Verordening 2012/600 - Verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG

1.

Wettekst

12.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/1

 

VERORDENING (EU) Nr. 600/2012 VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2012

inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Er moet een algemeen kader van regels voor de accreditatie van verificateurs worden vastgesteld zodat de verslagen van exploitanten of vliegtuigexploitanten in het kader van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Unie, die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), worden geverifieerd door verificateurs met de technische competentie om de hun toevertrouwde taak op onafhankelijke en onpartijdige wijze uit te voeren overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde eisen en beginselen.

 

(2)

Bij Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake diensten op de interne markt (3) is een algemeen kader vastgesteld om het vrije verkeer van diensten en dienstverleners in de Unie te vergemakkelijken, met waarborging van een hoge kwaliteit van de diensten. Een harmonisatie in de Unie van de accreditatie- en verificatieregels met betrekking tot de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Unie moet bijdragen tot een concurrerende markt voor verificateurs en tegelijk voor transparantie en informatie voor exploitanten en vliegtuigexploitanten zorgen.

 

(3)

Bij de uitvoering van artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG moet worden gezorgd voor een synergie tussen het bij Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (4) en daarmee verband houdende bepalingen van Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (5) vastgestelde alomvattende kader voor accreditatie enerzijds, en de specifieke kenmerken van de regeling van de Unie voor het verhandelen van broeikasgassen en de eisen die essentieel zijn voor de effectieve uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG anderzijds. Verordening (EG) nr. 765/2008 moet van toepassing blijven op die aspecten van accreditatie van verificateurs welke niet in deze verordening worden behandeld. Er moet met name worden gewaarborgd dat waar, wegens de interne praktijken van een lidstaat, een alternatieve accreditatieprocedure, namelijk de certificering van verificateurs die natuurlijke personen zijn, wordt uitgevoerd door een door die lidstaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 aangestelde nationale autoriteit, de betrokken lidstaat schriftelijk bewijsmateriaal verstrekt dat aantoont dat die autoriteit een betrouwbaarheidsniveau haalt dat gelijkwaardig is aan dat van nationale accreditatie-instanties die met succes een door de overeenkomstig artikel 14 van die verordening erkende instantie georganiseerde collegiale toetsing hebben ondergaan.

 

(4)

Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelname van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (6) voorziet in een onafhankelijk en neutraal accreditatie- of vergunningensysteem voor milieuverificateurs. Om coherentieredenen en om de administratieve lasten die de lidstaten en de marktdeelnemers worden opgelegd, te verlichten, moet er rekening worden gehouden met synergieën tussen die verordening en deze verordening.

 

(5)

Het systeem van verificatie en accreditatie moet onnodige overlapping vermijden van procedures en organisaties die al uit hoofde van andere wetgevingsinstrumenten van de Unie zijn vastgesteld. Dergelijke overlapping betekent immers een extra belasting voor lidstaten of marktexploitanten. Daarom dienen de beste praktijken als uitgangspunt genomen te worden die voortvloeien uit de toepassing van geharmoniseerde normen die op grond van een door de Commissie verstrekte opdracht zijn vastgesteld door het Europees Comité voor normalisatie overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische normen en voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (7), zoals de geharmoniseerde norm betreffende algemene verplichtingen voor accreditatie-instanties die conformiteitsbeoordelingsorganen accrediteren, en de geharmoniseerde norm betreffende eisen voor instanties voor broeikasgasvalidaties en -controles voor gebruik bij accreditatie of andere vormen van erkenning, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, alsook document EA-6/03 en andere door de Europese samenwerking voor accreditatie of door andere instanties ontwikkelde technische documenten.

 

(6)

Bij het vaststellen van geharmoniseerde regels voor de verificatie van de verslagen van exploitanten en vliegtuigexploitanten en voor de accreditatie van verificateurs, moet ervoor worden gezorgd dat de belasting voor exploitanten die per jaar een lage hoeveelheid kooldioxide (CO2) uitstoten, voor vliegtuigexploitanten die in de zin van Verordening (EU) nr. 601/2012 als kleine emittenten worden beschouwd, alsmede voor de beschikbare middelen van de lidstaten, in verhouding staat tot het beoogde doel.

 

(7)

Overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG kunnen lidstaten kleine installaties, onder voorbehoud van gelijkwaardige maatregelen, buiten de regeling van de Unie voor de handel in broeikasgasemissierechten houden, voor zover aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Deze verordening mag niet rechtstreeks van toepassing zijn op installaties die overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG zijn uitgesloten, tenzij de lidstaat besluit dat deze verordening van toepassing moet zijn.

 

(8)

Overeenkomstig de beginselen van bijlage V van Richtlijn 2003/87/EG moet de verificateur op basis van een risicoanalyse een advies over de verificatie vormen waarin hij met redelijke mate van zekerheid stelt dat de totale emissies of tonkilometers vrij zijn van materiële onjuistheden en dat het verslag als bevredigend kan worden geverifieerd. De mate van zekerheid moet afhangen van de grondigheid en gedetailleerdheid van de tijdens de verificatie uitgevoerde activiteiten en de formulering van het verificatieadvies. In het licht van de tijdens de verificatie verkregen bevindingen en informatie moet de verificateur verplicht worden een of meer activiteiten in het verificatieproces aan te passen zodat kan worden voldaan aan de eisen van redelijke mate van zekerheid.

 

(9)

Om verwarring te vermijden tussen de rol van de bevoegde autoriteit en de verificateur, moeten de verantwoordelijkheden van een verificateur bij de uitvoering van een verificatie duidelijk vastgesteld zijn. De verificateur moet het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan als uitgangspunt nemen en nagaan of dit plan en de erin beschreven procedures correct worden uitgevoerd. Wanneer de verificateur vaststelt dat Verordening (EU) nr. 601/2012 niet wordt nageleefd, is het zijn verantwoordelijkheid om dat in het verificatierapport te vermelden.

 

(10)

De verificateur moet volledig op de hoogte zijn van de activiteiten van een exploitant of vliegtuigexploitant om diens verslag correct te kunnen verifiëren. Een verificateur mag de vereiste verificatieactiviteiten uitsluitend uitvoeren indien een voorafgaande beoordeling heeft uitgewezen dat hij daartoe competent is. Met het oog op een hoge kwaliteit van de verificatieactiviteiten moeten geharmoniseerde regels worden vastgesteld voor een voorafgaande beoordeling waarbij wordt nagegaan of een verificateur voldoende competent, onafhankelijk en onpartijdig is om de vereiste verificatieactiviteiten overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde regels en beginselen te kunnen uitvoeren.

 

(11)

Het is van essentieel belang dat in alle fasen van het verificatieproces relevante informatie wordt uitgewisseld tussen de exploitant of vliegtuigexploitant en de verificateur, met name in de precontractuele fase, bij de uitvoering van een strategische analyse door de verificateur en tijdens de gehele verificatie. Er moeten een aantal geharmoniseerde eisen worden vastgesteld waaraan deze informatie-uitwisseling tussen de exploitant of vliegtuigexploitant en de verificateur te allen tijde moeten voldoen.

 

(12)

Alle verificatieactiviteiten in het verificatieproces zijn onderling verbonden en moeten worden besloten met een verificatierapport van de verificateur met daarin een verificatieadvies dat aansluit bij het resultaat van de verificatiebeoordeling. Er moeten geharmoniseerde eisen voor de verificatierapporten en de uitvoering van verificatieactiviteiten worden vastgesteld, zodat verificatierapporten en verificatieactiviteiten in de lidstaten aan dezelfde normen voldoen.

 

(13)

Een belangrijk onderdeel van het verificatieproces is analyseren hoe groot de kans is dat ingediende gegevens materiële onjuistheden bevatten. Die analyse bepaalt bovendien hoe de verificateur de verificatieactiviteiten moet uitvoeren. Elk element in het verificatieproces is bijgevolg nauw verbonden met het resultaat van de analyse van deze risico's op onjuistheden.

 

(14)

Er moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld voor de verificatie van het verslag van vliegtuigexploitanten en dat van exploitanten van locaties die vallen onder Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de geologische opslag van kooldioxide en tot herziening van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG, 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8).

 

(15)

Een correcte en effectieve rapportage van broeikasgasemissies door de exploitant of vliegtuigexploitant is van essentieel belang voor de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG. Met het oog op een goed werkend monitoring- en rapportageproces moet de verificateur tijdens de verificatieactiviteiten tevens nagaan of de prestaties van de exploitant of vliegtuigexploitant voortdurend worden verbeterd.

 

(16)

Enkel competente verificateurs en hun medewerkers mogen verificatieactiviteiten uitvoeren en verificatierapporten uitbrengen. Verificateurs moeten interne processen uitwerken die waarborgen dat alle bij de verificatieactiviteiten betrokken medewerkers voldoende competent zijn om de hun toevertrouwde taken uit te voeren en deze voortdurend verbeteren. De criteria om te bepalen of een verificateur competent is, moeten in alle lidstaten dezelfde zijn. Bovendien moeten ze verifieerbaar, objectief en transparant zijn.

 

(17)

De krachtens Verordening (EG) nr. 765/2008 opgerichte nationale accreditatie-instantie moet de bevoegdheid hebben om administratieve maatregelen toe te passen, toezicht te houden op verificateurs en een gezaghebbende accreditatieverklaring af te geven over de competentie van een verificateur om overeenkomstig deze verordening verificatieactiviteiten uit te voeren.

 

(18)

Wanneer een lidstaat meent dat de oprichting van een nationale accreditatie-instantie of de uitvoering van bepaalde accreditatieactiviteiten economisch niet zinvol of haalbaar is, moet de lidstaat een beroep kunnen doen op de nationale accreditatie-instantie van een andere lidstaat. Enkel nationale accreditatie-instanties die met goed gevolg een collegiale toetsing hebben ondergaan die is uitgevoerd door het in het kader van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie, mogen de accreditatieactiviteiten overeenkomstig deze verordening uitvoeren.

 

(19)

Nationale accreditatie-instanties die aantonen dat zij voldoen aan deze verordening en die met goed gevolg de door de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 765/2008 erkende instantie georganiseerde collegiale toetsing hebben doorlopen, moeten worden verondersteld te voldoen aan de aan nationale accreditatie-instanties opgelegde vormeisen, waaronder eisen voor de structuur van een nationale accreditatie-instantie, het opzetten van een competentieproces en het opzetten van noodzakelijke procedures, het beheersysteem en de overeenkomsten om de vertrouwelijkheid van verkregen informatie te bewaren. Bovendien moeten ze worden vrijgesteld van een nieuwe collegiale toetsing na de inwerkingtreding van deze verordening. Overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (9) moet milieu-informatie die voorkomt in geverifieerde verslagen van exploitanten of vliegtuigexploitanten waarover de openbare autoriteiten beschikken, met inachtneming van bepaalde vertrouwelijkheidseisen openbaar worden gemaakt om de transparantie te waarborgen.

 

(20)

Een doeltreffende samenwerking tussen nationale accreditatie-instanties, of waar van toepassing andere nationale autoriteiten, en bevoegde autoriteiten is van essentieel belang voor de goede werking van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en voor het toezicht op de kwaliteit van de verificatie. Omwille van de transparantie is het nodig ervoor te zorgen dat de nationale accreditatie-instanties, of waar van toepassing, andere nationale autoriteiten, en bevoegde autoriteiten doeltreffende middelen voor informatie-uitwisseling vaststellen. Informatie-uitwisselingen tussen bevoegde autoriteiten onderling en tussen bevoegde autoriteiten en nationale accreditatie-instanties of andere nationale autoriteiten moeten zijn onderworpen aan de strengste eisen inzake vertrouwelijkheid en geheimhouding en moeten worden behandeld overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving en wetgeving van de Unie.

 

(21)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden bepalingen vastgesteld voor de verificatie van krachtens Richtlijn 2003/87/EG ingediende verslagen en voor de accreditatie van en het toezicht op verificateurs.

Onverminderd Verordening (EG) nr. 765/2008 worden in deze verordening ook bepalingen vastgesteld voor de wederzijdse erkenning van verificateurs en voor de collegiale toetsing van nationale accreditatie-instanties overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG.

Artikel 2

Toepassingsgebied

De verordening is van toepassing op de verificatie van vanaf 1 januari 2013 krachtens artikel 14 van Richtlijn 2003/87/EG gerapporteerde broeikasgasemissies en tonkilometergegevens.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn naast de definities van artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG en artikel 3 van Verordening (EU) nr. 601/2012 de volgende definities van toepassing:

  • 1. 
    „detectierisico”: het risico dat de verificateur een materiële onjuistheid niet detecteert;
  • 2. 
    „accreditatie”: een formele verklaring van een nationale accreditatie-instantie dat een verificateur voldoet aan de door geharmoniseerde normen in de zin van artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgestelde eisen, en aan de in deze verordening vastgestelde eisen om de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant uit te voeren overeenkomstig deze verordening;
  • 3. 
    „verificateur”: een rechtspersoon of een andere juridische entiteit die krachtens deze verordening verificatieactiviteiten uitvoert en krachtens Verordening (EG) nr. 765/2008 en deze verordening door een nationale accreditatie-instantie is geaccrediteerd of een natuurlijke persoon die, onverminderd artikel 5, lid 2, van die verordening, op het moment dat het verificatierapport wordt uitgebracht anderszins gemachtigd is;
  • 4. 
    „verificatie”: de door een verificateur uitgevoerde activiteiten om krachtens deze verordening een verificatierapport uit te brengen;
  • 5. 
    „materiële onjuistheid”: een onjuistheid die volgens de verificateur, afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden, het materialiteitsniveau overschrijdt of van invloed kan zijn op de manier waarop het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant door de bevoegde autoriteit wordt behandeld;
  • 6. 
    „verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant”: het jaarlijkse emissieverslag dat de exploitant of vliegtuigexploitant krachtens artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG moet overleggen of het tonkilometerverslag dat de vliegtuigexploitant moet overleggen voor de aanvraag van een toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 3, onder e) en f), van die richtlijn;
  • 7. 
    „toepassingsgebied van de accreditatie”: in bijlage I bedoelde activiteiten waarvoor accreditatie wordt gevraagd of is verleend;
  • 8. 
    „competentie”: het vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen om een activiteit uit te voeren;
  • 9. 
    „materialiteitsniveau”: de kwantitatieve drempel of grenswaarde waarboven onjuistheden, afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden, door de verificateur als materieel worden beschouwd;
  • 10. 
    „controlesysteem”: het risicobeoordelingssysteem en alle controleactiviteiten van de exploitant of vliegtuigexploitant, met inbegrip van het continue beheer ervan, dat een exploitant of vliegtuigexploitant heeft ontwikkeld, gedocumenteerd, uitgevoerd en gehandhaafd, krachtens artikel 58 van Verordening (EU) nr. 601/2012;
  • 11. 
    „controleactiviteiten”: alle door de exploitant of vliegtuigexploitant uitgevoerde handelingen of getroffen maatregelen om de intrinsieke risico's te beperken;
  • 12. 
    „non-conformiteit”: heeft een van de volgende betekenissen:
  • 13. 
    „locatie”: met betrekking tot de verificatie van het emissie- of tonkilometerverslag van een vliegtuigexploitant, de locaties waar het monitoringproces wordt vastgesteld en beheerd, met inbegrip van locaties waar relevante gegevens en informatie worden gecontroleerd en bewaard;
  • 14. 
    „controleomgeving”: de omgeving waarin het interne controlesysteem functioneert en de algemene acties van het bestuur van een exploitant of vliegtuigexploitant om te waarborgen dat iedereen zich van dit interne controlesysteem bewust is;
  • 15. 
    „intrinsiek risico”: de kans op mogelijk materiële onjuistheden van een parameter in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant, die afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden voorkomen, zonder rekening te houden met het effect van enige bijbehorende controleactiviteiten;
  • 16. 
    „controlerisico”: de kans op mogelijke materiële onjuistheden van een parameter in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant, die afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden voorkomen, en die door het controlesysteem niet tijdig worden voorkomen of gedetecteerd en gecorrigeerd;
  • 17. 
    „verificatierisico”: het risico, dat afhangt van het intrinsieke risico, het controlerisico en het detectierisico, dat de verificateur een onjuist verificatieadvies uitbrengt wanneer het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant materiële onjuistheden bevat;
  • 18. 
    „redelijke mate van zekerheid”: een hoge maar niet absolute mate van zekerheid, vervat in een formeel verificatieadvies, ten aanzien van de vraag of het geverifieerde verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant vrij is van materiële onjuistheden;
  • 19. 
    „analytische procedures”: de analyse van schommelingen en tendensen in de gegevens, met inbegrip van de analyse van relaties die niet overeenstemmen met andere relevante informatie of die afwijken van voorspelde hoeveelheden;
  • 20. 
    „interne verificatiedocumentatie”: alle interne documentatie die een verificateur bijhoudt om de activiteiten te kunnen bewijzen en rechtvaardigen die voor de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant zijn uitgevoerd;
  • 21. 
    „EU ETS-hoofdauditor”: een EU ETS-auditor die verantwoordelijk is voor de leiding van en het toezicht op het verificatieteam, alsook voor de uitvoering van en rapportage over de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant;
  • 22. 
    „EU ETS-auditor”: een andere individuele persoon dan de EU ETS-hoofdauditor die in een verificatieteam verantwoordelijk is voor de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant;
  • 23. 
    „technisch deskundige”: persoon met grondige kennis van en ruime ervaring met een specifiek onderwerp die vereist zijn voor de uitvoering van verificatieactiviteiten ter toepassing van hoofdstuk III en voor de uitvoering van accreditatieactiviteiten ter toepassing van hoofdstuk V;
  • 24. 
    „mate van zekerheid”: de mate van zekerheid die de verificateur biedt met betrekking tot het verificatierapport op basis van het doel om het verificatierisico te beperken naargelang van de omstandigheden van de verificatieopdracht;
  • 25. 
    „beoordelaar”: een door een nationale accreditatie-instantie aangewezen persoon om individueel of als lid van een beoordelingsteam een verificateur krachtens deze verordening te beoordelen;
  • 26. 
    „hoofdbeoordelaar”: een beoordelaar die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor de beoordeling van een verificateur krachtens deze verordening;
  • 27. 
    „onjuistheid”: een omissie, verkeerde voorstelling of fout in de ingediende gegevens van de exploitant of vliegtuigexploitant, met uitzondering van de krachtens artikel 12, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 601/2012 toelaatbare onzekerheid.

