Verordening 2009/43 - Vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EG en, voor vaartuigen van de EG, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

1.

Wettekst

26.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 43/2009 VAN DE RAAD

van 16 januari 2009

tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (3), en met name op artikel 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van de bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland (4), en met name op de artikelen 4 en 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje (5), en met name op artikel 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 509/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in het westelijk Kanaal (6), en met name op de artikelen 3 en 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee (7), en met name op de artikelen 6 en 9,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1300/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland en de visserijen die dat bestand exploiteren (8), en met name op artikel 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (9), en met name op de artikelen 7, 8, 9 en 12,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

 

(2)

Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 20 van die verordening.

 

(3)

Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

 

(4)

De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgelegd om de lidstaten in staat te stellen het beheer van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen te garanderen.

 

(5)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

 

(6)

Bij de benutting van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de Gemeenschapswetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (10), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (11), Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (12), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (13), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (14), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (15), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (16), Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie (17), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (18), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserijinspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (19), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (20), Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (21), Verordening (EG) nr. 811/2004, Verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (22), Verordening (EG) nr. 2166/2005, Verordening (EG) nr. 388/2006, Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (23), Verordening (EG) nr. 509/2007, Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (24), Verordening (EG) nr. 676/2007, Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (25) en Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (26), Verordening (EG) nr. 1300/2008 en Verordening (EG) nr. 1342/2008 en Verordening (EG) nr. 1359/2008 van de Raad van 28 november 2008 tot vaststelling, voor 2009 en 2010, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (27).

 

(7)

Er moet nader worden bepaald dat deze verordening van toepassing is indien mariene organismen die tijdens uitsluitend voor wetenschappelijk onderzoek bedoelde visserijactiviteiten zijn gevangen, voor welk doel dan ook worden verkocht, opgeslagen, uitgestald of te koop aangeboden.

 

(8)

Volgens het advies van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) is het noodzakelijk de toepassing te handhaven van een regeling voor het beheer van de vangstbeperkingen voor ansjovis in ICES-zone VIII. De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor het ansjovisbestand in ICES-zone VIII vast in het licht van de in de eerste helft van 2008 verzamelde wetenschappelijke informatie en de uitkomst van de besprekingen die plaatsvinden in het kader van een meerjarenplan voor ansjovis.

 

(9)

Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een systeem te handhaven, zij het met herziening, voor het beheer van de visserijinspanning op zandspiering in ICES-zones IIIa en IV en in de EG-wateren van zone IIa.

 

(10)

Bij deze verordening moeten een aantal nieuwe vangstmogelijkheden voor diverse soorten roggen in de gebieden VIId, IIIa, VIa-b, VIIa-c, e-k, VIII en IX vastgesteld en verdeeld worden. Er moet een op objectieve criteria gebaseerde methode voor de toewijzing van deze nieuwe vangstmogelijkheden worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met de belangen van de betrokken lidstaten. Te dien einde lijkt het passend rekening te houden met de hoeveelheid aanvoer van deze soorten uit deze gebieden die in een recente en voldoende representatieve peridoe in elke betrokken lidstaat is verricht.

 

(11)

Gezien het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES moet de visserijinspanning op bepaalde diepzeesoorten bij wijze van overgangsmaatregel verder worden verminderd.

 

(12)

Volgens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad een besluit nemen over de voorwaarden in verband met de vangstbeperkingen en/of de beperkingen van de visserijinspanning. Wetenschappelijk advies geeft aan dat omvangrijke vangsten die de overeengekomen TAC's overschrijden, schadelijk zijn voor een duurzame uitoefening van de visserij. Daarom moeten er voorwaarden ter zake worden ingevoerd die zullen leiden tot een betere uitvoering van de overeengekomen vangstmogelijkheden.

 

(13)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moet worden bepaald op welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen van toepassing zijn.

 

(14)

De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de betrekkingen op het gebied van visserij, overleg over de visserijrechten gepleegd met Noorwegen (28), de Faeröer (29) en Groenland (30).

 

(15)

De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene visserijorganisaties en neemt aan andere organisaties deel als samenwerkende niet-verdragsluitende partij. Voorts worden de visserijovereenkomsten die Polen vóór de toetreding tot de Europese Unie heeft gesloten, zoals de Overeenkomst voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee, krachtens de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van de Republiek Polen vanaf de datum van toetreding beheerd door de Gemeenschap. De visserijorganisaties hebben aanbevolen om in 2009 voor sommige soorten een aantal maatregelen in te voeren, onder meer vangst- en/of inspanningsbeperkingen en andere daarmee samenhangende instandhoudings- en controlemaatregelen. Die aanbevelingen moeten dan ook door de Gemeenschap worden uitgevoerd. Teneinde daadwerkelijk bij te dragen tot de instandhouding van visbestanden en in afwachting van de aanneming van de betrokken Raadsbesluiten waarbij deze maatregelen in de communautaire rechtsorde worden opgenomen, dienen de maatregelen in deze verordening te worden opgenomen.

 

(16)

De Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) is er tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2008 niet in geslaagd vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vast te stellen, en hoewel de Gemeenschap geen lid is van de IATTC, moeten maatregelen worden vastgesteld om te zorgen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen die onder de jurisdictie van de IATTC vallen.

 

(17)

De Visserijorganisatie voor het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2008 vangstbeperkingen voor twee bijkomende visbestanden aangenomen, alsmede een instandhoudingsmaatregel ter bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen, ter uitvoering van Resolutie 61/105 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake duurzame visserij in het SEAFO-verdragsgebied. De Gemeenschap heeft met deze maatregelen ingestemd op basis van een door de Raad verleend onderhandelingsmandaat en van bijdragen van de lidstaten en vertegenwoordigers van de sector die op de jaarlijkse vergadering aanwezig waren. Deze maatregelen worden vanaf 2009 bindend voor de Gemeenschap. Deze maatregelen moeten in de communautaire wetgeving worden opgenomen.

 

(18)

Tijdens de derde internationale vergadering over de oprichting van een nieuwe Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPFO) in mei 2007, hebben de deelnemers tussentijdse maatregelen goedgekeurd om de pelagische en de bodemvisserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan te reguleren. Deze maatregelen moeten in het Gemeenschapsrecht worden omgezet.

 

(19)

In 2008 werd het gebruik van alternatieve systemen voor inspanningsbeheer aan de hand van maximum aantallen kilowattdagen onder bepaalde voorwaarden toegestaan, met als doel een dergelijk systeem als algemene regel stapsgewijs in te voeren. In 2009 moet een algemene overstap naar beheer op basis van maximum aantallen kilowattdagen worden gedaan voor inspanningsbeperkingen in het kader van het langetermijnplan voor kabeljauwbestanden, terwijl het bestaande systeem in andere inspanningsregelingen in 2009 moet worden gehandhaafd, inclusief de mogelijkheid voor de lidstaat om zelf een op kilowattdagen gebaseerde regeling in te voeren.

 

(20)

Sommige tijdelijke bepalingen inzake het gebruik van VMS-gegevens moeten worden gehandhaafd met het oog op een efficiëntere uitvoering van het toezicht, de controle en de bewaking met betrekking tot het inspanningsbeheer.

 

(21)

Om de beperkingen van de visserijinspanning op tong aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 509/2007, moeten alternatieve regelingen worden vastgesteld teneinde de visserijinspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, van die verordening.

 

(22)

Om de beperkingen van de visserijinspanning op schol en tong aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 676/2007, moeten alternatieve regelingen worden vastgesteld teneinde de visserijinspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 9, lid 2, van die verordening.

 

(23)

Voor de kabeljauwbestanden in de Noordzee, het Skagerrak en het westelijk Kanaal, in de Ierse Zee en ten westen van Schotland, en voor de heek- en langoustinebestanden in de ICES-zones VIIIc en IXa moeten de bestaande regelingen voor het beheer van de visserijinspanning worden aangepast.

 

(24)

Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2009 een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij worden uitgevoerd.

 

(25)

Op grond van verdere wetenschappelijk analyses en van overleg met belanghebbenden in 2008, is het dienstig om, bovenop de vangstbeperkingen voor de gerichte visserij en de bijvangsten, maatregelen te nemen om de paaibestanden van blauwe leng in de ICES-zones VIa te beschermen.

 

(26)

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de praktijk bij de visserij met kieuw- en warrelnetten in de ICES-zones VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj, VIIk, VIII, IX, X en XII een ernstige bedreiging vormt voor diepzeesoorten. Totdat meer duurzame maatregelen worden vastgesteld, moeten echter overgangsmaatregelen worden genomen die deze vorm van visserij onder bepaalde voorwaarden toestaan.

 

(27)

Overeenkomstig de goedgekeurde notulen van de conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen van 10 december 2008 moet in het eerste deel van 2009 worden voortgegaan met de tests van technische maatregelen om de selectiviteit van gesleept vistuig in die mate te verhogen dat de teruggooi van wijting in de Noordzee wordt verminderd.

 

(28)

Met het oog op duurzame exploitatie van de heek- en langoustinebestanden en vermindering van de teruggooi, moet een beroep kunnen worden gedaan op de meest recente ontwikkelingen op het gebied van selectief vistuig in de ICES-zones VIIIa, VIIIb en VIIId.

 

(29)

Het gebruik van vistuig waarmee geen langoustine wordt gevangen, moet worden toegestaan in bepaalde gebieden waar de soort wordt beschermd en niet mag worden bevist.

 

(30)

Overeenkomstig het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zijn bepaalde sluitingen van paaiplaatsen voor haring niet nodig om de duurzame exploitatie van deze soort in ICES-zone VIa te waarborgen.

 

(31)

Ter bevordering van de instandhouding van octopus, en met name om de jonge exemplaren te beschermen, moet in 2009 een minimummaat worden vastgesteld voor octopus afkomstig uit de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het gebied van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan (CECAF), in afwachting van de goedkeuring van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98.

 

(32)

Overeenkomstig advies van het WTECV moet vissen met de boomkor met elektrische stroom („pulse trawling”) in 2009 onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan in ICES-zones IVc en IVb Zuid.

 

(33)

Om te zorgen voor een correcte boeking van de hoeveelheden blauwe wijting die vaartuigen van derde landen in wateren van de Gemeenschap vangen, moeten de verscherpte controlebepalingen voor dergelijke vaartuigen worden gehandhaafd.

 

(34)

Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, om te vermijden dat hulpbronnen in gevaar worden gebracht en om te voorkomen dat problemen ontstaan door het verstrijken van Verordening nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (31), is het van essentieel belang dat deze visgronden op 1 januari 2009 worden opengesteld en dat in januari 2009 sommige voorschriften van de genoemde verordening van kracht blijven. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2009 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Voor januari 2010 worden bovendien bepaalde beperkingen van de visserijinspanning en daarbij in acht te nemen visserijvoorschriften vastgesteld en voor bepaalde Antarctische bestanden worden de vangstmogelijkheden en de specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IE vermelde perioden.

Artikel 2

Werkingssfeer

  • 1. 
    Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op:
 

a)

vissersvaartuigen van de Gemeenschap, hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” genoemd, en

 

b)

vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land, hierna „vissersvaartuigen van derde landen” genoemd, in communautaire wateren, hierna „EG-wateren” genoemd.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 is het bepaalde in deze verordening, behalve punt 4.2 van bijlage III en voetnoot 1 van bijlage XI, niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de lidstaat waarvan het vaartuig de vlag voert, en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld. Lidstaten die voor wetenschappelijk onderzoek bedoelde visserijactiviteiten uitvoeren, stellen de Commissie, de lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, de ICES en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) in kennis van alle vangsten uit dergelijke visserijactiviteiten.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities:

 

a)

„totale toegestane vangsten (TAC's)”: de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen en aangeland;

 

b)

„quotum”: een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC's;

 

c)

„internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een staat vallen.

Artikel 4

Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:

 

a)

voor de ICES-zones (International Council for the Exploration of the Sea — Internationale Raad voor het onderzoek van de zee): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91;

 

b)

voor het Skagerrak: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

 

c)

voor het Kattegat: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

 

d)

voor de Golf van Cadiz: het gebied van ICES-zone IXa ten oosten van 7o23′48″ WL;

 

e)

voor het GFCM-verdragsgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee): de afbakening van Besluit 98/416/EG van de Raad van 16 juni 1998 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (32);

 

f)

voor de CECAF-zones (Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic — Visserijcommissie voor het centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan, of FAO-gebied 34): de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (33);

 

g)

voor het NEAFC-verdragsgebied: de wateren als bedoeld in artikel 1 van het aan Besluit 81/608/EEG van de Raad van 13 juli 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (34) gehechte Verdrag;

 

h)

voor het gereglementeerde NEAFC-gebied: dat deel van het NEAFC-verdragsgebied dat buiten de gebieden ligt waarin de verdragsluitende partijen bij de NEAFC jurisdictie over de visserij uitoefenen;

 

i)

voor de NAFO-zones (Northwest Atlantic Fisheries Organisation — Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan vissen (35);

 

j)

voor het gereglementeerde NAFO-gebied: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied dat niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van de kuststaten valt;

 

k)

voor het SEAFO-verdragsgebied (South East Atlantic Fisheries Organisation — Visserijorganisatie voor het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan): de afbakening van Besluit 2002/738/EG van de Raad van 22 juli 2002 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (36);

 

l)

voor het ICCAT-verdragsgebied (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas — Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen): de afbakening van Besluit 86/238/EEG van de Raad van 9 juni 1986 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen, gewijzigd bij het Protocol gehecht aan de op 10 juli 1984 te Parijs ondertekende Slotakte van de conferentie van gevolmachtigden van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (37);

 

m)

voor het CCAMLR-verdragsgebied (Commission for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources — Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren): de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004;

 

n)

voor het IATTC-verdragsgebied (Inter American Tropical Tuna Commission — Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn): de afbakening van Besluit 2006/539/EG van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (38);

 

o)

voor het IOTC-verdragsgebied (Indian Ocean Tuna Commission — Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan): de afbakening van Besluit 95/399/EG van de Raad van 18 september 1995 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (39);

 

p)

voor het SPFO-gebied (South Pacific Regional Fisheries Management Organisation — Regionale visserijorganisatie voor het zuidelijke deel van de Stille Oceaan): het gebied op open zee ten zuiden van de evenaar, ten noorden van het CCAMLR-verdragsgebied, ten oosten van het SIOFA-verdragsgebied, zoals vastgesteld in Besluit 2006/496/EG van de Raad van 6 juli 2006 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van de Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan (40), en ten westen van de gebieden die onder de visserijjurisdictie van de Zuid-Amerikaanse staten vallen;

 

q)

voor het WCPFC-verdragsgebied (Western and Central Pacific Fisheries Commission — Commissie voor de visserij in het centraal-westelijke deel van de Stille Oceaan): de afbakening van Besluit 2005/75/EG van de Raad van 26 april 2004 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (41);

 

r)

voor de diepzee van de Beringzee: het diepzeegebied van de Beringzee vanaf 200 zeemijlen van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee van de aan de Beringzee gelegen kuststaten wordt gemeten.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 5

Vangstbeperkingen en toewijzingen

  • 1. 
    De vangstbeperkingen voor vaartuigen van de Gemeenschap in EG-wateren of bepaalde niet-EG-wateren en de toewijzing van deze vangstbeperkingen aan de verschillende lidstaten, alsmede aanvullende voorwaarden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, worden vastgesteld in bijlage I.
  • 2. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 11, 20 en 21 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie van de Faeröer, Groenland, IJsland en Noorwegen vallen, en in de visserijzone rond Jan Mayen.
  • 3. 
    De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in de ICES-zones IIIa en IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa vast volgens de regels in punt 6 van bijlage IID.
  • 4. 
    De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor lodde in de Groenlandse wateren van de ICES-zones V en XIV voor de Gemeenschap vast op 7,7 % van de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld.
  • 5. 
    De vangstbeperkingen voor het keverbestand in ICES-zone IIIa en in de EG-wateren van ICES-zones IIa en IV en voor het sprotbestand in de EG-wateren van ICES-zones IIa en IV kunnen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien in het licht van de wetenschappelijke gegevens die tijdens het eerste halfjaar van 2009 worden verzameld.
  • 6. 
    De Commissie mag de vangstbeperkingen voor het ansjovisbestand in ICES-zone VIII vaststellen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure in het licht van de wetenschappelijke gegevens die tijdens het eerste halfjaar van 2009 worden verzameld.
  • 7. 
    Als gevolg van een herziening van het keverbestand overeenkomstig lid 5 kunnen de vangstbeperkingen voor het wijtingbestand in ICES-zone IIIa en in ICES-zone IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa, alsmede voor het schelvisbestand in ICES-zone IIIa en de EG-wateren van ICES-zones IIIb, IIIc en IIId en in ICES-zone IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien om rekening te houden met de industriële bijvangsten in de kevervisserij.

Artikel 6

Verboden soorten

Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in alle EG-wateren en niet-EG-wateren:

 

reuzenhaai (Cetorinhus maximus),

 

witte haai (Carcharodon carcharias).

Artikel 7

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
 

a)

het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

 

b)

nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, op grond van artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 of op grond van artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1006/2008;

 

c)

het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

 

d)

het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

 

e)

verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

  • 2. 
    In afwijking van Verordening (EG) nr. 847/96 wordt voor de overdracht van quota naar 2010 artikel 4, lid 2, van die verordening toegepast op alle bestanden waarvoor analytische TAC's zijn vastgesteld.

Artikel 8

Beperkingen van de visserijinspanning en daaraan verbonden voorwaarden voor het beheer van bestanden

  • 1. 
    Vanaf 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2010 zijn de beperkingen van de visserijinspanning en daaraan verbonden voorwaarden die zijn vastgelegd in:
 

a)

bijlage IIA, van toepassing op het beheer van sommige bestanden in het Kattegat, het Skagerrak, de ICES-zones IV, VIa, VIIa, VIId en de EG-wateren van ICES-zones IIa en Vb;

 

b)

bijlage IIB, van toepassing op het beheer van heek en langoustine in de ICES-zones VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz;

 

c)

bijlage IIC, van toepassing op het beheer van de tongbestanden in ICES-zone VIIe;

 

d)

bijlage IID, van toepassing op het beheer van de zandspieringbestanden in de ICES-zones IIIa en IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa.

  • 2. 
    Voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 januari 2009 blijven voor de in lid 1 genoemde bestanden de visserijinspanning en daaraan verbonden voorwaarden van bijlage IIA, IIB, IIC en IID van Verordening (EG) nr. 40/2008 van toepassing.
  • 3. 
    De voor 2009 geldende visserijinspanning voor de zandspieringvisserij in de ICES-zones IIIa en IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa wordt door de Commissie vastgesteld volgens de regels in de punten 4 en 5 van bijlage IID.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de voor 2009 geldende visserijinspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen buitengaats, van vaartuigen met visdocumenten voor diepzeevisserij niet meer bedragen dan 65 % van de gemiddelde jaarlijkse visserijinspanning van de vaartuigen van de betrokken lidstaat in 2003 op reizen tijdens welke deze vaartuigen beschikten over visdocumenten voor diepzeevisserij en/of er diepzeesoorten, als opgesomd in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 2347/2002, werden gevangen. Dit lid is alleen van toepassing op visreizen tijdens welke meer dan 100 kg andere diepzeesoorten dan grote zilversmelt is gevangen.

Artikel 9

Voorwaarden voor de aanlanding van vangsten en bijvangsten

  • 1. 
    Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits:
 

a)

die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum nog niet heeft opgebruikt; of

 

b)

die vis deel uitmaakt van een aandeel van de Gemeenschap dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat nog niet is opgebruikt.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 mogen de volgende vissoorten aan boord worden gehouden en aangeland, zelfs indien de lidstaat er geen quota voor heeft of zijn quota of aandelen heeft opgebruikt:
 

a)

andere soorten dan haring en makreel, op voorwaarde dat

 

i)

die soorten samen met andere soorten zijn gevangen met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98; en

 

ii)

de vangst noch aan boord, noch bij aanlanding is gesorteerd;

of

 

b)

makreel, op voorwaarde dat

 

i)

die soort samen met horsmakreel of sardine is gevangen;

 

ii)

de vangst van die soort ten hoogste 10 % bedraagt van het totale gewicht van de aan boord aanwezige hoeveelheid makreel, horsmakreel en sardine, en

 

iii)

de vangst noch aan boord, noch bij aanlanding is gesorteerd.

  • 3. 
    Alle aangelande hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 2 bedoelde vangsten.
  • 4. 
    Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig de artikelen 4 en 11 van Verordening (EG) nr. 850/98.

Artikel 10

Ongesorteerde aanlanding in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa

  • 1. 
    Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1434/98 betreffende het verbod op het aan boord hebben van haring in bepaalde omstandigheden, is niet van toepassing op haring die wordt gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa.
  • 2. 
    Wanneer de voor een lidstaat vastgestelde vangstbeperkingen voor haring in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa zijn opgebruikt, is het voor vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap geregistreerd zijn en actief zijn in de visserijtakken waarvoor de betrokken vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te landen die ook haring bevatten.
  • 3. 
    De lidstaten zien erop toe dat er een adequaat bemonsteringsprogramma bestaat voor een effectief toezicht op ongesorteerde aanlanding van soorten die zijn gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa.
  • 4. 
    Ongesorteerde vangsten uit de ICES-zones IIIa, IV en VIId en uit de EG-wateren van ICES-zone IIa mogen alleen worden aangeland in havens of andere aanlandingsplaatsen waar een in lid 3 bedoeld bemonsteringsprogramma van kracht is.

Artikel 11

Toegangsbeperkingen

Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden te vissen in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.

Artikel 12

Bepaling van de maaswijdte en de twijndikte

De in deze verordening genoemde maaswijdten en twijndiktes worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie van 10 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 850/98 wat betreft de bepaling van de maaswijdte en de meting van de twijndikte van visnetten (42), wanneer vaartuigen van de Gemeenschap worden geïnspecteerd door inspecteurs van de Gemeenschap, inspecteurs van de Commissie en nationale inspecteurs.

Artikel 13

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

De voor vaartuigen van de Gemeenschap geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK III

VANGSTBEPERKINGEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 14

Machtiging

Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Venezuela of van Noorwegen, alsook vissersvaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen in EG-wateren vissen met inachtneming van de vangstbeperkingen in bijlage I van de onderhavige verordening en de voorwaarden in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1006/2008 en in de artikelen 15 tot en met 18 en 22 tot en met 27 van de onderhavige verordening.

Artikel 15

Verboden soorten

Het is vissersvaartuigen van derde landen verboden onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen in alle EG-wateren:

 

reuzenhaai (Cetorinhus maximus),

 

witte haai (Carcharodon carcharias).

Artikel 16

Geografische beperkingen

  • 1. 
    Vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren of geregistreerd staan op de Faeröer, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in ICES-zone IV, het Kattegat en de Atlantische Oceaan benoorden 43o00′ NB, met uitzondering van het in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde gebied.
  • 2. 
    Vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, mogen in het Skagerrak vissen buiten vier zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden.
  • 3. 
    Vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het departement Frans-Guyana.

Artikel 17

Doorvaart door EG-wateren

De netten van vissersvaartuigen van derde landen die op doorvaart zijn door EG-wateren, moeten met inachtneming van de onderstaande voorschriften zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

 

a)

de netten, de gewichten en soortgelijk tuig moeten zijn losgemaakt van hun visborden en van hun trek- of sleepkabels en -touwen;

 

b)

netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

Artikel 18

Voorwaarden voor de aanlanding van vangsten en bijvangsten

Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits die vis is gevangen door vissersvaartuigen van een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum nog niet heeft opgebruikt.

Artikel 19

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

De voor vissersvaartuigen van derde landen geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK IV

VISMACHTIGINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 20

Vismachtigingen en daaraan verbonden voorwaarden

  • 1. 
    De volgende vaartuigen van de Gemeenschap worden vrijgesteld van de verplichting over een vismachtiging te beschikken als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1006/2008, wanneer zij vissen in Noorse wateren van de Noordzee:
 

a)

vaartuigen van 200 GT of minder;

 

b)

vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie zijn bestemd; of

 

c)

vaartuigen die de vlag van Zweden voeren en traditioneel in het betrokken gebied vissen.

  • 2. 
    Het maximum aantal vismachtigingen en andere daaraan verbonden voorwaarden die betrekking hebben op in de wateren van een derde land vissende vaartuigen van de Gemeenschap, worden vastgesteld in bijlage IV, deel I.
  • 3. 
    Indien een lidstaat quota in de in bijlage IV, deel I, genoemde visserijzones op basis van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 aan een andere lidstaat overdraagt (uitwisseling of „swap”), worden daarbij ook de overeenkomstige vismachtigingen overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage IV, deel I, vermelde totale aantal vismachtigingen voor elke visserijzone mag echter niet worden overschreden.
  • 4. 
    De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die van toepassing zijn in de zone waar zij actief zijn.

Artikel 21

Faeröer

Vaartuigen van de Gemeenschap die in de wateren van de Faeröer gericht mogen vissen op een bepaalde soort, mogen een andere soort gericht bevissen, mits zij de autoriteiten van de Faeröer hiervan tevoren in kennis stellen.

HOOFDSTUK V

VISMACHTIGINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 22

Verplichting over een vismachtiging te beschikken

  • 1. 
    Vissersvaartuigen van minder dan 200 GT die de vlag van Noorwegen voeren, worden vrijgesteld van de verplichting over een vismachtiging te beschikken als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1006/2008, wanneer zij in EG-wateren vissen.
  • 2. 
    De vismachtiging die is afgegeven aan een vissersvaartuig van een derde land dat in EG-wateren vist, wordt aan boord bewaard. Deze eis geldt echter niet voor vissersvaartuigen die op de Faeröer of in Noorwegen geregistreerd staan.

Artikel 23

Aanvraag van een vismachtiging

Onverminderd artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1006/2008, bevat een aanvraag van een vismachtiging die door een autoriteit van een derde land bij de Commissie wordt ingediend, de volgende gegevens:

 

a)

de naam van het vaartuig;

 

b)

het registratienummer;

 

c)

de externe kentekens;

 

d)

de haven van registratie;

 

e)

de naam en het adres van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

 

f)

de brutotonnage en de lengte over alles;

 

g)

het motorvermogen;

 

h)

het oproepnummer en de radiofrequentie;

 

i)

de vismethode die zal worden toegepast;

 

j)

de zone waarin zal worden gevist;

 

k)

de soorten waarop zal worden gevist;

 

l)

de periode waarvoor de machtiging wordt aangevraagd.

Artikel 24

Aantal vismachtigingen

Het maximum aantal vismachtigingen en daaraan verbonden voorwaarden die betrekking hebben op in EG-wateren vissende vissersvaartuigen van een derde land, worden vastgesteld in bijlage IV, deel II.

Artikel 25

Annulering

Onverminderd hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1006/2008 mogen vismachtigingen worden geannuleerd met het oog op de afgifte van nieuwe vismachtigingen. Dergelijke annuleringen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe vismachtigingen door de Commissie. De nieuwe vismachtigingen treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.

Artikel 26

Verplichtingen van de vismachtiginghouder

  • 1. 
    De vissersvaartuigen van derde landen leven niet alleen de in artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde voorschriften inzake doorzending van gegevens na, maar houden tevens een logboek bij waarin de in bijlage V, deel I, genoemde gegevens worden opgenomen.
  • 2. 
    Samen met de overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 door te zenden gegevens, zenden de vissersvaartuigen van derde landen de in bijlage VI genoemde gegevens aan de Commissie door overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde regels.
  • 3. 
    Lid 2 is niet van toepassing op vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren en in ICES-zone IIIa vissen.

Artikel 27

Bijzondere bepalingen betreffende het departement Frans-Guyana

  • 1. 
    Met betrekking tot de afgifte van vismachtigingen om in de wateren van het departement Frans-Guyana te vissen worden de in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vastgestelde voorwaarden nageleefd en verbinden de eigenaars van vissersvaartuigen van derde landen zich ertoe om een waarnemer aan boord van hun vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.
  • 2. 
    De vissersvaartuigen van derde landen die in de wateren van Frans-Guyana vissen, leven niet alleen de in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde voorschriften inzake doorzending van gegevens na, maar houden tevens een logboek bij volgens het in bijlage V, deel II, opgenomen model. Wanneer de Commissie daarom verzoekt, worden de vangstgegevens via de Franse autoriteiten aan haar doorgezonden.

HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VISSERIJ IN HET GFCM-VERDRAGSGEBIED

AFDELING 1

Instandhoudingsmaatregelen

Artikel 28

Instelling van een gesloten seizoen voor de visserij op goudmakreel met visconcentratievoorzieningen (Fish Aggregating Devices, FAD's)

  • 1. 
    Ter bescherming van goudmakreel (Coryphaena hippurus), in het bijzonder jonge dieren, is de visserij op goudmakreel met visconcentratievoorzieningen (FAD’s) van 1 januari 2009 tot en met 14 augustus 2009 verboden in alle in bijlage VII opgenomen geografische deelgebieden van het GFCM-verdragsgebied.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen lidstaten, indien zij aantonen dat de vaartuigen die hun vlag voeren wegens slechte weersomstandigheden hun gewone visdagen in een gegeven jaar niet hebben kunnen opgebruiken, de verloren gegane dagen in de FAD-visserij overdragen tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar. Lidstaten die van deze overdrachtregeling gebruik willen maken, dienen vóór 1 januari 2010 bij de Commissie een aanvraag in voor het extra aantal dagen waarop vaartuigen met FAD’s van 1 januari 2010 tot en met 31 januari 2010 tijdens het gesloten seizoen op goudmakreel mogen vissen. Bij de aanvraag dient de volgende informatie te worden verstrekt:
 

a)

een verslag met opgave van de redenen voor de stopzetting van de betrokken visserijactiviteiten, gestaafd met relevante weerkundige gegevens;

 

b)

de naam van het vaartuig;

 

c)

het registratienummer;

 

d)

de externe kentekens van het vaartuig, als omschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (43).

De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen gegevens door naar het GFCM-secretariaat.

  • 3. 
    De lidstaten doen de Commissie vóór 1 november 2009 een verslag toekomen over de tenuitvoerlegging van de in lid 2 bedoelde maatregel in 2008.
  • 4. 
    De lidstaten brengen uiterlijk op 15 januari 2010 aan de Commissie verslag uit over de totale aanlanding en overlading van goudmakreel in 2009 door vaartuigen die hun vlag voeren in alle geografische deelgebieden van het GFCM-verdragsgebied als vastgesteld in bijlage VII.

De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen gegevens door naar het GFCM-secretariaat.

Artikel 29

Instelling van gebieden waar voor de visserij beperkende maatregelen gelden ter bescherming van kwetsbare diepzeehabitats

  • 1. 
    Het is verboden met sleepdreggen en bodemtrawlnetten te vissen in de gebieden binnen de lijnen die de volgende punten met elkaar verbinden:
 

a)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „Lophelia reef off Capo Santa Maria di Leuca”

 

39o 27,72' NB, 18o 10,74' OL

 

39o 27,80' NB, 18o 26,68' OL

 

39o 11,16' NB, 18o 32,58' OL

 

39o 11,16' NB, 18o 04,28' OL;

 

b)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „The Nile delta area cold hydrocarbon seeps”

 

31o 30,00' NB, 33o 10,00' OL

 

31o 30,00' NB, 34o 00,00' OL

 

32o 00,00' NB, 34o 00,00' OL

 

32o 00,00' NB, 33o 10,00' OL;

 

c)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „The Eratosthenes Seamount”

 

33o 00,00' NB, 32o 00,00' OL

 

33o 00,00' NB, 33o 00,00' OL

 

34o 00,00' NB, 33o 00,00' OL

 

34o 00,00' NB, 32o 00,00' OL.

  • 2. 
    De lidstaten stellen de nodige maatregelen vast om kwetsbare diepzeehabitats in de in lid 1 afgebakende zones te beschermen en in het bijzonder om deze zones te vrijwaren tegen de impact van andere activiteiten dan de visserij die de instandhouding van de typische kenmerken van deze bijzondere habitats in gevaar kunnen brengen.

