Richtlijn 2011/88 - Wijziging van Richtlijn 97/68/EG wat betreft de voorschriften voor motoren die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht

1.

Wettekst

23.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 305/1

 

RICHTLIJN 2011/88/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 november 2011

tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG wat betreft de voorschriften voor motoren die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (3) heeft betrekking op uitlaatemissies en emissiegrenzen van luchtverontreinigende stoffen van motoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines en draagt bij tot de bescherming van de volksgezondheid en het milieu. In Richtlijn 97/68/EG werd bepaald dat de emissiegrenzen van fase III A die van toepassing waren op de typegoedkeuring van de meeste motoren met compressieontsteking, zouden worden vervangen door de strengere grenzen van fase III B. Deze grenzen zijn vanaf 1 januari 2010 van toepassing op de typegoedkeuring en vanaf 1 januari 2011 op het in de handel brengen van deze motoren.

 

(2)

De herziening van Richtlijn 97/68/EG wordt momenteel door de Commissie voorbereid overeenkomstig de vereisten van artikel 2 van Richtlijn 2004/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG (4). Om ervoor te zorgen dat de herziene richtlijn in overeenstemming is met de normen van de Unie voor goede luchtkwaliteit, en met inachtneming van de ervaring, wetenschappelijke kennis en beschikbare technologieën, dient de Commissie — na een effectbeoordeling — bij de komende herziening van Richtlijn 97/68/EG te overwegen:

 

een nieuwe emissiefase — fase V — vast te stellen die, voor zover technisch uitvoerbaar, gebaseerd moet zijn op de eisen van de Euro VI-normen voor zware bedrijfsvoertuigen;

 

voor alle categorieën motoren met compressieontsteking, voor zover technisch uitvoerbaar, nieuwe eisen in te voeren voor de vermindering van deeltjes, te weten een grenswaarde voor het deeltjesaantal, teneinde een doeltreffende vermindering van de ultrafijne deeltjes te bewerkstelligen;

 

te opteren voor een alomvattende aanpak ter bevordering van emissiereductievoorschriften en het plaatsen van verbeterde nabehandelingssystemen op het bestaande park niet voor de weg bestemde mobiele machines op basis van de thans onder auspiciën van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa lopende besprekingen over geharmoniseerde eisen voor verbeterde emissiebeheerinrichtingen; deze aanpak moet zorgen voor ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om de luchtkwaliteit te verbeteren en de bescherming van werknemers te bevorderen;

 

een methode voor de periodieke controle van niet voor de weg bestemde mobiele machines en voertuigen vast te stellen, in het bijzonder om na te gaan of hun feitelijke emissie ook daadwerkelijk overeenstemt met de bij de toelating vermelde waarden;

 

na te gaan of het mogelijk is onder bepaalde voorwaarden de vervanging van motoren die niet in overeenstemming zijn met fase III A toe te laten voor motortreinstellen en locomotieven;

 

na te gaan of het mogelijk is de specifieke emissienormen voor spoorwegtoepassingen te harmoniseren met relevante normen op internationaal niveau om ervoor te zorgen dat er betaalbare motoren die aan de gestelde emissiegrenswaarden voldoen, beschikbaar zijn.

 

(3)

De overgang naar fase III B omvat een abrupte verandering van technologie, hetgeen aanzienlijke uitvoeringskosten met zich meebrengt voor het herontwerpen van de motoren en voor het ontwikkelen van geavanceerde technische oplossingen. De huidige mondiale financiële en economische crises noch enige conjuncturele economische fluctuaties mogen echter leiden tot afzwakking van de milieunormen. Deze herziening van Richtlijn 97/68/EG dient derhalve als uitzonderlijk te worden beschouwd. Bovendien zijn investeringen in milieuvriendelijke technologieën belangrijk voor het bevorderen van toekomstige groei, werkgelegenheid en gezondheid.

 

(4)

Richtlijn 97/68/EG voorziet in een flexibele regeling om fabrikanten van uitrusting in de gelegenheid te stellen in de periode tussen twee emissiefasen een beperkt aantal motoren te kopen die niet voldoen aan de tijdens deze periode toepasselijke emissiegrenswaarden, maar zijn goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de fase die onmiddellijk aan de toepasselijke fase voorafgaat.