Artikel 4

Vermoeden van overeenstemming

Wanneer een verificateur aantoont dat hij voldoet aan de criteria van de desbetreffende geharmoniseerde normen in de zin van artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 of delen daarvan, waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt hij verondersteld aan de eisen van de hoofdstukken II en III van deze verordening te voldoen, voor zover de toepasselijke geharmoniseerde normen deze eisen dekken.

Artikel 5

Algemeen kader voor accreditatie

Wanneer in deze verordening geen specifieke bepalingen zijn vastgesteld inzake de samenstelling van nationale accreditatie-instanties of inzake de aan accreditatie verbonden activiteiten en eisen, zijn de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 van toepassing.

HOOFDSTUK II

VERIFICATIE

Artikel 6

Betrouwbaarheid van de verificatie

Een geverifieerd emissieverslag is betrouwbaar voor gebruikers. Het geeft een getrouwe weergave van wat het voorgeeft weer te geven of van wat het redelijkerwijze verwacht mag worden weer te geven.

Het verificatieproces van emissieverslagen is een effectief en betrouwbaar hulpmiddel ter ondersteuning van de procedures voor kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole en geeft informatie door welke een exploitant of vliegtuigexploitant zich kan laten leiden om zijn prestaties op het gebied van monitoring en rapportage van emissies te verbeteren.

Artikel 7

Algemene verplichtingen van de verificateur

  • 1. 
    De verificateur voert de verificatie en de in dit hoofdstuk vereiste activiteiten zo uit dat hij in zijn verificatierapport met een redelijke mate van zekerheid kan concluderen dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.
  • 2. 
    De verificateur legt bij het plannen en uitvoeren van de verificatie de gepaste professionele scepsis aan de dag, in het besef dat er zich omstandigheden kunnen voordoen waardoor de informatie in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant materiële onjuistheden bevat.
  • 3. 
    De verificateur voert een verificatie uit in het algemeen belang, onafhankelijk van de exploitant of luchtvaartexploitant en de voor Richtlijn 2003/87/EG verantwoordelijke bevoegde autoriteiten.
  • 4. 
    Tijdens de verificatie beoordeelt de verificateur of:
 

a)

het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant volledig is en voldoet aan de in bijlage X bij Verordening (EU) nr. 601/2012 vastgestelde eisen;

 

b)

de exploitant of vliegtuigexploitant heeft gehandeld overeenkomstig de vergunning voor broeikasgasemissies en de eisen van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan wanneer het om de verificatie van het emissieverslag van een exploitant gaat, en met de eisen van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan wanneer het om de verificatie van het emissie- of tonkilometerverslag van een vliegtuigexploitant gaat;

 

c)

de gegevens in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevatten;

 

d)

informatie kan worden verstrekt ter ondersteuning van de dataflowactiviteiten, het controlesysteem en de bijbehorende procedures van de exploitant of vliegtuigexploitant om de monitoring- en rapportageprestaties te verbeteren.

Voor de toepassing van punt c) van dit lid krijgt de verificateur duidelijk en objectief bewijs van de exploitant of vliegtuigexploitant dat de gerapporteerde cumulatieve emissies of tonkilometers ondersteunt, rekening houdend met alle andere gegevens die in het rapport van de exploitant of vliegtuigexploitant zijn verstrekt.

  • 5. 
    Wanneer de verificateur ontdekt dat een exploitant of vliegtuigexploitant niet voldoet aan Verordening (EU) nr. 601/2012, moet deze onregelmatigheid in het verificatierapport worden vermeld, ook al is het desbetreffende monitoringplan door de bevoegde autoriteit goedgekeurd.
  • 6. 
    Wanneer het monitoringplan niet overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. 601/2012 door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd, wanneer het onvolledig is of wanneer tijdens de verslagperiode belangrijke wijzigingen als bedoeld in artikel 15, lid 3 of lid 4, van die verordening zijn uitgevoerd die niet dienovereenkomstig door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd, adviseert de verificateur de exploitant of vliegtuigexploitant om de benodigde goedkeuring van de bevoegde autoriteit te verkrijgen.

Na de goedkeuring door de bevoegde autoriteit worden de activiteiten door de verificateur dienovereenkomstig voortgezet, herhaald of aangepast.

Wanneer de goedkeuring niet wordt verkregen voordat het verificatierapport is uitgebracht, vermeldt de verificateur dat in het verificatierapport.

Artikel 8

Precontractuele verplichtingen

  • 1. 
    Voordat de verificateur een verificatieovereenkomst aanvaardt, vormt hij zich een juist beeld van de exploitant of vliegtuigexploitant en gaat hij na of hij de verificatie op zich kan nemen. Daartoe doet de verificateur ten minste het volgende:
 

a)

hij evalueert de risico's die zich voordoen wanneer het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant overeenkomstig deze verordening wordt geverifieerd;

 

b)

hij onderzoekt de van de exploitant of vliegtuigexploitant verkregen informatie om het toepassingsgebied van de verificatie te bepalen;

 

c)

hij beoordeelt of de overeenkomst binnen het toepassingsgebied van zijn accreditatie valt;

 

d)

hij beoordeelt of hij over de vereiste competentie, medewerkers en middelen beschikt om een verificatieteam samen te stellen dat met de complexiteit van de installatie of van de activiteiten en vloot van de vliegtuigexploitant kan omgaan en of hij daarnaast in staat is de verificatieactiviteiten binnen het vereiste tijdschema met goed gevolg te voltooien;

 

e)

hij beoordeelt of hij in staat is ervoor te zorgen dat het mogelijke verificatieteam te zijner beschikking, over de vereiste competentie en medewerkers beschikt om de verificatieactiviteiten voor die specifieke exploitant of vliegtuigexploitant uit te voeren;

 

f)

hij bepaalt voor elke aangevraagde verificatieovereenkomst hoeveel tijd moet worden toegewezen om de verificatie naar behoren uit te voeren.

  • 2. 
    De exploitant of vliegtuigexploitant verstrekt de verificateur alle relevante informatie die hem in staat stelt de in lid 1 bedoelde activiteiten te kunnen uitvoeren.

Artikel 9

Tijdtoewijzing

  • 1. 
    Bij de bepaling van de in artikel 8, lid 1, onder f), bedoelde tijdtoewijzing voor een verificatieovereenkomst houdt de verificateur ten minste rekening met het volgende:
 

a)

de complexiteit van de installatie of de activiteiten en vloot van de vliegtuigexploitant;

 

b)

het informatieniveau en de complexiteit van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan;

 

c)

het vereiste materialiteitsniveau;

 

d)

de complexiteit en volledigheid van de dataflowactiviteiten en het controlesysteem van de exploitant of vliegtuigexploitant;

 

e)

de locatie van informatie en gegevens met betrekking tot broeikasgasemissies of tonkilometergegevens.

  • 2. 
    De verificateur zorgt dat het verificatiecontract voorziet in een mogelijkheid de in het contract overeengekomen termijn te verlengen wanneer die extra tijd nodig blijkt te zijn voor de strategische analyse, risicoanalyse of andere verificatieactiviteiten. De situaties waarin de extra tijd kan worden toegepast, omvatten ten minste de volgende situaties:
 

a)

wanneer tijdens de verificatie blijkt dat de dataflowactiviteiten, controleactiviteiten of logistiek van de exploitant of vliegtuigexploitant complexer zijn dan aanvankelijk gedacht;

 

b)

wanneer de verificateur tijdens de verificatie onjuistheden, non-conformiteiten, ontbrekende gegevens of fouten in de gegevensreeksen vaststelt.

  • 3. 
    De verificateur vermeldt de toegewezen tijd in de interne verificatiedocumentatie.

Artikel 10

Informatie van een exploitant of vliegtuigexploitant

  • 1. 
    Vóór de strategische analyse en op andere tijdstippen tijdens de verificatie bezorgt de exploitant of vliegtuigexploitant aan de verificateur al het volgende:
 

a)

de vergunning voor broeikasgasemissies van de exploitant wanneer het de verificatie van het emissieverslag van een exploitant betreft;

 

b)

de meest recente versie van het monitoringplan van de exploitant of vliegtuigexploitant, alsook alle andere relevante en door de bevoegde autoriteit goedgekeurde versies van het monitoringplan, met inbegrip van bewijsmateriaal van die goedkeuring;

 

c)

een beschrijving van de dataflowactiviteiten van de exploitant of vliegtuigexploitant;

 

d)

de in artikel 58, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde risicobeoordelingen en een overzicht van het gehele controlesysteem van de exploitant of vliegtuigexploitant;

 

e)

de in het monitoringplan vermelde procedures zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de procedures voor dataflowactiviteiten en controleactiviteiten;

 

f)

in voorkomend geval, het jaarlijkse emissie- of tonkilometerverslag van de exploitant of vliegtuigexploitant;

 

g)

indien van toepassing, het in artikel 33 van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde bemonsteringsplan van de exploitant zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit;

 

h)

wanneer het monitoringplan tijdens de verslagperiode is gewijzigd, gegevens van alle wijzigingen die tijdens de verslagperiode in het monitoringplan zijn aangebracht overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) nr. 601/2012;

 

i)

indien van toepassing, het in artikel 69, lid 4, van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde verslag;

 

j)

het verificatierapport van het voorgaande jaar indien de verificateur dat jaar de verificatie voor die bepaalde exploitant of vliegtuigexploitant niet heeft uitgevoerd;

 

k)

alle relevante correspondentie met de bevoegde autoriteit, in het bijzonder gegevens met betrekking tot de kennisgeving van wijzigingen van het monitoringplan;

 

l)

informatie over databanken en gegevensbronnen die voor monitoring- en rapportagedoeleinden worden gebruikt, met inbegrip van de databanken en gegevensbronnen van Eurocontrol;

 

m)

indien de verificatie betrekking heeft op het emissieverslag van een installatie die de geologische opslag van broeikasgassen uitvoert in een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG, het door die richtlijn voorgeschreven monitoringplan en de door artikel 14 van die richtlijn voorgeschreven verslagen die ten minste de verslagperiode voor het te verifiëren emissieverslag bestrijken;

 

n)

indien van toepassing, de goedkeuring van de bevoegde autoriteit om geen bezoeken aan installaties uit te voeren overeenkomstig artikel 31, lid 1;

 

o)

alle andere relevante informatie voor de planning en uitvoering van de verificatie.

  • 2. 
    Voordat de verificateur het verificatierapport uitbrengt, moet de exploitant of vliegtuigexploitant hem het goedgekeurde en intern gevalideerde eindverslag van de exploitant of vliegtuigexploitant verstrekken.

Artikel 11

Strategische analyse

  • 1. 
    Bij het begin van de verificatie beoordeelt de verificateur de waarschijnlijke aard, reikwijdte en complexiteit van de verificatietaken door alle aan de installatie of vliegtuigexploitant verwante activiteiten aan een strategische analyse te onderwerpen.
  • 2. 
    Voor een beter begrip van de door de installatie of vliegtuigexploitant uitgevoerde activiteiten verzamelt en beoordeelt de verificateur de vereiste informatie om na te gaan of het verificatieteam voldoende competent is om de verificatie uit te voeren, of de in het contract vermelde tijdtoewijzing correct is en of hij de noodzakelijke risicoanalyse kan uitvoeren. De informatie omvat ten minste:
 

a)

de in artikel 10, lid 1, bedoelde gegevens;

 

b)

het vereiste materialiteitsniveau;

 

c)

de informatie uit verificaties van de voorbije jaren indien de verificateur de verificatie voor dezelfde exploitant of vliegtuigexploitant uitvoert.

  • 3. 
    Bij de beoordeling van de in lid 2 bedoelde informatie evalueert de verificateur ten minste het volgende:
 

a)

de categorie van de in artikel 19 van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde installatie en de in die installatie uitgevoerde activiteiten, voor de verificatie van het emissieverslag van de exploitant;

 

b)

de omvang en aard van de vliegtuigexploitant, de verspreiding van informatie op verschillende locaties en het aantal en type vluchten, voor de verificatie van het emissie- of tonkilometerverslag van de vliegtuigexploitant;

 

c)

het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan en de bijzonderheden van de in dat monitoringplan vastgelegde monitoringmethodiek;

 

d)

de aard, schaal en complexiteit van emissiebronnen en bronstromen, alsook de apparatuur en processen voor het verkrijgen van emissie- of tonkilometergegevens, met inbegrip van de in het monitoringplan beschreven meetapparatuur, de oorsprong en toepassing van berekeningsfactoren en andere primaire gegevensbronnen;

 

e)

de dataflowactiviteiten, het controlesysteem en de controleomgeving.