Artikel 30

Minimummaaswijdte van trawlnetten die in bepaalde plaatselijke en seizoensgebonden takken van demersale trawlvisserij in de Middellandse Zee worden gebruikt

  • 1. 
    In afwijking van artikel 8, lid 1, onder h), en van artikel 9, lid 3, punt 2), van Verordening (EG) nr. 1967/2006 mogen de lidstaten vaartuigen die hun vlag voeren, blijven toestaan om in bepaalde plaatselijke en seizoensgebonden takken van demersale trawlvisserij bij de bevissing van niet met derde landen gedeelde visbestanden gebruik te maken van kuilen met een maaswijdte van minder dan 40 mm in gestrekte toestand.
  • 2. 
    Lid 1 is alleen van toepassing op visserijactiviteiten die reeds formeel door de lidstaten zijn goedgekeurd overeenkomstig de op 1 januari 2007 geldende nationale wetgeving, en behelst geen toekomstige toename van de visserijinspanning ten opzichte van 2006.
  • 3. 
    De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 15 januari 2009 via de gebruikelijke elektronische weg de lijst met vaartuigen toe waaraan de in lid 1 bedoelde toestemming is verleend.
  • 4. 
    De lijst met vaartuigen waaraan toestemming is verleend, bevat de volgende informatie:
 

a)

de naam van het vaartuig;

 

b)

het nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister (CFR), en de externe kentekens als omschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004;

 

c)

de toegestane visserijactiviteit(en) van elk vaartuig, omschreven aan de hand van doelbestand(en), in bijlage VII genoemde visserijzone en technische maaswijdtekenmerken van het gebruikte vistuig;

 

d)

de toegestane visperiode.

  • 5. 
    Wanneer de in lid 4 bedoelde lijst met vaartuigen waaraan toestemming is verleend, niet is gewijzigd ten opzichte van de in 2008 meegedeelde gegevens, meldt de betrokken lidstaat dit uiterlijk op 15 januari 2009 aan de Commissie.
  • 6. 
    De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen informatie door naar het GFCM-secretariaat.

AFDELING 2

Rapportage van statistische matrixen

Artikel 31

Toezending van gegevens

  • 1. 
    De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2009 de gegevens van de Tasks 1.1 en 1.2 van de in bijlage VIII opgenomen statistische matrix van de GFCM in bij het GFCM-secretariaat.
  • 2. 
    De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2009 en voor zover dat mogelijk is, de gegevens van de Tasks 1.3, 1.4 en 1.5 van de in bijlage VIII opgenomen statistische matrix van de GFCM in bij het GFCM-secretariaat.
  • 3. 
    De lidstaten dienen de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens in aan de hand van het gegevensinvoersysteem van de GFCM dat beschikbaar is op de GFCM-website (44).
  • 4. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de krachtens dit artikel ingediende gegevens.

HOOFDSTUK VII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE IN HET GEREGLEMENTEERDE NAFO-GEBIED VISSEN

Artikel 32

Vangstaangifte

  • 1. 
    De kapitein van een vaartuig dat op zwarte heilbot mag vissen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2115/2005, zendt de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat langs elektronische weg een vangstaangifte waarin melding wordt gemaakt van de met zijn vaartuig gevangen hoeveelheden zwarte heilbot, ook indien niets is gevangen.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde aangifte wordt voor het eerst verzonden uiterlijk aan het einde van de tiende dag volgende op de dag waarop het vaartuig het gereglementeerde NAFO-gebied is binnengevaren, of na het begin van de visreis. De aangifte wordt om de vijf dagen verzonden. Wanneer door de vangsten van zwarte heilbot die overeenkomstig lid 1 zijn meegedeeld, naar schatting 75 % van het aan de vlaggenlidstaat toegewezen quotum is opgebruikt, verzendt de kapitein de aangifte om de drie dagen.
  • 3. 
    Elke lidstaat zendt de vangstaangiften onmiddellijk na ontvangst door naar de Commissie. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het NAFO-secretariaat.

Artikel 33

Aanvullende controlemaatregelen

  • 1. 
    Vaartuigen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2115/2005 op zwarte heilbot mogen vissen, mogen het gereglementeerde NAFO-gebied alleen binnenvaren om op zwarte heilbot te vissen als ze minder dan 50 ton vangsten aan boord hebben of als de toegang is toegestaan overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel.
  • 2. 
    Wanneer een vaartuig dat overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2115/2005 op zwarte heilbot mag vissen, 50 ton of meer aan vangsten van buiten het gereglementeerde NAFO-gebied aan boord heeft, moet het NAFO-secretariaat ten minste 72 uur vóór binnenvaart (ENT) in het gereglementeerde NAFO-gebied in kennis worden gesteld van de gevangen hoeveelheid aan boord, de positie (lengte/breedte) van de vermoedelijke plaats waar het vaartuig volgens de kapitein zal beginnen te vissen, en het geraamde tijdstip waarop die positie wordt bereikt.
  • 3. 
    Indien een inspectievaartuig naar aanleiding van de in lid 2 bedoelde kennisgeving laat weten van plan te zijn een inspectie uit te voeren, worden de coördinaten van een controlepunt voor een te houden inspectie aan het vissersvaartuig meegedeeld. Het controlepunt is niet meer dan 60 zeemijl verwijderd van de vermoedelijke positie waar het vaartuig volgens de kapitein met vissen zal beginnen.
  • 4. 
    Indien een vissersvaartuig dat overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2115/2005 op zwarte heilbot mag vissen, tegen het moment van binnenvaart in het gereglementeerde NAFO-gebied geen mededeling van het NAFO-secretariaat of van een inspectievaartuig heeft ontvangen dat een inspectievaartuig van plan is een inspectie overeenkomstig lid 3 uit te voeren, mag het vaartuig beginnen te vissen. Het vissersvaartuig mag ook beginnen met visserijactiviteiten zonder inspectie vooraf, indien het inspectievaartuig niet binnen drie uur na aankomst van het vissersvaartuig bij het controlepunt met de inspectie is begonnen.

HOOFDSTUK VIII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE AANLANDING OF OVERLADING VAN VIS DIE DOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IS GEVANGEN IN HET NEAFC-VERDRAGSGEBIED EN IS BEVROREN

Artikel 34

Havenstaatcontrole

Onverminderd Verordening (EEG) nr. 2847/93 en Verordening (EG) nr. 1093/94 van de Raad van 6 mei 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vissersvaartuigen van derde landen vangsten rechtstreeks mogen aanlanden en verkopen in de havens van de Gemeenschap (45) zijn de in dit hoofdstuk vastgestelde procedures van toepassing op de aanlanding en overlading in havens van lidstaten van vis die door vissersvaartuigen van derde landen is gevangen in het NEAFC-verdragsgebied en is bevroren.

Artikel 35

Aangewezen havens

Aanlanding of overlading in EG-wateren is alleen toegestaan in aangewezen havens.

De lidstaten wijzen een plaats voor aanlanding of een plaats dichtbij de wal aan (aangewezen havens) waar de aanlanding of overlading van vis als bedoeld in artikel 34 mag plaatsvinden. De lidstaten stellen de Commissie ten minste vijftien dagen vóór de inwerkingtreding van eventuele wijzigingen van de lijst met havens die in 2007 zijn aangewezen, van die wijzigingen in kennis.

De Commissie publiceert de lijst van aangewezen havens en de wijzigingen daarin in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website.

Artikel 36

Voorafgaande melding van het binnenvaren van een haven

  • 1. 
    In afwijking van artikel 28 sexies, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 stelt de kapitein van een vaartuig dat in artikel 34 van deze verordening bedoelde vis aan boord heeft en een haven wil aandoen voor aanlanding of overlading, of diens vertegenwoordiger, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hij een haven wenst te gebruiken, ten minste drie werkdagen vóór het vermoedelijke tijdstip van aankomst in kennis van zijn bedoeling de betrokken haven aan te doen.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde melding gaat vergezeld van het formulier waarvan het model is opgenomen in bijlage IX, deel I, en waarvan deel A als volgt naar behoren is ingevuld:
 

a)

als het vissersvaartuig zijn eigen vangst aanlandt, wordt formulier PSC 1 gebruikt;

 

b)

als het vissersvaartuig vis heeft overgeladen, wordt formulier PSC 2 gebruikt. In dergelijke gevallen wordt voor elk overladend vaartuig een afzonderlijk formulier gebruikt.

  • 3. 
    De kapitein van een vaartuig, of zijn vertegenwoordiger, kan een eerder gedane melding intrekken door de bevoegde autoriteiten van de haven die hij wil gebruiken, daarvan ten minste 24 uur vóór het vermoedelijke tijdstip van aankomst in de haven in kennis te stellen. Deze kennisgeving gaat vergezeld van een kopie van het oorspronkelijke formulier PSC 1 of PSC 2, waarin deel B is overschreven met het woord „INGETROKKEN”.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat zenden een kopie van het in de leden 2 en 3 bedoelde formulier onverwijld door naar de vlaggenstaat van het vaartuig, naar de vlaggenlidstaat/vlaggenlidstaten van de overladende vaartuigen als het vaartuig vis heeft overgeladen, alsmede naar het NEAFC-secretariaat.

Artikel 37

Toestemming om vis aan te landen of over te laden

  • 1. 
    Aanlanding of overlading mag door de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat slechts worden toegestaan indien de vlaggenstaat van het vaartuig dat vis wil aanlanden of overladen, of, wanneer het betrokken vaartuig buiten een haven vis heeft overgeladen, de vlaggenstaat (of vlaggenstaten) van de overladende vaartuigen door middel van een teruggezonden kopie van het overeenkomstig artikel 36, lid 4, ingediende formulier waarvan deel B naar behoren is ingevuld, heeft bevestigd dat:
 

a)

het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een toereikend quotum voor de aangegeven soort beschikte;

 

b)

de hoeveelheden aan boord gehouden vis naar behoren zijn aangegeven en zijn verrekend op de toepasselijke vangst- of inspanningsbeperkingen;

 

c)

het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een machtiging beschikte om in de opgegeven gebieden te vissen;

 

d)

de aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied met VMS-gegevens is gestaafd.

Met de aanlandings- of overladingswerkzaamheden mag slechts worden begonnen nadat de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat daarvoor toestemming hebben gegeven.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 mogen de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat de aanlanding geheel of gedeeltelijk toestaan zonder de in lid 1 bedoelde bevestiging te hebben ontvangen, op voorwaarde dat de betrokken vis dan onder hun toezicht wordt opgeslagen. De vis zal slechts voor verkoop, overname of vervoer worden vrijgegeven nadat de in lid 1 bedoelde bevestiging is ontvangen. Wanneer uiterlijk 14 dagen na de aanlanding nog geen bevestiging is ontvangen, mogen de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat de vis in beslag nemen en verwijderen overeenkomstig de nationale bepalingen.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat brengen hun besluit om de aanlanding of de overlading al dan niet toe te staan onverwijld ter kennis van de Commissie en, wanneer de aangevoerde of overgeladen vis in het NEAFC-verdragsgebied is gevangen, van de secretaris van NEAFC door middel van een kopie van het formulier volgens het model van bijlage IX, deel I, waarvan deel C naar behoren is ingevuld.

Artikel 38

Controles

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten controleren in hun havens jaarlijks ten minste 15 % van de door vissersvaartuigen van derde landen, aanlandingen of overladingen als bedoeld in artikel 34.
  • 2. 
    De controles omvatten toezicht op de volledige los- of overladingsverrichtingen en een kruiscontrole van de in de voorafgaande aanlandingsmelding opgegeven hoeveelheden per soort en de daadwerkelijk aangelande of overgeladen hoeveelheden per soort.
  • 3. 
    De controleurs stellen alles in het werk om een vissersvaartuig niet onnodig lang op te houden, de werkzaamheden van het vissersvaartuig zo min mogelijk te verstoren en kwaliteitsverlies van de vis te vermijden.

Artikel 39

Controleverslagen

  • 1. 
    Van elke controle wordt een controleverslag opgesteld naar het model van bijlage IX, deel II.
  • 2. 
    Een kopie van elk controleverslag wordt onverwijld toegezonden aan de vlaggenstaat van het gecontroleerde vaartuig en, wanneer het vaartuig vis heeft overgeladen, aan de vlaggenstaat (of -staten) van de overladende vaartuigen, en aan de Commissie en de secretaris van NEAFC wanneer de aangelande of overgeladen vis in het NEAFC-verdragsgebied is gevangen.
  • 3. 
    Het origineel of een gewaarmerkte kopie van elk controleverslag wordt aan de vlaggenstaat van het gecontroleerde vaartuig toegezonden wanneer deze daarom verzoekt.

HOOFDSTUK IX

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE IN HET CCAMLR-VERDRAGSGEBIED VISSEN

AFDELING 1

Beperkingen en vereisten inzake vaartuiggegevens

Artikel 40

Verboden en vangstbeperkingen

  • 1. 
    Gerichte visserij op de in bijlage X vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.
  • 2. 
    Voor nieuwe en experimentele visserij worden de vangst- en bijvangstbeperkingen per deelgebied vastgelegd in bijlage XI.

AFDELING 2

Experimentele visserij

Artikel 41

Gedragsregels voor experimentele visserij

Onverminderd artikel 4 van Verordening nr. 601/2004 zorgen de lidstaten ervoor dat alle vaartuigen van de Gemeenschap zijn geëquipeerd met:

 

a)

passende communicatieapparatuur (inclusief MF/HF-radio en aanwezigheid aan boord van ten minste een 406MHz noodradiobaken (EPIRB)) en opgeleide gebruikers, en indien mogelijk voorzien van GMDSS-apparatuur;

 

b)

voldoende overlevingspakken voor iedereen aan boord;

 

c)

toereikende voorzieningen voor eventuele medische noodgevallen tijdens de reis;

 

d)

voorraden voedsel, drinkwater, brandstof en reserveonderdelen voor essentiële uitrusting in geval van onvoorziene reisduur en tekorten;

 

e)

een goedgekeurd Shipboard Oil Pollution Emergency Plan (SOPEP) met maatregelen (inclusief verzekering) ter vermindering van verontreiniging van zeewater bij brandstof- of afvallekkage.

Artikel 42

Deelname aan experimentele visserij

  • 1. 
    Een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en er geregistreerd staat, en dat bij de CCAMLR is aangemeld overeenkomstig de artikelen 7 en 7 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004, mag deelnemen aan de experimentele visserij met de beug op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b) buiten gebieden onder nationale jurisdictie.
  • 2. 
    In sector 58.4.3(b) mag nooit meer dan één vaartuig tegelijk vissen.
  • 3. 
    De vangst- en bijvangstbeperkingen in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b), en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU's) in elk gebied staan vermeld in bijlage XII. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra de gemelde vangsten de geldende vangstbeperking hebben bereikt, waarna dit vak voor de rest van het seizoen voor de visserij wordt gesloten.
  • 4. 
    De visserijactiviteiten vinden plaats in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en visserijinspanningen te voorkomen. In de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b) is het echter verboden om te vissen op diepten van minder dan 550 m.

Artikel 43

Meldingsregelingen

Op vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, zijn de volgende regelingen voor de melding van vangsten en inspanningen van toepassing:

 

a)

het in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserijinspanningen, met dien verstande dat de lidstaten vangsten en visserijinspanningen uiterlijk twee werkdagen na het einde van iedere periode meedelen aan de Commissie, waarna deze onverwijld moeten worden doorgezonden aan de CCAMLR. In de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b) worden de gegevens meegedeeld per SSRU;

 

b)

het in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van maandelijkse meldingen van gedetailleerde vangst- en visserijinspanningsgegevens;

 

c)

de melding van het totale aantal en het gewicht van teruggegooide Dissostichus eleginoides en Dissostichus mawsoni, met inbegrip van vissen met „jellymeat”-verschijnselen.

Artikel 44

Definitie van een uitzetting

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „uitzetting” het uitzetten van een of meer beuglijnen op een bepaalde visgrond verstaan. Voor de melding van vangsten en visserijinspanningen geldt als de juiste geografische positie van een uitzetting bij de beugvisserij het middelpunt van de uitgezette beuglijn(en).
  • 2. 
    Een uitzetting geldt als onderzoeksuitzetting mits:
 

a)

de afstand tussen twee onderzoeksuitzettingen ten minste 5 zeemijl bedraagt, gemeten vanaf het geografische middelpunt van iedere onderzoeksuitzetting;

 

b)

bij iedere uitzetting minimaal 3 500 en maximaal 5 000 haken worden gebruikt; daarbij mag op dezelfde locatie een reeks aparte lijnen worden uitgezet;

 

c)

de uitzettijd van iedere beug ten minste zes uur bedraagt, gemeten vanaf het moment waarop het uitzetten is voltooid tot het moment waarop met het ophalen wordt begonnen.

Artikel 45

Onderzoeksplannen

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten een onderzoeksplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b) zijn verdeeld. Het onderzoeksplan moet als volgt worden uitgevoerd:

 

a)

wanneer een vaartuig een SSRU voor het eerst binnenvaart, gelden de eerste 10 uitzettingen, „eerste reeks” genoemd, als „onderzoeksuitzettingen”, welke moeten voldoen aan de in artikel 44, lid 2, vermelde criteria; de onderzoeksuitzettingen moeten worden verricht op of dichtbij coördinaten die door het CCAMLR-secretariaat worden verstrekt, op basis van een gestratificeerd aselect opzet in voorgeschreven gebieden in die SSRU;

 

b)

de volgende 10 uitzettingen of de eerste 10 ton gevangen vis, als die hoeveelheid eerder wordt behaald, worden aangeduid als de „tweede reeks”. Uitzettingen tijdens de tweede reeks kunnen naar goeddunken van de kapitein worden gevist als onderdeel van normale experimentele visserij. Indien de uitzettingen voldoen aan de vereisten van artikel 44, lid 2, mogen zij echter ook worden beschouwd als onderzoeksuitzettingen;

 

c)

na de eerste en de tweede reeks moet het vaartuig, als de kapitein in de SSRU wil blijven vissen, een „derde reeks” uitzettingen verrichten, tot er uiteindelijk tijdens de drie reeksen 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden. De derde reeks uitzettingen moet plaatsvinden tijdens hetzelfde verblijf in de SSRU als dat waarin de eerste en de tweede reeks hebben plaatsgevonden;

 

d)

nadat de laatste van de 10 onderzoeksuitzettingen in de derde reeks heeft plaatsgevonden, mag het vaartuig in de SSRU blijven vissen.

Artikel 46

Gegevensverzamelingsplannen

  • 1. 
    Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten een gegevensverzamelingsplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b) zijn verdeeld. Het gegevensverzamelingsplan moet het volgende omvatten:
 

a)

de positie en diepte van de uiteinden van iedere lijn in een uitzetting;

 

b)

de tijden waarop de beug is uitgezet, in het water is gebleven en is opgehaald;

 

c)

het aantal en de soorten vissen die aan de oppervlakte verloren zijn gegaan;

 

d)

het aantal haken dat is aangebracht;

 

e)

het type aas;

 

f)

het percentage aas dat is aangenomen;

 

g)

het type haken.

  • 2. 
    Alle in lid 1 genoemde gegevens moeten voor iedere onderzoeksuitzetting worden verzameld; met name moeten bij iedere onderzoeksuitzetting de eerste 100 vissen worden gemeten en moet voor biologisch onderzoek een monster van ten minste 30 vissen worden genomen. Als er meer dan 100 vissen worden gevangen, moet een willekeurige steekproef van de vissen worden genomen.

Artikel 47

Merkprogramma

  • 1. 
    Onverminderd artikel 7 ter van Verordening (EG) nr. 601/2004 dient elk beuglijnvaartuig tijdens het vissen doorlopend vissen van de soort Dissostichus spp. te merken en terug te zetten in een hoeveelheid die is vermeld in de instandhoudingsmaatregel voor die soort overeenkomstig het merkprotocol van de CCAMLR.
  • 2. 
    Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot het einde van het visseizoen 2008/2009 dient elk beuglijnvaartuig tijdens het vissen doorlopend roggen te merken en terug te zetten in een hoeveelheid die is vermeld in de instandhoudingsmaatregel voor die soort overeenkomstig het merkprotocol van de CCAMLR. Alle gemerkte roggen moeten worden voorzien van twee merktekens en levend worden teruggezet.
  • 3. 
    Alle voor gebruik bij experimentele visserij bedoelde merktekens voor ijsheken en roggen zijn afkomstig van het CCAMLR-secretariaat.

Artikel 48

Wetenschappelijk waarnemers

  • 1. 
    Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten bij alle visserijactiviteiten in het visseizoen ten minste twee wetenschappelijk waarnemers aan boord hebben waarvan er één is aangewezen volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming.
  • 2. 
    Elke lidstaat moet, met inachtneming van zijn toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, waaronder die betreffende de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal voor de nationale rechter, in het kader van deze regeling door controleurs van aanwijzende CCAMLR-leden opgestelde verslagen beschouwen als verslagen van zijn eigen controleurs, en dienovereenkomstig handelen; zowel de betrokken lidstaat als het aanwijzende CCAMLR-lid werken mee aan het vergemakkelijken van gerechtelijke of andere procedures die zijn ingeleid naar aanleiding van een dergelijk verslag.

Artikel 49

Kennisgeving van het voornemen om tijdens het visseizoen 2009/2010 aan de visserij op krielgarnaal deel te nemen

  • 1. 
    Uitsluitend de lidstaten die lid zijn van de CCAMLR mogen tijdens het visseizoen 2009/2010 in het CCAMLR-verdragsgebied op krielgarnaal vissen. In afwijking van artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004 stellen lidstaten die van plan zijn om in het CCAMLR-verdragsgebied op krielgarnaal te vissen, het CCAMLR-secretariaat en de Commissie daarvan in kennis uiterlijk op 1 juni 2009, onmiddellijk voorafgaand aan het seizoen waarin zij op die soort willen vissen; zij maken daartoe gebruik van het in bijlage XII van de onderhavige verordening vastgestelde formulier, zodat de CCAMLR een passende evaluatie kan uitvoeren voordat de vaartuigen beginnen te vissen, alsmede van het in bijlage XIII van de onderhavige verordening opgenomen formulier betreffende de vorm van de netten.
  • 2. 
    De in lid 1 vermelde kennisgeving omvat de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde informatie voor elk vaartuig dat van de lidstaat toestemming krijgt om aan de visserij op krielgarnaal deel te nemen.
  • 3. 
    De lidstaten die van plan zijn om in het CCAMLR-verdragsgebied op krielgarnaal te vissen, geven alleen kennis van vaartuigen die ten tijde van de kennisgeving hun vlag voeren.
  • 4. 
    In afwijking van lid 3 mogen de lidstaten toestaan dat een ander vaartuig dan het overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 aan de CCAMLR gemelde vaartuig, deelneemt aan de visserij op krielgarnaal, op voorwaarde dat het eerder aangemelde vaartuig om legitieme operationele redenen of vanwege overmacht niet aan die visserij kan deelnemen. De betrokken lidstaten brengen in dat geval het CCAMLR-secretariaat en de Commissie onverwijld op de hoogte, met opgave van:
 

i)

alle bijzonderheden over het in lid 2 bedoelde vervangende vaartuig (of de vervangende vaartuigen);

 

ii)

een volledig overzicht van de redenen voor de vervanging, alsmede van alle relevante ondersteunende bewijsstukken of referenties.

  • 5. 
    In afwijking van de leden 3 en 4 staan de lidstaten niet toe dat een vaartuig dat voorkomt op een van de door de CCAMLR vastgestelde lijsten van IUU-vaartuigen, aan de visserij op krielgarnaal deelneemt.

Artikel 50

Voorzorgsvangstbeperkingen voor de visserij op krielgarnaal in bepaalde deelgebieden

  • 1. 
    De totale gecombineerde vangst van krielgarnaal in de statistische deelgebieden 48.1, 48.2, 48.3 en 48.4 is in elk visseizoen beperkt tot 3,47 miljoen ton. De totale vangst van krielgarnaal in statistisch deelgebied 58.4.2 is in elk visseizoen beperkt tot 2,645 miljoen ton.
  • 2. 
    Totdat er, op basis van het advies van het Wetenschappelijk Comité, een verdeling van deze totale vangstbeperking over kleinere beheerseenheden is vastgesteld, is de totale gecombineerde vangst in de statistische deelgebieden 48.1, 48.2, 48.3 en 48.4 in elk visseizoen beperkt tot 620 000 ton. De totale vangst in deelgebied 58.4.2 is in elk visseizoen beperkt tot 260 000 ton ten westen van 55o OL en 192 000 ton ten oosten van 55o OL.
  • 3. 
    Een visseizoen begint op 1 december en eindigt op 30 november van het daaropvolgende jaar.
  • 4. 
    Vaartuigen die deelnemen aan de visserij op krielgarnaal in deelgebied 58.4.2 hebben bij alle visserijactiviteiten in het visserijseizoen ten minste één wetenschappelijk waarnemer volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming aan boord, dan wel een nationale wetenschappelijk waarnemer die aan de vereisten van die regeling voldoet, en waar mogelijk één aanvullende wetenschappelijk waarnemer.

Artikel 51

Gegevensrapportageregeling voor de visserij op krielgarnaal

  • 1. 
    Vangsten van krielgarnaal worden gerapporteerd overeenkomstig de artikelen 11, 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 601/2004.
  • 2. 
    De visserij op krielgarnaal wordt beoefend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (46).
  • 3. 
    De vaartuigen voorzien hun trawlnetten van inrichtingen voor het weren van zeezoogdieren.
  • 4. 
    Wanneer de totale gemelde vangst in een visseizoen 80 % of meer bedraagt van de hoeveelheid van 620 000 ton in de deelgebieden 48.1, 48.2, 48.3 en 48.4, 260 000 ton ten westen van 55o OL en 192 000 ton ten oosten van 55o OL in deelgebied 58.4.2, worden de vangsten gerapporteerd overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 601/2004.
  • 5. 
    In het visseizoen volgende op het visseizoen waarin de totale vangst 80 % of meer bedraagt van de in lid 2 vastgestelde hoeveelheden, worden de vangsten overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 601/2004 gerapporteerd wanneer de totale vangst 50 % of meer van die hoeveelheden bedraagt.
  • 6. 
    De lidstaten delen het totale gewicht aan gevangen en verloren gegane onverwerkte krielgarnaal mee aan de secretaris van de CCAMLR, met afschrift aan de Commissie.
  • 7. 
    Aan het eind van elke visseizoen krijgen de lidstaten van al hun vaartuigen de gegevens per uitzetting die nodig zijn om het CCAMLR-formulier met gedetailleerde vangst- en visserijinspanningsgegevens in te vullen. Zij delen deze gegevens uiterlijk op 1 april van het volgende jaar aan de hand van het CCAMLR-trawlvisserijformulier C1 mee aan de secretaris van de CCAMLR en aan de Commissie.

Artikel 52

Tijdelijk verbod op diepzeevisserij met kieuwnetten

  • 1. 
    Voor de toepassing van dit artikel geldt de volgende definitie:

Kieuwnetten zijn reeksen van enkele, dubbele of driedubbele netwanden, staand, nabij het wateroppervlak, op een bepaalde diepte tussen het oppervlak en de bodem, of op de bodem, waarin vis gevangen, verstrikt of verward geraakt. Kieuwnetten beschikken over vlotters aan de bovenlijn (bovenpees) en, in het algemeen, over gewichten aan de grondlijn (grondpees). Kieuwnetten bestaan uit enkele of, minder gebruikelijk, dubbele of driedubbele netten (bekend als „schakelnetten”) die samen worden bevestigd aan hetzelfde touwkader. Verschillende types van netten kunnen in één vistuig worden gecombineerd (bijvoorbeeld een schakelnet gecombineerd met een kieuwnet). Deze netten kunnen individueel worden gebruikt of, hetgeen gebruikelijker is, in grote aantallen die in lijn worden geplaatst („vloten” van netten). Het vistuig kan worden bevestigd, aan de bodem worden verankerd (bekend als „geankerd kieuwnet”) of drijvend worden gelaten, vrijelijk of bevestigd aan het vaartuig (bekend als „drijfnet”).

  • 2. 
    Het gebruik van kieuwnetten in het CCAMLR-verdragsgebied voor andere doeleinden dan wetenschappelijk onderzoek is verboden totdat het Wetenschappelijk Comité verslag heeft uitgebracht over zijn onderzoek naar de mogelijke effecten van dit vistuig en de CCAMLR op basis van advies van het Wetenschappelijk Comité heeft besloten dat de vangstmethode in het CCAMLR-verdragsgebied mag worden toegepast.
  • 3. 
    Het voorstel voor het gebruik van kieuwnetten voor wetenschappelijk onderzoek in wateren met een diepte van meer dan 100 meter dient vooraf aan het Wetenschappelijk Comité te worden gemeld en door de CCAMLR te worden goedgekeurd voordat met het onderzoek mag worden begonnen.
  • 4. 
    Elk vaartuig dat door het CCAMLR-verdragsgebied wil varen met kieuwnetten aan boord, moet vooraf aan het CCAMLR-secretariaat kennis geven van zijn voornemen en daarbij de vermoedelijke tijdstippen van doorvaart door het CCAMLR-verdragsgebied opgeven. Elk vaartuig dat in het CCAMLR-verdragsgebied kieuwnetten aan boord heeft zonder dat vooraf te hebben gemeld, zal geacht worden een inbreuk op deze bepaling te plegen.

Artikel 53

Beperking tot een minimum van de incidentele sterfte van zeevogels

  • 1. 
    Onverminderd artikel 8 van Verordening (EG) nr. 601/2004 lossen vaartuigen die uitsluitend de Spaanse methode van de beugvisserij gebruiken, de gewichten voordat de lijn begint te spannen.
  • 2. 
    De volgende gewichten mogen worden gebruikt:
 

a)

traditionele gewichten uit steen of beton van ten minste 8,5 kg, met een tussenafstand van maximaal 40 m;

 

b)

traditionele gewichten uit steen of beton van ten minste 6 kg, met een tussenafstand van maximaal 20 m; of

 

c)

gewichten uit massief staal, niet gemaakt van kettingschakels, van ten minste 5 kg, met een tussenafstand van maximaal 40 m.

  • 3. 
    Vaartuigen die uitsluitend met een beug met een soepele lijn („trotline”) vissen, gebruiken alleen gewichten aan het uiteinde van de sneuen van de beug. De gewichten zijn traditionele gewichten van ten minste 6 kg of gewichten uit massief staal van ten minste 5 kg.
  • 4. 
    Vaartuigen die zowel volgens de in lid 1 bedoelde Spaanse methode, als met de in lid 3 bedoelde beug met soepele lijn vissen, gebruiken de volgende gewichten:
 

i)

voor de Spaanse methode: aan de lijn bevestigde gewichten overeenkomstig lid 1;

 

ii)

voor de beug met soepele lijn: aan de lijn bevestigde gewichten bestaande uit hetzij traditionele gewichten van 8,5 kg, hetzij gewichten uit massief staal van 5 kg die zijn vastgemaakt aan het uiteinde van de haaklijn van alle sneuen van de beug, met een tussenafstand van maximaal 80 m.

Artikel 54

Sluiting van de visserij

  • 1. 
    Na kennisgeving, door het CCAMLR-secretariaat, van de sluiting van een visserij, zien de lidstaten erop toe dat alle vaartuigen die onder hun vlag varen en vissen in het gebied, het beheersgebied, het deelgebied, de sector, het kleine onderzoeksvak (SSRU) of een andere beheerseenheid waarvoor het bericht van sluiting geldt, al hun vistuig vóór de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd uit het water halen.
  • 2. 
    Zodra het vaartuig een dergelijke kennisgeving ontvangt, mogen in de laatste 24 uur vóór de meegedeelde datum en tijd geen andere beugen meer worden uitgezet. Indien de kennisgeving minder dan 24 uur voor de sluitingsdatum en -tijd wordt toegezonden, mogen na ontvangst van de kennisgeving geen andere beugen worden uitgezet.
  • 3. 
    In geval van sluiting van de visserij vertrekken alle vaartuigen uit het visserijgebied zodra al het vistuig uit het water is gehaald.
  • 4. 
    Indien een vaartuig niet in staat is om al zijn vistuig vóór de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd uit het water te halen vanwege:
 

i)

de veiligheid van het vaartuig en de bemanning;

 

ii)

de beperkingen als gevolg van slechte weersomstandigheden;

 

iii)

zeeijsbedekking; of

 

iv)

de noodzaak om het milieu in de Antarctische wateren te beschermen,

stelt het de betrokken lidstaat in kennis van de situatie. De betrokken lidstaat brengt onverwijld het CCAMLR-secretariaat en de Commissie op de hoogte. Het vaartuig doet niettemin al het mogelijke om zijn vistuig zo spoedig mogelijk uit het water te halen.

