VERORDENING (EU) Nr. 610/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD
van 26 juni 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordeningen (EG) nr. 1683/95 en (EG) nr. 539/2001 van de Raad en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
Het beleid van de Unie op het gebied van de buitengrenzen moet door middel van geïntegreerd beheer zorgen voor een hoog en uniform niveau van controle en bewaking, hetgeen een noodzakelijk uitvloeisel is van het vrije verkeer van personen in de Unie en een wezenlijk onderdeel van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Daartoe moeten gemeenschappelijke regels inzake normen en procedures voor de controle aan de buitengrenzen worden vastgesteld, met aandacht voor de specifieke en onevenredige druk waarmee een aantal lidstaten aan de buitengrenzen geconfronteerd wordt. Deze regels moeten berusten op het beginsel van solidariteit tussen de lidstaten.
(2)
Het vrije verkeer van personen in het Schengengebied is een van de grootste verwezenlijkingen van de Europese eenwording. Vrij verkeer vormt een grondrecht, en de voorwaarden om dit recht uit te oefenen zijn vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (2).
(3)
De afschaffing van de controles aan de binnengrenzen vereist dat de lidstaten het volste vertrouwen hebben in elkaars vermogen om de begeleidende maatregelen die opheffing van de controles mogelijk maken naar behoren uit te voeren.
(4)
Op 13 oktober 2006 trad Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (3) in werking.
(5)
Na verscheidene jaren is uit de ervaringen van de lidstaten en van de Commissie bij de praktische toepassing van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 562/2006, uit de resultaten van Schengenevaluaties, uit door de lidstaten ingediende verslagen en verzoeken en uit ontwikkelingen binnen het primaire en secundaire recht van de Unie, gebleken dat een aantal wijzigingen nodig zijn, en dat bepaalde kritieke technische problemen duidelijker en doeltreffender in kaart gebracht moeten worden.
(6)
Het verslag van de Commissie van 21 september 2009 over de werking van de bepalingen betreffende het afstempelen van reisdocumenten van onderdanen van derde landen overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van Verordening (EG) nr. 562/2006 en het verslag van de Commissie van 13 oktober 2010 betreffende de toepassing van Titel III (Binnengrenzen) van Verordening (EG) nr. 562/2006 bevatten concrete suggesties voor technische wijzigingen van Verordening (EG) nr. 562/2006.
(7)
Onlangs aangenomen wetgevingshandelingen van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een communautaire visumcode (Visumcode) (4) en Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (5), nopen tot bepaalde aanpassingen van Verordening (EG) nr. 562/2006.
(8)
Zo moet ook een aantal bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland, en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (6) ("de Schengenuitvoeringsovereenkomst") worden gewijzigd om de wijzigingen in Verordening (EG) nr. 562/2006 en de huidige juridische situatie weer te geven.
(9)
Op grond van zaak C-241/05 Nicolae Bot/Préfet du Val-de-Marne (7) is de noodzaak ontstaan om de regels voor de berekening van de toegestane duur van kort verblijf in de Unie te wijzigen. Duidelijke, eenvoudige en geharmoniseerde regels in alle rechtshandelingen over dit onderwerp zouden voor zowel reizigers als grens- en visumautoriteiten een goede zaak zijn. Verordening (EG) nr. 562/2006 en de Schengenuitvoeringsovereenkomst, Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (8) en Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (9), Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (10) en Verordening (EG) nr. 810/2009 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(10)
Het Europees Parlement en de Raad hebben op 25 oktober 2011 Verordening (EG) nr. 1168/2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (11) (Frontex) ("het agentschap") vastgesteld; deze verordening zorgt voor een beter geïntegreerd beheer van de buitengrenzen en versterkt de rol van het agentschap, wat aansluit bij de doelstelling van de Unie om beleid te ontwikkelen met het oog op het geleidelijk aan introduceren van het concept van een geïntegreerd grensbeheersysteem.
(11)
Teneinde de bepalingen van Verordening (EG) nr. 562/2006 in overeenstemming te brengen met het VWEU, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het vaststellen van aanvullende maatregelen inzake de bewaking en wijzigingen van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 562/2006. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op gepaste wijze worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
(12)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het aanbrengen van technische wijzingen in de bestaande regels van Verordening (EG) nr. 562/2006 en de Schengenuitvoeringsovereenkomst, alsmede Verordeningen (EG) nr. 1683/95, (EG) nr. 539/2001, (EG) nr. 767/2008 en (EG) nr. 810/2009, alleen op Unieniveau kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
(13)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (12) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (13).
(14)
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (14) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (15).
(15)
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (16) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (17).