  • 4. 
    Wanneer de verificateur de strategische analyse uitvoert, controleert hij het volgende:
 

a)

of het voorgelegde monitoringplan de meest recente door de bevoegde autoriteit goedgekeurde versie is;

 

b)

of het monitoringplan tijdens de verslagperiode is gewijzigd;

 

c)

of deze wijzigingen ingevolge artikel 15, lid 1, of artikel 23 van Verordening (EU) nr. 601/2012 aan de bevoegde autoriteit zijn bekendgemaakt, dan wel overeenkomstig artikel 15, lid 2, van die verordening door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.

Artikel 12

Risicoanalyse

  • 1. 
    De verificateur identificeert en analyseert de volgende elementen om een effectieve verificatie te kunnen opzetten, plannen en uitvoeren:
 

a)

de intrinsieke risico's;

 

b)

de controleactiviteiten;

 

c)

wanneer de onder b) bedoelde controleactiviteiten zijn verricht, de controlerisico's met betrekking tot de doeltreffendheid van die controleactiviteiten.

  • 2. 
    Bij de identificatie en analyse van de in lid 1 bedoelde elementen neemt de verificateur ten minste het volgende in overweging:
 

a)

de bevindingen van de in artikel 11, lid 1, bedoelde strategische analyse;

 

b)

de in artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 2, onder c), bedoelde gegevens;

 

c)

het in artikel 11, lid 2, onder b), bedoelde materialiteitsniveau.

  • 3. 
    Wanneer de verificateur tot de vaststelling komt dat de exploitant of vliegtuigexploitant de relevante intrinsieke risico's en controlerisico's niet in zijn risicobeoordeling heeft vastgesteld, brengt de verificateur de exploitant of vliegtuigexploitant daarvan op de hoogte.
  • 4. 
    Afhankelijk van de tijdens de verificatie verkregen informatie herziet de verificateur de risicoanalyse en past hij de uit te voeren verificatieactiviteiten aan of herhaalt hij deze.

Artikel 13

Verificatieplan

  • 1. 
    De verificateur stelt op basis van de tijdens de strategische analyse en risicoanalyse verkregen informatie en geïdentificeerde risico's een verificatieplan op dat ten minste het volgende bevat:
 

a)

een verificatieprogramma waarin de aard en het toepassingsgebied van de verificatieactiviteiten wordt beschreven, alsook het tijdstip en de manier waarop deze activiteiten moeten worden uitgevoerd;

 

b)

een testplan waarin het toepassingsgebied en de methodiek voor het testen van de controleactiviteiten worden uiteengezet, alsook de procedures voor de controleactiviteiten;

 

c)

een gegevensbemonsteringsplan waarin het toepassingsgebied en de methodiek worden uiteengezet voor de gegevensbemonstering van de meetgegevens die ten grondslag liggen aan de geaggregeerde emissies in het emissieverslag van de exploitant of vliegtuigexploitant, of aan de geaggregeerde tonkilometergegevens in het tonkilometerverslag van de vliegtuigexploitant.

  • 2. 
    De verificateur stelt het in lid 1, onder b) bedoelde testplan zo op dat kan worden bepaald in welke mate op de relevante controleactiviteiten kan worden vertrouwd om te beoordelen of de in artikel 7, lid 4, onder b), vermelde eisen zijn nageleefd.

Wanneer hij de monstergrootte en bemonsteringsactiviteiten bepaalt voor het testen van de controleactiviteiten, houdt de verificateur rekening met de volgende elementen:

 

a)

de intrinsieke risico's;

 

b)

de controleomgeving;

 

c)

de relevante controleactiviteiten;

 

d)

de vereiste om een verificatieadvies met een redelijke mate van zekerheid af te leveren.

  • 3. 
    Wanneer hij de monstergrootte en bemonsteringsactiviteiten bepaalt voor de in lid 1, onder c), bedoelde gegevensbemonstering, houdt de verificateur rekening met de volgende elementen:
 

a)

de intrinsieke risico's en controlerisico's;

 

b)

de resultaten van de analytische procedures;

 

c)

de vereiste om een verificatieadvies met een redelijke mate van zekerheid af te leveren;

 

d)

het materialiteitsniveau;

 

e)

de mate waarin de bijdrage van een individueel gegevenselement wezenlijk bijdraagt tot de algemene gegevensreeks.

  • 4. 
    De verificateur stelt het verificatieplan zo op en voert het zo uit dat het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.
  • 5. 
    De verificateur werkt de risicoanalyse en het verificatieplan bij en past de verificatieactiviteiten aan tijdens de verificatie wanneer hij aanvullende risico's vaststelt die moeten worden ingeperkt of wanneer het feitelijke risico kleiner is dan aanvankelijk gedacht.

Artikel 14

Verificatieactiviteiten

De verificateur voert het verificatieplan uit en controleert op basis van de risicoanalyse de uitvoering van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan.

Daartoe voert de verificateur ten minste grondige tests uit die bestaan uit analytische procedures, gegevensverificatie, het controleren van de monitoringmethodiek en het controleren van het volgende:

 

a)

de dataflowactiviteiten, alsook de voor de dataflow gebruikte systemen, waaronder informatietechnologiesystemen;

 

b)

of de controleactiviteiten van de exploitant of vliegtuigexploitant correct worden gedocumenteerd, uitgevoerd, gehandhaafd en effectief zijn om de intrinsieke risico's beperken;

 

c)

of de in het monitoringplan vermelde procedures de intrinsieke risico's en controlerisico's kunnen beperken en of de procedures worden uitgevoerd, voldoende worden gedocumenteerd en correct worden gehandhaafd.

Voor de toepassing van lid 2, onder a), traceert de verificateur de gegevensstroom op basis van de volgorde en interactie van de dataflowactiviteiten vanaf de primaire brongegevens tot de opstelling van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant.

Artikel 15

Analytische procedures

  • 1. 
    De verificateur hanteert analytische procedures om de plausibiliteit en volledigheid van gegevens te beoordelen wanneer uit de intrinsieke risico's, de controlerisico's en de geschiktheid van de controleactiviteiten van de exploitant of vliegtuigexploitant blijkt dat zulke analytische procedures nodig zijn.
  • 2. 
    Bij de in lid 1 bedoelde analytische procedures beoordeelt de verificateur de ingediende gegevens om mogelijke risicogebieden vast te stellen en vervolgens de geplande verificatieactiviteiten te valideren en aan te passen. De verificateur doet ten minste het volgende:
 

a)

hij beoordeelt de plausibiliteit van schommelingen en trends over een bepaalde tijdsperiode of tussen vergelijkbare items;

 

b)

hij wijst onmiddellijke uitschieters, onverwachte gegevens en gegevensleemten aan.

  • 3. 
    Bij toepassing van de in lid 1 bedoelde analytische procedures voert de verificateur de volgende procedures uit:
 

a)

voorafgaande analytische procedures op geaggregeerde gegevens voordat de in artikel 14 bedoelde activiteiten worden uitgevoerd, teneinde de aard, complexiteit en relevantie van de ingediende gegevens te begrijpen;

 

b)

uitvoerige analytische procedures op de geaggregeerde gegevens en de onderliggende meetgegevens om mogelijke structurele fouten en onmiddellijke uitschieters aan te wijzen;

 

c)

definitieve analytische procedures op de geaggregeerde gegevens om te waarborgen dat alle tijdens het verificatieproces vastgestelde fouten correct zijn opgelost.

  • 4. 
    Wanneer de verificateur uitschieters, schommelingen, trends, gegevensleemten of gegevens vaststelt die niet met andere relevante informatie stroken of aanzienlijk afwijken van verwachte hoeveelheden of verhoudingen, verkrijgt hij van de exploitant of vliegtuigexploitant verklaringen die worden gestaafd door aanvullend relevant bewijsmateriaal.

Op basis van de verschafte verklaringen en het aanvullende bewijsmateriaal beoordeelt de verificateur de impact op het verificatieplan en de uit te voeren verificatieactiviteiten.

Artikel 16

Gegevensverificatie

  • 1. 
    De verificateur verifieert de gegevens in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant door ze grondig te testen. Dat kan onder andere door ze terug te voeren tot de primaire gegevensbron, door ze met externe gegevensbronnen te vergelijken, door aansluitingen uit te voeren, door drempels met betrekking tot gepaste gegevens te controleren en door herberekeningen uit te voeren.
  • 2. 
    Als onderdeel van de in lid 1 bedoelde gegevensverificatie en rekening houdend met het goedgekeurde monitoringplan en de daarin beschreven procedures, controleert de verificateur:
 

a)

voor de verificatie van een emissieverslag van de exploitant, de grenzen van een installatie;

 

b)

voor de verificatie van een emissieverslag van de exploitant, de volledigheid van de bronstromen en emissiebronnen als beschreven in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan;

 

c)

voor de verificatie van een emissie- en tonkilometerverslag van de vliegtuigexploitant, de volledigheid van de vluchten die onder een in bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteit vallen waarvoor de vliegtuigexploitant verantwoordelijk is, alsook de volledigheid van respectievelijk de emissie- en tonkilometergegevens;

 

d)

de consistentie tussen de ingediende gegevens en de documentatie over massa en zwaartepunt, voor de verificatie van een emissie- en tonkilometerverslag van de vliegtuigexploitant;

 

e)

voor de verificatie van een emissieverslag van de vliegtuigexploitant, de consistentie tussen de geaggregeerde gegevens over het brandstofverbruik en de gegevens over de voor het vliegtuig dat de luchtvaartactiviteit verricht, aangekochte of anderszins geleverde brandstof;

 

f)

de consistentie tussen de geaggregeerde ingediende gegevens uit een verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant en de primaire brongegevens;

 

g)

indien de exploitant een op metingen gebaseerde methodiek hanteert overeenkomstig artikel 21, lid 1 van Verordening (EU) nr. 601/2012 de waarden die worden gemeten aan de hand van de resultaten van de door een exploitant overeenkomstig artikel 46 van die verordeninguitgevoerde berekeningen;

 

h)

de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de gegevens.

  • 3. 
    Voor de in lid 2, onder c), bedoelde controle van de volledigheid van de vluchtgegevens gebruikt een verificateur de luchtverkeersgegevens van de vliegtuigexploitant, met inbegrip van de gegevens die worden verzameld door Eurocontrol of door andere relevante organisaties die in staat zijn luchtverkeersinformatie te verwerken zoals die welke ter beschikking staat van Eurocontrol.

Artikel 17

Verificatie van de correcte toepassing van de monitoringmethodiek

  • 1. 
    De verificateur controleert de correcte toepassing en uitvoering van de door de bevoegde autoriteit in het monitoringplan goedgekeurde monitoringmethodiek, met inbegrip van de bijzonderheden van die monitoringmethodiek.
  • 2. 
    Met het oog op de verificatie van het emissieverslag van de exploitant controleert de verificateur de correcte toepassing en uitvoering van het in artikel 33 van Verordening (EU) nr. 601/2012, bedoelde en door de bevoegde autoriteit goedgekeurde bemonsteringsplan.
  • 3. 
    Wanneer CO2 wordt overgebracht overeenkomstig de artikelen 48 en 49 van Verordening (EU) nr. 601/2012 en wanneer dat overgebracht CO2 door zowel de overbrengende als de ontvangende installatie wordt gemeten, controleert de verificateur of de verschillen tussen de gemeten waarden in beide installaties door de onzekerheid van de meetsystemen kunnen worden verklaard en of het correcte rekenkundige gemiddelde van de gemeten waarden in de emissieverslagen van beide installaties is gebruikt.

Wanneer de verschillen tussen de gemeten waarden in beide installaties niet door de onzekerheid van de meetsystemen kunnen worden verklaard, controleert de verificateur of de aanpassingen zijn gemaakt om de verschillen tussen de gemeten waarden in overeenstemming met elkaar te brengen, of dat conservatieve aanpassingen waren en of de bevoegde autoriteit deze aanpassingen heeft goedgekeurd.

  • 4. 
    Wanneer exploitanten krachtens artikel 12, lid 3, van Verordening (EU) nr. 601/2012 verdere elementen in het monitoringplan moeten opnemen die relevant zijn om te voldoen aan de eisen van artikel 24, lid 1, van Besluit 2011/278/EU van de Commissie (10), controleert de verificateur de correcte toepassing en uitvoering van de in artikel 12, lid 3, van die verordening bedoelde procedures. Daartoe controleert de verificateur ook of de informatie over geplande of feitelijke wijzigingen van de capaciteit, het activiteitsniveau en de werking van een installatie vóór 31 december van de verslagperiode door de exploitant bij de bevoegde autoriteit is ingediend.

Artikel 18

Verificatie van op ontbrekende gegevens toegepaste methoden

  • 1. 
    Wanneer in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan bedoelde methoden zijn gebruikt om ontbrekende gegevens aan te vullen overeenkomstig artikel 65 van Verordening (EU) nr. 601/2012, controleert de verificateur of de gebruikte methoden geschikt waren voor de specifieke situatie en of ze correct zijn toegepast.

Indien de exploitant of vliegtuigexploitant goedkeuring heeft gekregen van de bevoegde autoriteit om in overeenstemming met artikel 65 van Verordening (EU) nr. 601/2012 andere methoden te gebruiken dan die bedoeld in de eerste alinea, controleert de verificateur of de goedgekeurde aanpak correct wordt toegepast en passend wordt gedocumenteerd.

Indien een exploitant of een vliegtuigexploitant een dergelijke goedkeuring niet tijdig kan verkrijgen, controleert de verificateur of de door de exploitant of vliegtuigexploitant gevolgde aanpak om de ontbrekende gegevens aan te vullen, waarborgt dat de emissies niet worden ondergewaardeerd en dat deze aanpak niet tot materiële onjuistheden leidt.

  • 2. 
    De verificateur controleert ook of de door de exploitant of vliegtuigexploitant toegepaste controleactiviteiten om de in artikel 65, lid 1, van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde ontbrekende gegevens te voorkomen, effectief zijn.

Artikel 19

Beoordeling van de onzekerheid

  • 1. 
    Wanneer Verordening (EU) nr. 601/2012 voorschrijft dat de exploitant moet aantonen dat de onzekerheidsdrempels voor activiteitsgegevens en berekeningsfactoren zijn nageleefd, bevestigt de verificateur de geldigheid van de informatie die is gebruikt om de in het goedgekeurde monitoringplan vastgestelde onzekerheidsniveaus te berekenen.
  • 2. 
    Wanneer een exploitant een monitoringmethodiek toepast die niet is gebaseerd op niveaus als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 601/2012, controleert de verificateur al het volgende:
 

a)

of de exploitant een beoordeling en kwantificatie van de onzekerheid heeft uitgevoerd waarbij wordt aangetoond dat aan de vereiste algemene onzekerheidsdrempel voor de jaarlijkse broeikasgasemissies krachtens artikel 22, onder c), van die verordening is voldaan;

 

b)

de geldigheid van de informatie die is gebruikt om de onzekerheid te beoordelen en te kwantificeren;

 

c)

of de algemene aanpak die is gebruikt voor de beoordeling en de kwantificatie van de onzekerheid in overeenstemming is met artikel 22, onder b), van die verordening;

 

d)

of bewijs is geleverd dat aan de in artikel 22 onder a), van die verordening bedoelde voorwaarden voor de monitoringmethodiek is voldaan.

  • 3. 
    Wanneer de vliegtuigexploitant krachtens Verordening (EU) nr. 601/2012 moet aantonen dat de vereiste onzekerheidsniveaus niet zijn overschreden, controleert de verificateur de geldigheid van de informatie die is gebruikt om aan te tonen dat de toepasselijke onzekerheidsniveaus zoals vastgesteld in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan niet zijn overschreden.