  • 5. 
    Indien lid 4 van toepassing is, stellen de lidstaten een onderzoek in naar de activiteiten van het vaartuig en stellen zij uiterlijk tegen de volgende CCAMLR-vergadering het CCAMLR-secretariaat en de Commissie overeenkomstig hun interne procedures in kennis van hun bevindingen, met inbegrip van alle ter zake doende elementen. In het eindverslag wordt beoordeeld of het vaartuig binnen de grenzen van de redelijkheid al het mogelijke heeft gedaan om al zijn vistuig uit het water te halen:
 

i)

uiterlijk op de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd; en

 

ii)

zo spoedig mogelijk na de in lid 4 bedoelde kennisgeving.

  • 6. 
    Indien een vaartuig het gesloten gebied niet verlaat zodra al het vistuig uit het water is gehaald, dient de vlaggenlidstaat of het vaartuig het CCAMLR-secretariaat en de Commissie daarvan op de hoogte te brengen.

HOOFDSTUK X

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE IN HET SEAFO-VERDRAGSGEBIED VISSEN

AFDELING 1

Machtiging van vaartuigen

Artikel 55

Machtiging van vaartuigen

  • 1. 
    De lidstaten doen de Commissie uiterlijk 1 juni 2009, zo mogelijk langs elektronische weg, de lijst toekomen van vaartuigen die in het SEAFO-verdragsgebied mogen vissen.
  • 2. 
    De eigenaars van de vaartuigen die zijn opgenomen in de lijst als bedoeld in lid 1 dienen burgers of rechtspersonen van de Gemeenschap te zijn.
  • 3. 
    Aan vissersvaartuigen mag slechts een machtiging worden verleend om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen als zij in staat zijn om aan de uit het SEAFO-verdrag voortvloeiende eisen en verplichtingen te voldoen en de instandhoudings- en beheersmaatregelen ervan na te leven.
  • 4. 
    Er wordt geen machtiging verleend aan vaartuigen die in het verleden IUU-visserijactiviteiten hebben verricht, tenzij de nieuwe eigenaars afdoende aantonen dat de vorige eigenaars en reders juridisch noch financieel enig belang in of controle over de vaartuigen hebben of dat hun vaartuigen, alle feiten in aanmerking genomen, zich niet met IUU-praktijken inlaten noch daarbij betrokken zijn.
  • 5. 
    De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:
 

a)

de naam van het vissersvaartuig, registratienummer, vroegere namen (indien bekend), en haven van registratie;

 

b)

de vorige vlag (indien van toepassing);

 

c)

de internationale radioroepnaam (IRCS) (indien van toepassing);

 

d)

de naam en het adres van de eigenaar of eigenaars;

 

e)

het type vaartuig;

 

f)

de lengte;

 

g)

de naam en het adres van de reder of reders (indien van toepassing);

 

h)

het brutotonnage; en

 

i)

het vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren.

  • 6. 
    De lidstaten stellen de Commissie na het opstellen van de initiële lijst van vaartuigen met een machtiging onverwijld in kennis van alle eventuele toevoegingen, schrappingen en/of wijzigingen.

Artikel 56

Verplichtingen voor vaartuigen met een machtiging

  • 1. 
    De vaartuigen met een machtiging leven alle relevante instandhoudings- en beheersmaatregelen van de SEAFO na.
  • 2. 
    De vaartuigen met een machtiging hebben een geldig registratiebewijs en een geldige vergunning om te vissen en/of over te laden aan boord.

Artikel 57

Vaartuigen zonder machtiging

  • 1. 
    De lidstaten doen het nodige om te verhinderen dat vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vaartuigen met een machtiging voorkomen, vissen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen en dergelijke soorten aan boord hebben, overladen of aanvoeren.
  • 2. 
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle feitelijke informatie waaruit blijkt dat er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vaartuigen met een machtiging voorkomen, in het SEAFO-verdragsgebied betrokken zijn bij de visserij op en/of het overladen van soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen.
  • 3. 
    De lidstaten doen het nodige opdat de eigenaars van vaartuigen die op de SEAFO-lijst van vaartuigen met een machtiging voorkomen, niet direct of indirect betrokken zijn bij visserijactiviteiten door vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vaartuigen met een vergunning voorkomen.

AFDELING 2

Overlading

Artikel 58

Verbod op overlading op zee

Alle lidstaten verbieden vaartuigen die hun vlag voeren om soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen in het SEAFO-verdragsgebied op zee over te laden.

Artikel 59

Overlading in de haven

  • 1. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap die onder het SEAFO-verdrag vallende soorten vangen in het SEAFO-verdragsgebied, mogen alleen overladen in een haven van een verdragsluitende partij bij de SEAFO indien die verdragsluitende partij daartoe vooraf toestemming heeft gegeven. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen slechts overladen indien zij daartoe vooraf van de vlaggenlidstaat en de havenstaat toestemming hebben gekregen.
  • 2. 
    De lidstaten zien erop toe dat hun vaartuigen met een machtiging vooraf toestemming vragen om in een haven over te laden. De lidstaten zien tevens toe op de overeenstemming tussen de overgeladen hoeveelheden en de aangegeven vangst van elk vaartuig en schrijven voor dat overlading wordt gemeld.
  • 3. 
    De kapitein van een vaartuig van de Gemeenschap dat een hoeveelheid in het SEAFO-verdragsgebied gevangen en onder het SEAFO-verdrag vallende soorten overlaadt op een ander vaartuig, hierna het „ontvangende vaartuig” genoemd, meldt op het tijdstip van overlading aan de vlaggenstaat van het ontvangende vaartuig de betrokken soorten en hoeveelheden, de datum van overlading en de locatie van de vangsten en zendt aan zijn vlaggenlidstaat een SEAFO-aangifte van overlading naar het model in bijlage XIV, deel I.
  • 4. 
    De kapitein van het vaartuig van de Gemeenschap verstrekt minstens 24 uur van tevoren de volgende informatie aan de verdragsluitende partij bij de SEAFO in wiens haven de overlading zal plaatsvinden:
 

de naam van de overladende vaartuigen;

 

de naam van de ontvangende vaartuigen;

 

de over te laden hoeveelheid (in ton) van elke soort;

 

de datum en haven van overlading.

  • 5. 
    Uiterlijk 24 uur vóór het begin en aan het einde van een overlading in een haven van een verdragsluitende partij bij de SEAFO meldt de kapitein van het ontvangende, onder de vlag van een lidstaat varende vaartuig aan de bevoegde autoriteiten van de havenstaat de hoeveelheden onder het SEAFO-verdrag vallende soorten die zich aan boord van zijn vaartuig bevinden, en doet hij de SEAFO-aangifte van overlading binnen 24 uur aan de bovenbedoelde autoriteiten toekomen.
  • 6. 
    De kapitein van het ontvangende vaartuig van de Gemeenschap doet 48 uur vóór de aanlanding een SEAFO-aangifte van overlading toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de havenstaat waar de overlading zal plaatsvinden.
  • 7. 
    De lidstaten doen het nodige om de juistheid van de ontvangen informatie te controleren en werken met de vlaggenstaat samen om zich ervan te vergewissen dat de aangevoerde hoeveelheden overeenkomen met de door elk vaartuig aangegeven vangsten.
  • 8. 
    De lidstaten met vaartuigen die een vergunning hebben om in het SEAFO-verdragsgebied op onder het SEAFO-verdrag vallende soorten te vissen, verstrekken de Commissie uiterlijk op 1 juni 2009 uitvoerige gegevens over overladingen door vaartuigen die hun vlag voeren.

AFDELING 3

Instandhoudingsmaatregelen voor het beheer van kwetsbare diepzeehabitats en -ecosystemen

Artikel 60

Gesloten gebieden

Alle visserijactiviteiten betreffende soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen door vaartuigen van de Gemeenschap zijn verboden in de hierna afgebakende gebieden:

 

a)

deelsector A1

 

i)

Dampier Seamount

 

10o00'ZB 02o00'WL

10o00'ZB 00o00'OL

12o00'ZB 02o00'WL

12o00'ZB 00o00'OL;

 

ii)

Malahit Guyot Seamount

 

11o00'ZB 02o00'WL

11o00'ZB 04o00'WL

13o00'ZB 02o00'WL

13o00'ZB 04o00'WL;

 

b)

deelsector B1

Molloy Seamount

 

27o00'ZB 08o00'OL

27o00'ZB 10o00'OL

29o00'ZB 08o00'OL

29o00'ZB 10o00'OL;

 

c)

sector C

 

i)

Schmidt-Ott Seamount & Erica Seamount

 

37o00'ZB 13o00OL

37o00'ZB 17o00'OL

40o00'ZB 13o00OL

40o00'ZB 17o00'OL;

 

ii)

Africana seamount

 

37o00'ZB 28o00OL

37o00'ZB 30o00OL

38o00'ZB 28o00OL

38o00'ZB 30o00OL;

 

iii)

Panzarini Seamount

 

39o00'ZB 11o00'OL

39o00'ZB 13o00'OL

41o00'ZB 11o00'OL

41o00'ZB 13o00'OL;

 

d)

deelsector C1

 

i)

Vema Seamount

 

31o00'ZB 08o00'OL

31o00'ZB 09o00'OL

32o00'ZB 08o00'OL

32o00'ZB 09o00'OL;

 

ii)

Wust Seamount

 

33o00'ZB 06o00'OL

33o00'ZB 08o00'OL

34o00'ZB 06o00'OL

34o00'ZB 08o00'OL;

 

e)

sector D

 

i)

Discovery, Junoy, Shannon Seamounts

 

41o00'ZB 06o00'WL

41o00'ZB 03o00'OL

44o00'ZB 06o00'WL

44o00'ZB 03o00'OL;

 

ii)

Schwabenland & Herdman Seamounts

 

44o00'ZB 01o00'WL

44o00'ZB 02o00'OL

47o00'ZB 01o00'WL

47o00'ZB 02o00'OL.

Artikel 61

Hervatting van de visserij in een gesloten gebied

  • 1. 
    De visserij in de in artikel 60 bedoelde gebieden wordt niet hervat totdat de vlaggenstaat de in het gebied gelegen kwetsbare mariene ecosystemen heeft aangeduid en in kaart heeft gebracht, met inbegrip van zeebergen, hydrothermale bronnen en koudwaterkoralen, en een effectbeoordeling heeft gemaakt van de hervatting van de visserij in dergelijke kwetsbare mariene ecosystemen.
  • 2. 
    De resultaten van de aanduiding, het in kaart brengen en de effectbeoordeling overeenkomstig lid 1 worden door de vlaggenstaat aan de Commissie toegezonden om te worden doorgezonden naar de jaarlijkse vergadering van het Wetenschappelijk Comité van de SEAFO.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen visserijonderzoeksplannen indienen bij de Commissie om het effect van de visserij op de duurzaamheid van de visbestanden en op kwetsbare mariene habitats te beoordelen.

AFDELING 4

Maatregelen ter beperking van de incidentele bijvangsten van zeevogels

Artikel 62

Informatie over interactie met zeevogels

De lidstaten verzamelen alle beschikbare informatie over de interactie met zeevogels, onder andere incidentele vangsten bij de visserij door hun vaartuigen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen, en delen die informatie uiterlijk 1 juni 2009 aan de Commissie mee.

Artikel 63

Risicobeperkende maatregelen

  • 1. 
    Alle vaartuigen van de Gemeenschap die ten zuiden van 30o zuiderbreedte vissen, dienen vogelverschrikkerlijnen („tori lines”, bevestigd aan toripalen, „tori poles”) aan boord te hebben en te gebruiken:
 

a)

de vogelverschrikkerlijnen zijn ontworpen en worden uitgezet overeenkomstig de richtsnoeren van bijlage XIV, deel II;

 

b)

de vogelverschrikkerlijnen worden ten zuiden van 30o zuiderbreedte te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet;

 

c)

waar mogelijk moeten vaartuigen een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn;

 

d)

alle vaartuigen dienen gebruiksklare reserve-vogelverschrikkerlijnen aan boord te hebben.

  • 2. 
    De beuglijnen mogen alleen 's nachts worden uitgezet (d.w.z. tijdens de duisternis tussen de uren van nautische schemering (47)). Bij de nachtelijke beugvisserij mogen slechts de scheepslichten worden gebruikt die uit een oogpunt van veiligheid noodzakelijk zijn.
  • 3. 
    Tijdens het uitzetten van vistuig is het overboord gooien van afval verboden. Het overboord gooien van afval tijdens het ophalen van vistuig moet worden vermeden. Zo mogelijk wordt afval geloosd aan de andere kant dan die waar het vistuig wordt opgehaald. Op vaartuigen die niet onderworpen zijn aan een verplichting om afval aan boord te houden, wordt een systeem toegepast om vishaken uit afval en vissenkoppen te verwijderen voordat deze overboord worden gegooid. Vóór het uitzetten worden de netten schoongemaakt en wordt alles wat zeevogels kan aantrekken, verwijderd.
  • 4. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap passen methoden voor het uitzetten en ophalen van vistuig toe waarbij de tijd dat het net met slappe mazen op het wateroppervlak ligt, tot een minimum wordt beperkt. Voor zover mogelijk worden de netten niet onderhouden terwijl ze in het water liggen.
  • 5. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap worden aangemoedigd vistuigconfiguraties te ontwikkelen die de kans minimaliseren dat vogels in aanraking komen met het netdeel waarvoor zij het meest kwetsbaar zijn. Daarbij kan worden gedacht aan het verzwaren van het net of het verminderen van het drijfvermogen zodat het sneller zinkt, of het aanbrengen van gekleurde wimpels of andere voorzieningen aan bepaalde delen van het net waar de maaswijdten een bijzonder risico voor vogels vormen.
  • 6. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap die niet zijn uitgerust met een afvalverwerkingsinstallatie, die over onvoldoende capaciteit beschikken om afval aan boord te houden of die geen afval kunnen lozen aan de andere kant dan die waar het vistuig wordt opgehaald, krijgen geen vergunning om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen.
  • 7. 
    Alles moet in het werk worden gesteld om bij de visserij levend gevangen vogels levend te bevrijden en, wanneer dat mogelijk is, de haken te verwijderen zonder het leven van de betrokken vogels in gevaar te brengen.

AFDELING 5

Technische maatregelen

Artikel 64

Maatregelen ter bescherming van diepzeehaaien

De gerichte visserij op diepzeehaaien in het SEAFO-verdragsgebied is verboden.

AFDELING 6

Controle

Artikel 65

Bijzondere bepalingen voor zwarte Patagonische ijsheek (Dissostichus eleginoides)

  • 1. 
    De kapitein van een vaartuig dat gemachtigd is om in het SEAFO-verdragsgebied op zwarte Patagonische ijsheek te vissen overeenkomstig artikel 55, zendt de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en het SEAFO-secretariaat elektronisch een vangstaangifte waarin melding wordt gemaakt van de met zijn vaartuig gevangen hoeveelheden zwarte Patagonische ijsheek, ook indien niets is gevangen. Deze aangifte wordt gedurende de visreis iedere vijf dagen verzonden. Elke lidstaat zendt die informatie onverwijld naar de Commissie door.
  • 2. 
    Lidstaten met vaartuigen die gemachtigd zijn om in het SEAFO-verdragsgebied op zwarte Patagonische ijsheek te vissen, verstrekken uiterlijk op 30 juni 2009 gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens aan de Commissie en aan het SEAFO-secretariaat.

Artikel 66

Bijzondere bepalingen voor rode diepzeekrabben (Chaceon spp.)

  • 1. 
    De kapitein van een vaartuig dat gemachtigd is om in het SEAFO-verdragsgebied op rode diepzeekrabben te vissen overeenkomstig artikel 55, zendt de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en het SEAFO-secretariaat elektronisch een vangstaangifte waarin melding wordt gemaakt van de met zijn vaartuig gevangen hoeveelheden rode diepzeekrabben, ook indien niets is gevangen. Deze aangifte wordt gedurende de visreis iedere vijf dagen verzonden. Elke lidstaat zendt die informatie onverwijld naar de Commissie door.
  • 2. 
    Lidstaten met vaartuigen die gemachtigd zijn om in het SEAFO-verdragsgebied op rode diepzeekrabben te vissen, verstrekken uiterlijk op 30 juni 2009 gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens aan de Commissie en aan het SEAFO-secretariaat.

Artikel 67

Bijzondere bepalingen voor Beryciden (Beryx spp.)

  • 1. 
    De kapitein van een vaartuig dat gemachtigd is om in het SEAFO-verdragsgebied op Beryciden te vissen overeenkomstig artikel 55, zendt de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en het SEAFO-secretariaat elektronisch een vangstaangifte waarin melding wordt gemaakt van de met zijn vaartuig gevangen hoeveelheden Beryciden, ook indien niets is gevangen. Deze aangifte wordt gedurende de visreis iedere vijf dagen verzonden. Elke lidstaat zendt die informatie onverwijld naar de Commissie door.
  • 2. 
    Lidstaten met vaartuigen die gemachtigd zijn om in het SEAFO-verdragsgebied op Beryciden te vissen, verstrekken uiterlijk op 30 juni 2009 gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens aan de Commissie en aan het SEAFO-secretariaat.

Artikel 68

Bijzondere bepalingen voor Atlantische slijmkop (orange roughy — Hoplostethus atlanticus)

  • 1. 
    De kapitein van een vaartuig dat gemachtigd is om in het SEAFO-verdragsgebied op Atlantische slijmkop te vissen overeenkomstig artikel 55, zendt de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en het SEAFO-secretariaat elektronisch een vangstaangifte waarin melding wordt gemaakt van de met zijn vaartuig gevangen hoeveelheden Atlantische slijmkop, ook indien niets is gevangen. Deze aangifte wordt gedurende de visreis iedere vijf dagen verzonden. Elke lidstaat zendt die informatie onverwijld naar de Commissie door.
  • 2. 
    Lidstaten met vaartuigen die gemachtigd zijn om in het SEAFO-verdragsgebied op Atlantische slijmkop te vissen, verstrekken uiterlijk op 30 juni 2009 gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens aan de Commissie en aan het SEAFO-secretariaat.

Artikel 69

Mededeling van vaartuigbewegingen en vangsten

  • 1. 
    Vissersvaartuigen en onderzoeksvaartuigen met een machtiging om in het SEAFO-verdragsgebied vissen, zenden via het VMS of andere geschikte middelen berichten over het binnenvaren, de vangst en het buitenvaren („entry”-, „catch”- en „exit”-berichten) aan de autoriteiten van de vlaggenlidstaat en, indien de vlaggenlidstaat dat voorschrijft, aan de uitvoerend secretaris van SEAFO.
  • 2. 
    Het bericht van binnenvaren wordt niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur voor het binnenvaren van het SEAFO-verdragsgebied meegedeeld en omvat de dag en het uur van binnenvaren, de geografische positie van het vaartuig en de hoeveelheid van elke soort (FAO-drielettercode) aan boord gehouden vis in kilogram levend gewicht.
  • 3. 
    De vangstaangifte wordt voor elke soort (FAO-drielettercode) in kg levend gewicht op het einde van elke kalendermaand verzonden.
  • 4. 
    Het bericht van buitenvaren wordt niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur vóór het verlaten van het SEAFO-verdragsgebied meegedeeld. Het omvat de dag en het uur van het verlaten, de geografische positie van het vaartuig, het aantal dagen dat is gevist en de in het SEAFO-verdragsgebied vanaf het begin van de visserijactiviteiten of sedert de laatste vangstaangifte gevangen hoeveelheden per soort (FAO-drielettercode) in kilogram levend gewicht.

Artikel 70

Wetenschappelijke waarneming en verzameling van gegevens ten behoeve van de evaluatie van de bestanden

  • 1. 
    Elke lidstaat ziet erop toe dat al zijn vissersvaartuigen die in het verdragsgebied gericht vissen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen, gekwalificeerde wetenschappelijk waarnemers aan boord hebben.
  • 2. 
    Elke lidstaat schrijft voor dat de gegevens die worden verzameld door de waarnemers op elk vaartuig dat zijn vlag voert, binnen 30 dagen na het verlaten van het SEAFO-verdragsgebied worden meegedeeld. De gegevens worden meegedeeld in het formaat dat door het Wetenschappelijk Comité van de SEAFO wordt vastgesteld. De lidstaat doet zo spoedig mogelijk een kopie van de gegevens aan de Commissie toekomen, waarbij de vertrouwelijkheid van niet-geaggregeerde gegevens moet worden bewaard. De lidstaat mag een kopie van de gegevens eveneens bezorgen aan de uitvoerend secretaris van SEAFO.
  • 3. 
    De in dit artikel bedoelde gegevens worden, zoveel als maar mogelijk is, vóór 30 juni 2009 door aangewezen waarnemers verzameld en geverifieerd.

Artikel 71

Waarnemingen van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

  • 1. 
    Vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, verstrekken hun vlaggenlidstaat informatie over alle visserijactiviteiten die in het SEAFO-verdragsgebied worden verricht door vaartuigen die de vlag voeren van een niet-verdragsluitende partij. Deze informatie omvat onder andere:
 

a)

de naam van het vaartuig;

 

b)

het registratienummer van het vaartuig;

 

c)

de vlaggenstaat van het vaartuig;

 

d)

alle andere relevante informatie betreffende het waargenomen vaartuig.

  • 2. 
    De lidstaten verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie zo snel mogelijk aan de Commissie. De Commissie zendt deze gegevens onverwijld ter informatie door aan de secretaris van de SEAFO.

AFDELING 7

Bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen

Artikel 72

Definities

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

 

1)

„bodemvisserijactiviteiten”: visserijactiviteiten waarbij het vistuig tijdens normale visserijactiviteiten wellicht in contact komt met de zeebodem;

 

2)

„bestaande bodemvisserijgebieden”: gebieden waarin volgens VMS-gegevens en/of andere beschikbare geografische referentiegegevens bodemvisserijactiviteiten zijn uitgeoefend gedurende de referentieperiode van 1987 tot en met 2007;

 

3)

„nieuwe bodemvisserijgebieden”: gebieden binnen het gereglementeerde gebied van de SEAFO die geen bestaand bodemvisserijgebied zijn;

 

4)

„experimentele visserij”: visserij in nieuwe bodemvisserijgebieden;

 

5)

„marien ecosysteem”: een dynamisch complex van levensgemeenschappen van planten, dieren en micro-organismen en hun niet-levende omgeving die met hun wisselwerkingen een functionele eenheid vormen;

 

6)

„kwetsbaar marien ecosysteem” (Vulnerable Marine Ecosystem-VME): een marien ecosysteem waarvan de integriteit (d.w.z. de structuur of functie van het ecosysteem) volgens de beste beschikbare wetenschappelijke informatie en het voorzorgsbeginsel, bedreigd wordt door significante nadelige effecten als gevolg van fysiek contact met bodemvistuig tijdens normale visserijactiviteiten, zoals riffen, onderzeese bergen, warmwaterkraters, koudwaterkoralen en koudwatersponsriffen. De meest kwetsbare ecosystemen zijn die systemen die snel verstoord worden en die zeer langzaam of nooit meer herstellen;

 

7)

„significante nadelige effecten”: effecten (afzonderlijk, gecombineerd of cumulatief bezien) die de integriteit van een ecosysteem zodanig aantasten dat de getroffen bestanden zich niet kunnen vernieuwen en de natuurlijke productiviteit op lange termijn van habitats aangetast wordt, of dat er een significant verlies aan soortenrijkdom, habitats of typen gemeenschappen plaatsvindt dat niet alleen maar tijdelijk is;

 

8)

„bodemvistuig”: vistuig dat bij normale visserijactiviteiten gebruikt wordt en in contact komt met de zeebodem, zoals bodemtrawls, dreggen, geankerde kieuwnetten, grondbeugen, korven en vallen;

 

9)

„aantreffen van een VME”: het aantreffen door een vaartuig van VME-indicatororganismen in een vangst, per uitzetting, boven de drempel van 100 kg levend koraal en/of 1 000 kg levende sponzen;

 

10)

„VME-indicatororganismen”: koralen en sponzen;

 

11)

„koraalindicatorsoorten”: Antipatharia, Gorgonacea, velden van kokeranemonen, Lophelia of velden van zeeveren.

Artikel 73

Identificatie van bodemvisserijgebieden

Lidstaten met vaartuigen die in de periode 1987-2007 in het SEAFO-verdragsgebied bodemvisserijactiviteiten hebben uitgeoefend, dienen uiterlijk op 1 april 2009 bij de Commissie volledige kaarten van bestaande bodemvisserijgebieden in. De Commissie zendt deze kaarten onverwijld toe aan de secretaris van de SEAFO. De kaarten zijn gebaseerd op VMS-gegevens en/of andere beschikbare georeferentiegegevens, en hebben een zo nauwkeurig mogelijke ruimtelijke en temporele resolutie.

Artikel 74

Bodemvisserijactiviteiten in nieuwe bodemvisserijgebieden

  • 1. 
    Vanaf 1 november 2009 worden alle experimentele visserijactiviteiten of visserijactiviteiten met bodemvistuig dat voorheen niet in het betrokken bestaande visserijgebied werd gebruikt, uitgeoefend overeenkomstig de voorwaarden van een protocol voor experimentele bodemvisserij.
  • 2. 
    Elke betrokken lidstaat stelt een protocol voor experimentele bodemvisserij als bedoeld in lid 1 op, dat de volgende elementen omvat:
 

a)

een bevissingsplan dat doelsoorten, data en gebieden omschrijft. Aan de hand van gebieds- en inspanningsbeperkingen kan ervoor worden gezorgd dat de visserijactiviteiten geleidelijk in een beperkt geografisch gebied worden verricht;

 

b)

indien mogelijk, een initiële evaluatie van de gekende en verwachte effecten van zijn bodemvisserijactiviteiten op kwetsbare mariene ecosystemen;

 

c)

een risicobeperkingsplan met maatregelen ter voorkoming van significante negatieve effecten op kwetsbare mariene ecosystemen die zich tijdens de visserij kunnen voordoen;

 

d)

een vangstmonitoringsplan dat voorziet in de registratie en melding van alle gevangen soorten. De registratie en melding van vangsten moet voldoende gedetailleerd zijn om indien nodig een evaluatie van de activiteit te kunnen verrichten;

 

e)

een plan voor het verzamelen van gegevens, teneinde de identificatie van kwetsbare mariene ecosystemen/soorten in het beviste gebied te faciliteren.

  • 3. 
    Met ingang van de in lid 1 vermelde datum mogen experimentele visserijactiviteiten of visserijactiviteiten met bodemvistuig dat voorheen in het betrokken bestaande visserijgebied niet werd gebruikt pas worden aangevangen nadat de in lid 2 bedoelde informatie door de lidstaten via de Commissie aan de secretaris van de SEAFO is toegezonden.
  • 4. 
    De lidstaten zenden een verslag over de resultaten van de bodemvisserijactiviteiten via de Commissie aan de secretaris van de SEAFO toe.

Artikel 75

Evaluatie van bodemvisserijactiviteiten in nieuwe en bestaande gebieden

  • 1. 
    Lidstaten waarvan de vaartuigen in het SEAFO-verdragsgebied bodemvisserijactiviteiten uitoefenen of willen uitoefenen, verrichten een evaluatie van de gekende en verwachte effecten van die activiteiten op kwetsbare mariene ecosystemen. Die evaluatie strekt ertoe te bepalen of die activiteiten, rekening houdend met de voorgeschiedenis van bodemvisserijactiviteiten in het SEAFO-verdragsgebied, significante nadelige effecten zouden hebben op kwetsbare mariene ecosystemen.
  • 2. 
    Voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde effectbeoordeling baseren de lidstaten zich op de beste beschikbare wetenschappelijke en technische informatie over de locatie van kwetsbare mariene ecosystemen in de gebieden waar hun vissersvaartuigen voornemens zijn te vissen. Deze informatie bevat, voor zover deze voorhanden zijn, wetenschappelijke gegevens op basis waarvan de vermoedelijke aanwezigheid van dergelijke ecosystemen kan worden ingeschat.
  • 3. 
    De lidstaten zenden de in de leden 1 en 2 bedoelde evaluatie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september 2009 toe aan de Commissie en aan het SEAFO-secretariaat. Samen met de evaluatie wordt ook een omschrijving toegezonden van de risicobeperkende maatregelen ter voorkoming van significante nadelige effecten op kwetsbare mariene ecosystemen, die worden uitgevoerd in overeenstemming met richtsnoeren van het Wetenschappelijk Comité van SEAFO, indien voorhanden.

Artikel 76

Wetenschappelijk waarnemers

  • 1. 
    Naast de vereisten van artikel 70, zorgen de lidstaten ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren en die overeenkomstig artikel 74 experimentele visserij verrichten, een wetenschappelijk waarnemer aan boord hebben. De waarnemers verzamelen gegevens overeenkomstig een protocol voor gegevensverzameling inzake kwetsbare mariene ecosystemen.
  • 2. 
    De waarnemers die gegevens verzamelen overeenkomstig het in lid 1 bedoelde protocol voor gegevensverzameling inzake kwetsbare mariene ecosystemen
 

a)

controleren bij elke uitzetting op aanwijzingen voor kwetsbare mariene ecosystemen en op de aanwezigheid van kwetsbare mariene soorten;

 

b)

registreren de volgende informatie met het oog op de identificatie van kwetsbare mariene ecosystemen: naam van het vaartuig, soort vistuig, datum, positie (breedtegraad/lengtegraad), diepte, soortcode, visreisnummer, uitzettingsnummer en naam van de waarnemer; deze gegevens worden op de gegevensstaten genoteerd;

 

c)

verzamelen representatieve biologische monsters van de volledige vangst. De biologische monsters worden verzameld en ingevroren op verzoek van de wetenschappelijke autoriteit van een vlaggenlidstaat of op verzoek van de Commissie.

 

d)

doen aan het einde van de visreis monsters toekomen aan de wetenschappelijke autoriteit van een vlaggenlidstaat.

Artikel 77

Aantreffen van kwetsbare mariene ecosystemen

  • 1. 
    Vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap voeren en die bodemvisserijactiviteiten uitoefenen in het SEAFO-verdragsgebied, dienen de volgende voorwaarden na te leven:
 

a)

wanneer er op basis van de beschikbare gegevens een vermoeden bestaat dat een kwetsbaar marien ecosysteem is aangetroffen, met name wanneer er significante hoeveelheden VME-indicatororganismen in de vangst aanwezig zijn, wordt de vangst van VME-indicatororganismen door de vaartuigen gekwantificeerd. De waarnemers die overeenkomstig artikel 74 zijn ingezet, identificeren koralen, sponzen en mogelijke andere VME-organismen tot op het laagst mogelijke taxonomische niveau, passen het in artikel 74, lid 2, omschreven protocol voor experimentele bodemvisserij toe en gebruiken de SEAFO-vangstbemonsteringsformulieren. De waarnemers zenden SEAFO-visreisverslagen aan de vlaggenlidstaten, die de informatie onverwijld via de Commissie doorzenden aan het SEAFO-secretariaat;

 

b)

wanneer ingevolge de overeenkomstig punt a) genomen maatregelen wordt bevestigd dat een kwetsbaar marien ecosysteem is aangetroffen, neemt de kapitein van het vaartuig de volgende maatregelen:

 

i)

hij rapporteert het incident aan de vlaggenlidstaat, die de informatie onverwijld aan de Commissie en de secretaris van de SEAFO doet toekomen. De Commissie verzoekt onverwijld de lidstaten alle communautaire vaartuigen waaraan vergunning is verleend om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen, te verwittigen,

 

ii)

hij stopt met vissen, haalt het vistuig in en vaart ten minste 2 zeemijlen ver weg van het eindpunt van de trek/uitzetting, in de richting die op grond van alle beschikbare gegevens het minste risico inhoudt dat opnieuw een kwetsbaar marien ecosysteem wordt aangetroffen. Iedere verdere trek of uitzetting geschiedt parallel aan de trek/uitzetting waarbij het kwetsbaar marien ecosysteem werd aangetroffen.

