Verordening 2012/967 - Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen

1.

Wettekst

20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 290/1

 

VERORDENING (EU) Nr. 967/2012 VAN DE RAAD

van 9 oktober 2012

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens Richtlijn 2006/112/EG, moeten vanaf 1 januari 2015 alle telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten worden belast in de lidstaat waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft (hierna „de lidstaat van verbruik” genoemd), ongeacht de plaats waar de belastingplichtige die deze diensten verricht, gevestigd is.

 

(2)

Om de naleving van de fiscale verplichtingen te vergemakkelijken wanneer die diensten voor niet-belastingplichtigen worden verricht, is er een bijzondere regeling voorhanden voor belastingplichtigen die in de Gemeenschap maar niet in de lidstaat van verbruik gevestigd zijn (hierna „de Unieregeling” genoemd). De andere bestaande bijzondere regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (hierna „de niet-Unieregeling” genoemd) is uitgebreid zodat al die diensten daaronder vallen. Hierdoor krijgen niet-gevestigde belastingplichtigen de mogelijkheid om een lidstaat van identificatie aan te wijzen als enig elektronisch loket waartoe zij zich kunnen wenden om zich voor btw-doeleinden te identificeren en btw-aangifte te doen.

 

(3)

Een belastingplichtige gevestigd in meer dan één lidstaat moet in het kader van de Unieregeling eender welke van de betrokken lidstaten als de lidstaat van identificatie kunnen aanwijzen, tenzij hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in de Gemeenschap heeft gevestigd. In dat geval is de lidstaat van identificatie de lidstaat waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd.

 

(4)

Om te voorkomen dat belastingplichtigen die van de Unieregeling gebruikmaken met onevenredige lasten worden geconfronteerd, moet worden verduidelijkt hoe er van lidstaat van identificatie kan worden veranderd wanneer de belastingplichtige zodanig van vaste inrichting of van zetel van zijn bedrijfsuitoefening verandert dat een verandering van lidstaat van identificatie noodzakelijk is om van de regeling gebruik te kunnen blijven maken.

 

(5)

Telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten die worden verricht in lidstaten waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of over een vaste inrichting beschikt, vallen onder geen van beide bijzondere regelingen. Er dient te worden verduidelijkt dat de aangifte met betrekking tot die diensten in dat geval rechtstreeks bij de betrokken lidstaat moet worden verricht.

 

(6)

Aangezien beide bijzondere regelingen facultatief zijn, kan een niet-gevestigde belastingplichtige te allen tijde beslissen om het gebruik van de regeling te beëindigen. Er dient te worden bepaald vanaf welk tijdstip een dergelijke beslissing van kracht wordt.

 

(7)

Om onnodige lasten voor de belastingdiensten te voorkomen, moet een belastingplichtige die beslist het gebruik van een van de bijzondere regelingen te beëindigen, echter gedurende een bepaalde periode de toegang tot die regeling worden ontzegd.

 

(8)

De lidstaat van identificatie houdt de registratiegegevens in zijn databank actueel op basis van de gegevens die hij van belastingplichtigen ontvangt. Om te garanderen dat databanken onverwijld kunnen worden geactualiseerd, dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling de relevante gegevens moet verstrekken over de beëindiging of de wijziging van zijn activiteiten, en over de wijziging van relevante gegevens die reeds zijn verstrekt.

 

(9)

Aan niet-gevestigde belastingplichtigen die van een bijzondere regeling gebruik wensen te maken, moet een btw-identificatienummer worden toegekend. Om te voorkomen dat belastingplichtigen die al voor btw-doeleinden geïdentificeerd zijn, onbedoeld retroactief van een regeling gebruikmaken, moet worden verduidelijkt vanaf welk tijdstip de bijzondere regelingen van toepassing dienen te zijn.