Artikel 20

Bemonstering

  • 1. 
    Bij de controle van de conformiteit van de in artikel 14, onder b) en c), bedoelde controleactiviteiten en procedures of bij de in de artikelen 15 en 16 bedoelde controles kan de verificateur de specifieke bemonsteringsmethoden van een installatie of vliegtuigexploitant gebruiken op voorwaarde dat bemonstering gerechtvaardigd is op basis van de risicoanalyse.
  • 2. 
    Wanneer de verificateur tijdens de bemonstering een non-conformiteit of onjuistheid vaststelt, verzoekt hij de exploitant of vliegtuigexploitant de belangrijkste oorzaken van die non-conformiteit of onjuistheid te verklaren, zodat hij de impact van de non-conformiteit of onjuistheid op de ingediende gegevens kan beoordelen. Op basis van het resultaat van die beoordeling bepaalt de verificateur of aanvullende verificatieactiviteiten nodig zijn, of de monstergrootte naar boven moet worden bijgesteld en welk deel van de gegevensgroep door de exploitant of vliegtuigexploitant moet worden gecorrigeerd.
  • 3. 
    De verificateur noteert het resultaat van de in de artikelen 14, 15, 16 en 17 bedoelde controles, met inbegrip van de bijzonderheden van aanvullende monsters, in de interne verificatiedocumentatie.

Artikel 21

Bezoeken ter plaatse

  • 1. 
    Op een of meer gepaste momenten tijdens het verificatieproces brengt de verificateur een bezoek ter plaatse om de werking van meettoestellen en monitoringsystemen te beoordelen, gesprekken te voeren en de in dit hoofdstuk vereiste activiteiten uit te voeren, alsook om voldoende informatie en bewijsmateriaal te verzamelen zodat hij kan concluderen dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.
  • 2. 
    De exploitant of vliegtuigexploitant biedt de verificateur toegang tot zijn locaties.
  • 3. 
    Met het oog op de verificatie van het emissieverslag van de exploitant zal de verificateur ook een bezoek ter plaatse aanwenden om de grenzen van de installatie en de volledigheid van bronstromen en emissiebronnen te beoordelen.
  • 4. 
    Met het oog op de verificatie van het emissieverslag van de exploitant beslist de verificateur op basis van de risicoanalyse of aanvullende locaties moeten worden bezocht, met inbegrip van relevante delen van de dataflowactiviteiten en controleactiviteiten die op andere locaties worden uitgevoerd, zoals in het hoofdkantoor van de onderneming of in kantoren buiten het bedrijfsterrein.

Artikel 22

Onjuistheden en non-conformiteiten aanpakken

  • 1. 
    Wanneer de verificateur tijdens de verificatie onjuistheden of non-conformiteiten heeft vastgesteld, stelt hij de exploitant of vliegtuigexploitant daar tijdig van in kennis en vraagt hij de nodige correcties.

De exploitant of vliegtuigexploitant corrigeert alle meegedeelde onjuistheden of non-conformiteiten.

  • 2. 
    De verificateur documenteert alle onjuistheden of non-conformiteiten die tijdens de verificatie door de exploitant of vliegtuigexploitant zijn gecorrigeerd, en duidt deze in de interne verificatiedocumentatie aan als opgelost.
  • 3. 
    Wanneer de exploitant of de vliegtuigexploitant de onjuistheden of non-conformiteiten die de verificateur aan hem heeft meegedeeld, niet corrigeert overeenkomstig lid 1 voordat de verificateur het verificatierapport uitbrengt, verzoekt de verificateur de exploitant of vliegtuigexploitant de belangrijkste oorzaken van die non-conformiteit of onjuiste opgave te verklaren, zodat hij de impact van de non-conformiteiten of onjuistheden op de ingediende gegevens kan beoordelen.

De verificateur bepaalt of de niet-gecorrigeerde onjuistheden, die afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden voorkomen, een materieel effect hebben op het geheel van ingediende emissie- of tonkilometergegevens. Bij de beoordeling van de materialiteit van onjuistheden houdt de verificateur niet alleen rekening met de omvang en aard van de onjuistheden, maar ook met de bijzondere omstandigheden waarin ze voorkomen.

De verificateur beoordeelt of de niet-gecorrigeerde non-conformiteit, die afzonderlijk of in combinatie met andere non-conformiteiten voorkomt, een impact heeft op de ingediende gegevens en of dat tot materiële onjuistheden leidt.

Wanneer de omvang en de aard van de onjuistheden en de bijzondere omstandigheden waarin ze voorkomen zulks rechtvaardigen, kan de verificateur onjuistheden als materieel beschouwen, zelfs als die onjuistheden, die afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden voorkomen, onder het in artikel 23 vastgestelde materialiteitsniveau vallen.

Artikel 23

Materialiteitsniveau

  • 1. 
    Voor elk van de volgende entiteiten bedraagt het materialiteitsniveau 5 % van de totale emissies die in de geverifieerde verslagperiode zijn gerapporteerd:
 

a)

in artikel 19, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde installaties en in artikel 19, lid 2, onder b), van die verordening bedoelde installaties van categorie B;

 

b)

vliegtuigexploitanten met een jaarlijkse emissie van ten hoogste 500 kiloton fossiel CO2.

  • 2. 
    Voor elk van de volgende entiteiten bedraagt het materialiteitsniveau 2 % van de totale emissies die in de geverifieerde verslagperiode zijn gerapporteerd:
 

a)

in artikel 19, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde installaties van categorie C;

 

b)

vliegtuigexploitanten met een jaarlijkse emissie van meer dan 500 kiloton fossiel CO2.

  • 3. 
    Voor de verificatie van de tonkilometerverslagen van vliegtuigexploitanten bedraagt het materialiteitsniveau 5 % van de totale tonkilometergegevens die in de geverifieerde verslagperiode zijn ingediend.

Artikel 24

Conclusies over de verificatiebevindingen

Bij het afronden van de verificatie en het onderzoeken van de tijdens de verificatie verkregen informatie doet de verificateur het volgende:

 

a)

hij controleert de definitieve gegevens van de exploitant of vliegtuigexploitant, met inbegrip van de gegevens die zijn aangepast op basis van de tijdens de verificatie verkregen informatie;

 

b)

hij bestudeert de redenen van de exploitant of vliegtuigexploitant voor verschillen tussen de definitieve en eerder ingediende gegevens;

 

c)

hij bestudeert het resultaat van de beoordeling om te bepalen of het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan, met inbegrip van de in dat plan beschreven procedures, correct is toegepast;

 

d)

hij beoordeelt of het verificatierisico zich op een aanvaardbaar laag niveau bevindt om een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen;

 

e)

hij ziet erop toe dat er voldoende bewijsmateriaal is verzameld zodat hij in het verificatieadvies met een redelijke mate van zekerheid kan aangeven dat het verslag geen materiële fouten bevat;

 

f)

hij ziet erop toe dat het verificatieproces volledig in de interne verificatiedocumentatie wordt genoteerd en dat in het verificatierapport een definitief oordeel kan worden gegeven.

Artikel 25

Onafhankelijke beoordeling

  • 1. 
    De verificateur dient de interne verificatiedocumentatie en het verificatierapport in bij een onafhankelijke beoordelaar voordat hij het verificatierapport uitbrengt.
  • 2. 
    De onafhankelijke beoordelaar mag geen van de verificatieactiviteiten hebben uitgevoerd die aan zijn beoordeling zijn onderworpen.
  • 3. 
    Het toepassingsgebied van de onafhankelijke beoordeling omvat het volledige verificatieproces dat in dit hoofdstuk is beschreven en dat in de interne verificatiedocumentatie is vermeld.

De onafhankelijke beoordelaar voert de beoordeling zodanig uit dat wordt gewaarborgd dat het verificatieproces overeenkomstig deze verordening is uitgevoerd, dat de in artikel 40 bedoelde procedures voor de verificatieactiviteiten correct zijn verlopen en dat de nodige professionaliteit en oordeelkundigheid de dag zijn gelegd.

De onafhankelijke beoordelaar gaat ook na of het verzamelde bewijsmateriaal volstaat om de verificateur in staat te stellen een verificatierapport met een redelijke mate van zekerheid uit te brengen.

  • 4. 
    Wanneer door omstandigheden na deze beoordeling nog wijzigingen in het verificatierapport moeten worden aangebracht, beoordeelt de onafhankelijke beoordelaar ook die wijzigingen en het bijbehorende bewijsmateriaal.
  • 5. 
    De verificateur machtigt een persoon naar behoren om het verificatierapport op basis van de conclusies van de onafhankelijke beoordelaar en het bewijs in de interne verificatiedocumentatie authentiek te verklaren.

Artikel 26

Interne verificatiedocumentatie

  • 1. 
    De verificateur stelt interne verificatiedocumentatie op en brengt alle documenten samen, waaronder ten minste:
 

a)

de resultaten van de uitgevoerde verificatieactiviteiten;

 

b)

de strategische analyse, de risicoanalyse en het verificatieplan;

 

c)

voldoende informatie ter staving van het verificatieadvies, waaronder motiveringen voor beoordelingen over de vraag of de vastgestelde onjuistheden een materieel effect op de meegedeelde emissie- of tonkilometergegevens hebben.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde interne verificatiedocumentatie wordt zo opgesteld dat de in artikel 25 bedoelde onafhankelijke beoordelaar en de nationale accreditatie-instantie kunnen beoordelen of de verificatie overeenkomstig deze verordening is uitgevoerd.

Nadat het verificatieverslag authentiek is verklaard overeenkomstig artikel 25, lid 5, neemt de verificateur de resultaten van de onafhankelijke beoordeling op in de interne verificatiedocumentatie.

  • 3. 
    Op verzoek biedt de verificateur de bevoegde autoriteit inzage in de interne verificatiedocumentatie, zodat die de verificatie gemakkelijker kan evalueren.

Artikel 27

Verificatierapport

  • 1. 
    Op basis van de tijdens de verificatie verzamelde informatie bezorgt de verificateur een verificatierapport aan de exploitant of vliegtuigexploitant voor elk emissie- of tonkilometerverslag dat aan verificatie werd onderworpen. Het verificatierapport bevat ten minste een van de volgende bevindingen:
 

a)

het verslag is als bevredigend geverifieerd;

 

b)

het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant bevat materiële onjuistheden die niet zijn gecorrigeerd voordat het verificatierapport werd uitgebracht;

 

c)

het toepassingsgebied van de verificatie is te beperkt krachtens artikel 28 en de verificateur kon niet voldoende bewijsmateriaal verwerven om een verificatieadvies met een redelijke mate van zekerheid uit te brengen dat het verslag geen materiële onjuistheden bevat;

 

d)

non-conformiteiten, die afzonderlijk of in combinatie met andere non-conformiteiten voorkomen, verschaffen onvoldoende duidelijkheid en de verhinderen de verificateur om met een redelijke mate van zekerheid te stellen dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.

Voor de toepassing van lid 1, onder a), kan het verslag van de exploitant of de vliegtuigexploitant enkel als bevredigend worden geverifieerd wanneer het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.

  • 2. 
    De exploitant of vliegtuigexploitant bezorgt het verificatierapport samen met het desbetreffende verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant aan de bevoegde autoriteit.
  • 3. 
    Het verificatierapport bevat ten minste de volgende elementen:
 

a)

de naam van de exploitant of vliegtuigexploitant die aan de verificatie was onderworpen;

 

b)

de doelstellingen van de verificatie;

 

c)

het toepassingsgebied van de verificatie;

 

d)

een verwijzing naar het geverifieerde verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant;

 

e)

de criteria die zijn gebruikt om het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant te verifiëren, met inbegrip van, indien van toepassing, de vergunning en de verschillende versies van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan, alsook de geldigheidsperiode van elk monitoringplan;

 

f)

in bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde geaggregeerde emissies of tonkilometers per activiteit en per installatie of vliegtuigexploitant;

 

g)

de verslagperiode waarop de verificatie betrekking heeft;

 

h)

de verantwoordelijkheden van de exploitant of vliegtuigexploitant, de bevoegde autoriteit en de verificateur;

 

i)

het verificatieadvies;

 

j)

een beschrijving van alle vastgestelde onjuistheden en non-conformiteiten die niet werden gecorrigeerd voordat het verificatierapport werd uitgegeven;

 

k)

de data waarop bezoeken ter plaatse zijn uitgevoerd en door wie ze zijn uitgevoerd;

 

l)

of er van bezoeken ter plaatse is afgezien, en de redenen daarvoor;

 

m)

alle gevallen van niet-naleving van Verordening (EU) nr. 601/2012 die tijdens de verificatie zijn vastgesteld;

 

n)

wanneer niet tijdig goedkeuring van de bevoegde autoriteit kan worden verkregen voor de methode die is gebruikt om ontbrekende gegevens aan te vullen overeenkomstig artikel 18, lid 1, laatste alinea, een bevestiging dat de gebruikte methode conservatief is en al dan niet tot materiële onjuistheden leidt;

 

o)

bij vaststelling door de verificateur van wijzigingen van de capaciteit, het activiteitsniveau en de werking van de installatie die van invloed zijn op de toewijzing van emissierechten aan de installatie en die niet vóór 31 december van de verslagperiode bij de bevoegde autoriteit zijn ingediend overeenkomstig artikel 24, lid 1, van Besluit 2011/278/EU, een beschrijving van die wijzigingen en gerelateerde opmerkingen;

 

p)

indien van toepassing, aanbevelingen voor verbetering;

 

q)

de naam van de EU ETS-hoofdauditor, de onafhankelijke beoordelaar en, indien van toepassing, de EU ETS-auditor en technisch deskundige die bij de verificatie van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant betrokken waren;

 

r)

de datum en handtekening van een gevolmachtigde namens de verificateur, alsook zijn naam.

  • 4. 
    De verificateur beschrijft de onjuistheden en non-conformiteiten in het verificatierapport in voldoende detail zodat de exploitant of vliegtuigexploitant, alsook de bevoegde autoriteit op de hoogte zijn van de volgende zaken:
 

a)

de omvang en aard van de onjuiste opgave of non-conformiteit;

 

b)

de reden waarom de onjuistheid al dan niet een materieel effect heeft;

 

c)

op welk element van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant de onjuistheid betrekking heeft of op welk element van het monitoringplan de non-conformiteit betrekking heeft.

  • 5. 
    Wanneer een lidstaat de verificateur verplicht om naast de in lid 3 beschreven elementen informatie over het verificatieproces voor te leggen en die informatie niet noodzakelijk is om goed op de hoogte te zijn van het verificatieadvies, kan de exploitant of vliegtuigexploitant om redenen van efficiëntie die aanvullende informatie afzonderlijk van het verificatierapport voorleggen op een andere datum, maar uiterlijk op 15 mei van hetzelfde jaar.

Artikel 28

Beperking van het toepassingsgebied

De verificateur kan tot de conclusie komen dat het toepassingsgebied van de in artikel 27, lid 1, onder c), bedoelde verificatie te beperkt is in elk van de volgende situaties:

 

a)

er ontbreken gegevens waardoor een verificateur niet het nodige bewijsmateriaal in handen krijgt om het verificatierisico te verlagen tot het vereiste niveau om een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen;

 

b)

het monitoringplan is niet door de bevoegde autoriteit goedgekeurd;

 

c)

het monitoringplan heeft geen voldoende groot toepassingsgebied of verschaft niet voldoende duidelijkheid om de verificatie af te ronden;

 

d)

de exploitant of vliegtuigexploitant is er niet in geslaagd voldoende informatie ter beschikking te stellen zodat de verificateur de verificatie kan uitvoeren.