  • 2. 
    Wanneer wordt bevestigd dat in nieuwe visgebieden een kwetsbaar marien ecosysteem is aangetroffen, legt de Commissie, na kennisgeving door de secretaris van de SEAFO, een tijdelijke sluiting van het visgebied op, in een straal van 2 zeemijl rond de in lid 1, onder b), gerapporteerde positie. De gerapporteerde positie is verstrekt door het vaartuig, en is het eindpunt van de trek/uitzetting of een andere positie die volgens de aanwijzingen het dichtst is gelegen bij de exacte locatie waar het kwetsbaar marien ecosysteem is aangetroffen. Deze tijdelijke sluiting blijft gelden totdat het SEAFO-secretariaat ter kennis brengt dat het gebied opnieuw kan worden geopend.

HOOFDSTUK XI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE IN HET IOTC-VERDRAGSGEBIED VISSEN

Artikel 78

Vermindering van de bijvangst van zeevogels

  • 1. 
    De lidstaten verzamelen en verstrekken alle beschikbare informatie over de interactie met zeevogels, met inbegrip van incidentele vangsten door hun vaartuigen, aan de IOTC, en zenden een kopie daarvan toe aan de Commissie.
  • 2. 
    De lidstaten streven naar vermindering van het aantal zeevogels als bijvangst in alle vangstgebieden, seizoenen en visserijtakken, door gebruik te maken van doeltreffende risicobeperkende maatregelen.
  • 3. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap die ten zuiden van 30o zuiderbreedte vissen, dienen vogelverschrikkerlijnen („tori lines”, bevestigd aan toripalen, „tori poles”) aan boord te hebben en te gebruiken, en moeten daarbij aan de volgende technische bepalingen voldoen:
 

a)

de vogelverschrikkerlijnen zijn ontworpen en worden uitgezet overeenkomstig de door de IOTC goedgekeurde richtsnoeren;

 

b)

de vogelverschrikkerlijnen worden ten zuiden van 30o zuiderbreedte te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet;

 

c)

waar mogelijk moeten vaartuigen een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn;

 

d)

alle vaartuigen dienen gebruiksklare reserve-vogelverschrikkerlijnen aan boord te hebben.

  • 4. 
    Vissersvaartuigen van de Gemeenschap die met beuglijnen op zwaardvis vissen, het zogenaamde „Amerikaanse beuglijnsysteem” toepassen en met een lijnwerper zijn uitgerust, zijn vrijgesteld van het vereiste in lid 3.

Artikel 79

Beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die op tropische tonijn vissen

  • 1. 
    Het aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat in het IOTC-verdragsgebied op tropische tonijn vist, en de overeenkomstige in brutotonnage (GT) uitgedrukte capaciteit, bedraagt maximaal:
 

Lidstaat

Maximum aantal vaartuigen

Capaciteit (GT)

Spanje

22

61 400

Frankrijk

21

31 467

Italië

1

2 137

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten hun aantal vaartuigen, per type vistuig, wijzigen, mits zij ten genoegen van de Commissie kunnen aantonen dat deze wijziging niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen er bij een voorgestelde overdracht van capaciteit naar hun vloot voor dat de over te dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere regionale tonijnvisserijorganisaties. Vaartuigen die op een lijst met IUU-vaartuigen van een regionale visserijbeheersorganisatie voorkomen, mogen niet worden overgedragen.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde vaartuigen van de Gemeenschap mogen in het IOTC-verdragsgebied tevens op zwaardvis en witte tonijn vissen.
  • 5. 
    Rekening houdend met de uitvoering van de bij de IOTC ingediende ontwikkelingsplannen, kunnen de in dit artikel bedoelde maxima van de visserijcapaciteit worden verhoogd binnen de in die ontwikkelingsplannen bepaalde grenzen.

Artikel 80

Beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die op zwaardvis en witte tonijn vissen

  • 1. 
    Het aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat in het IOTC-verdragsgebied op zwaardvis en witte tonijn vist, en de overeenkomstige GT-capaciteit, bedraagt maximaal:
 

Lidstaat

Maximum aantal vaartuigen

Capaciteit (GT)

Spanje

27

11 600

Frankrijk

25

1 940

Portugal

26

10 100

Verenigd Koninkrijk

4

1 400

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten hun aantal vaartuigen, per type vistuig, wijzigen, mits zij ten genoegen van de Commissie kunnen aantonen dat deze wijziging niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen er bij een voorgestelde overdracht van capaciteit naar hun vloot voor dat de over te dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere regionale tonijnvisserijorganisaties. Vaartuigen die op een lijst met IUU-vaartuigen van een regionale visserijbeheersorganisatie voorkomen, mogen niet worden overgedragen.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde vaartuigen van de Gemeenschap mogen in het IOTC-verdragsgebied tevens op tropische tonijn vissen.
  • 5. 
    Rekening houdend met de uitvoering van de bij de IOTC ingediende ontwikkelingsplannen, kunnen de in dit artikel bedoelde maxima van de visserijcapaciteit worden verhoogd binnen de in die ontwikkelingsplannen bepaalde grenzen.

HOOFDSTUK XII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE IN HET SPFO-VERDRAGSGEBIED VISSEN

Artikel 81

Pelagische visserij — Capaciteitsbeperking

  • 1. 
    De lidstaten die in 2008 actief visserijactiviteiten uitoefenden, beperken de totale GT van de vaartuigen die hun vlag voeren en die op pelagische bestanden vissen in 2009 tot het niveau van 63 000 GT in het SFPO-verdragsgebied, en wel zodanig dat de duurzame exploitatie van de pelagische visbestanden in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan is gewaarborgd.
  • 2. 
    De lidstaten met een geschiedenis op het gebied van de pelagische visserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan, maar die die visserijactiviteiten in 2008 niet hebben uitgeoefend, mogen in 2009 wel aan die visserij deelnemen, mits zij hun visserijinspanning vrijwillig beperken.
  • 3. 
    De lidstaten stellen de Commissie maandelijks in kennis van de naam en de kenmerken, met inbegrip van de brutotonnage, van hun vaartuigen die betrokken zijn bij de visserij in het SPFO-verdragsgebied.
  • 4. 
    De lidstaten stellen de Commissie maandelijks in kennis van de daadwerkelijke aanwezigheid van hun vaartuigen in het SPFO-verdragsgebied in 2009. Die kennisgeving geschiedt aan de hand van VMS-gegevens plus vangstaangiften, en indien voorhanden, gegevens over aanloophavens.
  • 5. 
    De lidstaten leggen eventuele evaluaties van de bestanden en onderzoek naar pelagische bestanden in het SPFO-verdragsgebied ter beoordeling over aan de wetenschappelijke interim-werkgroep van de SPFO en bevorderen de actieve deelname van hun deskundigen aan de wetenschappelijke werkzaamheden van de SPFO op het gebied van pelagische soorten.
  • 6. 
    De lidstaten zorgen er zoveel mogelijk voor dat er voldoende waarnemers de vaartuigen die hun vlag voeren, observeren om de pelagische visserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan in het oog te kunnen houden en om relevante wetenschappelijke informatie te verzamelen.

Artikel 82

Bodemvisserij

  • 1. 
    De lidstaten beperken de bodemvisserijinspanning of de uit die visserij voortkomende vangsten in het SPFO-gebied tot het gemiddelde van de jaarlijkse hoeveelheden in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006, wat betreft het aantal vaartuigen, en wat betreft andere parameters die een maatstaf zijn voor de vangsthoeveelheid, de visserijinspanning en de visserijcapaciteit.
  • 2. 
    De lidstaten breiden hun bodemvisserijactiviteiten niet uit tot nieuwe regio's binnen het SPFO-verdragsgebied, waar die visserij momenteel niet plaatsvindt.
  • 3. 
    De vaartuigen van de Gemeenschap stoppen bodemvisserijactiviteiten binnen vijf zeemijl van alle plaatsen in het SPFO-verdragsgebied waar bij visserijactiviteiten bewijzen van de aanwezigheid van kwetsbare mariene ecosystemen worden gevonden. De vaartuigen van de Gemeenschap moeten dergelijke vondsten, de plaats ervan en het soort gevonden ecosysteem melden aan de autoriteiten van hun vlaggenstaat, de Commissie en het interim-secretariaat van de SPFO, zodat ten aanzien van de betrokken plaats de juiste maatregelen kunnen worden getroffen.
  • 4. 
    De lidstaten stellen waarnemers aan voor elk vaartuig dat hun vlag voert en dat van plan is of voorstelt bodemtrawlactiviteiten te ondernemen in het SPFO-verdragsgebied, en zorgen ervoor dat de vaartuigen die hun vlag voeren en die in het SPFO-verdragsgebied andere bodemvisserijactiviteiten uitvoeren, voldoende door waarnemers in het oog worden gehouden.

Artikel 83

Verzameling en uitwisseling van gegevens

De lidstaten verzamelen, controleren en verstrekken gegevens overeenkomstig de procedures die zijn uiteengezet in de SPFO-normen voor de verzameling, rapportage, controle en uitwisseling van gegevens.

HOOFDSTUK XIII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE IN HET WCPFC-VERDRAGSGEBIED VISSEN

Artikel 84

Beperking van de visserijinspanning

De lidstaten zien erop toe dat de totale inspanning bij de visserij op grootoogtonijn, geelvintonijn, gestreepte tonijn en witte tonijn in het WCPFC-verdragsgebied wordt beperkt tot de visserijinspanning die in partnerschapsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en kuststaten in de regio is overeengekomen.

Artikel 85

Gesloten gebied voor visserij met visconcentratievoorzieningen (FAD's)

  • 1. 
    In het gedeelte van het WCPFC-gebied tussen 20oNB en 20oZB zijn visserijactiviteiten van ringzegenvaartuigen die gebruik maken van FAD's verboden tussen 1 augustus 2009, 00.00 uur en 30 september 2009, 24.00 uur. In dat tijdvak mogen ringzegenvaartuigen in dat gedeelte van het WCPFC-gebied alleen visserijactiviteiten verrichten indien zich aan boord een waarnemer bevindt die erop toeziet dat het vaartuig op geen enkel ogenblik:
 

een FAD of soortgelijk elektronisch apparaat gebruikt of in dienst heeft

 

met behulp van FAD's vist op scholen.

  • 2. 
    Alle ringzegenvaartuigen die in het in de eerste zin van lid 1 bedoelde gedeelte van het WCPFC-gebied vissen, houden alle grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn aan boord en landen deze aan of laden deze over.
  • 3. 
    Lid 2 geldt niet in de volgende gevallen:
 

tijdens de laatste trek van een visreis, indien onvoldoende ruimte is overgebleven om al deze vis op te slaan,

 

wanneer de vis om andere dan met de grootte verband houdende redenen niet geschikt is voor menselijke consumptie, of

 

wanneer zich een ernstige storing van de koelinstallatie voordoet.

Artikel 86

Beheersplannen voor het gebruik van visconcentratievoorzieningen (FAD's)

  • 1. 
    Lidstaten waarvan de vaartuigen gemachtigd zijn om in het WCPFC-verdragsgebied te vissen, stellen beheersplannen op voor het gebruik van verankerde of drijvende FAD's. Deze beheersplannen omvatten strategieën om de interactie met jonge grootoog- en geelvintonijn te beperken.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde beheersplannen worden uiterlijk op 15 oktober 2009 aan de Commissie overgelegd. Op basis van die beheersplannen dient de Commissie uiterlijk op 31 december 2009 een beheersplan van de Gemeenschap in bij het WCPFC-secretariaat.

Artikel 87

Maximum aantal vaartuigen dat op zwaardvis mag vissen

  • 1. 
    In de gebieden bezuiden 20o ZB van het WCPFC-verdragsgebied mogen niet meer dan 14 vaartuigen van de Gemeenschap vissen. De deelname van de Gemeenschap aan visserijactiviteiten aldaar wordt beperkt tot vaartuigen die de vlag van Spanje voeren.
  • 2. 
    De totale vangstbeperking voor zwaardvis in de in lid 1 bedoelde gebieden is 3 107 ton.

HOOFDSTUK XIV

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE IN HET ICCAT-VERDRAGSGEBIED VISSEN

Artikel 88

Vermindering van de bijvangst van zeevogels

  • 1. 
    De lidstaten verzamelen alle beschikbare informatie over de interactie met zeevogels, onder andere incidentele vangsten, bij de visserij door hun vaartuigen, en delen die informatie mee aan het ICCAT-secretariaat en de Commissie.
  • 2. 
    De lidstaten streven naar vermindering van het aantal zeevogels als bijvangst in alle vangstgebieden, seizoenen en visserijtakken, door gebruik te maken van doeltreffende risicobeperkende maatregelen.
  • 3. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap die ten zuiden van 20o zuiderbreedte vissen, dienen vogelverschrikkerlijnen („tori lines”, bevestigd aan toripalen, „tori poles”) aan boord te hebben en te gebruiken, en moeten daarbij aan de volgende technische bepalingen voldoen:
 

a)

de vogelverschrikkerlijnen zijn ontworpen en worden uitgezet overeenkomstig de door de ICCAT goedgekeurde richtsnoeren;

 

b)

de vogelverschrikkerlijnen worden ten zuiden van 20o zuiderbreedte te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet;

 

c)

waar mogelijk moeten vaartuigen een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn;

 

d)

alle vaartuigen dienen gebruiksklare reserve-vogelverschrikkerlijnen aan boord te hebben.

  • 4. 
    In afwijking van lid 3 mogen vaartuigen van de Gemeenschap die met beuglijnen op zwaardvis vissen, monofilamenten beugen gebruiken, op voorwaarde dat deze vaartuigen:
 

a)

hun beuglijnen uitzetten in de periode tussen de nautische schemering 's ochtends en de nautische schemering 's avonds, zoals vastgesteld in de nautische almanak voor de geografische positie waar wordt gevist;

 

b)

gebruik maken van wartels met een minimumgewicht van 60 g, die niet meer dan 3 m van de haak worden geplaatst om optimale zinksnelheden te verkrijgen.

Artikel 89

Vaststelling van een gesloten gebied/visseizoen voor de visserij op zwaardvis in de Middellandse Zee

Ter bescherming van de zwaardvissen, met name van kleine vissen, is het vissen op zwaardvis in de Middellandse Zee verboden van 1 oktober tot 30 november 2009.

Artikel 90

Minimummaat van Atlantische zwaardvis

Incidentele vangsten overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 520/2007 als ondermaats te beschouwen Atlantische zwaardvis worden toegestaan indien deze incidentele vangsten niet meer bedragen dan 15 %, uitgedrukt in aantal stuks per aanlanding, van de totale zwaarvisvangst van het betrokken vaartuig.

Artikel 91

Haaien

  • 1. 
    De lidstaten nemen passende maatregelen om de visserijsterfte bij het vissen op Noord-Atlantische makreelhaai te beperken.
  • 2. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap die bij het vissen in het kader van de door het ICCAT geregelde visserij grootoog-voshaaien (Alopias superciliosus) vangen, zetten deze onmiddellijk levend en ongedeerd terug wanneer de vangst langszij wordt gebracht om aan boord van het vaartuig te worden gehaald.

De incidentele vangsten en het levend terugzetten worden in het logboek geregistreerd.

Artikel 92

Gesloten visseizoen voor blauwvintonijn

  • 1. 
    In de periode van 1 juni tot en met 31 december geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij door grote pelagische beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.

In afwijking van de eerste alinea geldt van 1 februari tot en met 31 juli een verbod op de blauwvintonijnvisserij door genoemde vaartuigen in het gebied ten westen van 10o WL en ten noorden van 42o NB.

  • 2. 
    In de periode van 15 juni tot en met 15 april geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij met de ringzegen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.
  • 3. 
    Voor de periode van 15 oktober tot en met 15 juni geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij voor vaartuigen die met de hengel en met de sleeplijn vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan.
  • 4. 
    Voor de periode van 15 oktober tot en met 15 juni geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij voor pelagische trawlers in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan.
  • 5. 
    In de periode van 15 oktober tot en met 15 juni geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij voor de recreatie- en sportvisserij in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.

Artikel 93

Recreatie- en sportvisserij op blauwvintonijn

De lidstaten bestemmen, van de hen in bijlage ID toegewezen quota, een specifiek quotum aan blauwvintonijn voor de recreatie- en sportvisserij.

HOOFDSTUK XV

ILLEGALE, ONGEMELDE EN ONGEREGLEMENTEERDE VISSERIJ

Artikel 94

Noordelijke Atlantische Oceaan

Voor vaartuigen die in de noordelijke Atlantische Oceaan illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten uitoefenen, gelden de in bijlage XV vastgestelde maatregelen.

HOOFDSTUK XVI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN DE DIEPZEE VAN DE BERINGZEE

Artikel 95

Verbod op de visserij in de diepzee van de Beringzee

De visserij op Alaskapollak (Theragra chalcogramma) in de diepzee van de Beringzee is verboden.

HOOFDSTUK XVII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 96

Gegevensverstrekking

Wanneer de lidstaten op grond van artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens over de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie zenden, maken zij daartoe gebruik van de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 97

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Op TAC's voor het CCAMLR-verdragsgebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2009, is artikel 40 van toepassing met ingang van de datum waarop de betrokken TAC van toepassing is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 januari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

  • K. 
    SCHWARZENBERG
 

  • http://www.gfcm.org/gfcm/topic/16164
  • Deze uren staan voor alle breedtegraden en voor alle dagen in plaatselijke tijd vermeld in de zeevaartkundige almanak. Alle tijdstippen in verband met vaartuigactiviteiten of waarnemersmeldingen worden vermeld ten opzichte van GMT.
 

BIJLAGE I

VANGSTBEPERKINGEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP

Alle in deze bijlage vastgestelde vangstbeperkingen worden als quota beschouwd voor de toepassing van artikel 5 van deze verordening en vallen onder het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93, met name de artikelen 14 en 15.

Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In de onderstaande overzichtstabel staan naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de corresponderende gewone namen vermeld:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Ammodytes spp.

SAN

Zandspieringen

Anarhichas lupus

CAA

Zeewolf

Anarhichas spp.

CAT

Zeewolven

Aphanopus carbo

BSF

Zwarte haarstaartvis

Argentina silus

ARU

Grote zilversmelt

Beryx spp.

ALF

Bericyden

Boreogadus saida

POC

Arctische kabeljauw

Brosme brosme

USK

Torsk

Centrophorus squamosus

GUQ

Donkere doornhaai

Centroscymnus coelolepis

CYO

Portugese hondshaai

Cetorhinus maximus

BSK

Reuzenhaai

Chaenocephalus aceratus

SSI

Scotiazee-ijsvis

Champsocephalus gunnari

ANI

IJsvis

Channichthys rhinoceratus

LIC

Langsnuitijsvis

Chionoecetes spp.

PCR

Sneeuwkrabben

Clupea harengus

HER

Haring

Coryphaenoides rupestris

RNG

Grenadiervis

Dalatias licha

SCK

Zwarte haai

Deania calcea

DCA

Spitssnuitsnavelhaai

Dissostichus eleginoides

TOP

Zwarte Patagonische ijsheek

Engraulis encrasicolus

ANE

Ansjovis

Etmopterus princeps

ETR

Grote lantaarnhaai

Etmopterus pusillus

ETP

Gladde lantaarnhaai

Etmopterus spinax

ETX

Zwarte doornhaai

Euphausia superba

KRI

Krielgarnaal

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Galeorhinus galeus

GAG

Ruwe haai

Germo alalunga

ALB

Witte tonijn

Glyptocephalus cynoglossus

WIT

Witje

Gobionotothen gibberifrons

NOG

Bultenijsvis

Hippoglossoides platessoides

PLA

Amerikaanse schol

Hippoglossus hippoglossus

HAL

Heilbot

Hoplostethus atlanticus

ORY

Atlantische slijmkop

Illex illecebrosus

SQI

Kortvinnige pijlinktvis

Lamna nasus

POR

Haringhaai

Lampanyctus achirus

LAC

Lantaarnvis

Lepidonotothen squamifrons

NOS

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidorhombus spp.

LEZ

Schartongen

Limanda ferruginea

YEL

Geelstaartschar

Limanda limanda

DAB

Schar

Lophiidae

ANF

Zeeduivel

Macrourus berglax

RHG

Noordelijke grenadier

Macrourus spp.

GRV

Grenadiers

Makaira nigricans

BUM

Blauwe marlijn

Mallotus villosus

CAP

Lodde

Martialia hyadesi

SQS

Inktvis

Melanogrammus aeglefinus

HAD

Schelvis

Merlangius merlangus

WHG

Wijting

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Micromesistius poutassou

WHB

Blauwe wijting

Microstomus kitt

LEM

Tongschar

Molva dypterygia

BLI

Blauwe leng

Molva macrophthalmus

SLI

Middellandse-Zeeleng

Molva molva

LIN

Leng

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Notothenia rossii

NOR

Gemarmerde ijsvis

Pagellus bogaraveo

SBR

Zeebrasem

Pandalus borealis

PRA

Noordse garnaal

Paralomis spp.

PAI

Krabben

Penaeus spp.

PEN

Peneide garnalen

Phycis spp.

FOX

Gaffelkabeljauwen

Platichthys flesus

FLE

Bot

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Pleuronectiformes

FLX

Platvis

Pollachius pollachius

POL

Pollak

Pollachius virens

POK

Koolvis

Psetta maxima

TUR

Tarbot

Pseudochaenichthus georgianus

SGI

Georgia ijsvis

Radjiformes — Rajidae

SRX-RAJ

Roggen

Reinhardtius hippoglossoides

GHL

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Scomber scombrus

MAC

Makreel

Scophthalmus rhombus

BLL

Griet

Sebastes spp.

RED

Roodbaarzen

Solea solea

SOL

Tong

Solea spp.

SOX

Tongen

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

Squalus acanthias

DGS

Doornhaai

Tetrapturus alba

WHM

Witte marlijn

Thunnus alalunga

ALB

Witte tonijn

Thunnus albacares

YFT

Geelvintonijn

Thunnus maccoyii

SBF

Zuidelijke blauwvintonijn

Thunnus obesus

BET

Grootoogtonijn

Thunnus thynnus

BFT

Blauwvintonijn

Trachurus spp.

JAX

Horsmakreel

Trisopterus esmarki

NOP

Kever

Urophycis tenuis

HKW

Witte heek

Xiphias gladius

SWO

Zwaardvis

De onderstaande concordantietabel van gewone benamingen en wetenschappelijke benamingen wordt uitsluitend ter verduidelijking gegeven:

 

Amerikaanse schol

PLA

Hippoglossoides platessoides

Ansjovis

ANE

Engraulis encrasicolus

Arctische kabeljauw

POC

Boreogadus saida

Atlantische slijmkop

ORY

Hoplostethus atlanticus

Atlantische zalm

SAL

Salmo salar

Bericyden

ALF

Beryx spp.

Blauwe leng

BLI

Molva dypterygia

Blauwe marlijn

BUM

Makaira nigricans

Blauwe wijting

WHB

Micromesistius poutassou

Blauwvintonijn

BFT

Thunnus thynnus

Bot

FLX

Platichthys flesus

Bultenijsvis

NOG

Gobionotothen gibberifrons

Donkere doornhaai

GUQ

Centrophorus squamosus

Doornhaai

DGS

Squalus acanthias

Gaffelkabeljauwen

FOX

Phycis spp.

Geelstaartschar

YEL

Limanda ferruginea

Geelvintonijn

YFT

Thunnus albacares

Gemarmerde ijsvis

NOR

Notothenia rossii

Georgia ijsvis

SGI

Pseudochaenichthus georgianus

Gladde lantaarnhaai

ETP

Etmopterus pusillus

Grenadiers

GRV

Macrourus spp.

Grenadiervis

RNG

Coryphaenoides rupestris

Griet

BLL

Scophthalmus rhombus

Grijze zuidpoolkabeljauw

NOS

Lepidonotothen squamifrons

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

GHL

Reinhardtius hippoglossoides

Grootoogtonijn

BET

Thunnus obesus

Grote lantaarnhaai

ETR

Etmopterus princeps

Grote zilversmelt

ARU

Argentina silus

Haring

HER

Clupea harengus

Haringhaai

POR

Lamna nasus

Heek

HKE

Merluccius merluccius

Heilbot

HAL

Hippoglossus hippoglossus

Horsmakreel

JAX

Trachurus spp.

IJsvis

ANI

Champsocephalus gunnari

Inktvis

SQS

Martialia hyadesi

Kabeljauw

COD

Gadus morhua

Kever

NOP

Trisopterus esmarki

Koolvis

POK

Pollachius virens

Kortvinnige pijlinktvis

SQI

Illex illecebrosus

Krabben

PAI

Paralomis spp.

Krielgarnaal

KRI

Euphausia superba

Langoustine

NEP

Nephrops norvegicus

Langsnuitijsvis

LIC

Channichthys rhinoceratus

Lantaarnvis

LAC

Lampanyctus achirus

Leng

LIN

Molva molva

Lodde

CAP

Mallotus villosus

Makreel

MAC

Scomber scombrus

Middellandse-Zeeleng

SLI

Molva macrophthalmus

Noordelijke grenadier

RHG

Macrourus berglax

Noordse garnaal

PRA

Pandalus borealis

Peneide garnalen

PEN

Penaeus spp.

Platvis

FLX

Pleuronectiformes

Pollak

POL

Pollachius pollachius

Portugese hondshaai

CYO

Centroscymnus coelolepis

Reuzenhaai

BSK

Cetorhinus maximus

Roggen

SRX-RAJ

Radjiformes — Rajidae

Roodbaarzen

RED

Sebastes spp.

Ruwe haai

GAG

Galeorhinus galeus

Schar

DAB

Limanda limanda

Schartongen

LEZ

Lepidorhombus spp.

Schelvis

HAD

Melanogrammus aeglefinus

Schol

PLE

Pleuronectes platessa

Scotiazee-ijsvis

SSI

Chaenocephalus aceratus

Sneeuwkrabben

PCR

Chionoecetes spp.

Spitssnuitsnavelhaai

DCA

Deania calcea

Sprot

SPR

Sprattus sprattus

Tarbot

TUR

Psetta maxima

Tong

SOL

Solea solea

Tongen

SOX

Solea spp.

Tongschar

LEM

Microstomus kitt

Torsk

USK

Brosme brosme

Wijting

WHG

Merlangius merlangus

Witje

WIT

Glyptocephalus cynoglossus

Witte heek

HKW

Urophycis tenuis

Witte marlijn

WHM

Tetrapturus alba

Witte tonijn

ALB

Germo alalunga

Witte tonijn

ALB

Thunnus alalunga

Zandspieringen

SAN

Ammodytes spp.

Zeebrasem

SBR

Pagellus bogaraveo

Zeeduivel

ANF

Lophiidae

Zeewolf

CAA

Anarhichas lupus

Zeewolven

CAT

Anarhichas spp.

Zuidelijke blauwvintonijn

SBF

Thunnus maccoyii

Zwaardvis

SWO

Xiphias gladius

Zwarte doornhaai

ETX

Etmopterus spinax

Zwarte haai

SCK

Dalatias licha

Zwarte haarstaartvis

BSF

Aphanopus carbo

Zwarte Patagonische ijsheek

TOP

Dissostichus eleginoides

BIJLAGE IA

SKAGERRAK, KATTEGAT, ICES-zones I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV, EG-wateren van CECAF en wateren van Frans Guyana

 

Soort

:

Zandspiering

Ammodytidae

Gebied

:

EG-wateren van IIIa; EG-wateren van IIa en IV (1)

(SAN/2A3A4.)

Denemarken

167 436

 

Verenigd Koninkrijk

3 660

 

Duitsland

256

 

Zweden

6 148

 

EG

177 500

 

Noorwegen

20 000 (2)

 

Faeröer

2 500 (2)

 

TAC

200 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Grote zilversmelt

Argentina silus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I en II

(ARU/1/2.)

Duitsland

31

 

Frankrijk

10

 

Nederland

25

 

Verenigd Koninkrijk

50

 

EG

116

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Grote zilversmelt

Argentina silus

Gebied

:

EG-wateren van III en IV

(ARU/3/4.)

Denemarken

1 180

 

Duitsland

12

 

Frankrijk

8

 

Ierland

8

 

Nederland

55

 

Zweden

46

 

Verenigd Koninkrijk

21

 

EG

1 331

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Grote zilversmelt

Argentina silus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V, VI en VII

(ARU/567.)

Duitsland

405

 

Frankrijk

9

 

Ierland

375

 

Nederland

4 226

 

Verenigd Koninkrijk

297

 

EG

5 311

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I, II en XIV

(USK/1214EI.)

Duitsland

7 (3)

 

Frankrijk

7 (3)

 

Verenigd Koninkrijk

7 (3)

 

Andere

3 (3)

 

EG

24 (3)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

EG-wateren van III

(USK/03-C.)

Denemarken

14

 

Zweden

7

 

Duitsland

7

 

EG

28

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

EG-wateren van IV

(USK/04-C.)

Denemarken

62

 

Duitsland

19

 

Frankrijk

44

 

Zweden

6

 

Verenigd Koninkrijk

94

 

Andere

6 (4)

 

EG

231

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V, VI en VII

(USK/567EI.)

Duitsland

6

 

Spanje

21

 

Frankrijk

254

 

Ierland

25

 

Verenigd Koninkrijk

123

 

Andere

6 (5)

 

EG

435

 

Noorwegen (6)

3 350 (7)  (8)

 

TAC

3 785

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(USK/4AB-N.)

België

0

 

Denemarken

165

 

Duitsland

1

 

Frankrijk

0

 

Nederland

0

 

Verenigd Koninkrijk

4

 

EG

170

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (9)

Clupea harengus

Gebied

:

IIIa

(HER/03A.)

Denemarken

15 611

 

Duitsland

250

 

Zweden

16 329

 

EG

32 190

 

Faeröer

500 (10)

 

TAC

37 722

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (11)

Clupea harengus

Gebied

:

EG-wateren en Noorse wateren van ICES-zone IV benoorden 53o30'NB

(HER/04A.), (HER/04B.)

Denemarken

23 475

 

Duitsland

14 762

 

Frankrijk

10 072

 

Nederland

22 519

 

Zweden

1 740

 

Verenigd Koninkrijk

25 275

 

EG

97 843

 

Noorwegen

49 590 (12)

 

TAC

171 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren bezuiden

62oNB (HER/*04N-)

EG

50 000

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62oNB

(HER/04-N.)

Zweden

846 (13)

 

EG

846

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (14)

Clupea harengus

Gebied

:

Bijvangsten in IIIa

(HER/03A-BC.)

Denemarken

7 157

 

Duitsland

64

 

Zweden

1 152

 

EG

8 373

 

TAC

8 373

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (15)

Clupea harengus

Gebied

:

Bijvangsten in IV, VIId en in EG-wateren van IIa

(HER/2A47DX.)

België

79

 

Denemarken

15 303

 

Duitsland

79

 

Frankrijk

79

 

Nederland

79

 

Zweden

75

 

Verenigd Koninkrijk

291

 

EG

15 985

 

TAC

15 985

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (16)

Clupea harengus

Gebied

:

VIId; IVc (17)

(HER/4CXB7D.)

België

7 100 (18)

 

Denemarken

335 (18)

 

Duitsland

210 (18)

 

Frankrijk

5 462 (18)

 

Nederland

8 550 (18)

 

Verenigd Koninkrijk

1 910 (18)

 

EG

23 567

 

TAC

171 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN (19)

(HER/5B6ANB)

Duitsland

2 359

 

Frankrijk

446

 

Ierland

3 187

 

Nederland

2 359

 

Verenigd Koninkrijk

12 749

 

EG

21 100

 

Faeröer

660 (20)

 

TAC

21 760

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VIIbc; VIaS (21)

(HER/6AS7BC)

Ierland

8 467

 

Nederland

847

 

EG

9 314

 

TAC

9 314

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VI Clyde (22)

(HER/06ACL.)