 

(5)

In artikel 2, onder b), van Richtlijn 2004/26/EG is bepaald dat zal worden nagegaan of er extra flexibiliteit nodig is.

 

(6)

Tijdens fase III B moet het maximumaantal motoren bestemd voor een andere toepassing dan de voortstuwing van motortreinstellen, locomotieven en binnenschepen die in het kader van de flexibele regeling in de handel mogen worden gebracht, in elke motorcategorie worden verhoogd van 20 % tot 37,5 % van de per jaar door de fabrikant van uitrusting in de handel gebrachte uitrusting met motoren in die categorie. Er dient een alternatieve optie voor het in de handel brengen van een vast aantal motoren in het kader van de flexibele regeling beschikbaar te zijn. Dit vaste aantal motoren moet ook herzien worden en zou de in punt 1.2.2 van bijlage XIII bij Richtlijn 97/68/EG vastgestelde maxima niet mogen overstijgen.

 

(7)

De regels voor de flexibele regeling moeten worden aangepast, zodat de toepassing van die regeling voor een strikt afgebakende periode wordt uitgebreid tot motoren bestemd voor de voortstuwing van locomotieven.

 

(8)

De verbetering van de luchtkwaliteit is een belangrijke doelstelling van de Unie die wordt nagestreefd door middel van Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (5). Het aanpakken van emissies bij de bron, waaronder het terugdringen van de emissies van de sector niet voor de weg bestemde mobiele machines, is essentieel om deze doelstelling te bereiken.

 

(9)

Ondernemingen die werken met machines die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, moeten in aanmerking komen voor Europese programma’s voor financiële steun of relevante steunprogramma’s van de lidstaten. Deze steunprogramma’s moeten gericht zijn op de vroegtijdige invoering van de strengste emissienormen.

 

(10)

Richtlijn 97/68/EG voorziet in een vrijstelling voor ruilmotoren, die niet van toepassing is op motortreinstellen en locomotieven. Het is echter nodig, rekening houdend met beperkingen met betrekking tot gewicht en afmeting, eveneens te voorzien in een beperkte vrijstelling voor ruilmotoren in motortreinstellen en locomotieven.

 

(11)

De maatregelen in deze richtlijn hangen samen met tijdelijke moeilijkheden waarmee de industrie te kampen heeft, hebben geen permanente aanpassing tot gevolg, en de toepassing van deze maatregelen moet bijgevolg beperkt worden tot de duur van fase III B of tot drie jaar wanneer er geen sprake is van een volgende fase.

 

(12)

Rekening houdend met de bijzondere infrastructuur van het spoorwegnet van het Verenigd Koninkrijk, die een verschillende breedte van de treinstellen met zich meebrengt en bijgevolg ook beperkingen met betrekking tot gewicht en afmeting, en waarvoor bijgevolg een langere aanpassingsperiode voor de nieuwe emissiegrenswaarden vereist is, is het passend te voorzien in meer flexibiliteit voor deze bijzondere markt voor motoren bestemd voor gebruik in locomotieven.

 

(13)

Richtlijn 97/68/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 97/68/EG

Richtlijn 97/68/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 4, lid 6, wordt vervangen door:

„6.   Motoren met compressieontsteking voor een andere toepassing dan voor de voortstuwing van motortreinstellen en binnenschepen kunnen volgens een flexibele regeling in de handel worden gebracht overeenkomstig de procedure van bijlage XIII en van de leden 1 tot en met 5.”.

 

2)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 bis wordt de tweede alinea geschrapt;

 

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

„1 ter.   In afwijking van artikel 9, lid 3 octies, lid 3 decies en lid 4 bis, mogen de lidstaten toestemming geven voor het in de handel brengen van de volgende motoren voor motortreinstellen en locomotieven:

 

a)

ruilmotoren die voldoen aan de fase III A-grenswaarden, indien ze dienen ter vervanging van motoren voor motortreinstellen en locomotieven die:

 

i)

niet aan de fase III A-norm voldoen, of

 

ii)

aan de fase III A-norm voldoen, maar niet voldoen aan de fase III B-norm;

 

b)

ruilmotoren die niet voldoen aan de fase III A-grenswaarden, indien ze dienen ter vervanging van motoren voor motortreinstellen zonder besturing en die niet in staat zijn zelfstandig te bewegen, voor zover deze ruilmotoren voldoen aan een norm die niet minder streng is dan de norm waaraan motoren die gemonteerd zijn in bestaande motortreinstellen van hetzelfde type voldoen.