(16)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
(17)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (18); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
(18)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (19); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 562/2006
Verordening (EG) nr. 562/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1)
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in punt 1 wordt punt c) vervangen door:
"c)
de zee-, rivier- en meerhavens van de lidstaten voor de regelmatige interne veerverbindingen;";
b)
punt 4 wordt vervangen door:
"4. "regelmatige interne veerverbinding": een veerverbinding tussen dezelfde twee of meer havens op het grondgebied van de lidstaten waarbij geen havens buiten het grondgebied van de lidstaten worden aangedaan en waarbij personen en voertuigen worden vervoerd volgens een gepubliceerde dienstregeling;";
c)
punt 5 wordt als volgt gewijzigd:
i)
de inleidende formule wordt vervangen door:
"5.
personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen:";
ii)
in punt a) worden de woorden "artikel 17, lid 1" vervangen door de woorden "artikel 20, lid 1";
iii)
in punt b) wordt het woord "Gemeenschap" vervangen door het woord "Unie";
d)
in punt 6 worden de woorden "artikel 17, lid 1" vervangen door de woorden "artikel 20, lid 1";
e)
het volgende punt wordt ingevoegd:
"8 bis. "gemeenschappelijke grensdoorlaatpost": iedere op het grondgebied van een lidstaat of het grondgebied van een derde land gelegen grensdoorlaatpost waar grenswachters van de betrokken lidstaat en van het betrokken derde land na elkaar uitreis- en inreiscontroles verrichten overeenkomstig hun nationale recht en uit hoofde van een bilaterale overeenkomst;";
f)
punt 15 wordt vervangen door:
"15. "verblijfsvergunning":
a)
de door de lidstaten overeenkomstig het uniforme model van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (20) afgegeven verblijfsvergunningen, en verblijfskaarten die worden afgegeven op grond van Richtlijn 2004/38/EG;
b)
de overige door een lidstaat aan onderdanen van derde landen afgegeven documenten die recht geven op verblijf op hun grondgebied en die het voorwerp zijn geweest van achtereenvolgens een kennisgeving en bekendmaking overeenkomstig artikel 34, met uitzondering van:
i)
tijdelijke vergunningen die hangende de behandeling van een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning als bedoeld onder a) of van een asielverzoek worden afgegeven, en
ii)
door de lidstaten overeenkomstig het uniforme model van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (21) afgegeven visa;
g)
het volgende punt wordt ingevoegd:
"18 bis. "offshorewerknemer": een persoon die werkt op een offshore-installatie die in de territoriale wateren ligt of in een door de lidstaten geëxploiteerde exclusieve economische zone, zoals die term is vastgelegd in het internationaal zeerecht, en die regelmatig over zee of door de lucht naar het grondgebied van de lidstaten terugkeert;";
2)
in artikel 3 wordt punt a) vervangen door:
"a)
de rechten van de personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen;";
3)
het volgende artikel wordt ingevoegd:
"Artikel 3 bis
Grondrechten
Bij de toepassing van deze verordening handelen de lidstaten met volledige inachtneming van het toepasselijke Unierecht, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ("het Handvest van de grondrechten"); het toepasselijke internationale recht, waaronder het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen ("het Verdrag van Genève"), de verplichtingen inzake de toegang tot internationale bescherming, in het bijzonder het beginsel van non-refoulement, en de grondrechten. In overeenstemming met de algemene beginselen van het Unierecht worden besluiten die overeenkomstig deze verordening worden genomen, op individuele basis genomen.";
4)
in artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:
"2. In afwijking van lid 1 kunnen op de verplichting om de buitengrenzen uitsluitend via de grensdoorlaatposten en gedurende de vastgestelde openingstijden te overschrijden, uitzonderingen worden toegestaan:
a)
voor personen of groepen van personen wanneer bijzondere omstandigheden nopen tot incidentele overschrijding van de buitengrenzen buiten grensdoorlaatposten en vastgestelde tijden en mits zij in het bezit zijn van de door het nationale recht voorgeschreven vergunningen en dit niet in strijd is met overwegingen van openbare orde en binnenlandse veiligheid van de lidstaten. De lidstaten kunnen specifieke regelingen treffen in bilaterale overeenkomsten. Algemene uitzonderingen waarin in het nationale recht en in bilaterale overeenkomsten is voorzien, worden overeenkomstig artikel 34 ter kennis van de Commissie gebracht;
b)
voor personen of groepen van personen in geval van een onvoorziene noodsituatie;
c)
overeenkomstig de specifieke voorschriften in de artikelen 18 en 19 in samenhang met de bijlagen VI en VII.";
5)
artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
de inleidende formule wordt vervangen door:
"1. Voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, waarbij voor iedere dag van het verblijf de 180 voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen, gelden voor onderdanen van derde landen de volgende toegangsvoorwaarden:";
ii)
punt a) wordt vervangen door:
"a)
in het bezit zijn van een geldig reisdocument of van een document dat de houder recht geeft op grensoverschrijding en dat aan de volgende criteria voldoet:
i)
het is geldig tot minstens drie maanden na de voorgenomen datum van vertrek uit het grondgebied van de lidstaten. In gemotiveerde spoedeisende gevallen mag echter van deze verplichting worden afgezien;
ii)
het is afgegeven in de voorafgaande tien jaar;";
b)
het volgende lid wordt ingevoegd:
"1 bis. Voor de uitvoering van lid 1 geldt de inreisdatum als de eerste dag van verblijf op het grondgebied van de lidstaten, en de uitreisdatum als de laatste dag van verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Perioden van verblijf die zijn toegestaan op grond van een verblijfsvergunning of een visum voor verblijf van langere duur worden bij de berekening van de verblijfsduur op het grondgebied van de lidstaten niet in aanmerking genomen.";
c)
lid 4 wordt als volgt gewijzigd:
i)
punt a) wordt vervangen door:
"a)
wordt onderdanen van derde landen die niet aan alle in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen, maar wel houder zijn van een verblijfsvergunning of een visum voor verblijf van langere duur, toegang verleend tot het grondgebied van de andere lidstaten met het oog op doorreis zodat zij het grondgebied kunnen bereiken van de lidstaat die de verblijfsvergunning of het visum voor verblijf van langere duur heeft afgegeven, tenzij hun namen zijn vermeld op de nationale signaleringslijst van de lidstaat waarvan zij de buitengrenzen willen overschrijden, en de signalering vergezeld gaat van instructies om de binnenkomst of doorreis te weigeren;";
ii)
in punt b) worden de eerste en de tweede alinea's vervangen door:
"b)
kan onderdanen van derde landen die voldoen aan de in lid 1 genoemde voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde onder b), en zich melden aan de grens, toegang tot het grondgebied van de lidstaten worden verleend, indien aan de grens een visum wordt afgegeven overeenkomstig de artikelen 35 en 36 van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een communautaire visumcode (Visumcode) (22).