Verenigd Koninkrijk

800

 

EG

800

 

TAC

800

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VIIa (23)

(HER/07A/MM.)

Ierland

1 250

 

Verenigd Koninkrijk

3 550

 

EG

4 800

 

TAC

4 800

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VIIe en VIIf

(HER/7EF.)

Frankrijk

500

 

Verenigd Koninkrijk

500

 

EG

1 000

 

TAC

1 000

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VIIg (24), VIIh (24), VIIj (24) en VIIk (24)

(HER/7G-K.)

Duitsland

66

 

Frankrijk

365

 

Ierland

5 115

 

Nederland

365

 

Verenigd Koninkrijk

7

 

EG

5 918

 

TAC

5 918

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Gebied

:

VIII

(ANE/08.)

Spanje

0

 

Frankrijk

0

 

EG

0

 

TAC

0

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Gebied

:

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(ANE/9/3411)

Spanje

3 826

 

Portugal

4 174

 

EG

8 000

 

TAC

8 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Skagerrak (25)

(COD/03AN.)

België

10

 

Denemarken

3 291

 

Duitsland

83

 

Nederland

21

 

Zweden

576

 

EG

3 981

 

TAC

4 114

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Kattegat (26)

(COD/03AS.)

Denemarken

312

 

Duitsland

6

 

Zweden

187

 

EG

505

 

TAC

505

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

IV; EG-wateren van IIa; het deel van IIIa dat niet bij het Skagerrak en het Kattegat hoort

(COD/2A3AX4)

België

851

 

Denemarken

4 889

 

Duitsland

3 100

 

Frankrijk

1 051

 

Nederland

2 762

 

Zweden

33

 

Verenigd Koninkrijk

11 216

 

EG

23 902

 

Noorwegen

4 896 (27)

 

TAC

28 798

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van de bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

Noorse wateren van IV

(COD/*04N-)

EG

20 775

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62o NB

(COD/04-N.)

Zweden

382 (28)

 

EG

382

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV

(COD/561214)

België

0

 

Duitsland

4

 

Frankrijk

48

 

Ierland

68

 

Verenigd Koninkrijk

182

 

EG

302

 

TAC

302

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van de bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

VIa; EG-wateren van Vb

(COD/*5BC6A)

België

0

Duitsland

4

Frankrijk

38

Ierland

54

Verenigd Koninkrijk

144

EG

240

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

VIIa

(COD/07A.)

België

12

 

Frankrijk

33

 

Ierland

592

 

Nederland

3

 

Verenigd Koninkrijk

259

 

EG

899

 

TAC

899

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

VIIb-c, VIIe-k, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(COD/7XAD34)

België

167

 

Frankrijk

2 735

 

Ierland

825

 

Nederland

1

 

Verenigd Koninkrijk

295

 

EG

4 023

 

TAC

4 023

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

VIId

(COD/07D.)

België

72

 

Frankrijk

1 409

 

Nederland

42

 

Verenigd Koninkrijk

155

 

EG

1 678

 

TAC

1 678

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haringhaai

Lamna nasus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

(POR/1-14CI)

Denemarken

23 (29)

 

Frankrijk

248 (29)

 

Duitsland

5 (29)

 

Ierland

6 (29)

 

Portugal

20 (29)

 

Spanje

131 (29)

 

Zweden

1 (29)

 

Verenigd Koninkrijk

2 (29)

 

EG

436 (29)

 

TAC

436 (29)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(LEZ/2AC4-C)

België

5

 

Denemarken

4

 

Duitsland

4

 

Frankrijk

26

 

Nederland

21

 

Verenigd Koninkrijk

1 537

 

EG

1 597

 

TAC

1 597

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(LEZ/561214)

Spanje

318

 

Frankrijk

1 240

 

Ierland

363

 

Verenigd Koninkrijk

878

 

EG

2 799

 

TAC

2 799

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

VII

(LEZ/07.)

België

494

 

Spanje

5 490

 

Frankrijk

6 663

 

Ierland

3 029

 

Verenigd Koninkrijk

2 624

 

EG

18 300

 

TAC

18 300

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(LEZ/8ABDE.)

Spanje

1 176

 

Frankrijk

949

 

EG

2 125

 

TAC

2 125

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(LEZ/8C3411)

Spanje

1 320

 

Frankrijk

66

 

Portugal

44

 

EG

1 430

 

TAC

1 430

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schar en bot

Limanda limanda en Platichthys flesus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(D/F/2AC4-C)

België

513

 

Denemarken

1 927

 

Duitsland

2 890

 

Frankrijk

200

 

Nederland

11 654

 

Zweden

6

 

Verenigd Koninkrijk

1 620

 

EG

18 810

 

TAC

18 810

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(ANF/2AC4-C)

België

401

 

Denemarken

884

 

Duitsland

432

 

Frankrijk

82

 

Nederland

303

 

Zweden

10

 

Verenigd Koninkrijk

9 233

 

EG

11 345

 

TAC

11 345

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(ANF/4AB-N.)

België

47

 

Denemarken

1 189

 

Duitsland

19

 

Nederland

17

 

Verenigd Koninkrijk

278

 

EG

1 550

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(ANF/561214)

België

200

 

Duitsland

228

 

Spanje

214

 

Frankrijk

2 462

 

Ierland

557

 

Nederland

193

 

Verenigd Koninkrijk

1 713

 

EG

5 567

 

TAC

5 567

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

VII

(ANF/07.)

België

2 595 (30)

 

Duitsland

289 (30)

 

Spanje

1 031 (30)

 

Frankrijk

16 651 (30)

 

Ierland

2 128 (30)

 

Nederland

336 (30)

 

Verenigd Koninkrijk

5 050 (30)

 

EG

28 080 (30)

 

TAC

28 080 (30)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(ANF/8ABDE.)

Spanje

1 206

 

Frankrijk

6 714

 

EG

7 920

 

TAC

7 920

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(ANF/8C3411)

Spanje

1 467

 

Frankrijk

1

 

Portugal

292

 

EG

1 760

 

TAC

1 760

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

IIIa, EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

(HAD/3A/BCD)

België

11

 

Denemarken

1 866

 

Duitsland

118

 

Nederland

2

 

Zweden

220

 

EG

2 217 (31)

 

TAC

2 590

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

IV; EG-wateren van IIa

(HAD/2AC4.)

België

243

 

Denemarken

1 668

 

Duitsland

1 061

 

Frankrijk

1 850

 

Nederland

182

 

Zweden

168

 

Verenigd Koninkrijk

27 507

 

EG

32 679 (32)

 

Noorwegen

8 685

 

TAC

42 110

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren van IV

(HAD/*04N-)

EG

24 863

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62o NB

(HAD/04-N.)

Zweden

707 (33)

 

EG

707

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van VIb, XII en XIV

(HAD/6B1214)

België

13

 

Duitsland

16

 

Frankrijk

649

 

Ierland

463

 

Verenigd Koninkrijk

4 738

 

EG

5 879

 

TAC

5 879

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

EG-wateren van Vb and VIa

(HAD/5BC6A.)

België

4

 

Duitsland

5

 

Frankrijk

194

 

Ierland

576

 

Verenigd Koninkrijk

2 737

 

EG

3 516

 

TAC

3 516

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

VIIb-k, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(HAD/7X7A34)

België

129

 

Frankrijk

7 719

 

Ierland

2 573

 

Verenigd Koninkrijk

1 158

 

EG

11 579

 

TAC

11 579

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

VIIa

(HAD/07A.)

België

23

 

Frankrijk

103

 

Ierland

617

 

Verenigd Koninkrijk

681

 

EG

1 424

 

TAC

1 424

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

IIIa

(WHG/03A.)

Denemarken

232

 

Nederland

1

 

Zweden

25

 

EG

258 (34)

 

TAC

1 050

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

IV; EG-wateren van IIa

(WHG/2AC4.)

België

270

 

Denemarken

1 166

 

Duitsland

303

 

Frankrijk

1 752

 

Nederland

674

 

Zweden

2

 

Verenigd Koninkrijk

8 426

 

EG

12 593 (35)

 

Noorwegen

1 517 (36)

 

TAC

15 173

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

Noorse wateren van IV

(WHG/*04N-)

EG

9 252

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(WHG/561214)

Duitsland

4

 

Frankrijk

70

 

Ierland

171

 

Verenigd Koninkrijk

329

 

EG

574

 

TAC

574

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

VIIa

(WHG/07A.)

België

1

 

Frankrijk

7

 

Ierland

120

 

Nederland

0

 

Verenigd Koninkrijk

81

 

EG

209

 

TAC

209

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk

(WHG/7X7A.)

België

163

 

Frankrijk

9 999

 

Ierland

4 918

 

Nederland

81

 

Verenigd Koninkrijk

1 788

 

EG

16 949

 

TAC

16 949

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

VIII

(WHG/08.)

Spanje

1 440

 

Frankrijk

2 160

 

EG

3 600

 

TAC

3 600

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(WHG/9/3411)

Portugal

653

 

EG

653

 

TAC

653

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting en pollak

Merlangius merlangus en Pollachius pollachius

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62o NB

(W/P/04-N.)

Zweden

190 (37)

 

EG

190

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

(HKE/3A/BCD)

Denemarken

1 430

 

Zweden

122

 

EG

1 552

 

TAC

1 552 (38)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(HKE/2AC4-C)

België

26

 

Denemarken

1 045

 

Duitsland

120

 

Frankrijk

231

 

Nederland

60

 

Verenigd Koninkrijk

326

 

EG

1 808

 

TAC

1 808 (39)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

VI en VII; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(HKE/571214)

België

265 (40)

 

Spanje

8 513

 

Frankrijk

13 147 (40)

 

Ierland

1 593

 

Nederland

171 (40)

 

Verenigd Koninkrijk

5 190 (40)

 

EG

28 879

 

TAC

28 879 (41)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(HKE/*8ABDE)

België

34

Spanje

1 374

Frankrijk

1 374

Ierland

172

Nederland

17

Verenigd Koninkrijk

772

EG

3 742

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(HKE/8ABDE.)

België

9 (42)

 

Spanje

5 926

 

Frankrijk

13 309

 

Nederland

17 (42)

 

EG

19 261

 

TAC

19 261 (43)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

VI en VII; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(HKE/*57-14)

België

2

Spanje

1 717

Frankrijk

3 090

Nederland

5

EG

4 814

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(HKE/8C3411)

Spanje

5 186

 

Frankrijk

498

 

Portugal

2 420

 

EG

8 104

 

TAC

8 104

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(WHB/4AB-N.)

Denemarken

3 800

 

Verenigd Koninkrijk

200

 

EG

4 000

 

TAC

590 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting Micromesistius poutassou

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

(WHB/1X14)

Denemarken

11 307 (44)  (45)

 

Duitsland

4 396 (44)  (45)

 

Spanje

9 586 (44)  (45)

 

Frankrijk

7 869 (44)  (45)

 

Ierland

8 756 (44)  (45)

 

Nederland

13 787 (44)  (45)

 

Portugal

890 (44)  (45)

 

Zweden

2 797 (44)  (45)

 

Verenigd Koninkrijk

14 670 (44)  (45)

 

EG

74 058 (44)  (45)

 

Noorwegen

63 200 (46)  (47)

 

Faeröer

10 500 (48)  (49)

 

TAC

590 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(WHB/8C3411)

Spanje

12 124 (50)

 

Portugal

3 031 (50)

 

EG

15 155 (50)  (51)

 

TAC

590 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

EG-wateren van II, IVa, V, VI ten noorden van 56o30'NB en VII ten westen van 12oWL

(WHB/24A567)

Noorwegen

96 914 (52)  (53)

 

Faeröer

20 000 (54)  (55)

 

TAC

590 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tongschar en witje

Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(L/W/2AC4-C)

België

368

 

Denemarken

1 013

 

Duitsland

130

 

Frankrijk

277

 

Nederland

843

 

Zweden

11

 

Verenigd Koninkrijk

4 151

 

EG

6 793

 

TAC

6 793

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe leng

Molva dypterygia

Gebied

:

EG-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VI, VII

(BLI/67-)

Duitsland

21

 

Estland

3

 

Spanje

67

 

Frankrijk

1 518

 

Ierland

6

 

Litouwen

1

 

Polen

1

 

Verenigd Koninkrijk

386

 

Andere

6 (56)

 

EG

2 009

 

Noorwegen

150 (57)

 

Faeröer

150 (58)

 

TAC

2 309

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I en II

(LIN/1/2.)

Denemarken

10

 

Duitsland

10

 

Frankrijk

10

 

Verenigd Koninkrijk

10

 

Andere (59)

5

 

EG

45

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

(LIN/03.)

België

7 (60)

 

Denemarken

57

 

Duitsland

7 (60)

 

Zweden

22

 

Verenigd Koninkrijk

7 (60)

 

EG

100

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren van IV

(LIN/04.)

België

18

 

Denemarken

286

 

Duitsland

177

 

Frankrijk

159

 

Nederland

6

 

Zweden

12

 

Verenigd Koninkrijk

2 196

 

EG

2 856

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V

(LIN/05.)

België

9

 

Denemarken

6

 

Duitsland

6

 

Frankrijk

6

 

Verenigd Koninkrijk

6

 

EG

34

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

(LIN/6X14.)

België

40

 

Denemarken

7

 

Duitsland

147

 

Spanje

2 969

 

Frankrijk

3 166

 

Ierland

793

 

Portugal

7

 

Verenigd Koninkrijk

3 645

 

EG

10 776

 

Noorwegen (5)

5 638 (61)  (62)

 

Faröer (5)

250 (63)  (64)

 

TAC

16 664

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(LIN/4AB-N.)

België

6

 

Denemarken

747

 

Duitsland

21

 

Frankrijk

8

 

Nederland

1

 

Verenigd Koninkrijk

67

 

EG

850

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

(NEP/3A/BCD)

Denemarken

3 800

 

Duitsland

11 (65)

 

Zweden

1 359

 

EG

5 170

 

TAC

5 170

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(NEP/2AC4-C)

België

1 299

 

Denemarken

1 299

 

Duitsland

19

 

Frankrijk

38

 

Nederland

669

 

Verenigd Koninkrijk

21 513

 

EG

24 837

 

TAC

24 837

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(NEP/4AB-N.)

Denemarken

1 145

 

Duitsland

1

 

Verenigd Koninkrijk

64

 

EG

1 210

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb

(NEP/5BC6.)

Spanje

38

 

Frankrijk

153

 

Ierland

255

 

Verenigd Koninkrijk

18 445

 

EG

18 891

 

TAC

18 891

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

VII

(NEP/07.)

Spanje

1 479

 

Frankrijk

5 994

 

Ierland

9 091

 

Verenigd Koninkrijk

8 086

 

EG

24 650

 

TAC

24 650

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(NEP/8ABDE.)

Spanje

246

 

Frankrijk

3 858

 

EG

4 104

 

TAC

4 104

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

VIIIc

(NEP/08C.)

Spanje

108

 

Frankrijk

4

 

EG

112

 

TAC

112

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(NEP/9/3411)

Spanje

94

 

Portugal

280

 

EG

374

 

TAC

374

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

IIIa

(PRA/03A.)

Denemarken

4 033

 

Zweden

2 172

 

EG

6 205

 

TAC

11 620

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(PRA/2AC4-C)

Denemarken

3 700

 

Nederland

35

 

Zweden

149

 

Verenigd Koninkrijk

1 096

 

EG

4 980

 

TAC

4 980

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62o NB

(PRA/04-N.)

Denemarken

500

 

Zweden

164 (66)

 

EG

664

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Peneide garnalen

Penaeus spp

Gebied

:

Wateren van Frans-Guyana (67)

(PEN/FGU.)

Frankrijk

4 108 (68)

 

EG

4 108 (68)

 

TAC

4 108 (68)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

Skagerrak (69)

(PLE/03AN.)

België

56

 

Denemarken

7 280

 

Duitsland

37

 

Nederland

1 400

 

Zweden

390

 

EG

9 163

 

TAC

9 350

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

Kattegat (70)

(PLE/03AS.)

Denemarken

2 081

 

Duitsland

23

 

Zweden

234

 

EG

2 338

 

TAC

2 338

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

IV; EG-wateren van IIa; het deel van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

(PLE/2A3AX4)

België

3 238

 

Denemarken

10 523

 

Duitsland

3 035

 

Frankrijk

607

 

Nederland

20 237

 

Verenigd Koninkrijk

14 975

 

EG

52 615

 

Noorwegen

2 885

 

TAC

55 500

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren van IV

(PLE/*04N-)

EG

21 590

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(PLE/561214)

Frankrijk

22

 

Ierland

287

 

Verenigd Koninkrijk

477

 

EG

786

 

TAC

786

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIIa

(PLE/07A.)

België

37

 

Frankrijk

16

 

Ierland

934

 

Nederland

11

 

Verenigd Koninkrijk

432

 

EG

1 430

 

TAC

1 430

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIIb en VIIc

(PLE/7BC.)

Frankrijk

19

 

Ierland

75

 

EG

94

 

TAC

94

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIId en VIIe

(PLE/7DE.)

België

760

 

Frankrijk

2 534

 

Verenigd Koninkrijk

1 352

 

EG

4 646

 

TAC

4 646

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIIf en VIIg

(PLE/7FG.)

België

59

 

Frankrijk

107

 

Ierland

200

 

Verenigd Koninkrijk

56

 

EG

422

 

TAC

422

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIIh, VIIj en VIIk

(PLE/7HJK.)

België

8

 

Frankrijk

16

 

Ierland

184

 

Nederland

32

 

Verenigd Koninkrijk

16

 

EG

256

 

TAC

256

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(PLE/8/3411)

Spanje

75

 

Frankrijk

298

 

Portugal

75

 

EG

448

 

TAC

448

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(POL/561214)

Spanje

6

 

Frankrijk

216

 

Ierland

63

 

Verenigd Koninkrijk

165

 

EG

450

 

TAC

450

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

VII

(POL/07.)

België

476

 

Spanje

29

 

Frankrijk

10 959

 

Ierland

1 168

 

Verenigd Koninkrijk

2 668

 

EG

15 300

 

TAC

15 300

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(POL/8ABDE.)

Spanje

286

 

Frankrijk

1 394

 

EG

1 680

 

TAC

1 680

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

VIIIc

(POL/08C.)

Spanje

236

 

Frankrijk

26

 

EG

262

 

TAC

262

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(POL/9/3411)

Spanje

278

 

Portugal

10

 

EG

288

 

TAC

288

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

IIIa en IV; EG-wateren van IIa, IIIb, IIIc en IIId

(POK/2A34.)

België

44

 

Denemarken

5 222

 

Duitsland

13 187

 

Frankrijk

31 035

 

Nederland

132

 

Zweden

718

 

Verenigd Koninkrijk

10 110

 

EG

60 448

 

Noorwegen

65 486 (71)

 

TAC

125 934

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV

(POK/561214)

Duitsland

821

 

Frankrijk

8 158

 

Ierland

470

 

Verenigd Koninkrijk

3 617

 

EG

13 066

 

TAC

13 066

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62oNB

(POK/04-N.)

Zweden

880 (72)

 

EG

880

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

VII, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(POK/7/3411)

België

8

 

Frankrijk

1 723

 

Ierland

1 578

 

Verenigd Koninkrijk

481

 

EG

3 790

 

TAC

3 790

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tarbot en griet

Psetta maxima en Scopthalmus rhombus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(T/B/2AC4-C)

België

386

 

Denemarken

825

 

Duitsland

211

 

Frankrijk

99

 

Nederland

2 923

 

Zweden

6

 

Verenigd Koninkrijk

813

 

EG

5 263

 

TAC

5 263

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(SRX/2AC4-C)

België

277 (73)  (74)  (75)

 

Denemarken

11 (73)  (74)  (75)

 

Duitsland

14 (73)  (74)  (75)

 

Frankrijk

43 (73)  (74)  (75)

 

Nederland

236 (73)  (74)  (75)

 

Verenigd Koninkrijk

1 062 (73)  (74)  (75)

 

EG

1 643 (73)  (75)

 

TAC

1 643 (75)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

EG-wateren van VIa-b en VIIa-c, e-k

(SRX/67AKXD)

België

1 422 (76)  (77)

 

Estland

8 (76)  (77)

 

Frankrijk

6 383 (76)  (77)

 

Duitsland

19 (76)  (77)

 

Ierland

2 055 (76)  (77)

 

Litouwen

33

 

Nederland

6 (76)  (77)

 

Portugal

35 (76)  (77)

 

Spanje

1 718 (76)  (77)

 

Verenigd Koninkrijk

4 070 (76)  (77)

 

EG

15 748 (76)  (77)

 

TAC

15 748 (77)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

EG-wateren van VIId

(SRX/07D)

België

94 (78)  (79)

 

Frankrijk

789 (78)  (79)

 

Nederland

5 (78)  (79)

 

Verenigd Koninkrijk

157 (78)  (79)

 

EG

1 044 (78)  (79)

 

TAC

1 044 (79)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

EG-wateren van VIII en IX

(SRX/8910-C)

België

13 (80)  (81)

 

Frankrijk

2 435 (80)  (81)

 

Portugal

1 974 (80)  (81)

 

Spanje

1 986 (80)  (81)

 

Verenigd Koninkrijk

14 (80)  (81)

 

EG

6 423 (80)  (81)

 

TAC

6 423 (81)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

EG-wateren van IIIa

(SRX/03-C.)

Denemarken

53 (82)  (83)

 

Zweden

15 (82)  (83)

 

EG

68 (82)  (83)

 

TAC

68 (83)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV; EG-wateren en internationale wateren van VI

(GHL/2A-C46)

Denemarken

4

 

Duitsland

7

 

Estland

4

 

Spanje

4

 

Frankrijk

69

 

Ierland

4

 

Litouwen

4

 

Polen

4

 

Verenigd Koninkrijk

270

 

EG

720 (84)

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

IIIa en IV; EG-wateren van IIa, IIIb, IIIc en IIId

(MAC/2A34.)

België

498

 

Denemarken

13 132

 

Duitsland

519

 

Frankrijk

1 569

 

Nederland

1 579

 

Zweden

4 690 (85)  (86)

 

Verenigd Koninkrijk

1 463

 

EG

23 450 (85)

 

Noorwegen

12 300 (87)

 

TAC

511 287 (88)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

IIIa

(MAC/*03A.)

IIIa en IVbc

(MAC/*3A4BC)

IVb

(MAC/*04B.)

IVc

(MAC/*04C.)

VI; internationale wateren van IIa van 1 januari tot en met 31 maart 2009

(MAC/*2A6.)

Denemarken

 

4 130

   

4 020

Frankrijk

 

490

     

Nederland

 

490

     

Zweden

   

390

10

 

Verenigd Koninkrijk

 

490

     

Noorwegen

3 000

       
 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EG-wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV

(MAC/2CX14-)

Duitsland

19 821

 

Spanje

20

 

Estland

165

 

Frankrijk

13 216

 

Ierland

66 070

 

Letland

122

 

Litouwen

122

 

Nederland

28 905

 

Polen

1 396

 

Verenigd Koninkrijk

181 694

 

EG

311 531

 

Noorwegen

12 300 (89)

 

Faröer

4 798 (90)

 

TAC

511 287 (91)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 
 

EG-wateren van IVa

(MAC/*04A-C)

Duitsland

5 981

Frankrijk

3 988

Ierland

19 938

Nederland

8 723

Verenigd Koninkrijk

54 829

EG

93 459

 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(MAC/8C3411)

Spanje

29 529 (92)

 

Frankrijk

196 (92)

 

Portugal

6 104 (92)

 

EG

35 829

 

TAC

35 829

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 
 

VIIIb

(MAC/*08B.)

Spanje

2 480

Frankrijk

16

Portugal

513

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

IIIa, EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

(SOL/3A/BCD)

Denemarken

671

 

Duitsland

39 (93)

 

Nederland

65 (93)

 

Zweden

25

 

EG

800

 

TAC

800 (94)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

EG-wateren van II en IV

(SOL/24.)

België

1 159

 

Denemarken

530

 

Duitsland

927

 

Frankrijk

232

 

Nederland

10 466

 

Verenigd Koninkrijk

596

 

EG

13 910

 

Noorwegen

90 (95)

 

TAC

14 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(SOL/561214)

Ierland

54

 

Verenigd Koninkrijk

14

 

EG

68

 

TAC

68

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIa

(SOL/07A.)

België

237

 

Frankrijk

3

 

Ierland

80

 

Nederland

75

 

Verenigd Koninkrijk

107

 

EG

502

 

TAC

502

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIb en VIIc

(SOL/7BC.)

Frankrijk

10

 

Ierland

40

 

EG

50

 

TAC

50

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIId

(SOL/07D.)

België

1 420

 

Frankrijk

2 840

 

Verenigd Koninkrijk

1 014

 

EG

5 274

 

TAC

5 274

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIe

(SOL/07E.)

België

23

 

Frankrijk

245

 

Verenigd Koninkrijk

382

 

EG

650

 

TAC

650

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIf en VIIg

(SOL/7FG.)

België

621

 

Frankrijk

62

 

Ierland

31

 

Verenigd Koninkrijk

279

 

EG

993

 

TAC

993

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIh, VIIj en VIIk

(SOL/7HJK.)

België

46

 

Frankrijk

92

 

Ierland

249

 

Nederland

74

 

Verenigd Koninkrijk

92

 

EG

553

 

TAC

553

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIIa en b

(SOL/8AB.)

België

54

 

Spanje

10

 

Frankrijk

4 024

 

Nederland

302

 

EG

4 390

 

TAC

4 390

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tongen

Solea spp.

Gebied

:

VIIIc, VIIId, VIIIe, IX, X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

(SOX/8CDE34)

Spanje

458

 

Portugal

758

 

EG

1 216

 

TAC

1 216

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied

:

IIIa

(SPR/03A.)

Denemarken

34 843

 

Duitsland

73

 

Zweden

13 184

 

EG

48 100

 

TAC

52 000

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(SPR/2AC4-C)

België

1 729

 

Denemarken

136 826

 

Duitsland

1 729

 

Frankrijk

1 729

 

Nederland

1 729

 

Zweden

1 330 (96)

 

Verenigd Koninkrijk

5 705

 

EG

150 777

 

Noorwegen

10 000 (97)

 

Faeröer

9 160 pm (98)  (99)

 

TAC

170 000 (100)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied

:

VIId en VIIe

(SPR/7DE.)

België

31

 

Denemarken

1 997

 

Duitsland

31

 

Frankrijk

430

 

Nederland

430

 

Verenigd Koninkrijk

3 226

 

EG

6 144

 

TAC

6 144

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Doornhaai

Squalus acanthias

Gebied

:

EG-wateren van IIa, III en IV

(DGS/03A-C.)

Denemarken

31 (101)

 

Zweden

73 (101)

 

EG

104 (101)

 

TAC

104 (101)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Doornhaai

Squalus acanthias

Gebied

:

EG-wateren IIa en XIV

(DGS/2AC4)

België

4 (102)

 

Denemarken

26 (102)

 

Duitsland

5 (102)

 

Frankrijk

8 (102)

 

Nederland

7 (102)

 

Zweden

0 (102)

 

Verenigd Koninkrijk

216 (102)

 

EG

266 (102)

 

Noorwegen

50 (103)

 

TAC

316

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Doornhaai

Squalus acanthias

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII and XIV

(DGS/15X14)

België

73 (104)

 

Duitsland

16 (104)

 

Spanje

38 (104)

 

Frankrijk

309 (104)

 

Ierland

195 (104)

 

Nederland

1 (104)

 

Portugal

2 (104)

 

Verenigd Koninkrijk

368 (104)

 

EG

1 002 (104)

 

TAC

1 002

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

(JAX/2AC4-C)

België

54

 

Denemarken

23 509

 

Duitsland

1 772

 

Frankrijk

37

 

Ierland

1 364

 

Nederland

3 814

 

Zweden

750

 

Verenigd Koninkrijk

3 470

 

EG

34 770

 

Noorwegen

3 600 (105)

 

Faeröer

939 (106)

 

TAC

39 309

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

EG-wateren van VI, VII en VIIIa, VIIIb, VIIIb en VIIIe; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(JAX/578/14)

Denemarken

15 056

 

Duitsland

12 035

 

Spanje

16 435

 

Frankrijk

7 952

 

Ierland

39 179

 

Nederland

57 415

 

Portugal

1 591

 

Verenigd Koninkrijk

16 276

 

EG

165 939

 

Faeröer

4 061 (107)

 

TAC

170 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

VIIIc en IX

(JAX/8C9.)

Spanje

31 069 (108)

 

Frankrijk

393 (108)

 

Portugal

26 288 (108)

 

EG

57 750

 

TAC

57 750

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

X; EG-wateren van CECAF (109)

(JAX/X34PRT)

Portugal

3 200 (110)

 

EG

3 200

 

TAC

3 200

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

EG-wateren van CECAF (111)

(JAX/341PRT)

Portugal

1 280 (112)

 

EG

1 280

 

TAC

1 280

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

EG-wateren van CECAF (113)

(JAX/341SPN)

Spanje

1 280

 

EG

1 280

 

TAC

1 280

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kever

Trisopterus esmarki

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIa en IV

(NOP/2A3A4.)

Denemarken

26 226

 

Duitsland

5 (114)

 

Nederland

19 (114)

 

EG

26 250

 

Noorwegen

1 000 (115)

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kever

Trisopterus esmarki

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(NOP/4AB-N.)

Denemarken

950 (116)

 

Verenigd Koninkrijk

50 (116)

 

EG

1 000 (116)

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Industriële visserij

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(I/F/4AB-N.)

Zweden

800 (117)  (118)

 

EG

800

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Gecombineerde quota

Gebied

:

EG-wateren van Vb, VI en VII

(R/G/5B67-C)

EG

Niet relevant

 

Noorwegen

140 (119)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Andere soorten

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(OTH/4AB-N.)

