het uiteinde van de krukas of het equivalent ervan bij het overeenkomstige toerental, met hulpapparatuur, getest overeenkomstig bijlage XX (Meting van het nettomotorvermogen alsmede het nettovermogen en het maximumvermogen gedurende 30 minuten van elektrische aandrijvingen) en bepaald onder atmosferische referentieomstandigheden;
|
2) |
artikel 3, lid 1, wordt vervangen door: „1. Om EG-typegoedkeuring te verkrijgen wat emissies en reparatie- en onderhoudsinformatie betreft, toont de fabrikant aan dat de voertuigen aan de testprocedures in de bijlagen III tot en met VIII, X tot en met XII, XIV, XVI en XX bij deze verordening voldoen. De fabrikant waarborgt ook de conformiteit met de specificaties van referentiebrandstoffen in bijlage IX bij deze verordening.”; |
3) |
artikel 6, lid 1, wordt vervangen door: „1. Wanneer aan alle relevante voorschriften is voldaan, verleent de goedkeuringsinstantie EG-typegoedkeuring en kent zij een typegoedkeuringsnummer toe volgens het in bijlage VII bij Richtlijn 2007/46/EG beschreven nummeringssysteem. Onverminderd bijlage VII bij Richtlijn 2007/46/EG wordt het derde deel van het typegoedkeuringsnummer opgesteld overeenkomstig aanhangsel 6 van bijlage I bij deze verordening. Een goedkeuringsinstantie mag hetzelfde nummer niet aan een ander voertuigtype toekennen. Voor voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig de Euro 5-emissiegrenswaarden in tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2007 wordt geacht aan de relevante voorschriften te zijn voldaan indien alle volgende voorwaarden zijn vervuld:
In het in de vierde alinea bedoelde geval is artikel 14 ook van toepassing.”; |
4) |
de bijlagen I, III, IV, IX, XI en XII worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening; |
5) |
bijlage XX wordt toegevoegd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
Artikel 3
Wijziging van Verordening (EU) nr. 582/2011
De bijlagen VIII en IX bij Verordening (EU) nr. 582/2011 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.
Artikel 4
Overgangsbepalingen
-
1.Met ingang van 1 januari 2015 geven fabrikanten conformiteitscertificaten af die in overeenstemming zijn met deze verordening.
-
2.Met het oog op de naleving van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 692/2008 blijven certificaten die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend omdat aangetoond was dat Richtlijn 80/1269/EEG en/of VN/ECE-Reglement nr. 85 werd nageleefd, geldig tot en met 31 augustus 2018.
-
3.Bijlage IV bij deze verordening is van toepassing vanaf de data die vermeld zijn in aanhangsel 9, tabel 1, rij C, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 582/2011.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 februari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
BIJLAGE I
Wijziging van Richtlijn 2007/46/EG
De bijlagen I, III, IV, IX en XI bij Richtlijn 2007/46/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
in bijlage III, deel I, onder A, worden de volgende punten 3.3.1.1.1 en 3.3.1.1.2 ingevoegd:
|
3) |
bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
in het aanhangsel van bijlage VI wordt in de tabel nummer 40 geschrapt; |
5) |
bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE II
Wijziging van Verordening (EG) nr. 692/2008
Verordening (EG) nr. 692/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
aan de lijst van bijlagen wordt bijlage XX toegevoegd: „BIJLAGE XX Meting van het nettomotorvermogen”; |
2) |
bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
bijlage IV, aanhangsel 1, punt 2.2, wordt vervangen door: 2.2. De atoomverhoudingen in punt 5.3.7.3 worden als volgt gelezen: Hcv= atoomverhouding waterstof/koolstof voor benzine (E5): 1,89 voor benzine (E10): 1,93 voor lpg: 2,53 voor aardgas/biomethaan: 4,0 voor ethanol (E85): 2,74 voor ethanol (E75): 2,61 Ocv= atoomverhouding zuurstof/koolstof voor benzine (E5): 0,016 voor benzine (E10): 0,033 voor lpg: 0,0 voor aardgas/biomethaan: 0,0 voor ethanol (E85): 0,39 voor ethanol (E75): 0,329”; |
5) |
bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:
|
-
In een later stadium zullen specifieke testprocedures voor waterstofvoertuigen en flexfuelvoertuigen op biodiesel worden vastgesteld.