De lidstaten stellen statistieken over aan de grens afgegeven visa op overeenkomstig artikel 46 van en bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 810/2009.
6)
in artikel 6, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:
"1. De grenswachters oefenen hun taken uit met volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid, met name in gevallen waarbij kwetsbare personen betrokken zijn.";
7)
artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 2 worden de tweede, derde en vierde alinea's vervangen door:
"De in de eerste alinea bedoelde minimale controle is de regel voor personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen.
Bij de minimale controle van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, kunnen de grenswachters evenwel, op niet-systematische basis, nationale en Europese databanken raadplegen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene geen reëel, actueel en voldoende ernstig gevaar voor de binnenlandse veiligheid, de openbare orde, de internationale betrekkingen van de lidstaten dan wel een gevaar voor de volksgezondheid vormt.
Het resultaat van deze raadpleging doet niets af aan het recht van binnenkomst op het grondgebied van de betrokken lidstaat van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen als bedoeld in Richtlijn 2004/38/EG.";
b)
in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:
"Onverminderd de tweede alinea, worden onderdanen van een derde land die aan een grondige tweedelijnscontrole worden onderworpen, schriftelijk op de hoogte gebracht van het doel en het verloop van deze controle, in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijs geacht worden te begrijpen, of op een andere doeltreffende manier.";
c)
lid 6 wordt vervangen door:
"6. De controle van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, wordt uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG.";
d)
het volgende lid wordt toegevoegd:
"8. Wanneer artikel 4, lid 2, onder a) of b), van toepassing is, kunnen de lidstaten ook in afwijkingen van de in dit artikel genoemde regels voorzien.";
8)
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 2 wordt vervangen door:
"2.
a)
Personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, hebben het recht de doorgangen te gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel A ("EU, EER, CH"). Zij mogen ook de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 ("niet-visumplichtig") en deel B2 ("alle paspoorten").
Onderdanen van derde landen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten niet in het bezit van een visum hoeven te zijn en onderdanen van derde landen die houder zijn van een geldige verblijfsvergunning of een geldig visum voor verblijf van langere duur mogen de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 ("niet-visumplichtig") bij deze verordening. Zij mogen ook de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B2 ("alle paspoorten") bij deze verordening.
b)
Alle andere personen gebruiken de doorgangen die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B2 ("alle paspoorten").
De aanduidingen op de onder a) en b) bedoelde borden kunnen worden gesteld in de taal of de talen die elke lidstaat geschikt acht.
Het voorzien in gescheiden doorgangen die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 ("niet-visumplichtig") is facultatief. De lidstaten besluiten op basis van de praktische behoeften of en bij welke grensdoorlaatposten zij dit doen.";
b)
lid 5 wordt geschrapt;
9)
artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a)
de titel wordt vervangen door: "Afstempeling van de reisdocumenten";
b)
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De reisdocumenten van onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is, maar niet de in die richtlijn bedoelde verblijfskaart kunnen overleggen, worden bij inreis en bij uitreis afgestempeld.
De reisdocumenten van onderdanen van derde landen die familielid zijn van onderdanen van derde landen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, maar niet de in Richtlijn 2004/38/EG bedoelde verblijfskaart kunnen overleggen, worden bij inreis en bij uitreis afgestempeld.";
c)
lid 3 wordt als volgt gewijzigd:
i)
in de eerste alinea worden de volgende punten toegevoegd:
"f)
in de reisdocumenten van bemanningsleden van passagiers- en goederentreinen op internationale verbindingen;
g)
in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen die de in Richtlijn 2004/38/EG bedoelde verblijfskaart overleggen.";
ii)
de tweede alinea wordt vervangen door:
"Op verzoek van een onderdaan van een derde land kan bij wijze van uitzondering worden afgezien van een in- of uitreisstempel, wanneer de afstempeling voor die persoon tot ernstige moeilijkheden zou kunnen leiden. In deze gevallen wordt de in- of uitreis op een afzonderlijk blad geregistreerd met vermelding van de naam en het paspoortnummer van die persoon. Dat blad wordt de betrokken onderdaan van een derde land ter hand gesteld. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen statistieken bijhouden van dergelijke uitzonderingen en kunnen deze statistieken aan de Commissie bezorgen.";
10)
artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 3 wordt vervangen door:
"3. Wanneer het in lid 1 bedoelde vermoeden niet wordt weerlegd, kan de onderdaan van een derde land worden teruggezonden overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (23) en overeenkomstig nationaal recht dat in overeenstemming is met voornoemde richtlijn.