België

27

 

Denemarken

2 500

 

Duitsland

282

 

Frankrijk

116

 

Nederland

200

 

Zweden

Niet relevant (120)

 

Verenigd Koninkrijk

1 875

 

EG

5 000 (121)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Andere soorten

Gebied

:

EG-wateren van IIa, IV en VIa benoorden 56o30'NB

(OTH/2A46AN)

EG

Niet relevant

 

Noorwegen

2 720 (122)  (123)

Faeröer

150 (124)

TAC

Niet relevant

 

  • (1) 
    Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.
  • (2) 
    Te vangen in zone IV.
  • (3) 
    Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • (4) 
    Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • (5) 
    Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • (6) 
    Dit quotum moet worden gevangen in EG-wateren van IIa, IV, Vb, VI en VII.
  • (7) 
    Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in de zones Vb, VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de zones Vb, VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan pm ton.
  • (8) 
    Inclusief leng. De quota voor Noorwegen zijn pm ton leng en pm ton torsk. Deze quota mogen tot pm ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in de zones Vb, VI en VII worden gevangen.
  • (9) 
    Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
  • Te vangen in het Skagerrak.
  • Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanlanding van haring aan de Commissie melden, uitgesplitst naar de ICES-zones IVa en IVb.
  • Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren bezuiden

62oNB (HER/*04N-)

EG

50 000

  • Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.
  • Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.
  • Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.
  • Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
  • Uitgezonderd Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een lijn die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51o56' NB, 1o19,1' OL) tot 51o33' NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.
  • Tot pm % van dit quotum mag worden gevangen in zone IVb. Gebruikmaking van deze bijzondere voorwaarde moet evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld (HER*04B.).
  • Bedoeld is het haringbestand in ICES-zone VIa, benoorden 56o00' NB, en in het gedeelte van VIa ten oosten van 07o00' WL en benoorden 55o00' NB, met uitzondering van de Clyde.
  • Dit quotum mag enkel worden gevangen in ICES-zone VIa benoorden 56o30' NB.
  • Bedoeld is het haringbestand in ICES-zone VIa, ten zuiden van 56o00' NB en ten westen van 07o00' WL.
  • Clyde-bestand: haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een lijn tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.
  • Zone VIIa wordt verminderd met het gebied dat is toegevoegd aan ICES-zones VIIg, VIIh, VIIj en VIIk begrensd:
 

in het noorden door de breedtegraad op 52o 30'NB,

 

in het zuiden door de breedtegraad op 52o 00'NB,

 

in het westen door de kust van Ierland,

 

in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

  • Deze zone wordt uitgebreid met het gebied dat wordt begrensd:
 

in het noorden door de breedtegraad op 52o 30'NB,

 

in het zuiden door de breedtegraad op 52o 00'NB,

 

in het westen door de kust van Ierland,

 

in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

  • Gebied als omschreven in artikel 4, onder b), van deze verordening.
  • Gebied als omschreven in artikel 4, onder c), van deze verordening.
  • Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van de bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

Noorse wateren van IV

(COD/*04N-)

EG

20 775

  • Bijvangsten van schelvis, pollak, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
  • Er moet een maximummaat bij aanlanding van 210 cm (vorklengte) in acht worden genomen
  • Hiervan mag tot 5 % in de ICES-zones VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe worden gevangen (ANF/*8ABDE).
  • Exclusief naar schatting 264 ton industriële bijvangst.
  • Exclusief naar schatting 746 ton industriële bijvangst.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren van IV

(HAD/*04N-)

EG

24 863

  • Bijvangsten van kabeljauw, pollak, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
  • Exclusief naar schatting 773 ton industriële bijvangst.
  • Exclusief naar schatting 1 063 ton industriële bijvangst.
  • Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

Noorse wateren van IV

(WHG/*04N-)

EG

9 252

  • Bijvangsten van kabeljauw, schelvis en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
  • Binnen een globale TAC van 51 500 ton voor het noordelijke heekbestand.
  • Binnen een globale TAC van 51 500 ton voor het noordelijke heekbestand.
  • Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar de EG-wateren van zones IIa en IV. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.
  • Binnen een globale TAC van 51 500 ton voor het noordelijke heekbestand.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(HKE/*8ABDE)

België

34

Spanje

1 374

Frankrijk

1 374

Ierland

172

Nederland

17

Verenigd Koninkrijk

772

EG

3 742

  • Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar zone IV en de EG-wateren van zone IIa. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.
  • Binnen een globale TAC van 51 500 ton voor het noordelijke heekbestand.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

VI en VII; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(HKE/*57-14)

België

2

Spanje

1 717

Frankrijk

3 090

Nederland

5

EG

4 814

  • Waarvan tot 68 % mag worden gevangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM1).
  • Waarvan tot 27 % mag worden gevangen in de wateren van de Faeröer (WHB/*05B-F).
  • Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, VIa ten noorden van 56o30'NB, VIb en VII ten westen van 12oWL (WHB/*8CX34). In zone IVa mag niet meer dan 40 000 ton worden gevangen.
  • Waarvan tot 500 ton mag bestaan uit zilversmelt (Argentina spp.).
  • Vangsten van blauwe wijting mogen onvermijdelijke vangsten van zilversmelt bevatten (Argentina spp.).
  • Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, V, VIa ten noorden van 56o30'NB, VIb en VII ten westen van 12oWL. In zone IVa mag ten hoogste 2 625 ton worden gevangen.
  • Waarvan tot 68 % mag worden vervangen in de Noorse Exclusieve Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM2).
  • Waarvan tot 27 % mag worden gevangen in de wateren van de Faeröer (WHB/*05B-F).
  • In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van Noorwegen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.
  • In zone IV mag ten hoogste 24 229 ton worden gevangen, zijnde 25 % van het toegangsniveau van Noorwegen.
  • In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van de Faeröer die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.
  • Mag ook worden gevangen in zone VIb. In zone IV mag ten hoogste 5 000 ton worden gevangen.
  • Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • Dit quotum mag worden gevangen in EG-wateren van IIa, IV, Vb, VI en VII.
  • Bijvangsten van grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht. Dit quotum mag worden gevangen in EG-wateren van VIa ten noorden van 56o30'NB en VIb.
  • Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.
  • Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in de zones Vb, VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de zones VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.
  • Inclusief torsk. De quota voor Noorwegen zijn 5 638 ton leng en 3 350 ton torsk en mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden. De betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in de zones Vb, VI en VII worden gevangen.
  • Inclusief torsk. Mag alleen worden gevangen in zones VIb en VIa benoorden 56o30' NB.
  • Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 20 % per vaartuig in ICES-zones VIa en VIb is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in zone VI mogen echter niet meer bedragen dan 75 ton.
  • Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.
  • Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
  • Gebied als omschreven in artikel 16, lid 3, van deze verordening.
  • Vissen op garnalen van de soorten Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m.
  • Gebied als omschreven in artikel 4, onder b), van deze verordening.
  • Gebied als omschreven in artikel 4, onder c), van deze verordening.
  • Mag enkel in IV (EG-wateren) en IIIa worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
  • Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, pollak en wijting worden in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
  • Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/2AC4-C), gewone rog (Raja clavata) (RJC/2AC4-C), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/2AC4-C), gladde rog (Raja montagui) (RJM/2AC4-C) en sterrog (Amblyraja radiata) (RJR/2AC4-C) worden afzonderlijk vermeld.
  • Bijvangstquotum. Deze soorten mogen niet meer dan 25 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten uitmaken. Deze voorwaarde geldt enkel voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter.
  • Niet van toepassing op vleet (Dipturus batis). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
  • Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/67AKXD), gewone rog (Raja clavata) (RJC/67AKXD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/67AKXD), gladde rog (Raja montagui) (RJM/67AKXD), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/67AKXD), zandrog (Leucoraja circularis) (RJI/67AKXD) en kaardrog (Leucoraja fullonica) (RJF/67AKXD) worden afzonderlijk vermeld.
  • Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata), vleet (Dipturus batis) en witte rog (Rostroraja alba). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
  • Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), gewone rog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D.), gladde rog (Raja montagui) (RJM/07D.) en sterrog (Amblyraja radiata) (RJR/07D.) worden afzonderlijk vermeld.
  • Niet van toepassing op vleet (Dipturus batis) en golfrog (Raja undulate). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
  • Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/8910-C) en gewone rog (Raja clavata) (RJC/8910-C) worden afzonderlijk vermeld.
  • Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata), vleet (Dipturus batis) en witte rog (Rostroraja alba). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
  • Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/03-C), gewone rog (Raja clavata) (RJC/03-C.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/03-C.), gladde rog (Raja montagui) (RJM/03-C.) en sterrog (Amblyraja radiata) (RJR/03-C.) worden afzonderlijk vermeld.
  • Niet van toepassing op vleet (Dipturus batis). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
  • Waarvan 350 ton wordt toegewezen aan Noorwegen. Deze hoeveelheid moet worden gevangen in EG-wateren van de ICES-zones IIa en VI. In ICES-zone VI mag deze hoeveelheid alleen met beuglijnen worden gevist.
  • Waarvan 242 ton te vangen in Noorse wateren bezuiden 62oNB (MAC/*04N-).
  • Bij het vissen in Noorse wateren wordt bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
  • Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel („toegangsquotum”). Dit quotum mag enkel in zone IVa worden gevangen, behalve 3 000 ton die mag worden gevangen in zone IIIa.
  • TAC goedgekeurd door de EG, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

IIIa

(MAC/*03A.)

IIIa en IVbc

(MAC/*3A4BC)

IVb

(MAC/*04B.)

IVc

(MAC/*04C.)

VI; internationale wateren van IIa van 1 januari tot en met 31 maart 2009

(MAC/*2A6.)

Denemarken

 

4 130

   

4 020

Frankrijk

 

490

     

Nederland

 

490

     

Zweden

   

390

10

 

Verenigd Koninkrijk

 

490

     

Noorwegen

3 000

       
  • Mag enkel worden gevangen in de ICES-zones IIa, VIa (benoorden 56o30' NB), IVa, VIId, VIIe, VIIf en VIIh.
  • Mag worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zone IVa benoorden 59oNB van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december. 3 982 ton van het eigen quotum van de Faeröer mag het gehele jaar worden gevangen in ICES-zone VIa benoorden 56o30' NB.
  • TAC goedgekeurd door de EG, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 
 

EG-wateren van IVa

(MAC/*04A-C)

Duitsland

5 981

Frankrijk

3 988

Ierland

19 938

Nederland

8 723

Verenigd Koninkrijk

54 829

EG

93 459

  • De hoeveelheden die met andere lidstaten mogen worden geruild, mogen worden gevangen in de ICES-zones VIIIa, VIIIb en VIIId (MAC/*8ABD). De door Spanje, Portugal of Frankrijk te ruil aangeboden hoeveelheden die in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen, mogen echter niet meer dan 25 % van de quota van de gevende lidstaat bedragen.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 
 

VIIIb

(MAC/*08B.)

Spanje

2 480

Frankrijk

16

Portugal

513

  • Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.
  • Waarvan niet meer dan 750 ton mag worden gevangen in zone IIIa.
  • Mag uitsluitend in zone IV worden gevist.
  • Met inbegrip van zandspiering.
  • Mag enkel in de EG-wateren van ICES-zone IV worden gevangen.
  • Mag enkel worden gevangen in ICES-zone IV en zone VIa benoorden 56o30’ NB. Bijvangst van blauwe wijting wordt in mindering gebracht op het quotum voor blauwe wijting voor de ICES-zones VIa, VIb en VII.
  • 1 832 ton mag als haring worden gevangen met netten met een maaswijdte kleiner dan 32 mm. Als het quotum van 1 832 ton haring is opgebruikt, zijn alle visserijactiviteiten met netten met een maaswijdte kleiner dan 32 mm verboden.

(100)  Voorlopige TAC. De definitieve TAC zal in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2009 worden vastgesteld.

(101)  Er wordt een maximummaat bij aanlanding van 100 cm (totale lengte) in acht genomen.

(102)  Er wordt een maximummaat bij aanlanding van 100 cm (totale lengte) in acht genomen.

(103)  Met inbegrip van vangsten met beuglijnen van ruwe haai (Galeorhinus galeus), zwarte haai (Dalatias licha), spitssnuitdoornhaai (Deania calceus), donkere doornhaai (Centrophorus squamosus), grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps), donkerbuiklantaarnhaai (Etmopterus spinax), Portugese hondshaai (Centroscymnus coelolepis) en doornhaai (Squalus acanthias).

(104)  Er wordt een maximummaat bij aanlanding van 100 cm (totale lengte) in acht genomen.

(105)  Mag enkel gevangen worden in de EG-wateren van ICES-zonde IV.

(106)  Mag gevangen worden in ICES-zones IV, VIa benoorden 56o30'NB, VII e, VIIf en VIIh.

(107)  Mag gevangen worden in ICES-zones IV, VIa benoorden 56o30'NB, VII e, VIIf en VIIh.

(108)  Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(109)  Wateren grenzend aan de Azoren.

(110)  Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(111)  Wateren grenzend aan Madeira.

(112)  Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(113)  Wateren grenzend aan de Canarische eilanden.

(114)  Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIa, IIIa en IV.

(115)  Het quotum mag enkel worden gevangen in ICES-zone VIa benoorden 56o30’ NB.

(116)  Inclusief onvermijdelijke bijvangst van horsmakrelen.

(117)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(118)  Waarvan tot 400 ton mag bestaan uit horsmakrelen.

(119)  Enkel met beuglijnen te vangen; met inbegrip van Coelorhynchus rhumchus coelo, Mora-mora en gaffelkabeljauw.

(120)  Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor „andere soorten”.

(121)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

(122)  Beperkt tot ICES-zones IIa en IV.

(123)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

(124)  In de ICES-zones IV en VIa beperkt tot bijvangsten van morene.

BIJLAGE IB

NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND

ICES-zones I, II, V, XII, XIV en Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

 

Soort

:

Sneeuwkrabben

Chionoecetes spp.

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

(PCR/N01GRN)

Ierland

62

 

Spanje

437

EG

500

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I en II

(HER/1/2.)

België

37 (1)

 

Denemarken

36 647 (1)

Duitsland

6 418 (1)

Spanje

121 (1)

Frankrijk

1 581 (1)

Ierland

9 487 (1)

Nederland

13 115 (1)

Polen

1 855 (1)

Portugal

121 (1)

Finland

567 (1)

Zweden

13 580 (1)

Verenigd Koninkrijk

23 430 (1)

EG

106 959

Noorwegen

96 263 (2)

TAC

1 643 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren ten noorden van 62o NB en de visserijzone rond Jan Mayen

(HER/*2AJMN)

België

33 ()

Denemarken

32 982 ()

Duitsland

5 776 ()

Spanje

109 ()

Frankrijk

1 423 ()

Ierland

8 539 ()

Nederland

11 803 ()

Polen

1 669 ()

Portugal

109 ()

Finland

511 ()

Zweden

12 222 ()

Verenigd Koninkrijk

21 087 ()

()  Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 96 263 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

(COD/1N2AB.)

Duitsland

2 335

 

Griekenland

289

Spanje

2 605

Ierland

289

Frankrijk

2 143

Portugal

2 605

Verenigd Koninkrijk

9 058

EG

19 324

TAC

525 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1; Groenlandse wateren van V en XIV

(COD/N01514)

Duitsland

2 454 (4)  (5)

 

Verenigd Koninkrijk

546 (4)  (5)

EG

3 500 (4)  (5)  (6)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

I en IIb

(COD/1/2B.)

Duitsland

3 476

 

Spanje

8 984

Frankrijk

1 483

Polen

1 628

Portugal

1 897

Verenigd Koninkrijk

2 226

Alle lidstaten

100 (7)

EG

19 793 (8)

TAC

525 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw en schelvis

Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

(C/H/05B-F.)

Duitsland

10

 

Frankrijk

60

Verenigd Koninkrijk

430

EG

500

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

(HAL/514GRN)

Portugal

1 000 (9)

 

EG

1 075 (10)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

(HAL/N01GRN)

EG

75 (11)

 

TAC

Niet relevant

 

Soort

:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied

:

IIb

(CAP/02B.)

EG

0

 

TAC

0

 
 

Soort

:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

(CAP/514GRN)

Alle lidstaten

0

 

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 
 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

(HAD/1N2AB.)

Duitsland

535

 

Frankrijk

322

Verenigd Koninkrijk

1 643

EG

2 500

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

Wateren van de Faeröer

(WHB/2A4AXF)

Denemarken

1 320

 

Duitsland

90

Frankrijk

144

Nederland

126

Verenigd Koninkrijk

1 320

EG

3 000

TAC

590 000 (12)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng en blauwe leng

Molva molva en Molva dypterygia

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

(B/L/05B-F.)

Duitsland

898

 

Frankrijk

1 992

Verenigd Koninkrijk

175

EG

3 065 (13)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

(PRA/514GRN)

Denemarken

1 082

 

Frankrijk

1 082

EG

7 000 (14)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

(PRA/N01GRN)

Denemarken

2 000

 

Frankrijk

2 000

EG

4 000

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

(POK/1N2AB.)

Duitsland

2 400

 

Frankrijk

386

Verenigd Koninkrijk

214

EG

3 000

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

Internationale wateren van I en II

(POK/1/2INT)

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

(POK/05B-F.)

België

49

 

Duitsland

301

Frankrijk

1 463

Nederland

49

Verenigd Koninkrijk

563

EG

2 425

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

(GHL/1N2AB.)

Duitsland

25 (15)

 

Verenigd Koninkrijk

25 (15)

EG

50 (15)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

Internationale wateren van I en II

(GHL/1/2INT)

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

(GHL/514GRN)

Duitsland

6 271

 

Verenigd Koninkrijk

330

EG

7 500 (16)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

(GHL/N01GRN)

Duitsland

1 550

 

EG

2 500 (17)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

Noorse wateren van IIa

(MAC/02A-N.)

Denemarken

12 300 (18)

 

EG

12 300 (18)

TAC

511 287 (19)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

(MAC/05B-F.)

Denemarken

3 982 (20)

 

EG

3 982 (20)

TAC

511 287 (21)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV

(RED/51214.)

Estland

0 (22)

 

Duitsland

0 (22)

Spanje

0 (22)

Frankrijk

0 (22)

Ierland

0 (22)

Letland

0 (22)

Nederland

0 (22)

Polen

0 (22)

Portugal

0 (22)

Verenigd Koninkrijk

0 (22)

EG

0 (22)

TAC

Nog vast te stellen

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

(RED/1N2AB.)

Duitsland

766 (23)

 

Spanje

95 (23)

Frankrijk

84 (23)

Portugal

405 (23)

Verenigd Koninkrijk

150 (23)

EG

1 500 (23)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

Internationale wateren van I en II

(RED/1/2INT)

EG

Niet relevant (24)

 

TAC

10 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

(RED/514GRN)

Duitsland

0 (25)  (26)

 

Frankrijk

0 (25)  (26)

Verenigd Koninkrijk

0 (25)  (26)

EG

0 (25)  (26)  (27)

TAC

Nog vast te stellen

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

IJslandse wateren van Va

(RED/05A-IS)

België

0 (28)  (29)  (30)

 

Duitsland

0 (28)  (29)  (30)

Frankrijk

0 (28)  (29)  (30)

Verenigd Koninkrijk

0 (28)  (29)  (30)

EG

0 (28)  (29)  (30)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

(RED/05B-F.)

België

11

 

Duitsland

1 473

Frankrijk

99

Verenigd Koninkrijk

17

EG

1 600

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Bijvangst

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

(XBC/N01GRN)

EG

2 300 (31)  (32)

 

TAC

Niet relevant

 

Soort

:

Andere Soorten (33)

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

(OTH/1N2AB.)

Duitsland

117 (33)

 

Frankrijk

47 (33)

Verenigd Koninkrijk

186 (33)

EG

350 (33)

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Andere soorten (34)

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

(OTH/05B-F.)

Duitsland

305

 

Frankrijk

275

Verenigd Koninkrijk

180

EG

760

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Platvis

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

(FLX/05B-F.)

Duitsland

54

 

Frankrijk

42

Verenigd Koninkrijk

204

EG

300

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

  • (1) 
    Bij het rapporteren van vangsten aan de Europese Commissie worden tevens de gevangen hoeveelheden in elk van de volgende gebieden gerapporteerd: het gereglementeerde gebied van NEAFC, de EG-wateren, de wateren van de Faeröer, de Noorse wateren, de visserijzone rond Jan Mayen, de visserijbeschermingszone rond Svalbard.
  • (2) 
    Binnen dit quotum gedane vangsten moeten worden afgetrokken van het TAC-aandeel van Noorwegen en de Faeröer (toegangsquotum). Dit quotum mag worden gevangen in de EG-wateren ten noorden van 62o NB.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren ten noorden van 62o NB en de visserijzone rond Jan Mayen

(HER/*2AJMN)

België

33 ()

Denemarken

32 982 ()

Duitsland

5 776 ()

Spanje

109 ()

Frankrijk

1 423 ()

Ierland

8 539 ()

Nederland

11 803 ()

Polen

1 669 ()

Portugal

109 ()

Finland

511 ()

Zweden

12 222 ()

Verenigd Koninkrijk

21 087 ()

()  Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 96 263 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.

  • (3) 
    Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 96 263 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.
  • (4) 
    Te vangen ten zuiden van 61oNB in West-Groenland en ten zuiden van 62oNB in Oost-Groenland.
  • (5) 
    Van vaartuigen kan worden verlangd dat zij een wetenschappelijk waarnemer aan boord hebben.
  • (6) 
    Waarvan 500 ton aan Noorwegen wordt toegewezen. Mazg enkel worden gevangen bezuiden 62oNB in XIV en Va en bezuiden 61oNB in NAFO1.
  • (7) 
    Behalve Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.
  • (8) 
    De toewijzing van het aandeel van het voor de Gemeenschap beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.
  • (9) 
    Moet worden gevangen door niet meer dan 6 communautaire vaartuigen voor de visserij met de beug op demersale soorten die op heilbot vissen. Vangsten van aanverwante soorten worden op dit quotum in mindering gebracht. Van vaartuigen kan worden verlangd dat zij een wetenschappelijk waarnemer aan boord hebben.
  • Waarvan 75 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.
  • Waarvan 75 ton, met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.
  • TAC goedgekeurd door de EG, de Faeröer, Noorwegen en IJsland.
  • Bijvangsten van maximaal 1 080 ton grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.
  • Waarvan 3 500 ton is toegewezen aan Noorwegen en 1 335 ton aan de Faeröer.
  • Enkel als bijvangst.
  • Waarvan 824 ton is toegewezen aan Noorwegen en 75 ton aan de Faeröer.
  • Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 150 ton aan de Faeröer. Enkel in NAFO 1 te vangen.
  • Mag ook worden gevangen in Noorse wateren van IV en in internationale wateren van IIa (MAC/*4N-2A).
  • TAC goedgekeurd door de EG, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.
  • Mag in EG-wateren van IVa (MAC/*04A.) worden gevangen.
  • TAC goedgekeurd door de EG, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.
  • Voorlopig quotum in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg in de NEAFC.
  • Enkel als bijvangst.
  • Er zal enkel worden gevist in de periode van 15 augustus tot en met 15 november 2009. De visserij wordt gesloten wanneer de TAC volledig is opgebruikt door de verdragsluitende partijen bij de NEAFC.
  • Voorlopig quotum in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg in de NEAFC en vervolgens met Groenland.
  • Mag alleen met pelagische trawl worden gevangen. Mag in de oostelijke of westelijke wateren worden gevangen.
  • Waarvan pm ton is toegewezen aan Noorwegen en pm ton aan de Faeröer.
  • Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw niet toegestaan).
  • Te vissen tussen juli en december.
  • Voorlopig quotum in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg met IJsland voor 2009.
  • Bijvangsten worden gedefinieerd als vangsten van andere soorten dan de in de vismachtiging vermelde doelsoorten van het vaartuig. Mag ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.
  • Waarvan 120 ton grenadiervis aan Noorwegen wordt toegewezen. Enkel te vangen in V, XIV en NAFO 1.
  • Enkel als bijvangst.
  • Exclusief soorten zonder handelswaarde.

BIJLAGE IC

NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN

NAFO-gebied

Alle TAC's en visserijvoorschriften worden vastgesteld in het kader van de NAFO.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

NAFO 2J3KL

(COD/N2J3KL)

EG

0 (1)

 

TAC

0 (1)

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

NAFO 3NO

(COD/N3NO.)

EG

0 (2)

 

TAC

0 (2)

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

NAFO 3M

(COD/N3M.)

EG

0 (3)

 

TAC

0 (3)

 

Soort

:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Gebied

:

NAFO 2J3KL

(WIT/N2J3KL)

EG

0 (4)

 

TAC

0 (4)

 

Soort

:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Gebied

:

NAFO 3NO

(WIT/N3NO.)

EG

0 (5)

 

TAC

0 (5)

 

Soort

:

Amerikaanse schol

Hippoglossoides platessoides

Gebied

:

NAFO 3M

(PLA/N3M.)

EG

0 (6)

 

TAC

0 (6)

 

Soort

:

Amerikaanse schol

Hippoglossoides platessoides

Gebied

:

NAFO 3LNO

(PLA/N3LNO.)

EG

0 (7)

 

TAC

0 (7)

 

Soort

:

Kortvinnige pijlinktvis

Illex illecebrosus

Gebied

:

NAFO sub-zones 3 en 4

(SQI/N34.)

Estland

128 (8)

 

Letland

128 (8)

Litouwen

128 (8)

Polen

128 (8)

EG

 (8)  (9)

TAC

34 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Geelstaartschar

Limanda ferruginea

Gebied

:

NAFO 3LNO

(YEL/N3LNO.)

EG

0 (10)  (11)

 

TAC

17 000

 

Soort

:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied

:

NAFO 3NO

(CAP/N3NO.)

EG

0 (12)

 

TAC

0 (12)

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

NAFO 3L (13)

(PRA/N3L.)

Estland

334

 

Letland

334

Litouwen

334

Polen

334

EG

334 (14)

TAC

30 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

NAFO 3M (15)

(PRA/*N3M.)

TAC

Niet relevant (16)

 
 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

NAFO 3LMNO

(GHL/N3LMNO)

Estland

321,3

 

Duitsland

328

Letland

45,1

Litouwen

22,6

Spanje

4 396,5

Portugal

1 837,5

EG

6 951

TAC

11 856

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

NAFO 3LNO

(SRX/N3LNO.)

Spanje

6 561

 

Portugal

1 274

Estland

546

Litouwen

119

EG

8 500

TAC

13 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

NAFO 3LN

(RED/N3LN.)

EG

0 (17)

 

TAC

0 (17)

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

NAFO 3M

(RED/N3M.)

Estland

1 571 (18)

 

Duitsland

513 (18)

Spanje

233 (18)

Letland

1 571 (18)

Litouwen

1 571 (18)

Portugal

2 354 (18)

EG

7 813 (18)

TAC

8 500 (18)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

NAFO 3O

(RED/N3O.)

Spanje

1 771

 

Portugal

5 229

EG

7 000

TAC

20 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Gebied

:

NAFO-deelgebied 2, sectoren IF en 3K

(RED/N1F3K.)

Letland

269

 

Litouwen

2 234

TAC

2 503

 

Soort

:

Witte heek

Urophycis tenuis

Gebied

:

NAFO 3NO

(HKW/N3NO.)

Spanje

2 165

 

Portugal

2 835

EG

5 000

TAC

8 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

  • (1) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (2) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (3) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst. De bijvangst mag niet meer bedragen dan 10 % per uitzetting en 8 % van de aanvoer.
  • (4) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (5) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (6) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (7) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (8) 
    Te vangen tussen 1 juli en 31 december.
  • (9) 
    Aandeel van de Gemeenschap niet nader bepaald; Canada en de lidstaten van de Gemeenschap met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over 29 467 ton.
  • Ondanks het feit dat de Gemeenschap toegang heeft tot een gedeeld quotum van 85 ton, is besloten dit quotum terug te brengen tot 0. Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • Vangsten van vaartuigen binnen dit quotum worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur via de Commissie aan de uitvoerend secretaris van de NAFO overgemaakt.
  • Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • Met uitzondering van het vak dat wordt begrensd door de volgende coördinaten:
 

Punt nr.

Noorderbreedte

Westerlengte

1

47o20'0

46o40'0

2

47o20'0

46o30'0

3

46o00'0

46o30'0

4

46o00'0

46o40'0

  • Alle lidstaten behalve Estland, Letland, Litouwen en Polen.
  • De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:
 

Punt nr.

Noorderbreedte

Westerlengte

1

47o20'0

46o40'0

2

47o20'0

46o30'0

3

46o00'0

46o30'0

4

46o00'0

46o40'0

Daarnaast wordt de visserij op garnaal van 1 juni tot en met 31 december 2009 verboden in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

 

Punt nr.

Noorderbreedte

Westerlengte

1

47o55'0

45o00'0

2

47o30'0

44o15'0

3

46o55'0

44o15'0

4

46o35'0

44o30'0

5

46o35'0

45o40'0

6

47o30'0

45o40'0

7

47o55'0

45o00'0

  • Niet relevant. Visserijbeheer door middel van beperkingen van de visserijinspanning. De betrokken lidstaten geven speciale visdocumenten af voor hun vaartuigen die deze visserij uitoefenen en stellen de Commissie vóór het begin van de activiteiten van de vaartuigen in kennis van deze afgifte overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1672/94. In afwijking van artikel 8 van die verordening, worden deze documenten pas geldig indien de Commissie binnen vijf werkdagen na de kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt.
 

Lidstaat

Maximum aantal vaartuigen

Maximum aantal visdagen

Denemarken

2

131

Estland

8

1 667

Spanje

10

257

Letland

4

490

Litouwen

7

579

Polen

1

100

Portugal

1

69

Iedere lidstaat meldt de Commissie maandelijks, tijdens de eerste 25 dagen na de kalendermaand van de vangsten, hoeveel visdagen zijn doorgebracht en hoeveel is gevangen in sector 3M en in het in voetnoot (1) gedefinieerde gebied.

  • Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • Op voorwaarde dat de voor dit bestand voor alle NAFO-partijen vastgestelde TAC van 8500 ton wordt gerespecteerd. Wanneer deze TAC is opgevist, moet de gerichte visserij op het bestand worden stopgezet, ongeacht het niveau van de vangsten.

BIJLAGE ID

OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN — Alle gebieden

Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.

 

Soort

:

Blauwvintonijn

Thunnus thynnus

Gebied

:

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o WL, en Middellandse Zee

(BFT/AE045W)

Cyprus

114,37

 

Griekenland

212,35

Spanje

4 116,53

Frankrijk

3 591,11

Italië

3 176,10

Malta

262,92

Portugal

387,3

Alle lidstaten

45,92 (1)

EG

11 906,60

TAC

22 000

 

Soort

:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Gebied

:

Atlantische Oceaan, benoorden 5o NB

(SWO/AN05N)

Spanje

6 573,9

 

Portugal

1 439,5

Alle lidstaten

218,7 (2)

EG

8 232

TAC

14 000

 

Soort

:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Gebied

:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5o NB

(SWO/AS05N)

Spanje

5 385

 

Portugal

332

EG

5 717

TAC

17 000

 

Soort

:

Witte tonijn

Germo alalunga

Gebied

:

Atlantische Oceaan, benoorden 5o NB

(ALB/AN05N)

Ierland

6 696,0 (3)

 

Spanje

20 082,1 (3)

Frankrijk

6 522,4 (3)

Verenigd Koninkrijk

555,3 (3)

Portugal

4 337,1 (3)

EG

38 193 (4)

TAC

30 200

 

Soort

:

Witte tonijn

Germo alalunga

Gebied

:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5o NB

(ALB/AS05N)

Spanje

943,7

 

Frankrijk

311,0

Portugal

660,0

EG

1 914,7

TAC

29 900

 

Soort

:

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

Gebied

:

Atlantische Oceaan

(BET/ATLANT)

Spanje

17 093,6

 

Frankrijk

8 055,4

Portugal

6 051

EG

31 200

TAC

90 000

 

Soort

:

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

Gebied

:

Atlantische Oceaan

(BUM/ATLANT)

EG

103

 

TAC

Niet relevant

 

Soort

:

Witte marlijn

Tetrapturus alba

Gebied

:

Atlantische Oceaan

(WHM/ATLANT)

EG

46,5

 

TAC

Niet relevant

 

  • (1) 
    Behalve Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Malta en Portugal, en alleen als bijvangst.
  • (2) 
    Behalve Spanje en Portugal, en enkel als bijvangst.
  • (3) 
    Het maximum aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 als volgt over de lidstaten verdeeld.
 

Lidstaat

Maximum aantal vaartuigen

Ierland

50

Spanje

730

Frankrijk

151

Verenigd Koninkrijk

12

Portugal

310

EC

1 253

  • (4) 
    Het aantal communautaire vissersvaartuigen dat op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vist, wordt overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 vastgesteld op 1 253.

BIJLAGE IE

ANTARCTISCH

Gebied CCAMLR-gebied

Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's worden niet aan de CCAMLR-leden toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de CCAMLR, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC is opgevist.

 

Soort

:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Gebied

:

FAO 48.3 Antarctische wateren

(ANI/F483.)

TAC

(1)

3 834

 
 

Soort

:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren (1)

(ANI/F5852.)

TAC

102 (2)

 
 

Soort

:

Zwarte Patagonische ijsheek

Dissostichus eleginoides

Gebied

:

Fao 48.3 Antarctische wateren

(TOP/F483.)

TAC

3 920 (3)

 

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Beheersgebied A: 48oWL tot 43o30’ WL — 52o30’ZB tot 56 ZB (TOP/*F483A)

0

 

Beheersgebied B: 43o30'WL tot 40oWL — 52o30’ZB tot 56oZB (TOP/*F483B)

1 176

 

Beheersgebied C: 40oWL tot 33o30’WL — 52o30' ZB tot 56oZB (TOP/*F483C)

2 744

 
 

Soort

:

Zwarte Patagonische ijsheek

Dissostichus eleginoides

Gebied

:

Fao 48.4 Antarctische wateren

(TOP/F484.)

TAC

75

 
 

Soort

:

Zwarte Patagonische ijsheek

Dissostichus eleginoides

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

(TOP/F5852.)