-
Wanneer een bifuelvoertuig met een flexfuelvoertuig wordt gecombineerd, zijn beide testvoorschriften van toepassing.
-
Deze bepaling is tijdelijk, andere voorschriften voor biodiesel zullen later worden voorgesteld.
-
Test op benzine alleen vóór de data in artikel 10, lid 6, van Verordening (EG) nr. 715/2007. Na deze data wordt de test met beide brandstoffen uitgevoerd. Voor de test wordt de in bijlage IX, deel B, gespecificeerde referentiebrandstof E75 gebruikt.
-
Als het voertuig op waterstof loopt worden alleen NOx-emissies bepaald.
-
Voertuigen met elektrischeontstekingsmotor en compressieontstekingsmotor mogen naar keuze van de fabrikant worden getest met de brandstof E5 of E10, respectievelijk B5 of B7. Maar:
— |
uiterlijk zestien maandan na de in artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 715/2007 vastgestelde data mogen nieuwe typegoedkeuringen alleen met de brandstoffen E10 en B7 worden uitgevoerd; |
— |
uiterlijk drie jaar na de in artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 715/2007 vastgestelde data worden voor de typegoedkeuring van alle nieuwe voertuigen de brandstoffen E10 en B7 gebruikt.” |
-
Doorhalen wat niet van toepassing is.”
-
De in de specificaties vermelde waarden zijn „reële waarden”. De grenswaarden zijn vastgesteld aan de hand van ISO 4259, Aardolieproducten – Bepaling en toepassing van gegevens over de precisie van beproevingsmethoden, terwijl voor het vastleggen van een minimumwaarde rekening is gehouden met een minimumverschil van 2R boven nul; bij het vaststellen van een maximum- en minimumwaarde is het minimumverschil 4R (R = reproduceerbaarheid). Hoewel deze maatregel om technische redenen is ingevoerd, moet de fabrikant van brandstoffen er toch naar streven een nulwaarde te verkrijgen indien de vastgestelde maximumwaarde 2R bedraagt, en de gemiddelde waarde te verkrijgen ingeval maximum- en minimumgrenswaarden zijn opgegeven. Indien moet worden nagegaan of een brandstof al dan niet aan de specificatievoorschriften voldoet, moet ISO 4259 worden toegepast.
(2) |
Voor bovenstaande eigenschappen zullen equivalente EN/ISO-methoden worden toegepast zodra deze zijn bekendgemaakt. |
-
Voor de berekening van het eindresultaat moet overeenkomstig EN 228:2008 een correctiefactor van 0,2 voor MON en RON worden afgetrokken.
-
De brandstof mag oxidatieremmers en metaaldeactivatoren bevatten die gewoonlijk worden gebruikt om raffinaderijbenzinestromen te stabiliseren, maar detergente/dispersieve additieven en oplosolie mogen niet worden gebruikt.
-
Ethanol is de enige zuurstofhoudende verbinding die opzettelijk aan deze referentiebrandstof moet worden toegevoegd. De gebruikte ethanol moet aan EN 15376 voldoen.
-
Het feitelijke zwavelgehalte van de voor de test van type 1 gebruikte brandstof rapporteren.
-
Fosfor-, ijzer-, mangaan- of loodhoudende verbindingen mogen niet opzettelijk aan deze referentiebrandstof worden toegevoegd.”
-
De in de specificaties vermelde waarden zijn „reële waarden”. De grenswaarden zijn vastgesteld aan de hand van ISO 4259, Aardolieproducten – Bepaling en toepassing van gegevens over de precisie van beproevingsmethoden, terwijl voor het vastleggen van een minimumwaarde rekening is gehouden met een minimumverschil van 2R boven nul; bij het vaststellen van een maximum- en minimumwaarde is het minimumverschil 4R (R = reproduceerbaarheid). Hoewel deze maatregel om technische redenen is ingevoerd, moet de fabrikant van brandstoffen er toch naar streven een nulwaarde te verkrijgen indien de vastgestelde maximumwaarde 2R bedraagt, en de gemiddelde waarde te verkrijgen ingeval maximum- en minimumgrenswaarden zijn opgegeven. Indien moet worden nagegaan of een brandstof al dan niet aan de specificatievoorschriften voldoet, moet ISO 4259 worden toegepast.