Toelatingen krachtens dit lid mogen enkel worden verleend indien de goedkeuringsinstantie van de lidstaat ervan overtuigd is dat het gebruik van een ruilmotor die voldoet aan de eisen van de meest recente toepasselijke emissiefase in het motortreinstel of de locomotief in kwestie zou gepaard gaan met aanzienlijke technische moeilijkheden.

1 quater.   Op motoren die vallen onder lid 1 bis of lid 1 ter wordt een etiket aangebracht met de tekst „RUILMOTOR” en met de unieke referentie van de afwijking in kwestie.

1 quinquies.   De Commissie beoordeelt de milieueffecten van lid 1 ter en mogelijke technische moeilijkheden bij de naleving daarvan. De Commissie dient, in het licht van deze beoordeling, vóór 31 december 2016 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in ter herziening van lid 1 ter, zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel met daarin een einddatum voor de toepassing van dat lid.”;

 

c)

lid 7 komt als volgt te luiden:

„7.   De lidstaten staan het in de handel brengen van motoren zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1, onder A, sub i), ii) en v), toe in het kader van de flexibele regeling overeenkomstig de bepalingen van bijlage XIII.”.

 

3)

Bijlage XIII wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

  • 1. 
    Uiterlijk 24 november 2012 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken deze bekend om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 november 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • J. 
    BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

  • W. 
    SZCZUKA
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 november 2011.
 

BIJLAGE

Deel 1 van bijlage XIII wordt vervangen door:

„1.   MAATREGELEN VAN DE FABRIKANT VAN ORIGINELE UITRUSTING

 

1.1.

Uitgezonderd tijdens fase III B, verzoekt een fabrikant van originele uitrusting die gebruik wenst te maken van de flexibele regeling een keuringsinstantie om toestemming dat de motorfabrikanten van de fabrikant van originele uitrusting motoren in de handel mogen brengen die uitsluitend voor gebruik door de fabrikant van originele uitrusting zijn bestemd, met uitzondering van motoren bestemd voor de voortstuwing van motortreinstellen en locomotieven. Het aantal motoren dat niet voldoet aan de vigerende emissiegrenswaarden, maar is goedgekeurd op grond van de emissiegrenswaarden van de meest recente voorafgaande fase, mag de in de punten 1.1.1 en 1.1.2 vastgestelde maxima niet overstijgen.

 

1.1.1.

Het aantal motoren dat op grond van de flexibele regeling in de handel wordt gebracht, mag in elke motorcategorie niet meer bedragen dan 20 % van de per jaar door de fabrikant van originele uitrusting in de handel gebrachte uitrusting met motoren in die categorie (berekend als een gemiddelde van de verkopen over de afgelopen vijf jaar op de markt van de Unie). Wanneer een fabrikant van originele uitrusting gedurende minder dan vijf jaar uitrusting in de Unie in de handel heeft gebracht, wordt het gemiddelde berekend over de periode gedurende welke deze fabrikant uitrusting in de Unie in de handel heeft gebracht.

 

1.1.2.

In plaats van punt 1.1.1 en met uitzondering van motoren voor de voortstuwing van motortreinstellen en locomotieven, kan de fabrikant van originele uitrusting om toestemming verzoeken dat de motorfabrikanten van de fabrikant van originele uitrusting een vast aantal motoren in de mogen handel brengen die uitsluitend voor gebruik door de fabrikant van originele uitrusting zijn bestemd. Het aantal motoren in elke motorcategorie mag de volgende maxima niet overstijgen:

 

Motorcategorie Vermogen (P) (kW)

Aantal motoren

19 ≤ P < 37

200

37 ≤ P < 75

150

75 ≤ P < 130

100

130 ≤ P ≤ 560

50

 

1.2.