TAC

2 500 (4)

 
 

Soort

:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Gebied

:

FAO 48

(KRI/F48.)

TAC

3 470 000 (5)

 
 

Soort

:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Gebied

:

FAO 58.4.1 Antarctische wateren

(KRI/F5841.)

TAC

440 000 (6)

 

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Zone 58.4.1 ten westen van 115o OL (KRI/*F-41W)

277 000

 

Zone 58.4.1 ten oosten van 115o OL (KRI/*F-41E)

163 000

 
 

Soort

:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Gebied

:

FAO 58.4.2 Antarctische wateren

(KRI/F5842.)

TAC

2 645 000 (7)

 

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Zone 58.4.2 west

1 448 000

 

Zone 58.4.2 ten oosten van 55oOL

1 080 000

 
 

Soort

:

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidonotothen squamifrons

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

(NOS/F5852.)

TAC

80

 
 

Soort

:

Krabben

Paralomis spp.

Gebied

:

Fao 48.3 Antarctische wateren

(PAI/F483.)

TAC

1 600 (8)

 
 

Soort

:

Grenadiers

Macrourus spp.

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

(GRV/F5852.)

TAC

360

 
 

Soort

:

Andere soorten

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

(OTH/F5852.)

TAC

50

 
 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

(SRX/F5852.)

TAC

120

 
 

Soort

:

Inktvis

Martialia hyadesi

Gebied

:

Fao 48.3 Antarctische wateren

(SQS/F483.)

TAC

2 500 (9)

 
 

  • (1) 
    In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO dat is afgebakend door de lijn die loopt:
 

a)

van het snijpunt van lengtegraad 72o15'OL met de grens als vastgesteld bij de overeenkomst inzake de afbakening van de wateren tussen Australië en Frankrijk („Australia-Frankrijk Maritime Delimitation Agreement”) zuidwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt daarvan met breedtegraad 53o25'ZB;

 

b)

vervolgens oostwaarts langs deze breedtegraad tot het snijpunt ervan met lengtegraad 74oOL;

 

c)

daarna langs een geodetische lijn in noordoostelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 52o40'ZB met lengtegraad 76oOL;

 

d)

vervolgens noordwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt ervan met breedtegraad 52oZB;

 

e)

daarna langs een geodetische lijn in noordwestelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 51oZB met lengtegraad 74o30'OL; en

 

f)

vervolgens langs een geodetische lijn in zuidwestelijke richting naar het beginpunt.

  • (2) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2008 tot en met 30 november 2009.
  • (3) 
    Deze TAC is van toepassing voor beugvisserij in de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2009 en voor korfvisserij in de periode van 1 december 2008 tot en met 30 november 2009.
  • (4) 
    Deze TAC is uitsluitend van toepassing ten westen van 79o20’OL. Het is niet toegestaan ten oosten van deze lengtegraad in deze zone te vissen (zie bijlage IX).
  • (5) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2008 tot en met 30 november 2009.
  • (6) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2008 tot en met 30 november 2009.
  • (7) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2008 tot en met 30 november 2009.
  • (8) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2008 tot en met 30 november 2009.
  • (9) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2008 tot en met 30 november 2009.

BIJLAGE IF

ZUIDOOST-ATLANTISCHE OCEAAN

SEAFO-gebied

Deze TAC’s worden niet aan de SEAFO-leden toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de SEAFO, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC is opgevist.

 

Soort

:

Bericyden

Beryx spp.

Gebied

:

SEAFO

(ALF/SEAFO)

TAC

200

 
 

Soort

:

Rode diepzeekrabben

Chaceon spp.

Gebied

:

SEAFO-deelsector B1 (1)

(CRR/F47NAM)

TAC

200

 
 

Soort

:

Rode diepzeekrabben

Chaceon spp.

Gebied

:

SEAFO, met uitzondering van deelsector B1

(CRR/F47X)

TAC

200

 
 

Soort

:

Zwarte Patagonische ijsheek

Dissostichus eleginoides

Gebied

:

SEAFO

(TOP/SEAFO)

TAC

260

 
 

Soort

:

Atlantische slijmkop

Hoplostethus atlanticus

Gebied

:

SEAFO

(ORY/SEAFO)

TAC

100

 
 

  • (1) 
    In het kader van deze TAC mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd:
 

ten westen door de lengtegraad 0oOL,

 

ten noorden door de breedtegraad 20oZB,

 

ten zuiden door de breedtegraad 28oZB, en

 

ten oosten door de buitengrenzen van de Exclusieve Economische Zone van Namibië.

BIJLAGE IG

ZUIDELIJKE BLAUWVINTONIJN — Alle gebieden

 

Soort

:

Zuidelijke blauwvintonijn

Thunnus Maccoyii

Gebied

:

Alle gebieden

(SBF/F41-81)

EG

10 (1)

 

TAC

11 810

 
 

  • (1) 
    Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
 

BIJLAGE II

BIJLAGE IIA

VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE BESTANDEN IN ICES-ZONES IIIa, IV, VIa, VIIa, VIId, EN IN EG-WATEREN VAN ICES-ZONES IIA EN Vb

ALGEMENE BEPALINGEN

  • 1. 
    Werkingssfeer
 

1.1.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op vaartuigen van de Gemeenschap die met in punt 4 omschreven vistuig aan boord aanwezig zijn in ICES-zones IIIa, IV, VIa, VIIa, VIId en in EG-wateren van ICES-zones IIa en Vb.

 

1.2.

Deze bijlage is niet van toepassing op vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 m. Deze vaartuigen hoeven niet in het bezit zijn van een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94. De betrokken lidstaat beoordeelt de visserijinspanning voor deze vaartuigen aan de hand van de inspanningsgroep waartoe zij behoren en gebruikt daarvoor adequate bemonsteringsmethoden. In 2009 verzoekt de Commissie om wetenschappelijk advies teneinde de ontwikkeling van de door deze vaartuigen verrichte inspanning te beoordelen en de betrokken vaartuigen later in de inspanningsregeling op te nemen.

  • 2. 
    Definities

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

 

a)

„inspanningsgroep”: een beheerseenheid van een lidstaat, waarvoor een maximale toegestane visserijinspanning wordt vastgesteld. De inspanningsgroep wordt omschreven aan de hand van een in punt 4 gedefinieerde vistuiggroep en een in punt 3 gedefinieerd gebied;

 

b)

„beheersperiode 2009”: de periode van 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2010;

 

c)

„gereglementeerd vistuig”: in punt 4 omschreven vistuig;

 

d)

„ongereglementeerd vistuig”: niet in punt 4 omschreven vistuig.

  • 3. 
    Geografische gebieden

Met „geografische gebieden” wordt in deze bijlage bedoeld:

 

a)

het Kattegat;

 

b)

i)

het Skagerrak,

 

ii)

het deel van ICES-zone IIIa dat niet behoort tot het Skagerrak en het Kattegat, ICES-zone IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa,

 

iii)

ICES-zone VIId;

 

c)

ICES-zone VIIa;

 

d)

ICES-zone VIa en de EG-wateren van ICES-zone Vb.

  • 4. 
    Gereglementeerd vistuig

Met „vistuiggroepen” (gereglementeerd vistuig) wordt in deze bijlage bedoeld:

Bodemtrawls, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte:

 

TR1

gelijk aan of groter dan 100 mm;

TR2

gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm;

TR3

gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm;

Boomkorren met een maaswijdte:

 

BT1

gelijk aan of groter dan 120 mm;

BT2

gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 120 mm;

Kieuwnetten en warrelnetten, met uitzondering van schakelnetten (GN1);

Schakelnetten (GT1);

Beuglijnen (LL1).

  • 5. 
    Berekening van de visserijinspanning

De visserijinspanning wordt berekend als het product van de capaciteit en de activiteit van een vissersvaartuig. De door een groep vaartuigen in een gebied verrichte visserijinspanning wordt berekend als de som van de producten van de kilowattwaarden voor elk vaartuig en het aantal dagen dat elk vaartuig in het gebied aanwezig is geweest.

De capaciteit van een vaartuig wordt gemeten in kilowatt en komt overeen met het motorvermogen van het vaartuig overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86, dat identiek moet zijn aan de waarde die de vlaggenlidstaat van het vaartuig in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen heeft laten registreren.

De activiteit van een vaartuig wordt gemeten in dagen van aanwezigheid in een geografisch gebied als gedefinieerd in punt 3. Onder een dag van aanwezigheid in een gebied wordt een doorlopende periode van 24 uur (of deel daarvan) verstaan gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in een in punt 3 gedefinieerd gebied. Het startpunt voor de berekening van de doorlopende periode wordt bepaald door de vlaggenlidstaat van het betrokken vaartuig, op voorwaarde dat de lidstaat tijdens een bepaalde beheersperiode voor elke vistuiggroep hetzelfde beginpunt toepast. Wanneer het vaartuig gedurende een periode van 24 uur herhaaldelijk in een bepaald gebied aanwezig is, geldt die aanwezigheid als slechts één dag.

BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

  • 6. 
    Maximale toegestane visserijinspanning
 

6.1.

De voor de beheersperiode 2009 geldende maximale toegestane visserijinspanning per inspanningsgroep en per lidstaat is opgenomen in aanhangsel 1.

 

6.2.

De overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1954/2003 vastgestelde maximumniveaus voor de jaarlijkse visserijinspanning laten de in deze bijlage bepaalde maximale toegestane visserijinspanning onverlet.

  • 7. 
    Variabele maximale toegestane visserijinspanning als bedoeld in punt 6.1
 

7.1.

Wanneer een lidstaat de visserijinspanning heeft verhoogd voor visserijactiviteiten van een of meer vaartuigen die gebruikmaken van een bijzonder selectief vistuig overeenkomstig Artikel 13, lid 2, punt a), van Verordening (EG) nr. 1342/2008 of die kabeljauw mijdende activiteiten uitoefenen overeenkomstig artikel 13, lid 2, punten b), c) of d) van die verordening, teneinde inspanningsaanpassingen te compenseren die overeenkomstig artikel 12, lid 4, van die verordening op die vaartuigen van toepassing zouden zijn geweest, wordt de maximale toegestane visserijinspanning voor de inspanningsgroepen waartoe de betrokken activiteit van die vaartuigen behoort, verhoogd met de nodige hoeveelheid om de inspanningsaanpassing voor die activiteit te compenseren.

 

7.2.

Wanneer inspanningen van één lidstaat naar een andere zijn overgedragen overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, wordt de overeenkomstige maximale toegestane visserijinspanning voor de betrokken overdragende en voor de betrokken ontvangende inspanningsgroep of -groepen overeenkomstig aangepast. Wanneer de ontvangende lidstaat niet over een overeenkomstige inspanningsgroep beschikt, wordt de ontvangen inspanning toegewezen aan één of meer nieuwe inspanningsgroepen. De maximale toegestane inspanning voor deze nieuwe groepen moet gelijk zijn aan de ontvangen inspanning.

 

7.3.

De maximale toegestane inspanning moet worden aangepast overeenkomstig herverdelingen en/of kortingen op grond van artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, Verordening (EEG) nr. 2847/93.

 

7.4.

Wanneer een lidstaat de inspanning opnieuw heeft samengesteld overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008, wordt de maximale toegestane visserijinspanning verhoogd met de visserijinspanning die nodig is in de inspanningsgroepen waarin de teruggekregen visquota zullen worden gevist, en wordt de maximale toegestane visserijinspanning van de lidstaat die de visquota heeft teruggegeven, in zijn inspanningsgroepen verlaagd, afhankelijk van het quotum dat zijn inspanningsgroepen minder mogen vissen, tenzij de lidstaat die het quotum heeft teruggegeven de daarmee overeenstemmende inspanning niet heeft gebruikt voor het vaststellen van uitgangswaarden.

 

7.5.

Wanneer een inspanning binnen een lidstaat is overgedragen van een inspanningsgroep naar een andere overeenkomstig artikel 16, lid 3, of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1342/2008, wordt de maximale toegestane visserijinspanning voor de overdragende en voor de ontvangende inspanningsgroep dienovereenkomstig aangepast.

 

7.6.

Wijzigingen aan de samenstelling van inspanningsgroepen waartoe de Commissie op basis van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 besluit, kunnen aanpassingen van de maximale toegestane visserijinspanning omvatten. Dergelijke aanpassingen mogen alleen worden ingevoerd voor zover deze voortvloeien uit wijzigingen in de samenstelling van de inspanningsgroepen.

  • 8. 
    Toewijzing van de visserijinspanning
 

8.1.

De lidstaten reglementeren de activiteit van de betrokken vaartuigen door hun een visserijinspanning toe te wijzen.

 

8.2.

Indien een lidstaat dit passend acht om de duurzame uitvoering van zijn visserijinspanningsregeling te versterken, verleent hij vaartuigen in de geografische gebieden waarop deze bijlage van toepassing is, geen toestemming voor visserijactiviteiten met gereglementeerd vistuig als deze vaartuigen nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten hebben bedreven, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

 

8.3.

Een lidstaat mag zelf beheersperioden vaststellen voor de toewijzing van de volledige maximale toegestane inspanning, of delen daarvan, aan individuele vaartuigen of groepen vaartuigen. In dat geval wordt het aantal dagen of uren tijdens welke een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld. Tijdens dergelijke beheersperiodes kan de lidstaat de inspanning opnieuw toewijzen tussen individuele vaartuigen of groepen vaartuigen.

 

8.4.

Lidstaten die de aanwezigheid van vaartuigen in een gebied per uur vaststellen, moeten de benutting van de dagen blijven meten overeenkomstig punt 5. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat aantonen welke voorzorgsmaatregelen hij heeft genomen ter voorkoming van excessieve benutting van de inspanning in het gebied wanneer een vaartuig zijn aanwezigheden in het gebied beëindigt vóór het einde van een periode van 24 uur.

  • 9. 
    Algemene regel
 

9.1.

De door een vaartuig van de Gemeenschap verrichte visserijinspanning wordt door de vlaggenlidstaat van het betrokken vaartuig in mindering gebracht op de maximale toegestane visserijinspanning voor de inspanningsgroep van die lidstaat, wanneer:

 

a)

het vaartuig vistuig aan boord heeft dat behoort tot de vistuiggroep van de inspanningsgroep, en

 

b)

het vaartuig aanwezig is in het gebied van de inspanningsgroep.

 

9.2.

Wanneer een vaartuig tijdens een reis van een zone door één of meer andere zones vaart, wordt de dag in mindering gebracht op de zone waar het grootste deel van die dag is doorgebracht.

  • 10. 
    Mededeling betreffende het vistuig
 

10.1.

Vóór de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of diens vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in de in punt 3 gedefinieerde gebieden vissen met in punt 4 omschreven vistuig.

 

10.2.

Voor het gebruik van meer dan één soort vistuig tijdens een visreis is de voorafgaande toestemming van de vlaggenlidstaat vereist. Wanneer deze toestemming is gegeven, wordt de gedurende die reis verrichte visserijinspanning gelijktijdig in mindering gebracht op de betrokken maximale toegestane visserijinspanning voor elke soort vistuig. Voor vistuig dat tot dezelfde inspanningsgroep behoort, wordt de gedurende de reis verrichte visserijinspanning voor één vistuig geteld.

 

10.3.

Vaartuigen die een of meer soorten gereglementeerd vistuig willen combineren met ander vistuig, mogen het ongereglementeerde vistuig onbeperkt gebruiken in gebieden waarvoor zij een speciaal visdocument hebben. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Wanneer dit niet vooraf is meegedeeld, wordt de volledige door dat vaartuig verrichte inspanning in mindering gebracht op de maximale toegestane visserijinspanning van de inspanningsgroep waartoe het gereglementeerde vistuig behoort.

  • 11. 
    Vrijstellingen
 

11.1.

De activiteit van een vaartuig in doorvaart wordt door de lidstaat niet op de maximale toegestane visserijinspanning in mindering gebracht, mits dat vaartuig geen speciaal visdocument voor visserijactiviteiten in dat gebied heeft of zijn voornemen tot doorvaart vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig de voorschriften van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

 

11.2.

De activiteit van een vaartuig dat geen aan de visserij verwante activiteiten verricht, wordt door de lidstaat niet op de maximale toegestane visserijinspanning in mindering gebracht, mits het vaartuig zijn vlaggenlidstaat eerst in kennis stelt van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn speciaal visdocument. Gedurende die tijd voeren deze vaartuigen geen vistuig of vis mee.

 

11.3.

Lidstaten mogen beslissen de activiteit van een vaartuig dat in het betrokken gebied aanwezig was, maar niet kon vissen omdat het noodhulp bood aan een ander vaartuig of een gewonde persoon voor spoedeisende medische zorg vervoerde, niet op de maximale toegestane visserijinspanning in mindering te brengen. Uiterlijk één maand na die beslissing stelt de betrokken lidstaat de Commissie van het voorval is kennis en legt hij bewijs van de noodsituatie over.

TOEZICHT OP HET VERRICHTEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

  • 12. 
    Beheer van de inspanningsbenutting
 

12.1.

De lidstaten reglementeren de activiteit van hun betrokken vaartuigen door toezicht uit te oefenen op de visserijinspanning en de nodige maatregelen te nemen, zoals sluiting van de visserij voor een inspanningsgroep, om overschrijding van de maximale toegestane visserijinspanning te voorkomen.

 

12.2.

Vaartuigen die gebruik maken van vistuig van de in punt 4 omschreven vistuiggroepen en die vissen in een in punt 3 gedefinieerd gebied, moeten voor dat gebied beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.

 

12.3.

Een vaartuig dat in een bepaalde beheersperiode de inspanning waarop het recht heeft, heeft opgebruikt, moet voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten de in punt 3 gedefinieerde gebieden blijven, tenzij het uitsluitend ongereglementeerd vistuig gebruikt of een aanvullende visserijinspanning krijgt toegewezen.

  • 13. 
    Mededelingen inzake de visserijinspanning
 

13.1.

De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quienquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op vaartuigen die een gereglementeerd vistuig aan boord hebben en actief zijn in een gebied waarop deze bijlage van toepassing is. Met de in die bepalingen bedoelde visserijgebieden wordt ten opzichte van het kabeljouwbeheer geregereerd aan elk van de gebieden a), b), c) en d) vermeld in punt 3 van deze bijlage, en ten opzichte van het beheer van tong en schol, aan ICES-zone IV. Naast de in artikel 19 quater van die verordening vermelde communicatiemiddelen mogen ook andere veilige elektronische middelen worden gebruikt. Aan de in artikel 19 ter, lid 1, van die verordening vermelde rapportagevereisten wordt geacht te worden voldaan door vaartuigen die gebruik maken van VMS of van een elektronisch logboek overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1077/2008.

 

13.2.

In overeenstemming met de lidstaten waarvoor de visserijactiviteit van zijn vaartuigen van belang is, kan een lidstaat alternatieve controlemaatregelen toepassen om ervoor te zorgen dat de rapportageverplichtingen voor visserijinspanningen worden nageleefd. Deze maatregelen zijn even doeltreffend en transparant als de rapportageverplichtingen van artikel 19 quater, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en worden aan de Commissie meegedeeld alvorens zij worden toegepast.

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

  • 14. 
    Verzameling van relevante gegevens

De toegewezen visserijinspanning en de door elke inspanningsgroep verrichte visserijinspanning worden door de lidstaten elektronisch geregistreerd.

  • 15. 
    Mededeling van relevante gegevens
 

15.1.

De lidstaten dienen bij de Commissie, op haar verzoek, aan de hand van het in aanhangsel 2 opgenomen modelrapportageformulier de gegevens in over de visserijinspanning die hun vaartuigen gedurende de vorige en daaraan voorafgaande maanden hebben verricht.

 

15.2.

De gegevens worden naar een door de Commissie aan de lidstaten mee te delen e-mailadres gestuurd. Wanneer het systeem voor de uitwisseling van visserijgegevens (FIDES — Fisheries Data Exchange System) — of een ander door de Commissie vastgesteld gegevenssysteem — operationeel wordt, sturen de lidstaten de gegevens over de tot het einde van de voorafgaande maand verrichte inspanning uiterlijk op de 15e van elke maand naar dat systeem. De Commissie deelt de lidstaten uiterlijk twee maanden vóór de eerste termijn mee op welke datum het systeem voor de transmissie van gegevens in werking zal treden. De eerste visserijinspanningsaangifte die naar het systeem wordt gestuurd, dient de gegevens over de vanaf 1 februari 2009 verrichte inspanning te omvatten. De lidstaten sturen de Commissie desgevraagd de gegevens over de door hun visvaartuigen in januari 2009 verrichte visserijinspanning.

 

15.3.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw formaat of een nieuwe meldingsfrequentie worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 14 bedoelde gegevens aan de Commissie.

 

15.4.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kunnen een formaat en een specifieke meldingsplicht betreffende de lijst van vaartuigen met een speciaal visdocument overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 worden vastgesteld.

 

15.5

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kunnen een formaat en een specifieke meldingsplicht betreffende variaties in de maximale toegestane inspanning als bedoeld in punt 7 worden vastgesteld.

Aanhangsel 1 bij BIJLAGE IIa

Maximale toegestane visserijinspanning in kilowattdagen

 

Gebied: zie punt 3

Gereglementeerd vistuig: zie punt 4

DK

DE

SE

(a)

TR1

212 768

3 854

16 609

TR2

2 070 883

16 611

887 399

TR3

427 760

0

55 853

BT1

0

0

0

BT2

0

0

0

GN1

101 048

27 454

13 155

GT1

18 684

0

22 130

LL1

140

0

25 339

 

Gebied: zie punt 3

Gereglementeerd vistuig: zie punt 4

BE

DK

DE

FR

IE

NL

SE

UK

(b)

TR1

498

6 911 144

2 226 533

2 553 909

261

405 985

286 779

10 295 134

TR2

318 363

6 061 661

600 089

11 117 483

18 801

1 062 247

1 536 025

8 165 956

TR3

0

3 920 732

3 501

107 041

0

15 886

263 772

5 824

BT1

1 368 632

1 316 589

29 822

0

0

1 365 348

0

1 739 759

BT2

6 468 447

106 658

1 893 044

829 504

0

33 633 978

0

5 970 903

GN1

126 850

1 962 340

227 773

222 598

0

147 373

80 781

549 863

GT1

0

198 783

516

2 374 073

0

0

53 078

11 027

LL1

0

44 283

0

71 448

0

0

110 468

97 687

 

Gebied: zie punt 3

Gereglementeerd vistuig: zie punt 4

BE

FR

IE

UK

(c)

TR1

0

184 952

79 246

805 253

TR2

26 622

735

1 120 977

2 602 936

TR3

0

0

9 646

1 588

BT1

0

0

0

0

BT2

1 505 253

0

507 923

0

GN1

0

210

24 713

4 412

GT1

0

0

0

158

LL1

0

0

62

52 067

 

Gebied: zie punt 3

Gereglementeerd vistuig: zie punt 4

BE

DE

ES

FR

IE

UK

(d)

TR1

0

25 075

590 583

3 398 102

310 005

2 398 481

TR2

442

0

0

5 881

481 938

3 899 614

TR3

0

0

0

0

21 327

29 844

BT1

0

0

0

506

0

117 544

BT2

10 361

0

0

11 692

3 914

0

GN1

0

35 531

13 836

96 903

6 400

162 857

GT1

0

0

0

0

1 946

145

LL1

0

0

1 402 142

54 917

1 013

532 228

Aanhangsel 2 bij BIJLAGE IIa

Tabel II

Rapportageformaat

 

Land

Vistuig

Gebied

Jaar

Maand

Cumulatieve aangifte

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

Tabel III

Gegevensformaat

 

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Richting (1)

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

Lidstaat (ISO-drielettercode) van registratie van het vaartuig

(2)

Vistuig

3

een van de volgende vistuigtypes:

TR1

TR2

TR3

BT1

BT2

GN1

GT1

LL1

(3)

Gebied

8

L

een van de volgende gebieden:

03AS

02A0407D

07A

06A

(4)

Jaar

4

Het jaar waarin de maand valt waarvoor de aangifte wordt gedaan

(5)

Maand

2

Maand waarvoor de visserijinspanningsaangifte wordt gedaan (in de vorm van twee cijfers — 01 tot 12)

(6)

Cumulatieve aangifte

13

R

Cumulatieve visserijinspanning in kilowattdagen vanaf 1 januari van het jaar (4) tot het einde van de maand (5)

 

  • (1) 
    relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.

BIJLAGE IIB

VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN EN LANGOUSTINEBESTANDEN IN ICES-ZONES VIIIc EN IXa, MET UITZONDERING VAN DE GOLF VAN CADIZ

  • 1. 
    Werkingssfeer

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op communautaire vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 10 meter, die met gesleept of staand vistuig als omschreven in punt 3 aan boord, aanwezig zijn in de zones VIIIc en IXa met uitzondering van de Golf van Cadiz. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder de beheersperiode 2009 verstaan de periode van 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2010.

  • 2. 
    Definitie van dag van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een doorlopende periode van 24 uur (of deel daarvan) gedurende welke een vaartuig in een in punt 1 vermeld gebied aanwezig en buitengaats is. De vlaggenlidstaat van het betrokken vaartuig bepaalt wanneer de doorlopende periode ingaat.

  • 3. 
    Vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende vistuiggroepen:

 

trawls, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm, alsmede kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm en demersale beuglijnen.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

  • 4. 
    Vaartuigen waarvoor beperkingen van de visserijinspanningen gelden
 

4.1.

Vaartuigen die gebruik maken van vistuig van de in punt 3 vermelde vistuiggroepen en die vissen in gebieden die zijn vermeld in punt 1, moeten beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.

 

4.2.

Een lidstaat verleent vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming voor visserijactiviteiten in het betrokken gebied met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 of 2008, de vangstcijfers ingevolge een overdracht van dagen tussen vaartuigen niet meegerekend, nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben verricht, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardige capaciteit, gemeten in kilowatt, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

 

4.3.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in een in punt 1 vermeld gebied, mag in dat gebied niet vissen met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 12 of punt 13 van deze bijlage.

  • 5. 
    Activiteitsbeperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

  • 6. 
    Uitzonderingen

Dagen waarop een vaartuig aanwezig was in het gebied maar niet kon vissen omdat het noodhulp bood aan een ander vaartuig of een gewonde persoon voor spoedeisende medische zorg vervoerde, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

  • 7. 
    Maximum aantal dagen
 

7.1.

Het maximum aantal zeedagen waarvoor een lidstaat tijdens de beheersperiode 2009 een onder zijn vlag varend vaartuig met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep aan boord mag toestaan aanwezig te zijn in het gebied, is vastgesteld in tabel I.

 

7.2.

Voor de vaststelling van het maximum aantal zeedagen dat een vaartuig na toestemming van zijn vlaggenstaat in het gebied aanwezig mag zijn, gelden tijdens de beheersperiode 2009 de onderstaande bijzondere voorwaarden overeenkomstig tabel I:

 

a)

de totale aanlanding van heek in 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarde voldoen, moet per jaar minder dan 5 ton bedragen volgens de aanlanding in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld, en;

 

b)

de totale aanlanding van langoustine in 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarde voldoen, moet per jaar minder dan 2,5 ton bedragen volgens de aanlanding in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld.

 

7.3.

Tijdens de beheersperiode 2009 mogen de lidstaten de hun toegewezen visserijinspanningen beheren aan de hand van een kilowattdagensysteem. Op grond van dat systeem mogen de lidstaten een vaartuig, met betrekking tot vistuig behorend tot de in tabel I opgenomen vistuiggroepen en bijzondere voorwaarden, toestaan om tijdens een maximum aantal dagen dat verschilt van het in die tabel vastgestelde aantal, aanwezig te zijn in het gebied, op voorwaarde dat het totale aantal kilowattdagen dat met de groep en bijzondere voorwaarde overeenstemt, in acht wordt genomen.

Het totale aantal kilowattdagen moet de som zijn van alle individuele visserijinspanningen die zijn toegewezen aan de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en in aanmerking komen voor de vistuiggroep als vermeld in punt 3 en de bijzondere voorwaarde. Deze individuele visserijinspanningen worden berekend in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te vermenigvuldigen met het aantal zeedagen dat het vaartuig overeenkomstig tabel I zou krijgen als de bepalingen van dit punt niet werden toegepast.

 

7.4.

Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 7.3 vastgestelde bepalingen, moeten bij de Commissie een verzoek indienen met elektronische verslagen waarin voor de vistuiggroepen en bijzondere voorwaarde opgenomen in tabel I, de gegevens worden vermeld voor de berekening op basis van:

 

de lijst van vaartuigen die mogen vissen, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (Community Fleet Register — CFR) en hun motorvermogen,

 

de vangstcijfers van 2001, 2002 en 2003 voor dergelijke vaartuigen, waaruit de in bijzondere voorwaarde 7.2, onder a) of b), vastgestelde vangstsamenstelling blijkt, indien deze vaartuigen voor deze bijzondere voorwaarden in aanmerking komen,

 

het aantal zeedagen dat elk vaartuig overeenkomstig tabel I oorspronkelijk had mogen vissen en het aantal zeedagen waarover elk vaartuig bij toepassing van punt 7.3 zou beschikken.

Op basis van deze gegevens mag de Commissie de betrokken lidstaat toestemming verlenen om gebruik te maken van de bepalingen in punt 7.3.

  • 8. 
    Beheersperioden
 

8.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden met een duur van een of meer kalendermaanden.

 

8.2.

Het aantal dagen of uren tijdens dewelke een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

Lidstaten die de aanwezigheid van vaartuigen in een gebied per uur vaststellen, moeten de benutting van de dagen blijven meten overeenkomstig punt 2. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat aantonen welke voorzorgsmaatregelen hij heeft genomen ter voorkoming van excessieve benutting van dagen in het gebied wanneer een vaartuig aanwezigheden in het gebied beëindigt nadat een periode van 24 uur is afgelopen.

 

8.3.

In elke beheersperiode mag een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten verrichten zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen, op voorwaarde dat het vaartuig zijn vlaggenlidstaat vooraf in kennis stelt van zijn voornemen die activiteiten te verrichten en van de aard van die activiteiten, en voor de duur van die activiteiten afstand doet van zijn visvergunning. Gedurende die tijd voeren deze vaartuigen geen vistuig of vis mee.

  • 9. 
    Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten
 

9.1.

De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig toestemming van zijn vlaggenlidstaat kan krijgen om in het gebied aanwezig te zijn met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep aan boord, en wel op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 of overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1198/2006, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Ook vaartuigen waarvoor kan worden aangetoond dat zij definitief uit het gebied verdwenen zijn, komen in aanmerking. De in kilowattdagen gemeten visserijinspanning die vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, in 2003 met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in 2003 met dat vistuig hebben geleverd.

Het aantal extra zeedagen wordt vervolgens berekend door de aldus verkregen ratio te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat overeenkomstig tabel I zou zijn toegewezen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag.

Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.1 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra zeedagen te krijgen.

 

9.2.

Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 9.1 vastgestelde toewijzingen, moeten bij de Commissie een verzoek indienen met elektronische verslagen waarin per vistuiggroep en bijzondere voorwaarde als opgenomen in tabel I, de gegevens zijn opgenomen voor de berekening op basis van:

 

de lijst van vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (CFR — Community Fleet Register) en hun motorvermogen,

 

de in 2003 door die vaartuigen verrichte visserijactiviteit, berekend in zeedagen volgens vistuiggroep en, zo nodig, per bijzondere voorwaarde.

 

9.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.1 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

9.4.

Tijdens de beheersperiode 2009 mag een lidstaat deze extra zeedagen opnieuw toewijzen aan alle of sommige vaartuigen die tot de vloot blijven behoren en in aanmerking komen voor vistuig van de vistuiggroep en de bijzondere voorwaarde, door de in de punten 7.3 en 7.4 vastgestelde bepalingen mutatis mutandis toe te passen.

 

9.5.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen vanwege de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten op basis van eerdere definities van vistuiggroepen, worden opnieuw geëvalueerd op basis van de in punt 3 vermelde vistuiggroepen. Aldus verkregen extra dagen blijven geldig in 2009.

  • 10. 
    Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers
 

10.1.