Artikel 29

Onopgeloste niet-materiële non-conformiteiten aanpakken

  • 1. 
    De verificateur beoordeelt of de exploitant of vliegtuigexploitant de in het verificatierapport vermelde non-conformiteiten met betrekking tot de vorige monitoringperiode waar nodig heeft gecorrigeerd overeenkomstig de in artikel 69, lid 4, van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde eisen voor de exploitant.

Wanneer de exploitant of vliegtuigexploitant die non-conformiteiten niet overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Verordening (EU) nr. 601/2012 heeft gecorrigeerd, overweegt de verificateur of de omissie het risico op onjuistheden verhoogt of kan verhogen.

De verificateur vermeldt in het verificatierapport of die non-conformiteiten door de exploitant of vliegtuigexploitant zijn opgelost.

  • 2. 
    De verificateur noteert in de interne verificatiedocumentatie bijzonderheden over het tijdstip en de manier waarop non-conformiteiten tijdens de verificatie door de exploitant of vliegtuigexploitant zijn opgelost.

Artikel 30

Verbetering van het monitoring- en rapportageproces

  • 1. 
    Wanneer de verificateur vaststelt dat de in dit lid, onder a) tot en met d), bedoelde prestaties van de exploitant of vliegtuigexploitant kunnen worden verbeterd, neemt hij in het verificatierapport aanbevelingen voor verbetering op met betrekking tot de prestaties van de exploitant of vliegtuigexploitant op het vlak van:
 

a)

de risicobeoordeling van de exploitant of vliegtuigexploitant;

 

b)

de ontwikkeling, documentatie, uitvoering en handhaving van dataflowactiviteiten en controleactiviteiten, alsook de evaluatie van het controlesysteem;

 

c)

de ontwikkeling, documentatie, uitvoering en handhaving van procedures voor dataflowactiviteiten en controleactiviteiten, alsook andere procedures die een exploitant of vliegtuigexploitant krachtens Verordening (EU) nr. 601/2012 moet vaststellen;

 

d)

de monitoring en rapportage van emissies of tonkilometers, in het bijzonder om hogere niveaus te bereiken, de risico's te beperken en de efficiëntie van de monitoring en rapportage te verbeteren.

  • 2. 
    Tijdens de verificatie in een jaar nadat in een verificatierapport aanbevelingen voor verbetering zijn gedaan, gaat de verificateur na of en hoe de exploitant of vliegtuigexploitant die aanbevelingen voor verbetering heeft uitgevoerd.

Wanneer de exploitant of vliegtuigexploitant deze aanbevelingen niet of niet correct heeft uitgevoerd, beoordeelt de verificateur het effect dat dit heeft gehad op het risico op onjuistheden en non-conformiteiten.

Artikel 31

Vereenvoudigde verificatie voor installaties

  • 1. 
    In afwijking van artikel 21, lid 1, kan de verificateur, afhankelijk van de goedkeuring door een bevoegde autoriteit overeenkomstig de tweede alinea van dit artikel, op basis van het resultaat van de risicoanalyse en nadat is vastgesteld dat alle relevante gegevens op afstand toegankelijk zijn en dat is voldaan aan alle door de Commissie vastgestelde voorwaarden om bezoeken ter plaatse niet uit te voeren, besluiten de bezoeken aan installaties niet uit te voeren. De verificateur dient de exploitant daar onverwijld van op de hoogte te brengen.

De exploitant dient bij de bevoegde autoriteit een aanvraag in om het besluit van de verificateur om het bezoek ter plaatse niet uit te voeren, goed te keuren.

Na een door de betrokken exploitant ingediende aanvraag beslist de bevoegde autoriteit over de goedkeuring van het besluit van de verificateur om het bezoek ter plaatse niet uit te voeren en houdt daarbij rekening met al de volgende elementen:

 

a)

de informatie van de verificateur over het resultaat van de risicoanalyse;

 

b)

informatie dat de relevante gegevens op afstand toegankelijk zijn;

 

c)

bewijsmateriaal dat de in lid 3 genoemde eisen niet op de installatie van toepassing zijn;

 

d)

bewijsmateriaal dat is voldaan aan de door de Commissie vastgestelde voorwaarden om bezoeken ter plaatse niet uit te voeren.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde goedkeuring van de bevoegde autoriteit is niet vereist voor het niet uitvoeren van bezoeken aan in artikel 47, lid 2, van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde installaties met lage emissies.
  • 3. 
    De verificateur legt in elk geval bezoeken ter plaatse af in de volgende situaties:
 

a)

het emissieverslag van een exploitant wordt voor de eerste keer door de verificateur geverifieerd;

 

b)

een verificateur heeft geen bezoek ter plaatse afgelegd in twee verslagperioden die onmiddellijk voorafgaan aan de huidige verslagperiode;

 

c)

tijdens de verslagperiode zijn belangrijke wijzigingen van het monitoringplan aangebracht, met inbegrip van de in artikel 15, lid 3 of lid 4, van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde wijzigingen.

Artikel 32

Vereenvoudigde verificatie voor vliegtuigexploitanten

  • 1. 
    In afwijking van artikel 21, lid 1, van deze verordening kan een verificateur besluiten geen bezoek ter plaatse af te leggen bij een in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde emittent, wanneer de verificateur op basis van zijn risicoanalyse heeft geconcludeerd dat alle relevante gegevens voor de verificateur op afstand toegankelijk zijn.
  • 2. 
    Wanneer een vliegtuigexploitant de in artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 601/2012 vereenvoudigde instrumenten gebruikt om het brandstofverbruik te bepalen en wanneer de ingediende gegevens met behulp van deze instrumenten onafhankelijk van enige inbreng van de vliegtuigexploitant zijn aangemaakt, kan de verificateur op basis van de risicoanalyse besluiten de in artikel 14, artikel 16, artikel 17, leden 1 en 2, en artikel 18 van deze verordening bedoelde controles niet uit te voeren.

Artikel 33

Vereenvoudigde verificatieplannen

Wanneer een verificateur een vereenvoudigd verificatieplan gebruikt, houdt hij de rechtvaardiging voor het gebruik van zulke plannen bij in de interne verificatiedocumentatie, met inbegrip van bewijsmateriaal waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het gebruik van vereenvoudigde verificatieplannen is voldaan.

HOOFDSTUK III

EISEN VOOR VERIFICATEURS

Artikel 34

Sectorale toepassingsgebieden van de accreditatie

De verificateur verstrekt uitsluitend een verificatierapport aan een exploitant of vliegtuigexploitant die een onder het toepassingsgebied van de in bijlage I bedoelde activiteit uitvoert waarvoor de verificateur een accreditatie heeft gekregen overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 en deze verordening.

Artikel 35

Voortgezet competentieproces

  • 1. 
    Om te waarborgen dat alle met verificatieactiviteiten belaste medewerkers voldoende competent zijn om de hun toegewezen taken uit te voeren, wordt door de verificateur een competentieproces ontwikkeld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden.
  • 2. 
    In het kader van het in lid 1 bedoelde competentieproces wordt door de verificateur ten minste het volgende vastgesteld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden:
 

a)

algemene competentiecriteria voor alle medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren;

 

b)

specifieke competentiecriteria voor elke functie bij de verificateur die verificatieactiviteiten uitvoert, met name voor de EU ETS-auditor, EU ETS-hoofdauditor, onafhankelijke beoordelaar en technisch deskundige;

 

c)

een methode ter waarborging van de voortdurende competentie en regelmatige evaluatie van de prestaties van alle medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren;

 

d)

een proces ter waarborging van een continue opleiding van de medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren;

 

e)

een proces om te beoordelen of de verificatieovereenkomst binnen het toepassingsgebied van de accreditatie van de verificateur valt, en of de verificateur over de vereiste competentie, medewerkers en middelen beschikt om het verificatieteam samen te stellen en om de verificatieactiviteiten binnen het vereiste tijdschema met goed gevolg te voltooien.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde competentiecriteria zijn specifiek voor elk toepassingsgebied van de accreditatie waarin deze personen verificatieactiviteiten uitvoeren.

Bij de evaluatie van de competentie van de medewerkers krachtens de eerste alinea, onder c), vergelijkt de verificateur deze competentie met de onder a) en b), bedoelde competentiecriteria.

Het in de eerste alinea, onder e), bedoelde proces omvat tevens een proces om te beoordelen of het verificatieteam over de vereiste competentie en medewerkers beschikt om de verificatieactiviteiten voor een specifieke exploitant of vliegtuigexploitant uit te voeren.

De verificateur ontwikkelt algemene en specifieke competentiecriteria die in overeenstemming zijn met de in artikel 36, lid 4, en de artikelen 37, 38 en 39 vastgestelde criteria.

  • 3. 
    De verificateur controleert op gezette tijden de prestaties van alle medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren, teneinde de voortdurende competentie van die medewerkers te bevestigen.
  • 4. 
    De verificateur controleert op gezette tijden het competentieproces als bedoeld in lid 1 om te waarborgen dat:
 

a)

de in lid 2, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde competentiecriteria worden ontwikkeld in overeenstemming met de competentie-eisen in het kader van deze verordening;

 

b)

alle eventueel vastgestelde problemen met betrekking tot de vaststelling van algemene en specifieke competentiecriteria krachtens lid 2, eerste alinea, onder a) en b), worden opgelost;

 

c)

alle eisen in het competentieproces waar nodig worden bijgewerkt en in stand gehouden.

  • 5. 
    De verificateur beschikt over een systeem om de resultaten te registreren van de activiteiten die in het kader van het in lid 1 bedoelde competentieproces worden uitgevoerd.
  • 6. 
    Een voldoende competente beoordelaar beoordeelt de competentie en prestaties van een EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor.

Daartoe monitort de competente beoordelaar deze auditors tijdens de verificatie van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant naargelang van het geval op de locatie van de installatie of vliegtuigexploitant om te bepalen of ze aan de competentiecriteria voldoen.

  • 7. 
    Wanneer een personeelslid niet kan aantonen dat aan de competentiecriteria voor een specifieke, aan hem of haar toegewezen taak is voldaan, wijst de verificateur een aanvullende opleiding of stage onder toezicht aan en organiseert hij deze en monitort hij de persoon in kwestie tot hij of zij naar genoegen van de verificateur aantoont dat hij of zij aan de competentiecriteria voldoen.

Artikel 36

Verificatieteams

  • 1. 
    Voor elke afzonderlijke verificatieovereenkomst stelt de verificateur een verificatieteam samen dat in staat is de in hoofdstuk II bedoelde verificatieactiviteiten uit te voeren.
  • 2. 
    Het verificatieteam bestaat ten minste uit een EU ETS-hoofdauditor en, indien de verificateur daartoe besluit op basis van zijn in artikel 8, lid 1, onder e), bedoelde beoordeling en van de strategische analyse, ook uit een geschikt aantal EU ETS-auditors en technische deskundigen.
  • 3. 
    Voor de onafhankelijke beoordeling van de verificatieactiviteiten met betrekking tot een specifieke verificatieovereenkomst wijst de verificateur een onafhankelijke beoordelaar aan die geen deel uitmaakt van het verificatieteam.
  • 4. 
    Elk teamlid:
 

a)

heeft een helder inzicht in zijn of haar individuele rol in het verificatieproces;

 

b)

kan duidelijk communiceren in de vereiste taal om zijn of haar specifieke taken uit te voeren.

  • 5. 
    Het verificatieteam bestaat ten minste uit één persoon die de vereiste technische competentie en kennis heeft om de specifieke technische monitoring- en rapportageaspecten te beoordelen met betrekking tot de in bijlage I bedoelde activiteiten die door de installatie of vliegtuigexploitant worden uitgevoerd, en één persoon die kan communiceren in de vereiste taal voor de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant in de lidstaat waar de verificateur die verificatie uitvoert.
  • 6. 
    Wanneer het verificatieteam uit slechts één persoon bestaat, voldoet die persoon aan alle competentie-eisen voor de EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor, alsook aan de in de leden 4 en 5 vastgestelde eisen.

Artikel 37

Competentie-eisen voor EU ETS-auditors en EU ETS-hoofdauditors

  • 1. 
    Een EU ETS-auditor heeft de competentie om de verificatie uit te voeren. Daartoe beschikt de EU ETS-auditor ten minste over:
 

a)

kennis van Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) nr. 601/2012, deze verordening, desbetreffende normen en andere desbetreffende wetgeving, toepasselijke richtsnoeren alsook desbetreffende richtsnoeren en wetgeving die zijn uitgevaardigd door de lidstaat waar de verificateur een verificatie uitvoert;

 

b)

kennis en ervaring om gegevens- en informatieaudits uit te voeren, met inbegrip van:

 

i)

gegevens- en informatieauditmethoden, waaronder de toepassing van het materialiteitsniveau en de beoordeling van de materialiteit van onjuistheden,

 

ii)

de analyse van intrinsieke risico's en controlerisico's,

 

iii)

bemonsteringstechnieken met betrekking tot de gegevensbemonstering en opvolging van controleactiviteiten,

 

iv)

de beoordeling van gegevens- en informatiesystemen, IT-systemen, dataflowactiviteiten, controleactiviteiten, controlesystemen en procedures voor controleactiviteiten;

 

c)

het vermogen om activiteiten uit te voeren met betrekking tot de verificatie van een verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant zoals vereist krachtens hoofdstuk II;

 

d)

kennis van en ervaring met de sectorspecifieke technische monitoring- en rapportageaspecten die van belang zijn voor het in bijlage I bedoelde toepassingsgebied van de activiteiten binnen welk de EU ETS-auditor een verificatie uitvoert.

  • 2. 
    Een EU ETS-hoofdauditor voldoet aan de competentie-eisen voor een EU ETS-auditor en heeft aangetoond een verificatieteam te kunnen leiden en verantwoordelijk te kunnen zijn voor de uitvoering van de verificatieactiviteiten in overeenstemming met deze verordening.

Artikel 38

Competentie-eisen voor onafhankelijke beoordelaars

  • 1. 
    De onafhankelijke beoordelaar geniet de gepaste autoriteit om het ontwerpverificatierapport en de interne verificatiedocumentatie te beoordelen overeenkomstig artikel 25.
  • 2. 
    De onafhankelijke beoordelaar voldoet aan de competentie-eisen voor een EU ETS-hoofdauditor als bedoeld in artikel 37, lid 2.
  • 3. 
    De onafhankelijke beoordelaar heeft de nodige competentie om de verstrekte informatie te analyseren, teneinde de volledigheid en integriteit van de informatie te kunnen bevestigen, ontbrekende of tegenstrijdige informatie te kunnen betwisten, en om gegevensstromen te kunnen controleren om te beoordelen of de interne verificatiedocumentatie compleet is en voldoende informatie bevat om het ontwerpverificatierapport te ondersteunen.

Artikel 39

Gebruik van technische deskundigen

  • 1. 
    Bij de uitvoering van verificatieactiviteiten kan een verificateur een beroep doen op technische deskundigen om met betrekking tot een bepaald onderwerp de gedetailleerde kennis en deskundigheid te verstrekken die nodig zijn om de EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor te ondersteunen bij de uitvoering van hun verificatieactiviteiten.
  • 2. 
    Wanneer de onafhankelijke beoordelaar niet over de competentie beschikt om een bepaald aspect in het beoordelingsproces te beoordelen, vraagt de verificateur steun van een technisch deskundige.
  • 3. 
    De technisch deskundige beschikt over de nodige competentie en deskundigheid om de EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor of, waar nodig, de onafhankelijke beoordelaar, efficiënt bij te staan in de kwestie waar zijn of haar kennis en deskundigheid vereist zijn. Bovendien heeft de technisch deskundige een voldoende groot inzicht in de krachtens artikel 37, lid 1, onder a), b) en c), vereiste zaken.
  • 4. 
    De technisch deskundige voert specifieke taken uit onder leiding en onder de volle verantwoordelijkheid van de EU ETS-hoofdauditor van het verificatieteam waarin de technisch deskundige werkt, of van de onafhankelijke beoordelaar.