-
Het opgegeven gebied voor het cetaangetal is niet in overeenstemming met de eis van een minimum van 4R. Bij geschillen tussen brandstofleverancier en gebruiker kunnen de eisen van ISO 4259 evenwel worden gebruikt om die geschillen op te lossen, mits er bij voorkeur niet één meting, maar herhaalde metingen, in voldoende aantal om de vereiste nauwkeurigheid te bereiken, worden verricht.
-
Ook al wordt de oxidatiebestendigheid onder controle gehouden, toch zal de houdbaarheid waarschijnlijk beperkt zijn. De leverancier moet om advies worden gevraagd over de voorwaarden en de duur van de opslag.
-
Het vetzuurmethylestergehalte moet voldoen aan de specificatie van EN 14214.”
-
De in de specificaties vermelde waarden zijn „reële waarden”. De grenswaarden zijn vastgesteld aan de hand van ISO 4259, Aardolieproducten – Bepaling en toepassing van gegevens over de precisie van beproevingsmethoden, terwijl voor het vastleggen van een minimumwaarde rekening is gehouden met een minimumverschil van 2R boven nul; bij het vaststellen van een maximum- en minimumwaarde is het minimumverschil 4R (R = reproduceerbaarheid). Hoewel deze maatregel om technische redenen is ingevoerd, moet de fabrikant van brandstoffen er toch naar streven een nulwaarde te verkrijgen indien de vastgestelde maximumwaarde 2R bedraagt, en de gemiddelde waarde te verkrijgen ingeval maximum- en minimumgrenswaarden zijn opgegeven. Indien moet worden nagegaan of een brandstof al dan niet aan de specificatievoorschriften voldoet, moet ISO 4259 worden toegepast.
(2) |
Voor bovenstaande eigenschappen zullen equivalente EN/ISO-methoden worden toegepast zodra deze zijn bekendgemaakt. |
-
Voor de berekening van het eindresultaat moet overeenkomstig EN 228:2008 een correctiefactor van 0,2 voor MON en RON worden afgetrokken.
-
De brandstof mag oxidatieremmers en metaaldeactivatoren bevatten die gewoonlijk worden gebruikt om raffinaderijbenzinestromen te stabiliseren, maar detergente/dispersieve additieven en oplosolie mogen niet worden gebruikt.
-
Ethanol is de enige zuurstofhoudende verbinding die opzettelijk aan deze referentiebrandstof moet worden toegevoegd. De gebruikte ethanol moet aan EN 15376 voldoen.
-
Het feitelijke zwavelgehalte van de voor de test van type 6 gebruikte brandstof rapporteren.
-
Fosfor-, ijzer-, mangaan- of loodhoudende verbindingen mogen niet opzettelijk aan deze referentiebrandstof worden toegevoegd.”
-
De grenswaarden voor de deeltjesmassa en het deeltjesaantal voor elektrische ontsteking gelden alleen voor voertuigen met directe-inspuitmotoren.”;
-
De grenswaarden voor de deeltjesmassa voor elektrische ontsteking gelden alleen voor voertuigen met directe-inspuitmotoren.”;
BIJLAGE III
„BIJLAGE XX
METING VAN HET NETTOMOTORVERMOGEN ALSMEDE HET NETTOVERMOGEN EN HET MAXIMUMVERMOGEN GEDURENDE 30 MINUTEN VAN ELEKTRISCHE AANDRIJVINGEN
-
1.INLEIDING
Deze bijlage bevat voorschriften voor het meten van het nettomotorvermogen alsmede het nettovermogen en het maximumvermogen gedurende 30 minuten van elektrische aandrijvingen.
-
2.ALGEMENE SPECIFICATIES
2.1 De algemene specificaties voor de uitvoering van de tests en de interpretatie van de resultaten zijn vastgesteld in punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 85 (1), behoudens de in deze bijlage gespecificeerde uitzonderingen.
2.2 Testbrandstof
De punten 5.2.3.1, 5.2.3.2.1, 5.2.3.3.1 en 5.2.3.4 van VN/ECE-Reglement nr. 85 worden als volgt gelezen:
Er wordt brandstof gebruikt die in de handel verkrijgbaar is. In geval van betwisting wordt gebruikgemaakt van de geschikte referentiebrandstof die is gespecificeerd in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 692/2008.
