Kaderbesluit 2009/905 - Accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten

1.

Wettekst

9.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 322/14

 

KADERBESLUIT 2009/905/JBZ VAN DE RAAD

van 30 november 2009

over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, onder a) en c), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk Spanje (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Europese Unie heeft zichzelf tot doel gesteld de Unie als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in stand te houden en te ontwikkelen; gezamenlijk optreden van de lidstaten op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken moet tot een hoog niveau van zekerheid leiden.

 

(2)

Deze doelstelling moet worden bereikt door criminaliteit te voorkomen en te bestrijden via nauwere samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten in de lidstaten, met eerbiediging van de beginselen en regels op het gebied van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat waarop de Unie is gebaseerd en welke de lidstaten gemeen hebben.

 

(3)

Uitwisseling van informatie en inlichtingen over criminaliteit en criminele activiteiten is van doorslaggevend belang om de rechtshandhavingsautoriteiten in staat te stellen met succes strafbare feiten en activiteiten op te sporen, te voorkomen en te onderzoeken. Gezamenlijk optreden op het gebied van politiële samenwerking in de zin van artikel 30, lid 1, onder a), van het Verdrag betreffende de Europese Unie houdt in dat relevante informatie moet worden verwerkt, waarop passende voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens van toepassing moeten zijn.

 

(4)

Door de intensievere uitwisseling van informatie in verband met forensisch bewijsmateriaal en het toegenomen gebruik van bewijs uit een lidstaat in gerechtelijke procedures van een andere lidstaat, is het nodig gemeenschappelijke normen voor aanbieders van forensische diensten vast te stellen.

 

(5)

Aan informatie uit forensisch onderzoek in een lidstaat kleeft thans nog altijd enige onzekerheid in een andere lidstaat, die te maken heeft met de wijze waarop een voorwerp is behandeld, de methoden die zijn gebruikt en de wijze waarop de resultaten geïnterpreteerd zijn.

 

(6)

In punt 3.4, onder h), van het Actieplan van de Raad en de Commissie ter uitvoering van het Haags Programma voor de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie (2) beklemtonen de lidstaten dat er voor 2008 kwaliteitsnormen voor forensische laboratoria moeten worden bepaald.

 

(7)

Het is met name van belang gemeenschappelijke normen voor aanbieders van forensische diensten in te voeren wanneer het gaat om gevoelige persoonsgegevens zoals DNA-profielen en dactyloscopische gegevens.

 

(8)

Conform artikel 7, lid 4, van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (3), nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de integriteit van beschikbaar gestelde of voor vergelijking naar andere lidstaten gezonden DNA-profielen te waarborgen en ervoor te zorgen dat de genomen maatregelen voldoen aan internationale normen zoals EN ISO/IEC 17025 „algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria” (hierna „EN ISO/IEC 17025”).

 

(9)

DNA-profielen en dactyloscopische gegevens worden niet alleen gebruikt in strafzaken, maar zijn ook van essentieel belang voor het identificeren van slachtoffers, in het bijzonder na rampen.

 

(10)

De accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten is een belangrijke stap naar een veiliger en effectievere uitwisseling van forensische informatie binnen de Unie.

 

(11)

De accreditatie wordt verleend door de nationale accreditatie-instantie die exclusieve bevoegdheid heeft om na te gaan of een laboratorium voldoet aan de eisen die zijn bepaald door geharmoniseerde normen. Een accreditatie-instantie wordt gemachtigd door de staat. Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (4), bevat gedetailleerde bepalingen over de bevoegdheid van deze nationale accreditatie-instanties. Zo regelt artikel 7 van die verordening de grensoverschrijdende accreditatie in gevallen waarin accreditatie door een andere nationale accreditatie-instantie wordt gewenst.

 

(12)

Het ontbreken van een akkoord om een gemeenschappelijke accreditatienorm voor de analyse van wetenschappelijk bewijs toe te passen, is een leemte waarin moet worden voorzien; daarom is het noodzakelijk een juridisch bindend instrument aan te nemen inzake de accreditatie van alle aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten. Accreditatie biedt de nodige garanties dat laboratoriumactiviteiten verlopen conform de toepasselijke internationale normen, in het bijzonder EN ISO/IEC 17025, en de toepasselijke richtsnoeren.

 

(13)

Een accreditatienorm biedt elke lidstaat de mogelijkheid om, indien hij dat wenst, op het onder zijn rechtsmacht vallende grondgebied aanvullende normen voor laboratoriumactiviteiten voor te schrijven.

 

(14)

Accreditatie zal bijdragen tot wederzijds vertrouwen in de geldigheid van de gebruikte basismethoden voor analyse. Accreditatie geeft echter niet aan welke methode moet worden gebruikt, maar enkel dat de gebruikte methode geschikt moet zijn om het beoogde doel te bereiken.

 

(15)

Elke maatregel die niet in een laboratorium wordt genomen, valt buiten het toepassingsgebied van dit kaderbesluit. Zo vallen het nemen van dactyloscopische gegevens of maatregelen die op de plaats van het incident of de plaats van het delict worden genomen of buiten laboratoria verrichte forensische analyses niet onder het toepassingsgebied ervan.