Artikel 40

Procedures voor verificatieactiviteiten

  • 1. 
    Door een verificateur worden een of meer procedures voor verificatieactiviteiten zoals beschreven in hoofdstuk II en de door bijlage II vereiste procedures en processen vastgesteld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden. Wanneer hij deze procedures en processen vaststelt en uitvoert, onderneemt de verificateur de activiteiten overeenkomstig de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.
  • 2. 
    Een verificateur ontwerpt en documenteert een kwaliteitsbeheersysteem, voert dit uit en houdt het in stand om een consistente ontwikkeling, uitvoering, verbetering en toetsing van de in lid 1 bedoelde procedures en processen te waarborgen overeenkomstig de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 41

Bescheiden en communicatie

  • 1. 
    Een verificateur houdt bescheiden bij, onder andere van de competentie en onpartijdigheid van de medewerkers, om aan te tonen dat deze verordening wordt nageleefd.
  • 2. 
    Een verificateur stelt op gezette tijden informatie beschikbaar aan de exploitant of vliegtuigexploitant en andere betrokken partijen overeenkomstig de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.
  • 3. 
    Een verificateur waarborgt de vertrouwelijkheid van de tijdens de verificatie verkregen informatie overeenkomstig de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 42

Onpartijdigheid en onafhankelijkheid

  • 1. 
    Een verificateur is onafhankelijk van een exploitant of vliegtuigexploitant en voert de verificatieactiviteiten onpartijdig uit.

Daartoe is de verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid geen exploitant of vliegtuigexploitant, geen eigenaar van een exploitant of vliegtuigexploitant of geen eigendom van een exploitant of vliegtuigexploitant. Noch onderhoudt de verificateur betrekkingen met de exploitant of vliegtuigexploitant die zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen beïnvloeden. De verificateur is ook onafhankelijk van instanties die in emissierechten handelen in het kader van de bij artikel 19 van Richtlijn 2003/87/EG ingestelde regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten.

  • 2. 
    Een verificateur is zo georganiseerd dat zijn objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn gewaarborgd. Voor de toepassing van deze verordening zijn de relevante eisen zoals vastgesteld in de in bijlage II bedoelde norm van toepassing.
  • 3. 
    Een verificateur voert geen verificatieactiviteiten uit voor een exploitant of vliegtuigexploitant als dat een onaanvaardbaar risico voor zijn onpartijdigheid meebrengt of een belangenconflict voor hem veroorzaakt. De verificateur maakt bij de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant geen gebruik van medewerkers of contractuele werknemers als dat een belangenconflict veroorzaakt of kan veroorzaken. De verificateur waarborgt ook dat de activiteiten van medewerkers of organisaties de vertrouwelijkheid, objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de verificatie niet beïnvloeden.

Onder meer in elk van de volgende gevallen wordt een in de eerste zin van de eerste alinea bedoeld onaanvaardbaar risico voor de onpartijdigheid of belangenconflict verondersteld te zijn ontstaan:

 

a)

wanneer een verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid adviesdiensten verleent om een deel van het monitoring- en rapportageproces te ontwikkelen dat in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan is beschreven, waaronder de ontwikkeling van de monitoringmethodiek, het ontwerp van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant en het ontwerp van het monitoringplan;

 

b)

wanneer een verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid technische bijstand verleent om het systeem te ontwikkelen of te handhaven dat is uitgevoerd om de emissies of tonkilometergegevens te monitoren of rapporteren.

  • 4. 
    Onder meer in elk van de volgende gevallen wordt verondersteld dat voor een verificateur een belangenconflict is ontstaan in de betrekking tussen hem en een exploitant of vliegtuigexploitant:
 

a)

wanneer de betrekkingen tussen de verificateur en de exploitant of vliegtuigexploitant gebaseerd zijn op gemeenschappelijk eigendom, gemeenschappelijk bestuur, gemeenschappelijk personeelsbeheer, gedeelde middelen, gemeenschappelijke financiën en gemeenschappelijke contracten of gemeenschappelijke marketing;

 

b)

wanneer de exploitant of vliegtuigexploitant in lid 3), onder a), bedoelde of in dat lid, onder b), bedoelde technische bijstand heeft gekregen van een adviesbureau, een instantie voor technische bijstand of andere organisatie die betrekkingen onderhoudt met de verificateur en de onpartijdigheid van de verificateur bedreigt.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), wordt de onpartijdigheid van de verificateur verondersteld te zijn gecompromitteerd wanneer de betrekkingen tussen de verificateur en het adviesbureau, de instantie voor technische bijstand of de andere organisatie gebaseerd zijn op gemeenschappelijk eigendom, gemeenschappelijk bestuur, gemeenschappelijk personeelsbeheer, gedeelde middelen, gemeenschappelijke financiën, gemeenschappelijke contracten of gemeenschappelijke marketing, en gemeenschappelijke betaling van commissies of andere stimulansen voor de verwijzing van nieuwe klanten.

  • 5. 
    Een verificateur besteedt de onafhankelijke beoordeling of de uitgifte van het verificatierapport niet uit. Voor de toepassing van deze verordening voldoet de verificateur aan de relevante eisen zoals vastgesteld in de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm wanneer andere verificatieactiviteiten worden uitbesteed.

Personen contracteren om verificatieactiviteiten uit te voeren vormt geen uitbesteding in de zin van de eerste alinea wanneer de verificateur, bij het contracteren van deze personen, voldoet aan de relevante eisen in de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.

  • 6. 
    Een verificateur ontwikkelt en documenteert een proces, voert dit uit en houdt het in stand om de continue onpartijdigheid en onafhankelijkheid te waarborgen van de verificateur, delen van dezelfde rechtspersoonlijkheid als de verificateur, andere in lid 4 bedoelde organisaties, en personeel en contractuele werknemers die bij de verificatie betrokken zijn. Dat proces omvat een mechanisme om de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de verificateur te waarborgen en voldoet aan de relevante eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.

HOOFDSTUK IV

ACCREDITATIE

Artikel 43

Accreditatie

Een verificateur die aan een exploitant of vliegtuigexploitant een verificatierapport afgeeft, wordt geaccrediteerd voor het in bijlage I bedoelde toepassingsgebied van activiteiten waarvoor de verificateur de verificatie van een verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant uitvoert.

Artikel 44

Doelstellingen van accreditatie

Tijdens het accreditatieproces en de monitoring van geaccrediteerde verificateurs beoordeelt elke nationale accreditatie-instantie of de verificateur en zijn personeel die verificatieactiviteiten uitvoeren:

 

a)

beschikken over de competentie om de verificatie van verslagen van een exploitant of vliegtuigexploitant uit te voeren overeenkomstig deze verordening;

 

b)

de verificatie van verslagen van een exploitant of vliegtuigexploitant uitvoeren overeenkomstig deze verordening;

 

c)

voldoen aan de in hoofdstuk III bedoelde eisen.

Artikel 45

Accreditatieverzoek

  • 1. 
    Iedere rechtspersoon of andere juridische entiteit kan een accreditatieverzoek indienen overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008 en de bepalingen van dit hoofdstuk.

Het verzoek bevat de informatie die vereist is op basis van de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

  • 2. 
    Naast de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie stelt een aanvrager vóór aanvang van de beoordeling krachtens artikel 44 het volgende ter beschikking van de nationale accreditatie-instantie:
 

a)

alle door de nationale accreditatie-instantie gevraagde informatie;

 

b)

procedures en informatie betreffende in artikel 40, lid 1, bedoelde processen en de informatie over het in artikel 40, lid 2, bedoelde kwaliteitsbeheersysteem;

 

c)

de in artikel 35, lid 2, onder a) en b), bedoelde competentiecriteria, de resultaten van het in artikel 35 bedoelde competentieproces, evenals andere relevante documentatie over de competentie van al het bij verificatieactiviteiten betrokken personeel;

 

d)

informatie over het in artikel 42, lid 6, bedoelde proces ter waarborging van voortdurende onpartijdigheid en onafhankelijkheid, inclusief desbetreffende bescheiden over de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de aanvrager en zijn personeel;

 

e)

informatie over de technische deskundigen en de voornaamste medewerkers die zijn betrokken bij de verificatie van verslagen van een exploitant of vliegtuigexploitant;

 

f)

het systeem en proces voor het waarborgen van passende interne verificatiedocumentatie;

 

g)

andere in artikel 41, lid 1, bedoelde relevante bescheiden.

Artikel 46

Voorbereiding op de beoordeling

  • 1. 
    Bij het voorbereiden van de in artikel 44 bedoelde beoordeling houdt elke nationale accreditatie-instantie rekening met de complexiteit van het toepassingsgebied waarvoor de aanvrager accreditatie aanvraagt, evenals met de complexiteit van het in artikel 40, lid 2, bedoelde kwaliteitsbeheersysteem, de in artikel 40, lid 1, bedoelde procedures en informatie over processen en de geografische gebieden waar de aanvrager de verificatie uitvoert of voornemens is de verificatie uit te voeren.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze verordening voldoet de nationale accreditatie-instantie aan de minimumeisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 47

Beoordeling

  • 1. 
    Het in artikel 57 bedoelde beoordelingsteam voert ten minste de volgende activiteiten uit om de in artikel 44 bedoelde beoordeling te maken:
 

a)

een evaluatie van alle in artikel 45 bedoelde relevante documenten en bescheiden;

 

b)

een bezoek ter plaatse bij de aanvrager om een representatief monster van de interne verificatiedocumentatie te evalueren en de uitvoering van het kwaliteitsbeheersysteem van de aanvrager en de in artikel 40 bedoelde procedures of processen te beoordelen;

 

c)

observatie van een representatief gedeelte van het aangevraagde toepassingsgebied voor accreditatie en van de prestaties en competentie van een representatief aantal medewerkers van de aanvrager die betrokken zijn bij de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant om erop toe te zien dat de medewerkers overeenkomstig deze verordening te werk gaan.

Bij het uitvoeren van die activiteiten voldoet het beoordelingsteam aan de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

  • 2. 
    Het beoordelingsteam brengt overeenkomstig de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm aan de aanvrager verslag uit over de bevindingen en non-conformiteiten en verzoekt de aanvrager overeenkomstig deze bepalingen te reageren op de gerapporteerde bevindingen en non-conformiteiten.
  • 3. 
    Een aanvrager neemt corrigerende maatregelen om overeenkomstig lid 2 gerapporteerde non-conformiteiten aan te pakken en geeft in zijn antwoord op de bevindingen en non-conformiteiten van het beoordelingsteam aan welke maatregelen zijn genomen of welke maatregelen gepland zijn binnen een door de nationale accreditatie-instantie bepaalde periode om geïdentificeerde non-conformiteiten ongedaan te maken.
  • 4. 
    De nationale accreditatie-instantie evalueert het overeenkomstig lid 3 ingediende antwoord van de aanvrager op de bevindingen en non-conformiteiten.

Wanneer de nationale accreditatie-instantie oordeelt dat het antwoord van de aanvrager ontoereikend of niet doeltreffend is, verzoekt deze om verdere informatie of maatregelen van de aanvrager. De nationale accreditatie-instantie kan ook verzoeken bewijzen te verstrekken van de effectieve invoering van genomen maatregelen of kan een follow-upbeoordeling uitvoeren om de effectieve invoering van de corrigerende maatregelen te beoordelen.

Artikel 48

Besluit over accreditatie en accreditatiecertificaat

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instantie houdt bij het voorbereiden en nemen van het besluit of de accreditatie van een aanvrager al dan niet wordt toegekend, verlengd of vernieuwd rekening met de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.
  • 2. 
    Wanneer de nationale accreditatie-instantie heeft besloten de accreditatie van een aanvrager toe te kennen, te verlengen of te vernieuwen, geeft ze een daartoe strekkend accreditatiecertificaat af.

Het accreditatiecertificaat bevat ten minste de op basis van de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm vereiste informatie.

Het accreditatiecertificaat is geldig gedurende maximaal vijf jaar na de datum waarop de nationale accreditatie-instantie dat certificaat heeft afgegeven.

Artikel 49

Toezicht

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instantie voert een jaarlijks toezicht uit op elke verificateur waaraan zij een accreditatiecertificaat heeft afgegeven.

Het toezicht bestaat ten minste uit:

 

a)

een bezoek ter plaatse aan de verificateur om de in artikel 47, lid 1, onder b), bedoelde activiteiten uit te voeren;

 

b)

een observatie van de prestaties en competentie van een representatief aantal medewerkers van de verificateur overeenkomstig artikel 47, lid 1, onder c).

  • 2. 
    Uiterlijk twaalf maanden na de datum waarop het accreditatiecertificaat aan de verificateur is afgegeven, voert de nationale accreditatie-instantie het eerste toezicht op een verificateur overeenkomstig lid 1 uit.
  • 3. 
    De nationale accreditatie-instantie bereidt haar plan voor het toezicht op elke verificateur zo voor dat representatieve monsters van het toepassingsgebied van de accreditatie kunnen worden beoordeeld, overeenkomstig de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.
  • 4. 
    Op basis van de resultaten van in lid 1 bedoelde toezicht besluit de nationale accreditatie-instantie of de voortzetting van de accreditatie wordt bevestigd.
  • 5. 
    Wanneer een verificateur een verificatie in een andere lidstaat uitvoert, kan de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, een verzoek indienen bij de nationale accreditatie-instantie van de lidstaat waar de verificatie wordt uitgevoerd, om toezichtactiviteiten namens haar en onder haar verantwoordelijkheid uit te voeren.

Artikel 50

Herbeoordeling

  • 1. 
    Vóór het vervallen van het accreditatiecertificaat voert de nationale accreditatie-instantie een herbeoordeling uit van de verificateur waaraan de nationale accreditatie-instantie een accreditatiecertificaat heeft afgegeven om te bepalen of de geldigheid van dat accreditatiecertificaat mag worden verlengd.
  • 2. 
    De nationale accreditatie-instantie bereidt haar plan voor de herbeoordeling van elke verificateur zo voor dat representatieve monsters van het toepassingsgebied van de accreditatie kunnen worden beoordeeld. Bij het plannen en uitvoeren van het toezicht voldoet de nationale accreditatie-instantie aan de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 51

Buitengewone beoordeling

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instantie kan te allen tijde een buitengewone beoordeling van de verificateur uitvoeren om te waarborgen dat de verificateur voldoet aan de eisen van deze verordening.
  • 2. 
    Om ervoor te zorgen dat de nationale accreditatie-instantie kan beoordelen of er behoefte is aan een buitengewone beoordeling, brengt de verificateur de nationale accreditatie-instantie onmiddellijk op de hoogte van belangrijke wijzigingen met betrekking tot aspecten van zijn status of werking die relevant zijn voor zijn accreditatie. Belangrijke wijzigingen omvatten de wijzigingen die worden vermeld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 52

Verruiming van het toepassingsgebied

De nationale accreditatie-instantie verricht, in antwoord op een aanvraag door een verificateur voor een verruiming van het toepassingsgebied van een toegekende accreditatie, de nodige activiteiten om te bepalen of de verificateur voldoet aan de eisen van artikel 44 voor de gevraagde verruiming van het toepassingsgebied van zijn accreditatie.