 

(10)

Om twijfel te vermijden over de vraag welke lidstaat bevoegd is, moet worden gespecificeerd welke lidstaat een belastingplichtige van het gebruik van een bijzondere regeling kan uitsluiten. Ook moet worden aangegeven onder welke omstandigheden die lidstaat een dergelijk besluit tot uitsluiting moet nemen, en ook vanaf welk tijdstip dat besluit van kracht moet worden.

 

(11)

Er moet worden verduidelijkt wanneer een niet-gevestigde belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, kan worden geacht zijn activiteiten in het kader van die regeling te hebben beëindigd, en er moet ook worden verduidelijkt wanneer een niet-gevestigde belastingplichtige wordt geacht bij voortduring niet aan de voorschriften van de regeling te hebben voldaan.

 

(12)

Om de naleving van fiscale verplichtingen te bevorderen en onnodige lasten voor de belastingautoriteiten te voorkomen, moet een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen is uitgesloten omdat hij bij voortduring niet aan de voorschriften ervan heeft voldaan, gedurende een bepaalde periode de toegang tot elk van beide bijzondere regelingen worden ontzegd.

 

(13)

Er moet worden verduidelijkt dat, indien een belastingplichtige het gebruik van een van de bijzondere regelingen beëindigt, daarvan wordt uitgesloten of de lidstaat van identificatie verandert, alle fiscale verplichtingen in verband met aangifteperioden voorafgaand aan die uitsluiting of verandering, moeten worden vervuld bij de lidstaat die voor de beëindiging, uitsluiting of verandering de lidstaat van identificatie was.

 

(14)

Elk aangiftetijdvak moet afzonderlijk worden behandeld om de controle door de lidstaten van verbruik te vergemakkelijken, en wijzigingen dienen uitsluitend in de btw-aangifte voor het desbetreffende aangiftetijdvak te worden aangebracht.

 

(15)

Om redenen van controletechnische aard is het passend te verlangen dat de niet-gevestigde belastingplichtige een btw-aangifte indient bij de lidstaat van identificatie, ook indien er in het aangiftetijdvak geen diensten zijn verricht. Er moet tevens worden verduidelijkt dat het precieze bedrag aan btw moet worden vermeld, zonder afronding naar boven of naar beneden.

 

(16)

Met betrekking tot in de btw-aangifte aan te brengen wijzigingen is het noodzakelijk een termijn vast te stellen waarbinnen de aangifte langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie kan worden ingediend. De lidstaten van verbruik moeten in ieder geval alle relevante gegevens rechtstreeks van de belastingplichtige kunnen ontvangen of opvragen en het bedrag van de btw kunnen bepalen conform hun nationale voorschriften.

 

(17)

Indien de lidstaat van identificatie de euro niet als zijn munteenheid heeft aangenomen, moeten de niet-gevestigde belastingplichtigen de munteenheid hanteren die door die lidstaat is vastgesteld als de munteenheid waarin alle btw-aangiften in het kader van de bijzondere regelingen moeten worden ingediend.

 

(18)

Onverminderd de nationale voorschriften van de lidstaten van verbruik inzake de verrekening van te veel betaalde bedragen, en louter met het oog op een efficiënt beheer van de bijzondere regelingen door de lidstaat van identificatie, en ter voorkoming van buitensporige administratieve lasten voor zowel die lidstaat als de lidstaten van verbruik, moet ervoor worden gezorgd dat de belastingplichtige de door hem betaalde btw-bedragen noch op de aanvankelijke aangifte, noch bij een latere herziening aan meer dan één aangifte kan toerekenen.

 

(19)

Het is zaak om, indien de niet-gevestigde belastingplichtige de btw niet heeft betaald dan wel een te hoog of een te laag bedrag heeft betaald, alsook met betrekking tot interesten, boeten en andere incidentele heffingen, de respectievelijke verplichtingen van de lidstaat van identificatie en van de lidstaten van verbruik te specificeren, teneinde de inning van de btw te vergemakkelijken en te garanderen dat op de in het kader van de bijzondere regelingen verrichte diensten het juiste bedrag aan btw wordt betaald.