b)
het volgende lid wordt toegevoegd:
"4. De betrokken bepalingen van de leden 1 en 2 zijn mutatis mutandis van toepassing wanneer een uitreisstempel ontbreekt.";
11)
artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:
"1. De bewaking aan de buitengrenzen heeft als voornaamste doel om onrechtmatige grensoverschrijding te voorkomen, grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en maatregelen te nemen tegen illegaal binnengekomen personen. Een persoon die een grens illegaal heeft overschreden en niet het recht heeft om op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven, wordt aangehouden en onderworpen aan procedures in overeenstemming met Richtlijn 2008/115/EG.";
b)
lid 5 wordt vervangen door:
"5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende aanvullende voorschriften inzake de bewaking.";
12)
in artikel 13 wordt lid 5 vervangen door:
"5. De lidstaten verzamelen statistieken over het aantal personen die de toegang wordt geweigerd, de weigeringsgronden, de nationaliteit van de personen die de toegang werd geweigerd en het soort grens (land, lucht of zee) waar de toegang werd geweigerd, en dienen deze jaarlijks in bij de Commissie (Eurostat) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming (24).
13)
in artikel 15, lid 1, wordt de derde alinea vervangen door:
"De lidstaten zorgen ervoor dat de grenswachters uit gespecialiseerde en goed opgeleide vakmensen bestaan, rekening houdend met de gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachters die wordt ontwikkeld door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004. De opleiding omvat onder meer specifieke opleiding op het gebied van het herkennen van en het omgaan met situaties waarin kwetsbare personen, zoals niet-begeleide minderjarigen en slachtoffers van mensenhandel, betrokken zijn. De lidstaten moedigen met de steun van het agentschap de grenswachters ertoe aan de voor de uitoefening van hun taken noodzakelijke talen te leren.";
14)
in artikel 18 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Die specifieke voorschriften kunnen afwijken van de bepalingen van de artikelen 4 en 5 en de artikelen 7 tot en met 13.";
15)
in artikel 19 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
a)
in de eerste alinea worden de volgende punten toegevoegd:
"g)
reddingsdiensten, politie en brandweer en grenswachters;
h)
offshorewerknemers.";
b)
de tweede alinea wordt vervangen door:
"Die specifieke voorschriften kunnen afwijken van de bepalingen van de artikelen 4 en 5 en de artikelen 7 tot en met 13.";
16)
in artikel 21 wordt punt d) vervangen door:
"d)
de mogelijkheid voor de lidstaten om onderdanen van derde landen rechtens te verplichten om hun aanwezigheid op hun grondgebied te melden overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.";
17)
artikel 32 wordt vervangen door:
"Artikel 32
Wijzigingen van de bijlagen
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende wijzigingen van de bijlagen III, IV en VIII.";
18)
artikel 33 wordt vervangen door:
"Artikel 33
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.
De in artikel 12, lid 5, en artikel 32 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 19 juli 2013.
3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12, lid 5, en artikel 32 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5.
Een overeenkomstig artikel 12, lid 5, en artikel 32 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.";
19)
in artikel 34 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
a)
punt a) wordt vervangen door:
"a)
de lijst van verblijfsvergunningen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de verblijfsvergunningen bedoeld in artikel 2, punt 15, onder a), en die in artikel 2, punt 15, onder b), en een specimen voor de verblijfsvergunningen bedoeld in artikel 2, punt 15, onder b). Verblijfskaarten die worden afgegeven op grond van Richtlijn 2004/38/EG worden specifiek als zodanig aangemerkt en er worden specimens geleverd van verblijfskaarten die niet zijn afgegeven volgens het uniforme model van Verordening (EG) nr. 1030/2002.";
b)
de volgende punten worden toegevoegd:
"e bis)
de uitzonderingen op de voorschriften betreffende de in artikel 4, lid 2, onder a), bedoelde overschrijding van de buitengrenzen;
e ter)
de statistieken bedoeld in artikel 10, lid 3.";
20)
in artikel 37 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun nationale bepalingen met betrekking tot artikel 21, onder c) en d), de in artikel 4, lid 3, bedoelde sancties en de krachtens deze verordening toegestane bilaterale overeenkomsten. Zij delen latere wijzigingen aan die bepalingen binnen een termijn van vijf werkdagen mee.";
21)
de bijlagen III, IV, VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 562/2006 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.