Artikel 53

Administratieve maatregelen

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instantie kan een accreditatie van een verificateur opschorten, intrekken of beperken wanneer de verificateur niet voldoet aan de eisen van deze verordening.

Een accreditatie van een verificateur wordt op verzoek van de verificateur door de nationale accreditatie-instantie opgeschort, ingetrokken of beperkt.

De nationale accreditatie-instantie ontwikkelt en documenteert een procedure voor de opschorting van de accreditatie, de intrekking van de accreditatie en de beperking van het toepassingsgebied van de accreditatie, voert deze uit en houdt deze in stand.

  • 2. 
    In elk van de volgende gevallen schort de nationale accreditatie-instantie een accreditatie op of beperkt ze het toepassingsgebied ervan:
 

a)

de verificateur heeft een ernstige inbreuk op de eisen van deze verordening gepleegd;

 

b)

de verificateur heeft aanhoudend en herhaaldelijk niet aan de eisen van deze verordening voldaan;

 

c)

de verificateur heeft andere specifieke voorwaarden van de nationale accreditatie-instantie geschonden.

  • 3. 
    De nationale accreditatie-instantie trekt de accreditatie in wanneer:
 

a)

de verificateur de redenen voor een besluit om het accreditatiecertificaat op te schorten niet heeft verholpen;

 

b)

een lid van het topmanagement van de verificateur schuldig is bevonden aan fraude;

 

c)

de verificateur opzettelijk valse informatie heeft verstrekt.

  • 4. 
    Tegen het besluit van een nationale accreditatie-instantie om het toepassingsgebied van de accreditatie overeenkomstig de leden 2 en 3 op te schorten, in te trekken of te beperken, kan beroep worden aangetekend.

De lidstaten stellen procedures vast voor de afhandeling van zulke beroepen.

  • 5. 
    Het besluit van een nationale accreditatie-instantie om het toepassingsgebied van de accreditatie op te schorten, in te trekken of te beperken treedt in werking na de kennisgeving ervan aan de verificateur.

De nationale accreditatie-instantie beëindigt de opschorting van een accreditatiecertificaat wanneer zij bevredigende informatie heeft ontvangen en ervan overtuigd is dat de verificateur voldoet aan de eisen van deze verordening.

HOOFDSTUK V

EISEN BETREFFENDE ACCREDITATIE-INSTANTIES VOOR DE ACCREDITATIE VAN ETS-VERIFICATEURS

Artikel 54

Nationale accreditatie-instanties

  • 1. 
    De taken in verband met accreditatie overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd door de nationale accreditatie-instanties die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
  • 2. 
    Wanneer een lidstaat besluit de certificatie van verificateurs die natuurlijke personen zijn, overeenkomstig deze verordening toe te staan, worden de taken in verband met de certificatie van deze verificateurs toevertrouwd aan een andere nationale autoriteit dan de nationale accreditatie-instantie die is aangewezen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
  • 3. 
    Wanneer een lidstaat besluit gebruik te maken van de in lid 2 vastgestelde optie ziet hij erop toe dat de betrokken nationale autoriteit voldoet aan de eisen van deze verordening, met inbegrip van de eisen die zijn vastgelegd in artikel 70, en het vereiste schriftelijke bewijsmateriaal verschaft overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
  • 4. 
    Een nationale accreditatie-instantie is lid van de overeenkomstig artikel 14 van die verordening erkende instantie.
  • 5. 
    Wanneer accreditatie niet rechtstreeks door overheidsinstanties wordt uigevoerd, wordt een nationale accreditatie-instantie met de uitvoering van accreditatie als overheidstaak belast en krijgt ze formele erkenning van de lidstaat.
  • 6. 
    Voor de toepassing van deze verordening voert de nationale accreditatie-instantie haar functies uit overeenkomstig de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 55

Grensoverschrijdende accreditatie

Wanneer een lidstaat meent dat de oprichting van een nationale accreditatie-instantie of de beschikbaarstelling van bepaalde accreditatieactiviteiten in de zin van artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG economisch niet zinvol of houdbaar is, kan deze lidstaat een beroep doen op een nationale accreditatie-instantie van een andere lidstaat.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten hiervan in kennis.

Artikel 56

Onafhankelijkheid en onpartijdigheid

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instantie wordt zo georganiseerd dat de volledige onafhankelijkheid van verificateurs die zij beoordeelt en haar onpartijdigheid bij de uitvoering van haar accreditatieactiviteiten zijn gewaarborgd.
  • 2. 
    Hiertoe verricht de nationale accreditatie-instantie geen activiteiten noch biedt zij diensten aan die worden uitgevoerd door verificateurs. Ook verleent zij geen commerciële adviesdiensten en bezit zij geen aandelen van of heeft zij op geen andere manier financiële of bestuurlijke belangen in een verificateur.
  • 3. 
    Onverminderd artikel 54, lid 2, worden de structuur, verantwoordelijkheden en taken van de nationale accreditatie-instantie duidelijk onderscheiden van die van de bevoegde autoriteit en van andere nationale autoriteiten.
  • 4. 
    De nationale accreditatie-instantie neemt alle uiteindelijke besluiten in verband met de accreditatie van verificateurs.

De nationale accreditatie-instantie kan bepaalde activiteiten echter uitbesteden overeenkomstig de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 57

Beoordelingsteam

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instantie wijst een beoordelingsteam aan voor elke specifieke beoordeling.
  • 2. 
    Een beoordelingsteam bestaat uit een hoofdbeoordelaar en, indien nodig, een aantal beoordelaars of technische deskundigen voor een specifiek toepassingsgebied van de accreditatie.

Het beoordelingsteam bevat ten minste één persoon met kennis van de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen krachtens Verordening (EU) nr. 601/2012 die relevant zijn voor het toepassingsgebied van de accreditatie, en met de competentie en het inzicht die nodig zijn om de verificatieactiviteiten binnen de installatie of vliegtuigexploitant voor dat toepassingsgebied te beoordelen, en ten minste één persoon met kennis van desbetreffende nationale wetgeving en richtsnoeren.

Artikel 58

Competentie-eisen voor beoordelaars

  • 1. 
    Een beoordelaar beschikt bij het beoordelen van de verificateur over de competentie om de in hoofdstuk IV vereiste activiteiten uit te voeren. Hiertoe voldoet de beoordelaar aan de volgende voorwaarden:
 

a)

hij voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm uit hoofde van Verordening (EG) nr. 765/2008;

 

b)

hij heeft kennis van Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) nr. 601/2012, deze verordening, desbetreffende normen en andere desbetreffende wetgeving alsook toepasselijke richtsnoeren;

 

c)

hij heeft kennis van de in artikel 37, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde controle van gegevens en informatie die hij heeft verkregen door opleiding of toegang tot een persoon die kennis van en ervaring heeft met dergelijke gegevens en informatie.

  • 2. 
    Een hoofdbeoordelaar voldoet aan de in lid 1 bedoelde competentie-eisen, heeft aangetoond dat hij over de competentie beschikt om een beoordelingsteam te leiden en verantwoordelijkheid te dragen voor het uitvoeren van een beoordeling overeenkomstig deze verordening.
  • 3. 
    Interne beoordelaars en personen die de besluiten nemen over het toekennen, verlengen of vernieuwen van een accreditatie, beschikken behalve over de in lid 1 competentie-eisen over voldoende kennis en ervaring om de accreditatie te evalueren.

Artikel 59

Technische deskundigen

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instantie kan technische deskundigen in het beoordelingsteam opnemen om met betrekking tot een bepaald onderwerp de gedetailleerde kennis en deskundigheid te verstrekken die nodig zijn om de EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor te ondersteunen bij de uitvoering van hun verificatieactiviteiten.
  • 2. 
    Een technisch deskundige beschikt over de vereiste competentie om de hoofdbeoordelaar en beoordelaar effectief bij te staan bij het onderwerp waarvoor zijn of haar kennis en deskundigheid vereist zijn. Daarnaast is de technisch deskundige:
 

a)

op de hoogte van Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) nr. 601/2012, deze verordening, desbetreffende normen en andere desbetreffende wetgeving alsook toepasselijke richtsnoeren;

 

b)

voldoende op de hoogte van verificatieactiviteiten.

  • 3. 
    Een technisch deskundige verricht specifieke taken onder leiding van en onder de volledige verantwoordelijkheid van de hoofdbeoordelaar van het betrokken beoordelingsteam.

Artikel 60

Procedures

De nationale accreditatie-instantie voldoet aan de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgestelde eisen.

Artikel 61

Klachten

Wanneer de nationale accreditatie-instantie een klacht betreffende de verificateur van de bevoegde autoriteit, de exploitant of vliegtuigexploitant of andere belanghebbenden heeft ontvangen, doet de nationale accreditatie-instantie met inachtneming van een redelijke termijn het volgende:

 

a)

ze beslist over de geldigheid van de klacht;

 

b)

ze zorgt ervoor dat de verificateur in kwestie de gelegenheid krijgt zijn opmerkingen in te dienen;

 

c)

ze neemt passende maatregelen om de klacht te behandelen;

 

d)

ze registreert de klacht en de genomen maatregelen; en

 

e)

ze beantwoordt de indiener van de klacht.

Artikel 62

Bescheiden en documentatie

De nationale accreditatie-instantie houdt bescheiden bij over elke bij het accreditatieproces betrokken persoon. Die bescheiden omvatten bescheiden met betrekking tot relevante kwalificaties, opleiding, ervaring, onpartijdigheid en competentie die nodig zijn om de naleving van deze verordening aan te tonen.

Artikel 63

Toegang tot informatie en vertrouwelijkheid

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instantie stelt de tijdens haar accreditatieactiviteiten verkregen informatie op regelmatige basis ter beschikking van het publiek en werkt deze bij.
  • 2. 
    De nationale accreditatie-instantie treft overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 765/2008, geschikte regelingen om de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie waar nodig te garanderen.

Artikel 64

Collegiale toetsing

  • 1. 
    Nationale accreditatie-instanties onderwerpen zichzelf regelmatig aan een collegiale toetsing.

De collegiale toetsing wordt georganiseerd door de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie.

  • 2. 
    De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie voert passende criteria voor collegiale toetsing en een effectief en onafhankelijk proces voor collegiale toetsing in om te beoordelen of:
 

a)

de aan collegiale toetsing onderworpen nationale accreditatie-instantie de accreditatieactiviteiten heeft uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk IV;

 

b)

de aan collegiale toetsing onderworpen nationale accreditatie-instantie heeft voldaan aan de in dit hoofdstuk vastgestelde eisen.

De criteria omvatten competentie-eisen voor collegiale toetsers en voor collegiale toetsingsteams die specifiek zijn voor de bij Richtlijn 2003/87/EG ingestelde regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten.

  • 3. 
    De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie publiceert het resultaat van de collegiale toetsing van een nationale accreditatie-instantie en deelt dit mee aan de Commissie, de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de nationale accreditatie-instanties in de lidstaten en de bevoegde autoriteit van de lidstaten of aan het in artikel 69, lid 2, bedoelde contactpunt.
  • 4. 
    Onverminderd lid 1 is de nationale accreditatie-instantie, wanneer zij voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening met goed gevolg een door de overeenkomstig artikel 14 van Verordening nr. 765/2008 erkende instantie georganiseerde collegiale toetsing heeft ondergaan, vrijgesteld van het ondergaan van een nieuwe collegiale toetsing na de inwerkingtreding van deze verordening indien ze overeenstemming met deze verordening kan aantonen.

Hiertoe moet de desbetreffende nationale accreditatie-instantie een verzoek en de nodige documentatie indienen bij de overeenkomstig artikel 14 van Verordening nr. 765/2008 erkende instantie.

De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie beslist of aan de voorwaarden voor het toekennen van een vrijstelling is voldaan.

De vrijstelling geldt voor een periode van maximaal drie jaar vanaf de datum van kennisgeving van het besluit aan de nationale accreditatie-instantie.

  • 5. 
    De nationale autoriteit die, overeenkomstig artikel 54, lid 2, belast is met de taken in verband met de certificatie van verificateurs die natuurlijke personen zijn overeenkomstig deze verordening, beschikt over dezelfde mate van geloofwaardigheid als de nationale accreditatie-instanties die met goed gevolg een collegiale toetsing hebben ondergaan.

Hiertoe verstrekt de betrokken lidstaat onmiddellijk nadat hij heeft besloten de nationale autoriteit te machtigen om de certificatie uit te voeren, alle relevante bewijsstukken aan de Commissie en de andere lidstaten. Een nationale autoriteit certificeert geen verificateurs voor de toepassing van deze verordening voordat de betrokken lidstaat deze bewijsstukken heeft verstrekt.

De betrokken lidstaat beoordeelt het functioneren van de nationale autoriteit periodiek om te garanderen dat deze nog steeds beschikt over de voornoemde mate van geloofwaardigheid en stelt de Commissie hiervan in kennis.

Artikel 65

Corrigerende maatregelen

  • 1. 
    Rekening houdend met de resultaten van de overeenkomstig artikel 64 uitgevoerde collegiale toetsing monitoren de lidstaten op regelmatige basis hun nationale accreditatie-instanties om ervoor te zorgen dat deze voortdurend aan de eisen van deze verordening voldoen.
  • 2. 
    Wanneer een nationale accreditatie-instantie niet aan de eisen of verplichtingen van deze verordening voldoet, neemt de betrokken lidstaat passende corrigerende maatregelen of zorgt hij ervoor dat dergelijke corrigerende maatregelen worden genomen en stelt hij de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 66

Wederzijdse erkenning van verificateurs

  • 1. 
    De lidstaten erkennen de gelijkwaardigheid van de diensten die worden verleend door de nationale accreditatie-instanties welke met goed gevolg een collegiale toetsing hebben ondergaan. De lidstaten aanvaarden de accreditatiecertificaten van verificateurs die zijn geaccrediteerd door die nationale accreditatie-instanties en eerbiedigen het recht van de verificateurs om verificatie uit te voeren voor het toepassinggebied van hun accreditatie.
  • 2. 
    Wanneer een nationale accreditatie-instantie geen volledig proces van collegiale toetsing heeft ondergaan vóór 31 december 2014, aanvaarden de lidstaten de accreditatiecertificaten van door die nationale accreditatie-instantie geaccrediteerde verificateurs op voorwaarde dat de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 765/2008 erkende instantie is gestart met een collegiale toetsing voor die nationale accreditatie-instantie en niet heeft vastgesteld dat de nationale accreditatie-instantie deze verordening niet naleeft.
  • 3. 
    Wanneer de certificatie van verificateurs wordt uitgevoerd door een in artikel 54, lid 2, bedoelde nationale autoriteit aanvaarden de lidstaten het certificaat dat door een dergelijke autoriteit wordt afgegeven en eerbiedingen zij het recht van gecertificeerde verificateurs om verificatie uit te voeren voor het toepassingsgebied van hun certificatie.

Artikel 67

Monitoring van verleende diensten

Wanneer een lidstaat, in de loop van een overeenkomstig artikel 31, lid 4, van Richtlijn 2006/123/EG uitgevoerde inspectie heeft vastgesteld dat een verificateur deze verordening niet naleeft, brengt de bevoegde autoriteit of de nationale accreditatie-instantie van die lidstaat de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd hiervan op de hoogte.

De nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, beschouwt de mededeling van deze informatie als een klacht in de zin van artikel 61 van deze verordening en neemt passende matregelen en antwoordt de bevoegde autoriteit of de nationale accreditatie-instantie overeenkomstig artikel 72, lid 2, tweede alinea, van deze verordening.