 

(20)

De door de niet-gevestigde belastingplichtige gevoerde boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-aangifte te bepalen. Er moet derhalve nader worden bepaald welke gegevens er ten minste in die boekhouding moeten worden bijgehouden.

 

(21)

Om de toepassing van de bijzondere regelingen te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat diensten die vanaf 1 januari 2015 worden verricht, onder deze regelingen kunnen vallen, moeten niet-gevestigde belastingplichtigen met ingang van 1 oktober 2014 de mogelijkheid krijgen om hun registratiegegevens te verstrekken aan de lidstaat die zij als lidstaat van identificatie aanwijzen.

 

(22)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (2) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 komt afdeling 2 van hoofdstuk XI als volgt te lezen:

„AFDELING 2

Bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen (Artikelen 358 tot en met 369 duodecies van Richtlijn 2006/112/EG)

Onderafdeling 1

Definities

Artikel 57 bis

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

  • 1. 
    „niet-Unieregeling”: de bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen, overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2, van Richtlijn 2006/112/EG;
  • 2. 
    „Unieregeling”: de bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen, overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG;
  • 3. 
    „bijzondere regelingen”: de niet-Unieregeling en/of de Unieregeling, al naargelang de context;
  • 4. 
    „belastingplichtige”: een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige als omschreven in artikel 358 bis, punt 1), van Richtlijn 2006/112/EG of een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige als omschreven in artikel 369 bis, eerste alinea, punt 1), van die richtlijn.

Onderafdeling 2

Toepassing van de Unieregeling

Artikel 57 ter

Indien een belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt, de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in de Gemeenschap heeft gevestigd, is de lidstaat waar die zetel is gevestigd, de lidstaat van identificatie.

Indien een belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt, de zetel van zijn bedrijfsuitoefening buiten de Gemeenschap heeft gevestigd, maar over meer dan één vaste inrichting in de Gemeenschap beschikt, kan hij eender welke van de lidstaten waar hij een vaste inrichting heeft, als lidstaat van identificatie kiezen overeenkomstig artikel 369 bis, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG.

Onderafdeling 3

Werkingssfeer van de Unieregeling

Artikel 57 quater

De Unieregeling geldt niet voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die worden verricht in een lidstaat waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of over een vaste inrichting beschikt. De btw-aangifte betreffende deze diensten wordt overeenkomstig artikel 250 van Richtlijn 2006/112/EG ingediend bij de bevoegde belastingdienst van die lidstaat.

Onderafdeling 4

Identificatie

Artikel 57 quinquies

Wanneer een belastingplichtige de lidstaat van identificatie in kennis stelt van zijn voornemen om van een van de bijzondere regelingen gebruik te maken, is die bijzondere regeling vanaf de eerste dag van het daaropvolgende kalenderkwartaal van toepassing.

Wanneer de eerste dienstverrichting die onder die bijzondere regeling valt, echter plaatsvindt vóór de in de eerste alinea bedoelde datum, is de bijzondere regeling van toepassing vanaf de datum van die eerste dienstverrichting, mits de belastingplichtige de lidstaat van identificatie uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op die eerste dienstverrichting op de hoogte brengt van de gegevens betreffende de aanvang van de activiteiten die onder de regeling vallen.

Artikel 57 sexies

De lidstaat van identificatie identificeert de belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt door middel van zijn btw-identificatienummer als bedoeld in de artikelen 214 en 215 van Richtlijn 2006/112/EG.