Artikel 2
Wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst
De Schengenuitvoeringsovereenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1)
in artikel 18, lid 1, worden de woorden "drie maanden" vervangen door "90 dagen";
2)
artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 wordt de zinsnede "drie maanden binnen een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van eerste binnenkomst" vervangen door "90 dagen binnen een periode van 180 dagen";
b)
in lid 2 worden de woorden "drie maanden" vervangen door "90 dagen";
3)
artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 wordt de zinsnede "drie maanden per periode van zes maanden" vervangen door "90 dagen binnen een periode van 180 dagen";
b)
lid 3 wordt geschrapt;
4)
artikel 22 wordt vervangen door:
"Artikel 22
Vreemdelingen die op regelmatige wijze het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij zijn binnengereisd, kunnen ertoe worden verplicht zich onder de door ieder van de overeenkomstsluitende partijen vastgestelde voorwaarden te melden bij de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied zij binnenkomen. Naar keuze van de overeenkomstsluitende partij op wier grondgebied zij binnenkomen melden zij zich hetzij bij binnenkomst, hetzij binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de datum van binnenkomst.";
5)
artikel 136 wordt geschrapt.
Artikel 3
Wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95
Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1683/95 wordt vervangen door:
"Artikel 5
In deze verordening wordt verstaan onder "visum": een visum als gedefinieerd in artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een communautaire visumcode (Visumcode) (25).
Artikel 4
Wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001
Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1)
in artikel 1, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:
"De onderdanen van de in de lijst van bijlage II opgenomen derde landen zijn van de in lid 1 bedoelde visumplicht vrijgesteld voor een verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.";
2)
artikel 2 wordt vervangen door:
"Artikel 2
In deze verordening wordt verstaan onder "visum": een visum als gedefinieerd in artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een communautaire visumcode (Visumcode) (26).
Artikel 5
Wijziging van Verordening (EG) nr. 767/2008
In artikel 12, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 767/2008 wordt punt iv) vervangen door:
"iv)
heeft in de lopende periode van 180 dagen reeds 90 dagen op het grondgebied van de lidstaten verbleven op grond van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid;".
Artikel 6
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 810/2009
Verordening (EG) nr. 810/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1)
in artikel 1 wordt lid 1 vervangen door:
"1. In deze verordening worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.";
2)
in artikel 2, lid 2, wordt punt a) vervangen door:
"a)
doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen;";
3)
in artikel 25, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
"b)
wanneer het consulaat, om redenen die het gerechtvaardigd acht, voor een verblijf gedurende dezelfde periode van 180 dagen een nieuw visum afgeeft aan een aanvrager die gedurende die periode van 180 dagen reeds een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor een verblijf van 90 dagen heeft gebruikt.";
4)
in artikel 32, lid 1, onder a), wordt punt iv) vervangen door:
"iv)
in de lopende periode van 180 dagen reeds 90 dagen op het grondgebied van de lidstaten heeft verbleven op grond van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid;";
5)
de bijlagen VI, VII en XI bij Verordening (EG) nr. 810/2009 worden gewijzigd in overeenstemming met bijlage II bij deze verordening.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 19 juli 2013.
Artikel 1, punt 5, onder a), i), artikel 1, punt 5, onder b), artikel 2, punten 1 en 2, artikel 2, punt 3, onder a), de artikelen 3, 4, 5 en 6, bijlage I, punt 3, en bijlage II zijn van toepassing vanaf 18 oktober 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 562/2006 worden als volgt gewijzigd:
1)
bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
a)
deel B wordt vervangen door:
"DEEL B1:
"niet-visumplichtig";
DEEL B2:
"alle paspoorten".
";
b)
in deel C worden de navolgende borden ingevoegd tussen de borden "EU, EER, CH" en de borden "ALLE PASPOORTEN":
" ";
2)
in bijlage IV, punt 3, wordt de eerste alinea vervangen door:
"3.
In geval van inreis en uitreis van onderdanen van derde landen die aan de visumplicht zijn onderworpen, is de algemene regel dat het stempel wordt aangebracht op de bladzijde tegenover de bladzijde waarop het visum is aangebracht.";
3)
in bijlage V, deel B, wordt punt (F) van het "Standaardformulier voor weigering van toegang aan de grens" vervangen door:
"
(F)
Heeft reeds gedurende negentig dagen in een periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie verbleven";
4)
bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
a)
punt 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
aan punt 1.1 wordt het volgende punt toegevoegd:
"1.1.4. Gemeenschappelijke grensdoorlaatposten
1.1.4.1.
De lidstaten kunnen met naburige derde landen bilaterale overeenkomsten sluiten of voortzetten die strekken tot instelling van gemeenschappelijke grensdoorlaatposten waar de grenswachters van de lidstaat en de grenswachters van het derde land na elkaar uitreis- en inreiscontroles verrichten overeenkomstig hun nationaal recht op het grondgebied van de andere partij. Gemeenschappelijke grensdoorlaatposten kunnen zich op het grondgebied van een lidstaat of van een derde land bevinden.
1.1.4.2.