Artikel 68

Elektronische gegevensuitwisseling en gebruik van geautomatiseerde systemen

  • 1. 
    De lidstaten kunnen eisen dat verificateurs gebruikmaken van elektronische modellen of bepaalde bestandsformaten voor verificatieverslagen overeenkomstig artikel 74, lid 1, van Verordening (EU) nr. 601/2012.
  • 2. 
    Gestandaardiseerde elektronische modellen of bestandsformaatspecificaties kunnen ter beschikking worden gesteld voor het indienen van het verificatieverslag en voor andere soorten communicatie tussen de exploitant, vliegtuigexploitant, verificateur, bevoegde autoriteit en nationale accreditatie-instantie overeenkomstig artikel 74, lid 2, van Verordening (EU) nr. 601/2012.

HOOFDSTUK VI

UITWISSELING VAN INFORMATIE

Artikel 69

Uitwisseling van informatie en contactpunten

  • 1. 
    De lidstaten zorgen voor een effectieve uitwisseling van passende informatie en doeltreffende samenwerking tussen hun nationale accreditatie-instantie of, indien van toepassing, de met de certificatie van verificateurs belaste nationale autoriteit, en de bevoegde autoriteit.
  • 2. 
    Wanneer overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2003/87/EG in een lidstaat meer dan één bevoegde autoriteit is aangewezen, machtigt de lidstaat een van deze bevoegde autoriteiten als het contactpunt voor de uitwisseling van informatie, voor het coördineren van de in lid 1 bedoelde samenwerking en voor de in dit hoofdstuk bedoelde activiteiten.

Artikel 70

Accreditatiewerkprogramma en beheersverslag

  • 1. 
    Uiterlijk op 31 december van elk jaar bezorgt de nationale accreditatie-instantie een accreditatiewerkprogramma aan de bevoegde autoriteit van elke lidstaat met daarin de lijst van door die nationale accreditatie-instantie geaccrediteerde verificateurs die overeenkomstig artikel 76 hebben bekendgemaakt dat ze voornemens zijn verificaties in die lidstaten uit te voeren. Het accreditatiewerkprogramma bevat ten minste de volgende informatie met betrekking tot elke verificateur:
 

a)

de verwachte tijd en plaats van de verificatie;

 

b)

informatie over activiteiten die de nationale accreditatie-instantie heeft gepland voor die verificateur, in het bijzonder toezichts- en herbeoordelingsactiviteiten;

 

c)

datums van door de nationale accreditatie-instantie uit te voeren verwachte observatiecontroles om de verificateur te beoordelen, alsook de adres- en contactgegevens van exploitanten of vliegtuigexploitanten die tijdens de observatiecontrole worden bezocht;

 

d)

informatie over de vraag of de nationale accreditatie-instantie al dan niet een verzoek om toezichtactiviteiten uit te voeren heeft ingediend bij de nationale accreditatie-instantie van de lidstaat waarin de verificateur de verificatie uitvoert.

  • 2. 
    Na de indiening van het accreditatiewerkprogramma overeenkomstig lid 1 bezorgt de bevoegde autoriteit alle relevante informatie aan de nationale accreditatie-instantie, waaronder alle desbetreffende nationale wetgeving of richtsnoeren.
  • 3. 
    Uiterlijk op 1 juni van elk jaar bezorgt de nationale accreditatie-instantie een beheersverslag aan de bevoegde autoriteit. Het beheersverslag bevat ten minste de volgende informatie met betrekking tot elke door die nationale accreditatie-instantie geaccrediteerde verificateur:
 

a)

accreditatiegegevens van verificateurs die voor het eerst zijn geaccrediteerd door die nationale accreditatie-instantie, waaronder het toepassingsgebied van de accreditatie voor deze verificateurs;

 

b)

wijzigingen van het toepassingsgebied van de accreditatie voor deze verificateurs;

 

c)

samengevatte resultaten van toezicht- en herbeoordelingsactiviteiten die zijn uitgevoerd door de nationale accreditatie-instantie;

 

d)

samengevatte resultaten van buitengewone beoordelingen die hebben plaatsgevonden, inclusief de redenen voor het starten van dergelijke buitengewone beoordelingen;

 

e)

eventuele klachten die zijn ingediend tegen de verificateur sinds het laatste beheersverslag en de maatregelen die zijn genomen door de nationale accreditatie-instantie.

Artikel 71

Uitwisseling van informatie over administratieve maatregelen

Wanneer de nationale accreditatie-instantie administratieve maatregelen heeft opgelegd aan de verificateur overeenkomstig artikel 53 of wanneer een opschorting van de accreditatie is beëindigd of een uitspraak in beroep het besluit van een nationale accreditatie-instantie om de in artikel 53 bedoelde administratieve maatregelen op te leggen, heeft vernietigd, brengt de nationale accreditatie-instantie de volgende partijen op de hoogte:

 

a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verificateur is geaccrediteerd;

 

b)

de bevoegde autoriteit en de nationale accreditatie-instantie van elke lidstaat waar de verificateur verificaties uitvoert.

Artikel 72

Uitwisseling van informatie door de bevoegde autoriteit

  • 1. 
    De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verificateur de verificatie uitvoert, informeert de nationale accreditatie-instantie die deze verificateur heeft geaccrediteerd elk jaar ten minste over het volgende:
 

a)

relevante resultaten van de controle van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant en van de verificatierapporten, in het bijzonder eventuele vaststellingen dat die verificateur deze verordening niet heeft nageleefd;

 

b)

de resultaten van de inspectie van de exploitant of vliegtuigexploitant wanneer die resultaten relevant zijn voor de nationale accreditatie-instantie betreffende de accreditatie en het toezicht op de verificateur of wanneer die resultaten een vaststelling bevatten dat die verificateur deze verordening niet heeft nageleefd;

 

c)

resultaten van de evaluatie van de interne verificatiedocumentatie van die verificateur wanneer de bevoegde autoriteit de interne verificatiedocumentatie heeft geëvalueerd overeenkomstig artikel 26, lid 3;

 

d)

klachten die de bevoegde autoriteit heeft ontvangen met betrekking tot die verificateur.

  • 2. 
    Wanneer de in lid 1 bedoelde informatie aantoont dat de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de verificateur deze verordening niet heeft nageleefd, beschouwt de nationale accreditatie-instantie de mededeling van die informatie als een klacht van de bevoegde autoriteit over die verificateur in de zin van artikel 61.

De nationale accreditatie-instantie neemt passende maatregelen om dergelijke informatie te behandelen en verstrekt een antwoord aan de bevoegde autoriteit binnen drie maanden na de ontvangstdatum. In haar antwoord brengt de nationale accreditatie-instantie de bevoegde autoriteit op de hoogte van de door haar genomen maatregelen en, indien relevant, de aan de verificateur opgelegde administratieve maatregelen.

Artikel 73

Uitwisseling van informatie over toezicht

  • 1. 
    Wanneer aan de nationale accreditatie-instantie van de lidstaat waar de verificateur overeenkomstig artikel 49, lid 5, een verificatie uitvoert, is gevraagd om toezichtactiviteiten uit te voeren, rapporteert die nationale accreditatie-instantie haar bevindingen aan de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, tenzij anders is overeengekomen tussen beide nationale accreditatie-instanties.
  • 2. 
    De nationale accreditatie-instantie die de verificateur de accreditatie heeft verleend, houdt rekening met de in lid 1 bedoelde bevindingen wanneer zij bepaalt of de verificateur voldoet aan de eisen van deze verordening.
  • 3. 
    Wanneer de in lid 1 bedoelde bevindingen aantonen dat de verificateur niet voldoet aan deze verordening, neemt de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd passende maatregelen overeenkomstig deze verordening en stelt zij de nationale accreditatie-instantie die de toezichtactiviteiten heeft uitgevoerd, in kennis van:
 

a)

welke maatregelen zijn genomen door de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd;

 

b)

indien van toepassing, hoe de bevindingen door de verificateur zijn opgelost;

 

c)

indien relevant, welke administratieve maatregelen aan de verificateur zijn opgelegd.

Artikel 74

Uitwisseling van informatie met een lidstaat waar de verificateur is gevestigd

Wanneer aan een verificateur accreditatie is verleend door een nationale accreditatie-instantie in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de verificateur is gevestigd, worden het in artikel 70 bedoelde accreditatiewerkprogramma en beheersverslag en de in artikel 71 bedoelde informatie ook bezorgd aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verificateur is gevestigd.

Artikel 75

Databanken van geaccrediteerde verificateurs

  • 1. 
    De nationale accreditatie-instanties, of indien van toepassing, de in artikel 54, lid 2, bedoelde nationale autoriteiten stellen een databank op, beheren deze en maken deze toegankelijk voor andere nationale accreditatie-instanties, nationale autoriteiten, verificateurs, exploitanten, vliegtuigexploitanten en bevoegde autoriteiten.

De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 765/2008 erkende instantie vergemakkelijkt en harmoniseert de toegang tot de databanken om een efficiënte en kosteneffectieve communicatie tussen nationale accreditatie-instanties, nationale autoriteiten, verificateurs, exploitanten, vliegtuigexploitanten en bevoegde autoriteiten mogelijk te maken, en kan die databanken samenvoegen tot één gecentraliseerde databank.

  • 2. 
    De in de eerste alinea bedoelde databank bevat ten minste de volgende gegevens:
 

a)

naam en adres van elke verificateur die is geaccrediteerd door die nationale accreditatie-instantie;

 

b)

de lidstaten waarin de verificateur een verificatie uitvoert;

 

c)

het toepassingsgebied van de accreditatie van elke verificateur;

 

d)

de datum waarop de accreditatie is verleend en de verwachte vervaldatum van de accreditatie;

 

e)

informatie over administratieve maatregelen die aan de verificateur zijn opgelegd.

De informatie is voor het publiek beschikbaar.

Artikel 76

Kennisgeving door verificateurs

  • 1. 
    Om ervoor te zorgen dat de nationale accreditatie-instantie het in artikel 70 bedoelde accreditatiewerkprogramma en het beheersverslag kan opstellen, verstuurt de verificateur uiterlijk op 15 november van elk jaar de volgende informatie naar de nationale accreditatie-instantie die deze verificateur heeft geaccrediteerd:
 

a)

de geplande tijd en plaats van de door de verificateur uit te voeren verificaties;

 

b)

de adres- en contactgegevens van de exploitanten of vliegtuigexploitanten wier emissie- of tonkilometerverslag aan zijn verificatie zijn onderworpen.

  • 2. 
    Wanneer de in lid 1 bedoeld informatie wordt gewijzigd, deelt de verificateur deze wijzigingen mee aan de nationale accreditatie-instantie binnen een met die nationale accreditatie-instantie overeengekomen termijn.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 77

Overgangsbepalingen

Emissiegegevens en, indien van toepassing, activiteitsgegevens van vóór 1 januari 2013 worden geverifieerd overeenkomstig de in Beschikking 2007/589/EG (11) vastgestelde eisen.

Artikel 78

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO

 

  • (2) 
    Zie bladzijde 30 van dit Publicatieblad.
 

BIJLAGE I

Toepassingsgebied van de accreditatie voor verificateurs

Het toepassingsgebied van de accreditatie van verificateurs wordt vermeld in het accreditatiecertificaat aan de hand van de volgende activiteitengroepen overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG en andere activiteiten overeenkomstig artikel 10 bis en artikel 24 van Richtlijn 2003/87/EG. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op verificateurs die zijn gecertificeerd door een nationale autoriteit overeenkomstig artikel 54, lid 2, van deze verordening.

 

Nr. activiteitengroep

Toepassingsgebieden van de accreditatie

1a

Verbranding van brandstoffen in installaties waar alleen commercieel verhandelbare standaardbrandstof zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 601/2012 wordt gebruikt, of waar aardgas wordt gebruikt in installaties van categorie A of B

1b

Verbranding van brandstoffen in installaties, zonder beperkingen

2

Raffineren van aardoliën

3

Productie van cokes

 

Roosten of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts, inclusief pelletiseren

 

Productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continu gieten

4

Productie of verwerking van ferrometalen (inclusief ferrolegeringen)

 

Productie van secundair aluminium

 

Productie of verwerking van non-ferrometalen, inclusief de productie van legeringen

5

Productie van primair aluminium (CO2- en PFK-emissies)

6

Productie van cementklinkers

 

Productie van kalksteen of branden van dolomiet of magnesiet

 

Fabricage van glas, inclusief glasvezels

 

Fabricage van keramische producten door middel van bakken

 

Fabricage van isolatiemateriaal uit steenwol

 

Drogen of verbranden van gips of de productie van gipsplaten en andere gipsproducten

7

Productie van papierpulp uit hout of andere vezelmaterialen

 

Productie van papier of karton

8

Productie van zwartsel

 

Productie van ammoniak

 

Productie van organische chemicaliën in bulk door middel van kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of door soortgelijke processen

 

Productie van waterstof (H2) en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie

 

Productie van natriumcarbonaat (Na2CO3) en natriumbicarbonaat (NaHCO3)

9

Productie van salpeterzuur (CO2- en N2O-emissies)

 

Productie van adipinezuur (CO2- en N2O-emissies)

 

Productie van glyoxaal en glyoxaalzuur (CO2- en N2O-emissies)

 

Productie van caprolactam

10

Afvangen van broeikasgassen van installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen met het oog op vervoer en geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor krachtens Richtlijn 2009/31/EG een vergunning is verleend

 

Vervoer van broeikasgassen via pijpleidingen met het oog op geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG

11

Geologische opslag van broeikasgassen in een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG

12

Luchtvaartactiviteiten (gegevens over emissies en tonkilometers)

98

Overige activiteiten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG

99

Overige, door een lidstaat overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2003/87/EG opgenomen activiteiten die moeten worden gespecificeerd in het accreditatiecertificaat

 

BIJLAGE II

Eisen met betrekking tot verificateurs

Met betrekking tot de eisen voor verificateurs is de geharmoniseerde norm uit hoofde van Verordening (EG) nr. 765/2008 betreffende eisen voor broeikasgasvalidatie en -verificatie-instanties voor gebruik bij accreditatie of andere vormen van erkenning van toepassing. Daarnaast zijn de volgende in artikel 40, lid 1, bedoelde procedures, processen en regelingen van toepassing:

 

a)

een procedure en een beleid voor de communicatie met de exploitant of de vliegtuigexploitant en andere betrokken partijen;

 

b)

geschikte regelingen voor het garanderen van de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie;

 

c)

een procedure voor het afhandelen van beroepen;

 

d)

een procedure voor het afhandelen van klachten (waaronder een indicatief tijdschema);

 

e)

een procedure voor het uitbrengen van een herzien verificatierapport wanneer een fout werd vastgesteld in het verificatierapport of in het verslag van de exploitant of de vliegtuigexploitant nadat de verificateur het verificatierapport heeft ingediend bij de exploitant of de vliegtuigexploitant die het op zijn beurt moet indienen bij de bevoegde autoriteit;

 

f)

een procedure of een proces voor het uitbesteden van verificatieactiviteiten aan andere organisaties.

 

BIJLAGE III

Minimumeisen voor het accreditatieproces en eisen voor accreditatie-instanties

Met betrekking tot de minimale eisen voor accreditatie en de eisen voor accreditatie-instanties is de geharmoniseerde norm uit hoofde van Verordening (EG) nr. 765/2008 betreffende algemene eisen voor accreditatie-instellingen die conformiteitsbeoordelingsorganen accrediteren van toepassing.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.