Artikel 57 septies

  • 1. 
    Wanneer een belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt, niet langer voldoet aan de voorwaarden in de definitie van artikel 369 bis, eerste alinea, punt 2), van Richtlijn 2006/112/EG, is de lidstaat waar hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd is, niet langer de lidstaat van identificatie. Indien deze belastingplichtige nog steeds voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden om van die bijzondere regeling gebruik te maken, duidt hij, om van de regeling gebruik te blijven maken, een lidstaat aan waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, een andere lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft, als de nieuwe lidstaat van identificatie.
  • 2. 
    Indien een belastingplichtige overeenkomstig lid 1 van lidstaat van identificatie verandert, is die verandering van toepassing vanaf de datum waarop de belastingplichtige niet langer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft in de lidstaat die voorheen de lidstaat van identificatie was.

Artikel 57 octies

Een belastingplichtige die van een bijzondere regeling gebruikmaakt, kan het gebruik van die bijzondere regeling beëindigen, ook indien hij diensten die onder die bijzondere regeling kunnen vallen, blijft verrichten. De belastingplichtige stelt de lidstaat van identificatie hiervan in kennis ten minste 15 dagen voor het einde van het kalenderkwartaal voorafgaand aan dat waarin hij het gebruik van de regeling wenst te beëindigen. De beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van het volgende kalenderkwartaal.

Btw-verplichtingen met betrekking tot telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die ontstaan na de datum waarop de beëindiging van kracht is geworden, worden rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaat van verbruik vervuld.

Indien een belastingplichtige het gebruik van een bijzondere regeling overeenkomstig de eerste alinea beëindigt, wordt hij gedurende twee kalenderkwartalen vanaf de datum van beëindiging in alle lidstaten van het gebruik van die regeling uitgesloten.

Onderafdeling 5

Rapportageverplichtingen

Artikel 57 nonies

  • 1. 
    Een belastingplichtige stelt de lidstaat van identificatie uiterlijk de tiende dag van de maand volgend op de beëindiging of wijziging langs elektronische weg in kennis van:
 

de beëindiging van zijn onder een bijzondere regeling vallende activiteiten;

 

enige wijziging in zijn activiteiten die onder een bijzondere regeling vallen waardoor hij niet langer in aanmerking komt voor die bijzondere regeling, en

 

enige wijziging in de aan de lidstaat van identificatie verstrekte gegevens.

  • 2. 
    Een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 57 septies van lidstaat van identificatie verandert, stelt beide betrokken lidstaten uiterlijk de tiende dag van de maand volgend op de verandering van zetel of vaste inrichting van de verandering in kennis. Hij verstrekt aan de nieuwe lidstaat van identificatie de registratiegegevens die worden verlangd wanneer een belastingplichtige voor het eerst van een bijzondere regeling gebruikmaakt.

Onderafdeling 6

Uitsluiting

Artikel 58

Indien ten minste een van de in artikel 363 of 369 sexies van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde uitsluitingscriteria van toepassing is op een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, wordt die belastingplichtige door de lidstaat van identificatie van die regeling uitgesloten.

Alleen de lidstaat van identificatie is gemachtigd om een belastingplichtige van het gebruik van een bijzondere regeling uit te sluiten.

De lidstaat van identificatie baseert zijn besluit inzake uitsluiting op alle beschikbare inlichtingen, inclusief door enige andere lidstaat verstrekte inlichtingen.

De uitsluiting wordt van kracht op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgende op de dag waarop het besluit inzake uitsluiting langs elektronische weg aan de belastingplichtige is medegedeeld.

Indien de uitsluiting het gevolg is van een verandering van zetel of vaste inrichting, wordt de uitsluiting van kracht op de datum van die verandering.

Artikel 58 bis

Indien een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, gedurende acht opeenvolgende kalenderkwartalen in geen enkele lidstaat van verbruik onder die regeling vallende diensten heeft verricht, wordt aangenomen dat hij zijn belastbare activiteiten heeft beëindigd in de zin van respectievelijk artikel 363, onder b), of artikel 369 sexies, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG. Deze beëindiging ontneemt hem niet het recht om van een bijzondere regeling gebruik te maken wanneer hij opnieuw activiteiten opneemt die onder een van beide regelingen vallen.