Gemeenschappelijke grensdoorlaatposten op het grondgebied van een lidstaat: Bilaterale overeenkomsten tot instelling van gemeenschappelijke grensdoorlaatposten op het grondgebied van een lidstaat bevatten een bepaling op grond waarvan grenswachters van derde landen hun taken kunnen uitoefenen in de lidstaat, met inachtneming van de volgende beginselen:
a)
internationale bescherming: een onderdaan van een derde land die internationale bescherming aanvraagt op het grondgebied van een lidstaat, krijgt toegang tot de toepasselijke procedures van de lidstaat, overeenkomstig het Unie-acquis inzake asiel;
b)
aanhouding van een persoon of inbeslagneming van goederen: wanneer grenswachters van derde landen kennis nemen van feiten die de aanhouding of de inbewaringstelling van een persoon of de inbeslagneming van goederen wettigen, melden zij deze feiten aan de autoriteiten van de lidstaten, die een passende follow-up waarborgen overeenkomstig het nationaal, internationaal en Unierecht, ongeacht de nationaliteit van de betrokkene;
c)
personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen en het grondgebied van de Unie binnenkomen: Grenswachters van derde landen verhinderen niet dat personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, het grondgebied van de Unie binnenkomen. Als er redenen zijn om uitreis uit het derde land te weigeren, melden de grenswachters van het derde land deze redenen aan de autoriteiten van de lidstaat, die een passende follow-up waarborgen overeenkomstig het nationaal, internationaal en Unierecht.
1.1.4.3.
Gemeenschappelijke grensdoorlaatposten op het grondgebied van een derde land: Bilaterale overeenkomsten tot instelling van gemeenschappelijke grensdoorlaatposten op het grondgebied van een derde land bevatten een bepaling op grond waarvan grenswachters van lidstaten hun taken kunnen uitoefenen in het derde land. Voor de toepassing van deze verordening wordt elke controle die door grenswachters van lidstaten in een gemeenschappelijke grensdoorlaatpost op het grondgebied van een derde land wordt verricht, geacht te zijn verricht op het grondgebied van de betrokken lidstaat. Grenswachters van lidstaten oefenen hun taken uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 562/2006 en met inachtneming van de volgende beginselen:
a)
internationale bescherming: een onderdaan van een derde land die na de uitreiscontrole door de grenswachters van een derde land internationale bescherming aanvraagt bij in het derde land aanwezige grenswachters van de lidstaat, krijgt toegang tot de toepasselijke procedures van de lidstaat, overeenkomstig het Unie-acquis inzake asiel. De autoriteiten van het derde land aanvaarden de overbrenging van de betrokkene naar het grondgebied van de lidstaten;
b)
aanhouding van een persoon of inbeslagneming van goederen: wanneer grenswachters van een lidstaat kennis nemen van feiten die de aanhouding of de inbewaringstelling van een persoon of de inbeslagneming van goederen rechtvaardigen, handelen zij overeenkomstig nationaal, internationaal en Unierecht. De autoriteiten van het derde land aanvaarden de overbrenging van de betrokken persoon of het betrokken voorwerp naar het grondgebied van de lidstaten.
c)
toegang tot IT-systemen: grenswachters van de lidstaten kunnen gebruiken maken van informatiesystemen voor de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 7. De lidstaten mogen de krachtens het Unierecht vereiste technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen vaststellen ter beveiliging van persoonsgegevens tegen onbedoelde of onrechtmatige vernietiging, onbedoeld verlies, wijziging en ongeoorloofde mededeling of ongeoorloofde toegang, daaronder begrepen toegang door autoriteiten van derde landen.
1.1.4.4.
Alvorens een bilaterale overeenkomst over gemeenschappelijke grensdoorlaatposten met een naburig derde land te sluiten of te wijzigen, raadpleegt de betrokken lidstaat de Commissie over de verenigbaarheid van de overeenkomst met het Unierecht. Bestaande bilaterale overeenkomsten moeten uiterlijk 20 januari 2014 ter kennis van de Commissie worden gebracht.
Indien de Commissie van oordeel is dat de overeenkomst onverenigbaar is met het Unierecht, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis. De lidstaat doet het nodige om de overeenkomst binnen een redelijke termijn zo te wijzigen dat de vastgestelde onverenigbaarheden worden verholpen.";
ii)
in punt 1.2 worden de punten 1.2.1 en 1.2.2 vervangen door:
"1.2.1.
De passagiers en het spoorwegpersoneel aan boord van treinen die de buitengrenzen overschrijden, met inbegrip van goederentreinen en lege treinen, worden aan controles onderworpen. De lidstaten kunnen bilaterale of multilaterale overeenkomsten sluiten over de wijze waarop deze controles met inachtneming van de in punt 1.1.4 vervatte beginselen worden uitgevoerd. Die controles worden op één van de volgende manieren verricht:
—
op het eerste station van binnenkomst of het laatste station van vertrek op het grondgebied van een lidstaat,
—
in de trein op het traject tussen het laatste station van vertrek in een derde land en het eerste station van binnenkomst op het grondgebied van een lidstaat of omgekeerd,
—
op het laatste station van vertrek of het eerste station van binnenkomst op het grondgebied van een derde land.
1.2.2.
Teneinde het verkeer van hogesnelheidspassagierstreinen te vergemakkelijken, kunnen de lidstaten voorts op het traject van dergelijke, uit derde landen komende treinen in onderling overleg met de betrokken derde landen ook beslissen om, met inachtneming van de in punt 1.1.4 vervatte beginselen, inreiscontroles van personen op treinen uit derde landen uit te voeren op een van de volgende manieren:
—
hetzij op het station in het derde land waar de personen instappen,
—
hetzij op het station op het grondgebied van de lidstaten waar de personen uitstappen,
—
in de trein op het traject tussen stations op het grondgebied van een derde land en stations op het grondgebied van de lidstaten, op voorwaarde dat de personen in de trein blijven.";
b)
punt 3.1 wordt vervangen door:
"3.1. Controle op de zeescheepvaart - algemene controleprocedures
3.1.1.