2.3 Vermogenscorrectiefactoren
In afwijking van punt 5.1 van bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement nr. 85 kunnen de correctiefactoren αa of αd op verzoek van de fabrikant de waarde 1 aannemen wanneer een turbomotor is uitgerust met een systeem waarbij compensatie voor de omgevingsomstandigheden met betrekking tot temperatuur en hoogte mogelijk is.
BIJLAGE IV
Wijziging van Verordening (EU) nr. 582/2011
Verordening (EU) nr. 582/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
-
De in de specificaties vermelde waarden zijn „reële waarden”. De grenswaarden zijn vastgesteld aan de hand van ISO 4259, Aardolieproducten — Bepaling en toepassing van gegevens over de precisie van beproevingsmethoden, terwijl voor het vastleggen van een minimumwaarde rekening is gehouden met een minimumverschil van 2R boven nul; bij het vaststellen van een maximum- en minimumwaarde is het minimumverschil 4R (R = reproduceerbaarheid). Hoewel deze maatregel om technische redenen is ingevoerd, moet de fabrikant van brandstoffen er toch naar streven een nulwaarde te verkrijgen indien de vastgestelde maximumwaarde 2R bedraagt, en de gemiddelde waarde te verkrijgen ingeval maximum- en minimumgrenswaarden zijn opgegeven. Indien moet worden nagegaan of een brandstof al dan niet aan de specificatievoorschriften voldoet, moet ISO 4259 worden toegepast.
-
Het opgegeven gebied voor het cetaangetal is niet in overeenstemming met de eis van een minimum van 4R. Bij geschillen tussen brandstofleverancier en gebruiker kunnen de eisen van ISO 4259 evenwel worden gebruikt om die geschillen op te lossen, mits er bij voorkeur niet één meting, maar herhaalde metingen, in voldoende aantal om de vereiste nauwkeurigheid te bereiken, worden verricht.
-
Ook al wordt de oxidatiebestendigheid onder controle gehouden, toch zal de houdbaarheid waarschijnlijk beperkt zijn. De leverancier moet om advies worden gevraagd over de voorwaarden en de duur van de opslag.
-
Het vetzuurmethylestergehalte moet voldoen aan de specificatie van EN 14214.”
-
De in de specificaties vermelde waarden zijn „reële waarden”. De grenswaarden zijn vastgesteld aan de hand van ISO 4259, Aardolieproducten – Bepaling en toepassing van gegevens over de precisie van beproevingsmethoden, terwijl voor het vastleggen van een minimumwaarde rekening is gehouden met een minimumverschil van 2R boven nul; bij het vaststellen van een maximum- en minimumwaarde is het minimumverschil 4R (R = reproduceerbaarheid). Hoewel deze maatregel om technische redenen is ingevoerd, moet de fabrikant van brandstoffen er toch naar streven een nulwaarde te verkrijgen indien de vastgestelde maximumwaarde 2R bedraagt, en de gemiddelde waarde te verkrijgen ingeval maximum- en minimumgrenswaarden zijn opgegeven. Indien moet worden nagegaan of een brandstof al dan niet aan de specificatievoorschriften voldoet, moet ISO 4259 worden toegepast.
(2) |
Voor bovenstaande eigenschappen zullen equivalente EN/ISO-methoden worden toegepast zodra deze zijn bekendgemaakt. |
-
Voor de berekening van het eindresultaat moet overeenkomstig EN 228:2008 een correctiefactor van 0,2 voor MON en RON worden afgetrokken.
-
De brandstof mag oxidatieremmers en metaaldeactivatoren bevatten die gewoonlijk worden gebruikt om raffinaderijbenzinestromen te stabiliseren, maar detergente/dispersieve additieven en oplosolie mogen niet worden gebruikt.
-
Ethanol is de enige zuurstofhoudende verbinding die opzettelijk aan deze referentiebrandstof moet worden toegevoegd. De gebruikte ethanol moet aan EN 15376 voldoen.
-
Het feitelijke zwavelgehalte van de voor de test van type 6 gebruikte brandstof rapporteren.
-
Fosfor-, ijzer-, mangaan- of loodhoudende verbindingen mogen niet opzettelijk aan deze referentiebrandstof worden toegevoegd.”.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.