Artikel 58 ter

  • 1. 
    Een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen wordt uitgesloten omdat hij bij voortduring niet heeft voldaan aan de voorschriften van die regeling, blijft in alle lidstaten van elk van beide regelingen uitgesloten gedurende acht kalenderkwartalen volgende op het kalenderkwartaal waarin hij werd uitgesloten.
  • 2. 
    Een belastingplichtige wordt geacht bij voortduring niet aan de voorschriften van een bijzondere regeling te hebben voldaan in de zin van artikel 363, onder d), of artikel 369 sexies, onder d), van Richtlijn 2006/112/EG in ten minste de volgende gevallen:
 

a)

de lidstaat van identificatie heeft hem voor drie onmiddellijk voorafgaande kalenderkwartalen herinneringen overeenkomstig artikel 60 bis toegezonden en de btw-aangifte voor elk van deze kalenderkwartalen is niet binnen tien dagen na de verzending van de herinneringen ingediend;

 

b)

de lidstaat van identificatie heeft hem voor drie onmiddellijk voorafgaande kalenderkwartalen herinneringen overeenkomstig artikel 63 bis toegezonden en hij heeft tien dagen na de verzending van elke herinnering nog altijd niet het volledige btw-bedrag voor elk van deze kalenderkwartalen betaald, tenzij het resterende niet-betaalde bedrag lager is dan 100 EUR per kalenderkwartaal;

 

c)

hij heeft, na een verzoek van de lidstaat van identificatie of de lidstaat van verbruik, en één maand na de daaropvolgende herinneringen van de lidstaat van identificatie, nagelaten de boekhouding als bedoeld in de artikelen 369 en 369 duodecies van Richtlijn 2006/112/EG langs elektronische weg beschikbaar te stellen.

Artikel 58 quater

Een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen is uitgesloten, vervult alle btw-verplichtingen met betrekking tot verlening van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die zijn ontstaan na de datum waarop de uitsluiting van kracht werd, rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaat van verbruik.

Onderafdeling 7

Btw-aangifte

Artikel 59

  • 1. 
    Elk aangiftetijdvak in de zin van artikel 364 of artikel 369 septies van Richtlijn 2006/112/EG vormt een afzonderlijk aangiftetijdvak.
  • 2. 
    Indien overeenkomstig artikel 57 quinquies, tweede alinea, een bijzondere regeling geldt vanaf de datum van de eerste dienstverrichting, dan dient de belastingplichtige een afzonderlijke btw-aangifte in voor het kalenderkwartaal waarin de eerste dienst werd verricht.
  • 3. 
    Indien een belastingplichtige gedurende een aangiftetijdvak voor elk van de bijzondere regelingen is geïdentificeerd, dient hij, in het kader van alle regelingen, de btw-aangiften in en verricht hij de bijbehorende betalingen bij de lidstaten van identificatie met betrekking tot de diensten die gedurende de onder de respectieve regelingen vallende tijdvakken zijn verricht.
  • 4. 
    Indien de verandering van lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies op een andere dag dan de eerste dag van een kalenderkwartaal plaatsvindt, dient de belastingplichtige de btw-aangiften in en verricht hij de bijbehorende betalingen bij de oude respectievelijk de nieuwe lidstaat van identificatie voor de diensten die zijn verricht gedurende de respectieve tijdvakken waarin elk van deze lidstaten de lidstaat van identificatie was.

Artikel 59 bis

Indien een belastingplichtige die onder een bijzondere regeling valt gedurende een aangiftetijdvak in geen enkele lidstaat van verbruik in het kader van die bijzondere regeling diensten heeft verricht, dient hij een btw-aangifte in met de vermelding dat er gedurende dat tijdvak geen diensten zijn verricht (nihilaangifte).