Schepen worden gecontroleerd in de haven van aankomst of van vertrek, of in een daartoe ingerichte ruimte in de onmiddellijke nabijheid van het vaartuig, of aan boord van het vaartuig in de territoriale wateren zoals bepaald in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. De lidstaten kunnen overeenkomsten sluiten die inhouden dat de controle ook tijdens de vaart kan worden verricht, dan wel bij aankomst of vertrek van het vaartuig op het grondgebied van een derde land, met inachtneming van de in punt 1.1.4 vervatte beginselen.
3.1.2.
De gezagvoerder, de scheepsagent, of een andere door de gezagvoerder naar behoren gemachtigde persoon of een andere persoon die zich kan legitimeren is op een wijze die voor de betrokken overheidsinstantie aanvaardbaar is (beiden hierna "de gezagvoerder" genoemd) stelt een lijst op van de bemanningsleden en van de passagiers, die de informatie bevat die volgens de formulieren 5 (bemanningslijst) en 6 (passagierslijst) van het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag) noodzakelijk is, alsmede, voor zover van toepassing, het nummer van het visum of de verblijfsvergunning, en wel:
—
uiterlijk 24 uur voor aankomst in de haven, of
—
uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan 24 uur bedraagt, of
—
indien de aanloophaven nog niet bekend is of tijdens de reis wordt gewijzigd, zodra deze informatie bekend is.
De gezagvoerder geeft deze lijst(en) door aan de grenswachters of, als het nationale recht daarin voorziet, aan andere relevante autoriteiten, die de lijst(en) onverwijld doorsturen naar de grenswachters.
3.1.3.
De gezagvoerder krijgt van de grenswachters of de in punt 3.1.2 bedoelde autoriteiten een ontvangstbevestiging (ondertekend exemplaar van de lijst(en) of een elektronische ontvangstbevestiging), die hij tijdens de ligtijd op verzoek overlegt.
3.1.4.
De gezagvoerder meldt alle wijzigingen met betrekking tot de samenstelling van de bemanning of het aantal passagiers onverwijld bij de bevoegde autoriteit.
Voorts meldt de gezagvoerder onverwijld, en binnen de in punt 3.1.2 vastgestelde termijn, de aanwezigheid van verstekelingen bij de bevoegde autoriteiten. De verstekelingen blijven evenwel onder de verantwoordelijkheid van de gezagvoerder.
In afwijking van de artikelen 4 en 7 zullen personen aan boord niet aan stelselmatige grenscontroles worden onderworpen. Dit belet niet dat de grenswachters een doorzoeking van het schip en een controle van de personen aan boord kunnen verrichten, evenwel uitsluitend indien dat gerechtvaardigd is op basis van een beoordeling van het binnenlandseveiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie.
3.1.5.
De gezagvoerder stelt de bevoegde autoriteit tijdig in kennis van de afvaart van het vaartuig overeenkomstig de in de betrokken haven geldende voorschriften.";
c)
punt 3.2 wordt als volgt gewijzigd:
i)
punt 3.2.1 wordt vervangen door:
"3.2.1.
De gezagvoerder van een cruiseschip geeft de vaarroute en het programma van de cruise, zodra deze bekend zijn en niet later dan binnen de in punt 3.1.2 vastgestelde termijn door aan de bevoegde autoriteit.";
ii)
in punt 3.2.2 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Dit belet niet dat, uitsluitend indien zulks op basis van een beoordeling van het binnenlandseveiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie gerechtvaardigd is, controles van de bemanning en de passagiers van deze schepen kunnen worden verricht.";
iii)
in punt 3.2.3, onder a) en b), wordt de vermelding "punt 3.2.4" vervangen door de vermelding "punt 3.1.2";
iv)
in punt 3.2.3, onder e), wordt de tweede alinea vervangen door:
"Dit belet niet dat, uitsluitend indien zulks op basis van een beoordeling van het binnenlandseveiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie gerechtvaardigd is, controles van de bemanning en de passagiers van deze schepen kunnen worden verricht.";
v)
punt 3.2.4 wordt geschrapt;
vi)
in punt 3.2.9 wordt de tweede alinea geschrapt;
vii)
aan punt 3.2.10 wordt het volgende punt toegevoegd:
"i)
punt 3.1.2 (verplichting om lijsten van passagiers en bemanningsleden in te dienen) is niet van toepassing. Indien krachtens Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (1) een lijst van opvarenden moet worden opgesteld, wordt uiterlijk dertig minuten na vertrek uit een haven van een derde land door de gezagvoerder een kopie van deze lijst toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de haven van aankomst op het grondgebied van de lidstaten.
viii)
het volgende punt wordt toegevoegd:
"3.2.11.
Wanneer een veerschip dat uit een derde land komt meerdere stops maakt op het grondgebied van de lidstaten en passagiers aan boord neemt voor een traject dat uitsluitend op dit grondgebied is gelegen, dan worden deze passagiers in de haven van vertrek aan een uitreiscontrole en in de haven van aankomst aan een inreiscontrole onderworpen.