 

(16)

Dit kaderbesluit beoogt niet de nationale voorschriften betreffende de rechterlijke toetsing van forensisch bewijsmateriaal te harmoniseren.

 

(17)

Dit besluit doet geen afbreuk aan de geldigheid, vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke nationale regels, van de resultaten van laboratoriumactiviteiten die vóór de inwerkingtreding ervan zijn verricht, ook indien de aanbieder van forensische diensten niet behoefde te voldoen aan EN ISO/IEC 17025,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

  • 1. 
    Doel van dit kaderbesluit is te bewerkstelligen dat de resultaten van laboratoriumactiviteiten die worden verricht door geaccrediteerde aanbieders van forensische diensten in een lidstaat, door de autoriteiten die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van strafbare feiten worden erkend als gelijkwaardig aan de resultaten van laboratoriumactiviteiten die worden verricht door aanbieders van forensische diensten die in iedere andere lidstaat zijn geaccrediteerd voor EN ISO/IEC 17025.
  • 2. 
    Dat doel wordt bereikt door er zorg voor te dragen dat aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten, geaccrediteerd worden door een nationale accreditatie-instantie indien ze voldoen aan EN ISO/IEC 17025.

Artikel 2

Werkingssfeer

Dit kaderbesluit is van toepassing op laboratoriumactiviteiten op het gebied van:

 

a)

DNA-profielen; en

 

b)

dactyloscopische gegevens.

Artikel 3

Definities

In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

 

a)

„laboratoriumactiviteit”: elke maatregel die wordt genomen in een laboratorium bij het lokaliseren en veiligstellen van sporen op voorwerpen, alsmede het ontwikkelen, analyseren en interpreteren van forensisch bewijs met het oog op het verlenen van deskundig advies of het uitwisselen van forensisch bewijs;

 

b)

„resultaten van laboratoriumactiviteiten”: uitkomsten van analyses en rechtstreeks daarmee samenhangende interpretaties;

 

c)

„aanbieder van forensische diensten”: een openbare of particuliere organisatie die forensische laboratoriumactiviteiten verricht op verzoek van de bevoegde rechtshandhavings- of gerechtelijke autoriteiten;

 

d)

„nationale accreditatie-instantie”: de enige instantie in een lidstaat die door die staat gemachtigd is accreditaties te verlenen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 765/2008;

 

e)

„DNA-profiel”: een letter- of een cijfercode die een set identificatiekenmerken van het niet-coderende gedeelte van een geanalyseerd menselijk DNA-monster vertegenwoordigt, dat wil zeggen de specifieke moleculaire structuur op de verschillende DNA-gebieden (-loci);

 

f)

„dactyloscopische gegevens”: beelden van vingerafdrukken, van latente vingerafdrukken, van handpalmafdrukken en van latente handpalmafdrukken, alsook de templates van die beelden (gecodeerde minutiae).

Artikel 4

Accreditatie

De lidstaten dragen er zorg voor dat aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten, geaccrediteerd worden door een nationale accreditatie-instantie indien ze voldoen aan EN ISO/IEC 17025.

Artikel 5

Erkenning van de resultaten

  • 1. 
    Elke lidstaat draagt er zorg voor dat de resultaten van geaccrediteerde aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten in andere lidstaten, door zijn autoriteiten die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van strafbare feiten worden erkend als gelijkwaardig aan de resultaten van binnenlandse aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten en die zijn geaccrediteerd voor EN ISO/IEC 17025.
  • 2. 
    Dit kaderbesluit laat de nationale voorschriften betreffende de rechterlijke toetsing van bewijsmateriaal onverlet.

Artikel 6

Kosten

  • 1. 
    Elke lidstaat draagt de kosten voor de overheid die voortvloeien uit dit kaderbesluit overeenkomstig de nationale regelingen.
  • 2. 
    De Commissie beraadt zich op de wijze waarop financiële bijstand kan worden verstrekt uit de algemene begroting van de Europese Unie voor nationale en transnationale projecten die ten doel hebben bij te dragen aan de uitvoering van dit kaderbesluit, onder meer voor de uitwisseling van ervaring, verspreiding van kennis en bekwaamheidstests.

Artikel 7

Toepassing

  • 1. 
    De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn om uiterlijk 30 november 2013 aan de bepalingen van dit kaderbesluit met betrekking tot DNA-profielen te voldoen.
  • 2. 
    De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn om uiterlijk 30 november 2015 aan de bepalingen van dit kaderbesluit met betrekking tot dactyloscopische gegevens te voldoen.
  • 3. 
    De lidstaten zenden aan het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst toe van de bepalingen waarmee zij uiterlijk 30 mei 2016 hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationale recht omzetten.
  • 4. 
    Op basis van de in lid 3 bedoelde informatie en van andere informatie die op verzoek door de lidstaten wordt verstrekt, legt de Commissie vóór 1 juli 2018 een verslag over de uitvoering en toepassing van dit kaderbesluit voor aan de Raad.
  • 5. 
    De Raad gaat uiterlijk in 2018 na in hoeverre de lidstaten aan dit kaderbesluit hebben voldaan.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de twintigste dag volgend op zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

  • B. 
    ASK
 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.