Artikel 60

Bedragen op btw-aangiften in het kader van een bijzondere regeling worden niet naar boven of naar beneden afgerond op de dichtstbijzijnde hele monetaire eenheid. Het precieze btw-bedrag dient te worden aangegeven en voldaan.

Artikel 60 bis

De lidstaten van identificatie herinneren belastingplichtigen die geen btw-aangifte hebben ingediend in de zin van artikel 364 of artikel 369 septies van Richtlijn 2006/112/EG via elektronische weg aan hun verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen. De lidstaat van identificatie zendt de herinnering op de tiende dag na het verstrijken van de datum waarop de aanvraag had moeten zijn ingediend, en stelt de andere lidstaten via elektronische weg ervan in kennis dat die herinnering is verstuurd.

Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik om eventuele verdere herinneringen of stappen te verrichten om het bedrag van de btw te bepalen en de btw te innen.

Ongeacht welke herinnering of stap is verricht door de lidstaat van verbruik, dient de belastingplichtige de btw-aanvraag in bij de lidstaat van identificatie.

Artikel 61

  • 1. 
    Bedragen op een ingediende btw-aangifte kunnen op een later tijdstip uitsluitend worden gewijzigd door middel van een wijziging van diezelfde aangifte en niet door middel van aanpassingen op een latere aangifte.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde wijzigingen worden langs elektronische weg ingediend bij de lidstaat van identificatie gedurende een periode van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend.

De regels van de lidstaat van verbruik voor het bepalen van het bedrag van de btw en voor wijzigingen blijven echter onverlet.

Artikel 61 bis

Indien een belastingplichtige:

 

a)

het gebruik van één van de bijzondere regelingen beëindigt,

 

b)

van één van de bijzondere regelingen wordt uitgesloten, of

 

c)

overeenkomstig artikel 57 septies van lidstaat van identificatie verandert,

worden de laatste btw-aangifte en de bijbehorende betaling alsook eventuele correcties of te late indieningen van eerdere aangiften en bijbehorende betalingen ingediend of gedaan bij de lidstaat die vóór de beëindiging, de uitsluiting of de verandering de lidstaat van identificatie was.

Onderafdeling 8

Munteenheid

Artikel 61 ter

Indien een lidstaat van identificatie waarvan de munteenheid niet de euro is, bepaalt dat de btw-aangifte in zijn nationale munteenheid moet luiden, geldt dit voor de btw-aangiften van alle belastingplichtigen die gebruikmaken van een bijzondere regeling.

Onderafdeling 9

Betalingen

Artikel 62

Onverminderd artikel 63 bis, derde alinea, en artikel 63 ter, verricht de belastingplichtige elke betaling aan de lidstaat van identificatie.

De btw-betalingen die de belastingplichtige uit hoofde van artikel 367 of artikel 369 decies van Richtlijn 2006/112/EG verricht, hebben specifiek betrekking op de overeenkomstig artikel 364 of artikel 369 septies van die richtlijn ingediende btw-aangifte. Eventuele latere herzieningen van de betaalde bedragen kunnen door de belastingplichtige slechts onder verwijzing naar die specifieke aangifte worden verricht en kunnen niet aan een andere aangifte worden toegerekend of op een volgende aangifte worden herzien. Bij iedere betaling wordt het referentienummer van die specifieke aangifte vermeld.

Artikel 63

Een lidstaat van identificatie die een bedrag ontvangt dat hoger is dan het opgegeven bedrag in de uit hoofde van artikel 364 of artikel 369 septies van Richtlijn 2006/112/EG ingediende btw-aangifte, maakt het te veel betaalde bedrag rechtstreeks over aan de betrokken belastingplichtige.

Indien de lidstaat van identificatie een bedrag heeft ontvangen met betrekking tot een btw-aangifte die nadien onjuist blijkt te zijn, terwijl deze lidstaat dat bedrag reeds over de lidstaten van verbruik heeft verdeeld, maken de lidstaten van verbruik elk hun respectieve deel van het te veel betaalde bedrag rechtstreeks over aan de belastingplichtige.