Personen die bij deze tussenstops reeds aan boord zijn en niet op het grondgebied van de lidstaten zijn ingescheept, worden in de haven van aankomst aan controle onderworpen. De omgekeerde procedure geldt wanneer het land van bestemming een derde land is.";
ix)
het volgende punt met een titel wordt toegevoegd:
"Vrachtverbindingen tussen lidstaten
3.2.12.
In afwijking van artikel 7 worden er geen grenscontroles uitgevoerd op vrachtverbindingen tussen dezelfde twee of meer havens op het grondgebied van de lidstaten waarbij geen havens buiten het grondgebied van de lidstaten worden aangedaan en waarbij goederen worden vervoerd.
Dit belet niet dat, uitsluitend indien zulks op basis van een beoordeling van het binnenlandseveiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie gerechtvaardigd is, controles van de bemanning en de passagiers van deze schepen worden verricht.";
5)
bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:
a)
in punt 3 worden de punten 3.1 en 3.2 vervangen door:
"In afwijking van de artikelen 4 en 7 mogen de lidstaten zeelieden die in het bezit zijn van een identiteitsbewijs voor zeelieden, afgegeven overeenkomstig de Verdragen betreffende de nationale identiteitsbewijzen van zeevarenden nr. 108 (1958) of nr. 185 (2003) van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag) en het ter zake strekkende nationale recht, toestaan het grondgebied van de lidstaten binnen te komen door aan land te gaan om in de gemeente waar hun vaartuig heeft aangelegd of in een aangrenzende gemeente te vertoeven, of het grondgebied van de lidstaten te verlaten door terug te keren naar hun schip, zonder dat zij zich bij een grensdoorlaatpost hoeven te melden, op voorwaarde dat zij voorkomen op de bemanningslijst van het vaartuig waartoe zij behoren en dat die lijst eerder door de bevoegde autoriteiten is gecontroleerd.
Dit belet niet dat, op basis van een beoordeling van het binnenlandseveiligheidsrisico of het risico van illegale immigratie, zeelieden door de grenswachters aan een controle overeenkomstig artikel 7 worden onderworpen voordat zij aan land gaan.";
b)
in punt 6 worden de volgende punten toegevoegd:
"6.4.
De lidstaten wijzen nationale contactpunten voor raadpleging over minderjarigen aan en stellen de Commissie daarvan in kennis. De Commissie stelt een lijst van deze nationale contactpunten ter beschikking van de lidstaten.
6.5.
Bij twijfel in verband met de omstandigheden bedoeld in de punten 6.1 tot en met 6.3, maken de grenswachters gebruik van de lijst van nationale contactpunten voor raadpleging over minderjarigen.";
c)
de volgende punten worden toegevoegd:
"7. Reddingsdiensten, politie, brandweer en grenswachters
De regelingen voor de in- en uitreis van leden van reddingsdiensten, politie en brandweer in noodsituaties, alsmede van grenswachters die voor hun werk de grenzen overschrijden, worden vastgelegd in het nationale recht. De lidstaten kunnen bilaterale overeenkomsten met derde landen sluiten met betrekking tot de in- en uitreis van die categorieën van personen. Deze regelingen en bilaterale overeenkomsten kunnen voorzien in afwijkingen van de artikelen 4, 5 en 7.
8.
Offshorewerknemers
In afwijking van de artikelen 4 en 7 worden offshorewerknemers als gedefinieerd in artikel 2, punt 18 bis, die regelmatig over zee of door de lucht terugkeren naar het grondgebied van de lidstaten zonder op het grondgebied van een derde land te zijn verbleven, niet stelselmatig gecontroleerd.
Niettemin wordt op basis van een beoordeling van het risico van illegale immigratie, met name wanneer de kusten van een derde land in de onmiddellijke nabijheid van een offshorelocatie zijn gelegen, bepaald hoe vaak er controles worden verricht.";
6)
in bijlage VIII wordt het standaardformulier als volgt gewijzigd:
a)
het woord "inreisstempel" wordt vervangen door de woorden "inreis- of uitreisstempel";
b)
de zinsnede "is binnengekomen" wordt vervangen door "is binnengekomen of heeft verlaten".
De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 810/2009 worden als volgt gewijzigd:
1)
in bijlage VI wordt punt 4 van het "Standaardformulier voor kennisgeving en motivering van het weigeren, nietig verklaren of intrekken van een visum" vervangen door:
"4.
u heeft in de lopende periode van 180 dagen reeds 90 dagen op het grondgebied van de lidstaten verbleven op grond van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid";
2)
in bijlage VII, punt 4, wordt de vierde alinea vervangen door:
"Wanneer een visum meer dan zes maanden geldig is, is de duur van ieder verblijf 90 dagen binnen elke periode van 180 dagen.";
3)
in bijlage XI wordt artikel 5, lid 2, vervangen door:
"2. Het afgegeven visum is een eenvormig visum voor meerdere binnenkomsten dat recht geeft op een verblijf van ten hoogste 90 dagen gedurende de Olympische en/of Paralympische Spelen.".