Gedurende fase III B, maar voor een periode van maximaal drie jaar, gerekend vanaf het begin van die fase, met uitzondering van motoren bestemd voor de voortstuwing van motortreinstellen en locomotieven, verzoekt een fabrikant van originele uitrusting die gebruik wenst te maken van de flexibele regeling, een keuringsinstantie om toestemming dat de motorfabrikanten van de fabrikant van originele uitrusting motoren in de handel mogen brengen die uitsluitend voor gebruik door de fabrikant van originele uitrusting zijn bestemd. Het aantal motoren dat niet voldoet aan de vigerende emissiegrenswaarden, maar is goedgekeurd op grond van de emissiegrenswaarden van de meest recente voorafgaande fase, mag de in de punten 1.2.1 en 1.2.2 vastgestelde maxima niet overschrijden.

 

1.2.1.

Het aantal motoren dat op grond van de flexibele regeling in de handel wordt gebracht, mag in elke motorcategorie niet meer bedragen dan 37,5 % van de per jaar door de fabrikant van originele uitrusting in de handel gebrachte uitrusting met motoren in die categorie (berekend als een gemiddelde van de verkopen over de afgelopen vijf jaar op de markt van de Unie). Wanneer een fabrikant van originele uitrusting gedurende minder dan vijf jaar uitrusting in de Unie in de handel heeft gebracht, wordt het gemiddelde berekend over de periode gedurende welke deze fabrikant uitrusting in de Unie in de handel heeft gebracht.

 

1.2.2.

In plaats van punt 1.2.1 kan de fabrikant van originele uitrusting om toestemming verzoeken dat de motorfabrikanten van de fabrikant van originele uitrusting een vast aantal motoren in de handel mogen brengen die uitsluitend voor gebruik door de fabrikant van originele uitrusting zijn bestemd. Het aantal motoren in elke motorcategorie mag de volgende maxima niet overstijgen:

 

Motorcategorie P (kW)

Aantal motoren

37 ≤ P < 56

200

56 ≤ P < 75

175

75 ≤ P < 130

250

130 ≤ P ≤ 560

125

 

1.3.

Wat motoren bestemd voor de voortstuwing van locomotieven betreft, kan de fabrikant van originele uitrusting gedurende fase III B, maar gedurende een periode van maximaal drie jaar, gerekend vanaf het begin van die fase, om toestemming verzoeken dat de motorfabrikanten van de fabrikant van originele uitrusting ten hoogste 16 motoren in de handel mogen brengen die uitsluitend voor gebruik door de fabrikant van originele uitrusting zijn bestemd. De fabrikant van originele uitrusting kan ook om toestemming verzoeken dat zijn motorfabrikanten nog eens maximaal 10 motoren met een nominaal vermogen van meer dan 1 800 kW in de handel mogen brengen voor installatie in locomotieven die exclusief ontworpen zijn voor gebruik op het spoorwegnet van het Verenigd Koninkrijk. Locomotieven worden enkel geacht overeen te stemmen met deze eis indien ze beschikken over of in aanmerking komen voor een veiligheidscertificaat voor exploitatie op het spoorwegennet van het Verenigd Koninkrijk.

Dergelijke toestemming wordt enkel verleend indien er technische redenen zijn waarom niet aan de fase III B-emissiegrenswaarden kan worden voldaan.

 

1.4.

De fabrikant van originele uitrusting doet de aanvraag bij een keuringsinstantie vergezeld gaan van de volgende informatie:

 

a)

een monster van de etiketten die worden aangebracht op elke niet voor de weg bestemde mobiele machine waarin een motor wordt gemonteerd die in het kader van de flexibele regeling in de handel is gebracht. Op de etiketten staat de volgende tekst vermeld: „MACHINE Nr. … (volgnummer van de machine) VAN … (totaal aantal machines in de desbetreffende vermogensgroep) MET MOTOR Nr. … MET TYPEGOEDKEURING (Richtlijn 97/68/EG) Nr. …”;

 

b)

een monster van het op de motor aan te brengen aanvullende etiket waarop de in punt 2.2 vermelde tekst staat.

 

1.5.

De fabrikant van originele uitrusting verstrekt de keuringsinstantie alle nodige informatie in verband met de uitvoering van de flexibele regeling waarom de keuringsinstantie kan verzoeken om haar besluit te nemen.

 

1.6.

Op verzoek van een goedkeuringsinstantie in de lidstaten verstrekt de fabrikant van originele uitrusting haar alle vereiste informatie om te bevestigen dat motoren waarvan wordt beweerd dat ze volgens de flexibele regeling in de handel zijn gebracht of als zodanig zijn geëtiketteerd, dat ook inderdaad zijn.”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.