Indien de te veel betaalde bedragen betrekking hebben op tijdvakken tot en met het laatste aangiftetijdvak in 2018, maakt de lidstaat van identificatie het relevante aandeel van het corresponderende deel van het overeenkomstig artikel 46, lid 3, van Verordening (EU) nr. 904/2010 ingehouden bedrag over en maakt de lidstaat van verbruik het te veel betaalde bedrag over, verminderd met het bedrag dat door de lidstaat van identificatie wordt overgemaakt.

De lidstaat van verbruik stelt de lidstaat van identificatie langs elektronische weg in kennis van de overgemaakte bedragen.

Artikel 63 bis

Indien een belastingplichtige een btw-aangifte heeft ingediend uit hoofde van artikel 364 of artikel 369 septies van Richtlijn 2006/112/EG, maar geen betaling is verricht of een lager bedrag is betaald dan het uit de aangifte resulterende bedrag, herinnert de lidstaat van identificatie de belastingplichtige langs elektronische weg aan het nog verschuldigde btw-bedrag op de tiende dag volgende op de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten worden verricht overeenkomstig artikel 367 of artikel 369 decies van Richtlijn 2006/112/EG.

De lidstaat van identificatie stelt de lidstaten van verbruik langs elektronische weg ervan in kennis dat de herinnering is verzonden.

Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik om eventuele verdere herinneringen of stappen te verrichten om de btw te innen. Wanneer dergelijke verdere herinneringen zijn verzonden door de lidstaat van verbruik, wordt de bijbehorende btw aan die lidstaat betaald.

De lidstaat van verbruik stelt de lidstaat van identificatie langs elektronische weg ervan in kennis dat een herinnering is verzonden.

Artikel 63 ter

Indien een btw-aangifte niet of te laat wordt ingediend, of onvolledig of onjuist is, of wanneer de btw te laat wordt betaald, worden eventuele interesten, boeten of andere heffingen door de lidstaat van verbruik berekend en geheven. De belastingplichtige betaalt die interesten, boeten of andere heffingen rechtstreeks aan de lidstaat van verbruik.

Onderafdeling 10

Administratie

Artikel 63 quater

  • 1. 
    Om te kunnen worden beschouwd als voldoende gedetailleerd in de zin van de artikelen 369 en 369 duodecies van Richtlijn 2006/112/EG bevat de door de belastingplichtige gevoerde boekhouding de volgende gegevens:
 

a)

de lidstaat van verbruik waar de dienst wordt verricht;

 

b)

het soort dienst dat wordt verricht;

 

c)

de datum waarop de dienst is verricht;

 

d)

de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid;

 

e)

enige latere verhoging of verlaging van de maatstaf van heffing;

 

f)

het toegepaste btw-tarief;

 

g)

het verschuldigde btw-bedrag met vermelding van de gebruikte munteenheid;

 

h)

de datum en het bedrag van ontvangen betalingen;

 

i)

eventuele ontvangen vooruitbetalingen voordat de dienst is verricht;

 

j)

indien een factuur wordt uitgereikt, de op de factuur vermelde gegevens;

 

k)

de naam van de afnemer, indien deze de belastingplichtige bekend is;

 

l)

de gegevens over de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde gegevens worden door de belastingplichtige op zodanige wijze bijgehouden dat zij onverwijld voor iedere afzonderlijke dienst langs elektronische weg kunnen worden verstrekt.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

De lidstaten staan niet-gevestigde belastingplichtigen evenwel toe om vanaf 1 oktober 2014 de gegevens in te dienen die uit hoofde van artikel 360 of artikel 369 quater van Richtlijn 2006/112/EG worden verlangd, teneinde gebruik te mogen maken van de bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 9 oktober 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

  • V. 
    SHIARLY
 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.