De Commissie kan op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector, de lidstaten tussen 1 februari 2009 en 31 januari 2010 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en moeten inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten die voor nationale programma’s zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (1) en Verordening (EG) nr. 665/2008 van de Commissie van 14 juli 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (2).

De waarnemers moeten onafhankelijk zijn van de eigenaar van het vaartuig en mogen geen deel uitmaken van de bemanning van het vissersvaartuig.

 

10.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 bedoelde toewijzingen, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.

 

10.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 7.1 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat en voor de bij het programma voor versterkt toezicht door waarnemers betrokken vaartuigen, het gebied en het vistuig wijzigen overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

10.4.

Indien een programma voor versterkt toezicht door waarnemers reeds in het verleden door de lidstaat is ingediend en door de Commissie is goedgekeurd, en indien de lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven toepassen, stelt de lidstaat de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarvoor dit programma van toepassing is, in kennis van de verlenging van dit programma.

  • 11. 
    Bijzondere voorwaarden voor de toewijzing van dagen
 

11.1.

Indien aan een vaartuig een onbeperkt aantal dagen wordt toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 7.2, onder a), en punt 7.2, onder b), mag de aanlanding door het vaartuig in 2009 niet meer bedragen dan 5 ton heek en 2,5 ton langoustine, gemeten in levend gewicht.

 

11.2.

Vaartuigen mogen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig.

 

11.3.

Wanneer een vaartuig niet aan de betrokken voorwaarde(n) voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de toewijzing van het aantal dagen dat met die bijzondere voorwaarde(n) overeenstemt.

Tabel I

Maximum aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per vistuiggroep

 

Vistuig punt 3

Bijzondere voorwaarden punt 7

Omschrijving

enkel de in punt 3 vermelde vistuiggroepen en de bijzondere voorwaarden van punt 7 worden gebruikt

Maximum aantal dagen

3

 

Bodemtrawls met een maaswijdte ≥ 32 mm, kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm en demersale beuglijnen

175

3

7.2, a) en 7.2, b)

Bodemtrawls met een maaswijdte ≥ 32 mm, kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm en demersale beuglijnen

Onbeperkt

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJINSPANNINGEN

  • 12. 
    Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren
 

12.1.

Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om dagen tijdens welke zij in het gebied aanwezig mogen zijn, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, op voorwaarde dat het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire vlootregister geregistreerde vermogen.

 

12.2.

Het product van het overeenkomstig punt 12.1 overgedragen totale aantal dagen in het betrokken gebied en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd in het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

 

12.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 12.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met vistuig van de betrokken vistuiggroep en gedurende dezelfde beheersperiode.

 

12.4.

Het overdragen van dagen is alleen toegestaan voor vaartuigen waaraan visdagen zijn toegewezen zonder toepassing van de bijzondere voorwaarden van punt 7.2.

 

12.5.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Spreadsheetformaten voor het verzamelen en doorsturen van de in dit punt bedoelde informatie kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

  • 13. 
    Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 4.2, 4.3, 6 en 12 gelden. Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie in kennis van het aantal dagen, de visserijinspanning en, in voorkomend geval, de quota waarop de overdracht betrekking heeft.

GEBRUIK VAN VISTUIG

  • 14. 
    Mededeling betreffende het vistuig

Vóór de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of diens vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het onder punt 1 omschreven gebied vissen met vistuig van de in punt 3 vermelde vistuiggroep.

  • 15. 
    Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

Voor vaartuigen die naast één of meer van de vistuigen van de in punt 3 vermelde vistuiggroep (gereglementeerd vistuig) ook niet onder dat punt omschreven vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen vistuig van de in punt 3 vermelde vistuiggroep aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten beschikken over de toestemming en de uitrusting om alternatieve visserijactiviteiten met niet-gereglementeerd vistuig te verrichten.

DOORVAART

  • 16. 
    Doorvaart

Een vaartuig mag door het gebied varen als het niet over een visvergunning voor het gebied beschikt of het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig de voorschriften van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

TOEZICHT, INSPECTIE EN BEWAKING

  • 17. 
    Mededelingen inzake de visserijinspanning

De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op vaartuigen die vistuig van de in punt 3 vermelde vistuiggroep aan boord hebben en die actief zijn in het in punt 1 vermelde gebied. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van de in artikel 19 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad vastgestelde meldplicht.

  • 18. 
    Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van artikel 8, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie verkregen gegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

 

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

 

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

  • 19. 
    Kruiscontroles

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde relevante gegevens aan de hand van de VMS-gegevens. Deze kruiscontroles worden geregistreerd en op verzoek ter beschikking gesteld van de Commissie.

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

  • 20. 
    Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de in het gebied aanwezige visdagen overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de totale visserijinspanningen in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanningen van vaartuigen die verschillende soorten vistuig gebruiken in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

  • 21. 
    Mededeling van relevante gegevens
 

21.1.

Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 20 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

 

21.2.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 20 bedoelde gegevens aan de Commissie.

Tabel II

Rapportageformaat

 

Land

CFR

Externe kentekens

Duur van de beheers-periode

Gebied

Bijzondere voorwaarden voor het aangegeven vistuig

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

Over-gedragen dagen

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(6)

(6)

(6)

(7)

(7)

(7)

(7)

(8)

(8)

(8)

(8)

(9)

Tabel III

Gegevensformaat

 

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Richting (3)

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

n/r

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad.

In het geval van een overdragend vaartuig is dit steeds het land dat de melding doet.

(2)

CFR

12

n/r

Nummer in communautair vlootregister

Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3)

Externe kentekens

14

L

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4)

Duur van de beheersperiode

2

L

Duur van de beheersperiode in maanden.

(5)

Gebied

1

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIB.

(6)

Bijzondere voorwaarde voor het aangegeven vistuig

2

L

Geef aan of, en zo ja welke, van de in punt 7.2 van bijlage IIB genoemde bijzondere voorwaarden a-b van toepassing zijn.

(7)

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

3

L

Aantal dagen waarop dit vaartuig overeenkomstig bijlage IIB recht heeft op het aangegeven vistuig en de aangegeven lengte van de beheersperiode.

(8)

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

3

L

Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de beheersperiode overeenkomstig bijlage IIB.

(9)

Overgedragen dagen

4

L

Vermeld voor overgedragen dagen „-aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.

 

  • (3) 
    relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.

BIJLAGE IIC

VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN HET TONGBESTAND IN HET WESTELIJK KANAAL IN ICES-ZONE VIIe

ALGEMENE BEPALINGEN

  • 1. 
    Werkingssfeer
 

1.1.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op vaartuigen van de Gemeenschap met een lengte over alles van ten minste 10 meter, die met in punt 3 vermeld vistuig aan boord aanwezig zijn in zone VIIe. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder de beheersperiode 2009 verstaan de periode van 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2010.

 

1.2.

Vaartuigen die vissen met staande netten met een maaswijdte van 120 mm of groter en die volgens het EG-logboek in 2004 minder dan 300 kg levend gewicht tong hebben gevangen, zijn vrijgesteld van het bepaalde in deze bijlage op voorwaarde dat:

 

a)

deze vaartuigen tijdens de beheersperiode 2009 minder dan 300 kg levend gewicht ton tong vangen; en

 

b)

deze vaartuigen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig; en

 

c)

elke betrokken lidstaat uiterlijk op 31 juli 2009 en 31 januari 2010 bij de Commissie een verslag indient over de hoeveelheden tong die in 2004 in de vangstcijfers voor deze vaartuigen zijn opgenomen en in 2009 door deze vaartuigen zijn gevangen.

Wanneer aan een van deze voorwaarden niet is voldaan, zijn de betrokken vaartuigen met onmiddellijke ingang niet meer vrijgesteld van het bepaalde in deze bijlage.

  • 2. 
    Definitie van dag van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een doorlopende periode van 24 uur (of deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in zone VIIe. De vlaggenlidstaat van het betrokken vaartuig bepaalt wanneer de doorlopende periode ingaat.

  • 3. 
    Vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende vistuiggroepen:

 

a)

Boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm;

 

b)

Staande netten met inbegrip van kieuwnetten, schakelnetten en warrelnetten, met een maaswijdte van minder dan 220 mm.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

  • 4. 
    Vaartuigen waarvoor beperkingen van de visserijinspanningen gelden
 

4.1.

Vaartuigen die gebruik maken van in punt 3 vermeld vistuig en die vissen in het in punt 1 vermelde gebied, moeten beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.

 

4.2.

Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming verlenen om in het betrokken gebied te vissen met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 of 2008 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardige capaciteit, gemeten in kilowatt, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

 

4.3.

Aan vaartuigen die wel met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om ander vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor het laatstbedoelde vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal voor het eerstbedoelde vistuig toegewezen dagen.

 

4.4.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 vermelde gebied, mag in dat gebied niet vissen met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 11 of punt 12 van deze bijlage.

  • 5. 
    Activiteitsbeperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 3 vermelde vistuiggroepen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

  • 6. 
    Uitzonderingen

Dagen waarop een vaartuig aanwezig was in het gebied maar niet kon vissen omdat het noodhulp bood aan een ander vaartuig of een gewonde persoon voor spoedeisende medische zorg vervoerde, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

  • 7. 
    Maximum aantal dagen
 

7.1.

Het maximum aantal dagen waarvoor een lidstaat tijdens de beheersperiode 2009 een onder zijn vlag varend vaartuig mag toestaan om in het gebied aanwezig te zijn terwijl het één van de in punt 3 vermelde soorten vistuig aan boord heeft en gebruikt, staat vermeld in tabel I.

 

7.2.

Het maximum aantal dagen waarop een vaartuig in het gehele in deze bijlage en in bijlage IIA bedoelde gebied aanwezig is, mag tijdens de beheersperiode 2009 niet meer bedragen dan het in tabel I van deze bijlage vermelde aantal dagen. Wanneer evenwel voor een vaartuig uitsluitend met betrekking tot zijn aanwezigheid in de in bijlage IIA omschreven gebieden een maximuminspanning is toegewezen, dient dat vaartuig de aldus vastgestelde maximuminspanning in acht te nemen.

 

7.3.

Tijdens de beheersperiode 2009 mogen de lidstaten de hun toegewezen visserijinspanning beheren aan de hand van een kilowattdagensysteem. Op grond van dat systeem mogen de lidstaten een vaartuig, met betrekking tot de in tabel I opgenomen vistuiggroepen, toestaan om tijdens een maximum aantal dagen dat verschilt van het in die tabel vastgestelde aantal, aanwezig te zijn in het gebied, op voorwaarde dat het totale aantal kilowattdagen dat met de betrokken groep overeenstemt, in acht wordt genomen.

Voor een specifieke vistuiggroep moet het totale aantal kilowattdagen de som zijn van alle individuele visserijinspanningen die zijn toegewezen aan de vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren en in aanmerking komen voor die specifieke groep. Deze individuele visserijinspanningen worden berekend in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te vermenigvuldigen met het aantal zeedagen waarover het betrokken vaartuig overeenkomstig tabel I zou beschikken indien de bepalingen van dit punt niet werden toegepast.

 

7.4.

Lidstaten die de bepalingen van punt 7.3 willen toepassen, moeten bij de Commissie een verzoek daartoe indienen met elektronische verslagen waarin voor elke vistuiggroep de details van de berekening zijn opgenomen, gebaseerd op:

 

de lijst van vaartuigen die mogen vissen, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (Community Fleet Register — CFR) en hun motorvermogen,

 

het aantal zeedagen dat elk vaartuig overeenkomstig tabel I oorspronkelijk had mogen vissen en het aantal zeedagen waarover elk vaartuig bij toepassing van punt 7.3 zou beschikken.

Op basis van deze gegevens mag de Commissie de betrokken lidstaat toestemming verlenen om gebruik te maken van de bepalingen in punt 7.3.

  • 8. 
    Beheersperioden
 

8.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden met een duur van een of meer kalendermaanden.

 

8.2.

Het aantal dagen of uren tijdens dewelke een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

Lidstaten die de aanwezigheid van vaartuigen in een gebied per uur vaststellen, moeten de benutting van de dagen blijven meten overeenkomstig punt 2. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat aantonen welke voorzorgsmaatregelen hij heeft genomen ter voorkoming van excessieve benutting van dagen in het gebied wanneer een vaartuig aanwezigheden in het gebied beëindigt nadat een periode van 24 uur is afgelopen.

 

8.3.

In elke beheersperiode moet een vaartuig dat het aantal in het gebied door te brengen dagen waarop het recht heeft, heeft opgebruikt, voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten het betrokken gebied blijven, tenzij het gebruik maakt van vistuig waarvoor geen maximum aantal dagen is vastgesteld.

  • 9. 
    Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten
 

9.1.

De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig toestemming van zijn vlaggenlidstaat kan krijgen om in het gebied aanwezig te zijn met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep aan boord, en wel op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 of overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1198/2006, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. De in kilowatt gemeten visserijinspanning die vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, in 2003 met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in 2003 met dat vistuig hebben geleverd.

Het aantal extra zeedagen wordt vervolgens berekend door de aldus verkregen ratio te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat overeenkomstig tabel I zou zijn toegewezen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag.

Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.2 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra zeedagen te krijgen.

 

9.2.

Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 9.1 bedoelde toewijzingen, moeten bij de Commissie een verzoek indienen met elektronische verslagen waarin per vistuiggroep de gegevens zijn opgenomen voor de berekening op basis van:

 

de lijst van vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (CFR — Community Fleet Register) en hun motorvermogen,

 

de in 2003 door die vaartuigen verrichte visserijactiviteit, berekend in zeedagen per betrokken vistuiggroep.

 

9.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.2 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

9.4.

Tijdens de beheersperiode 2009 mag een lidstaat deze extra zeedagen weer toewijzen aan alle of sommige vaartuigen die nog steeds deel uitmaken van de vloot en die in aanmerking komen voor de betrokken vistuiggroep, door, mutatis mutandis, de bepalingen van de punten 7.3 en 7.4 toe te passen.

 

9.5.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen vanwege de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten, blijven geldig in 2009.

  • 10. 
    Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers
 

10.1.

De Commissie kan op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector, de lidstaten tussen 1 februari 2009 en 31 januari 2010 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met vistuig van een in punt 3 vermelde vistuiggroep aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en moeten inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten die voor nationale programma’s zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 199/2008 en Verordening (EG) nr. 665/2008.

De waarnemers moeten onafhankelijk zijn van de eigenaar van het vaartuig en mogen geen deel uitmaken van de bemanning van het vissersvaartuig.

 

10.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 bedoelde toewijzingen, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.

 

10.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 7.1 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat en voor de bij het programma voor versterkt toezicht door waarnemers betrokken vaartuigen, het gebied en het vistuig wijzigen overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

10.4.

Indien een programma voor versterkt toezicht door waarnemers reeds in het verleden door de lidstaat is ingediend en door de Commissie is goedgekeurd, en indien de lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven toepassen, stelt de lidstaat de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarvoor dit programma van toepassing is, in kennis van de verlenging van dit programma.

Tabel I

Maximum aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per vistuiggroep

 

Vistuig

Punt 3

Omschrijving

Enkel de in punt 3 vermelde vistuiggroepen worden gebruikt

Westelijk kanaal

3.A.

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 mm

192

3.B.

Staande netten met een maaswijdte < 220 mm

192

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJINSPANNINGEN

  • 11. 
    Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren
 

11.1.

Een lidstaat mag een vaartuig dat zijn vlag voert, toestaan om dagen tijdens welke het vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, op voorwaarde dat het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire vlootregister geregistreerde vermogen.

 

11.2.

Het product van het in het gebied doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd in het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

 

11.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 11.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde in punt 3 bedoelde vistuiggroep en gedurende dezelfde beheersperiode.

 

11.4.

Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een gedetailleerd spreadsheetformaat worden vastgesteld voor het doorsturen van deze verslagen aan de Commissie.

  • 12. 
    Overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 4.2, 4.4, 6 en 11 gelden. Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie in kennis van het aantal dagen, de visserijinspanning en, indien van toepassing, de quota waarop de overdracht betrekking heeft, overeenkomstig de tussen de betrokken lidstaten gemaakte afspraken.

GEBRUIK VAN VISTUIG

  • 13. 
    Mededeling betreffende het vistuig

Vóór de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of diens vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het in punt 1 bedoelde gebied vissen met in punt 3 bedoelde vistuiggroepen.

  • 14. 
    Niet met visserij verband houdende activiteiten

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt afgetrokken van de onder punt 7 toegewezen dagen voor dat vaartuig, op voorwaarde dat het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visvergunning. Gedurende die tijd voeren deze vaartuigen geen vistuig of vis mee.

DOORVAART

  • 15. 
    Doorvaart

Een vaartuig mag door het gebied varen als het niet over een visvergunning voor het gebied beschikt of het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig de voorschriften van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

TOEZICHT, INSPECTIE EN BEWAKING

  • 16. 
    Mededelingen inzake de visserijinspanning

De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op vaartuigen die de in punt 3 bedoelde vistuiggroepen aan boord hebben en die actief zijn in het in punt 1 genoemde gebied. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van de in artikel 19 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 vastgestelde meldplicht.

  • 17. 
    Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van artikel 8, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie verkregen gegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

 

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

 

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

  • 18. 
    Kruiscontroles

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde relevante gegevens aan de hand van de VMS-gegevens. Deze kruiscontroles worden geregistreerd en op verzoek ter beschikking gesteld van de Commissie.

  • 19. 
    Alternatieve controlemaatregelen

De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 16 bedoelde aangifteverplichtingen, op voorwaarde dat die maatregelen even doeltreffend en transparant zijn als de aangifteverplichtingen. Deze alternatieve maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast.

  • 20. 
    Voorafgaande kennisgeving van aanlanding en overlading

De kapitein van een communautair vaartuig of diens vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil overladen op zee of wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, dient de in artikel 19 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee te delen.

  • 21. 
    Toegestane afwijking bij de raming van de in het logboek vermelde hoeveelheden

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor in punt 16 bedoelde vaartuigen een tolerantiemarge van 8 % voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden, in kilogram, aan boord gehouden vis. Indien in de Gemeenschapswetgeving geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zijn de door de vlaggenlidstaat van het vaartuig vastgestelde omrekeningsfactoren van toepassing.

  • 22. 
    Gescheiden opslag

Wanneer een hoeveelheid tong van meer dan 50 kg aan boord van een vaartuig wordt gehouden, is het verboden hoeveelheden tong gemengd met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van het vaartuig te houden. De kapitein van een communautair vaartuig moet de controleurs van de lidstaten de nodige bijstand verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde hoeveelheden te toetsen aan de aan boord gehouden vangsten van tong.

  • 23. 
    Wegen
 

23.1.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zorgen ervoor dat een hoeveelheid in het gebied gevangen tong van meer dan 300 kg, vóór de verkoop wordt gewogen. De daarvoor gebruikte weegschalen moeten door de bevoegde nationale autoriteiten zijn goedgekeurd.

 

23.2.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid in het gebied gevangen tong van meer dan 300 kg, die in de betrokken lidstaat voor het eerst wordt aangeland, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanlanding wordt vervoerd.

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

  • 24. 
    Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de visdagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de totale visserijinspanningen in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanningen van vaartuigen die verschillende soorten vistuig gebruiken in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

  • 25. 
    Mededeling van relevante gegevens
 

25.1.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten de in punt 24 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

 

25.2.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 26 bedoelde gegevens aan de Commissie.

Tabel II

Rapportageformaat

 

Land

CFR

Externe kentekens

Duur van de beheers-periode

Gebied

Aangegeven vistuig

Bijzondere voorwaarden voor het aangegeven vistuig

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

Overgedragen dagen

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(6)

(6)

(6)

(7)

(7)

(7)

(7)

(8)

(8)

(8)

(8)

(9)

(9)

(9)

(9)

(10)

Tabel III

Gegevensformaat

 

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Richting (1)

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

n/r

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad.

In het geval van een overdragend vaartuig is dit steeds het land dat de melding doet.

(2)

CFR

12

n/r

Nummer in communautair vlootregister

Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3)

Externe kentekens

14

L

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4)

Duur van de beheersperiode

2

L

Duur van de beheersperiode in maanden.

(5)

Gebied

1

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIC.

(6)

Aangegeven vistuig

5

L

Vermeld de aangegeven vistuiggroep overeenkomstig punt 3 van bijlage IIC (a of b)

(7)

Bijzondere voorwaarde voor het aangegeven vistuig

2

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIC.

(8)

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

3

L

Aantal dagen waarop dit vaartuig overeenkomstig bijlage IIC recht heeft voor het aangegeven vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(9)

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

3

L

Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de beheersperiode overeenkomstig bijlage IIC.

(10)

Overgedragen dagen

4

L

Vermeld voor overgedragen dagen „-aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.

 

  • (1) 
    relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.

BIJLAGE IID

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJINSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN ICES-ZONES IIIA EN IV EN IN DE EG-WATEREN VAN ICES-ZONE IIA

 

1.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op communautaire vaartuigen die in ICES-zones IIIa en IV en in de EG-wateren van ICES-zone IIa vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm.

 

2.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden gelden voor vaartuigen van derde landen die, tenzij anders is bepaald, in de EG-wateren van ICES-zone IV op zandspiering mogen vissen op grond van een machtiging of als gevolg van overleg tussen de Gemeenschap en Noorwegen als bepaald in punt 7.3 van de Goedgekeurde Notulen van de Conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen van 10 december 2008.

 

3.

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan:

 

a)

de periode van 24 uur die begint om 00:00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24.00 uur op dezelfde kalenderdag, of een deel van deze periode, dan wel;

 

b)

een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur tussen de datum en het tijdstip van vertrek en de datum en het tijdstip van aankomst, of een deel van een dergelijke periode.

 

4.

Iedere betrokken lidstaat houdt een gegevensbank bij die voor ICES-zones IIIa en IV en voor ieder vaartuig dat zijn vlag voert of in de Gemeenschap is geregistreerd en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat:

 

a)

de naam en het interne registratienummer van het vaartuig;

 

b)

het geïnstalleerde motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86;

 

c)

het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied tijdens welke is gevist met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm;

 

d)

het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en het geïnstalleerde motorvermogen in kilowatt.

 

5.

Experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering begint niet vóór 1 april 2009 en eindigt niet na 6 mei 2009.

Het totale maximum van de visserijinspanning dat voor de experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering in 2009 is toegestaan, wordt bepaald op basis van de totale visserijinspanning die in 2007 is geleverd door communautaire vaartuigen als vastgesteld overeenkomstig punt 4, en wordt verdeeld tussen de lidstaten overeenkomstig de voor deze TAC toegewezen quota.

 

6.

De in bijlage I vastgestelde TAC's en quota voor zandspiering in ICES-zones IIIa en IV en in de EG-wateren van ICES-zone IIa worden door de Commissie zo spoedig mogelijk herzien op basis van advies van ICES en het WTECV over de omvang van het zandspieringbestand in de Noordzee in jaargang 2008, met inachtneming van de volgende beginselen en andere in het wetenschappelijke advies opgenomen relevante elementen:

De TAC voor EG-wateren van de ICES-zones IIa and IV wordt vastgesteld volgens de volgende formule:

N1 is de real-timeraming van leeftijdsklasse 1 in miljard, afgeleid van de experimentele visserij in 2009; de TAC is uitgedrukt in 1 000 ton; Wobs is het geconstateerde gemiddelde gewicht van leeftijdsklasse 1 tijdens de experimentele visserij; en Wm (3,8 g) is het gemiddelde gewicht op lange termijn van leeftijdsklasse 1.

 

7.

Indien de in punt 6 berekende TAC meer dan 400 000 ton bedraagt, wordt de TAC vastgesteld op 400 000 ton.

 

8.

De commerciële visserij met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm is verboden van 1 augustus 2009 tot en met 31 december 2009.

 

BIJLAGE III

OVERGANGSMAATREGELEN: TECHNISCHE EN CONTROLEMAATREGELEN

Deel A

Noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat

  • 1. 
    Haringvisserij in EG-wateren van ICES-zone IIa

Het is verboden haring aan te landen of aan boord te houden die in de periode van 1 januari tot en met 28 februari of in de periode van 16 mei tot en met 31 december is gevangen in de EG-wateren van zone IIa.

  • 2. 
    Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat

In afwijking van de voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/98, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.

  • 3. 
    Elektrische visserij in ICES-zones IVc en IVb
 

3.1.

In afwijking van het bepaalde in artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 wordt vissen met de boomkor met elektrische stroom („pulse trawling”) toegestaan in ICES-zones IVc en IVb bezuiden een loxodroom die de hierna vermelde punten met elkaar verbindt, gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem:

 

een punt op de oostkust van het Verenigd Koninkrijk op 55oNB,

 

dan oostwaarts tot 55oNB en 5oOL,

 

dan noordwaarts tot 56oNB,

 

en tenslotte op een punt op de westkust van Denemarken op 56o NB.

 

3.2.

In 2009 gelden de volgende maatregelen:

 

a)

per lidstaat mag ten hoogste 5 % van de boomkottervloot met de boomkor met elektrische stroom vissen;

 

b)

de maximale elektrische stroom in kW bedraagt voor elke boomkor niet meer dan de boomlengte in meter vermenigvuldigd met 1,25;

 

c)

het werkelijke voltage tussen de elektroden bedraagt ten hoogste 15V;

 

d)

het vaartuig dient uitgerust te zijn met een computergestuurd beheerssysteem dat de maximale stroom per boom en het werkelijke voltage tussen de elektroden van ten minste de laatste 100 trekken registreert. Niet-bevoegde personen mogen geen toegang hebben tot het computergestuurde beheerssysteem om er wijzigingen in aan te brengen;

 

e)

het is verboden om vóór de klossenpees één of meer kietelaars („tickler chains”) te bevestigen.

  • 4. 
    Sluiting van een gebied voor de visserij op zandspiering in ICES-zone IV
 

4.1.

Het is verboden zandspiering aan te landen of aan boord te houden die gevangen is in het geografische gebied begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

 

de oostkust van Engeland op 55o30' NB,

 

55o30' NB, 1o00' WL,

 

58o00' NB en 1o00' WL,

 

58o00' NB en 2o00' WL,

 

de oostkust van Schotland op 2o00' WL.

 

4.2.

Visserij voor wetenschappelijke doeleinden is toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden.

  • 5. 
    Rockall-schelvisbox in ICES-zone VI

Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

 

Punt nr.

Breedte

Lengte

1

57o00'NB

15o00'WL

2

57o00'NB

14o00'WL

3

56o30'NB

14o00'WL

4

56o30'NB

15o00'WL

In het gedeelte van de in dit punt omschreven gebieden dat overlapt met het in punt 15.1 als het noordwestelijke deel van Rockall omschreven gebied geldt echter niet de afwijking voor beuglijnen.

5a.   Kabeljauwselectiviteit in de Noordzee en het Skagerrak

 

5a.1.

De lidstaten nemen maatregelen om het gebruik van kabeljauwquota door vaartuigen die onder hun vlag varen, in de Noordzee en het Skagerrak opereren en bodemtrawls, Deense zegennetten en soortgelijk gesleept vistuig — met uitzondering van boomkorren — gebruiken, over heel 2009 te spreiden, en de teruggooi van kabeljauw door deze vaartuigen te beperken, overeenkomstig de voorwaarden van de punten 5a.2. tot en met 5a.6.

 

5a.2.

De lidstaten passen het gebruik van de in punt 5a.1. genoemde vistuigen aan aan het gebruik van hun kabeljauwquota. Daartoe stellen de lidstaten per kwartaal van 2009 streefcijfers voor het gebruik van hun kabeljauwquota vast, en delen zij deze uiterlijk op 1 februari 2009 mee aan de Commissie.

 

5a.3.

Als aan het einde van het tweede en het derde kwartaal van 2009 het gebruik van het kabeljauwquotum meer dan 10 % boven het streefcijfer ligt, gaat de lidstaat in kwestie over tot maatregelen en eventueel tot onmiddellijke sluiting, om ervoor te zorgen dat de in punt 5a.1. bedoelde vaartuigen die onder hun vlag varen bijvangsten van kabeljauw vermijden en buiten het quotum vallende soorten gaan bevissen, en wel in een dusdanige mate dat het streefcijfer voor het gebruik van het kabeljauwquotum aan het einde van het volgende kwartaal wel gehaald wordt.

 

5a.4.

Binnen een maand na het einde van het kwartaal waarin het streefcijfer is overschreden, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de in punt 5a.3. bedoelde maatregelen, en lichten zij daarin toe welke technische wijzigingen in het vistuig moeten worden aangebracht en welke vaartuigen het betreft; voorts verstrekken zij bewijsmateriaal waaruit blijkt welk effect dat waarschijnlijk heeft op de kabeljauwvangst.

 

5a.5.

Wanneer het kabeljauwquotum van een lidstaat voor 15 november 2009 voor 90 % is opgebruikt, zijn alle in punt 5a.1 bedoelde vaartuigen van die lidstaat die gebruik maken van vistuig met een maaswijdte van 80mm of meer, met uitzondering van vaartuigen die Deense zegennetten gebruiken, verplicht tot het einde van het jaar het in aanhangsel 4 van deze bijlage bedoelde vistuig te gebruiken, of elk ander vistuig met zodanige technische kenmerken dat daarmee soortgelijke kabeljauwvangsten worden gedaan, hetgeen bevestigd dient te zijn door het WTECV, of, indien het vaartuigen betreft die op langoustine vissen, een zeeflap als omschreven in aanhangsel 3 bij deze bijlage of enig ander tuig met een soortgelijk ontsnappingsmechanisme waarvan de werkzaamheid is aangetoond.

 

5a.6.

Onverminderd het bepaalde in punten 5a.5 mogen de lidstaten de aldaar bedoelde maatregelen ook toepassen op afzonderlijke vaartuigen of groepen vaartuigen die voor 15 november 2009 90 % van het nationale kabeljauwquotum hebben opgebruikt dat hun overeenkomstig de nationale methode voor het toewijzen van vangstmogelijkheden beschikbaar was gesteld.

 

5a.7.

Onverminderd het bepaalde in de punten 5a.3 en 5a.5 mogen de lidstaten de aldaar bedoelde maatregelen ook toepassen op afzonderlijke vaartuigen of groepen vaartuigen waarvoor een deel van de nationale kabeljauwquota beschikbaar is gesteld overeenkomstig de nationale methode voor het toewijzen van vangstmogelijkheden.

5b.   Verbod op afromen in de Noordzee en het Skagerrak

 

5b.1.

Een soort waarvoor een quotaregeling geldt en die gevangen wordt tijdens visserijactiviteiten in de Noordzee of in het Skagerrak, wordt aan boord van het vaartuig gebracht en vervolgens aangeland, tenzij dit indruist tegen de communautaire visserijwetgeving waarbij technische, controle- en instandhoudingsmaatregelen zijn vastgesteld, inzonderheid onderhavige verordening en de Verordeningen (EG) nr. 2371/2002, (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 850/98 en de bijbehorende uitvoeringsmaatregelen.

 

5b.2.

De lidstaten trachten in het oostelijk deel van het Kanaal soortgelijke maatregelen te treffen als die bedoeld in punt 5b.1.

5c.   Onmiddelijke sluitingen in de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijk deel van het Kanaal

 

5c.1.

Onverminderd de mogelijkheid om noodmaatregelen te treffen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, mogen de lidstaten, als er aanwijzingen zijn dat de instandhouding van bepaalde soorten of visgronden in de Noordzee, het Skagerrak of het oostelijk deel van het Kanaal ernstig wordt bedreigd, ook als het van belang is om hoge concentraties van een bedreigde soort te vermijden, en als uitstel moeilijk te herstellen schade zou toebrengen aan de betrokken soort of visgrond, strengere instandhoudingsmaatregelen treffen dan die welke zijn vastgelegd in de communautaire wetgeving met betrekking tot de wateren die onder hun soevereiniteit of rechtsmacht vallen.

 

5c.2.

De in punt 5c.1. bedoelde maatregelen:

 

zijn niet-discriminerend;

 

mogen alleen van toepassing zijn op visvaartuigen die zijn toegerust om de betrokken soort te vangen en/of toestemming hebben om op de betrokken visgrond te vissen;

 

duren maximaal 21 dagen, waarna zij automatisch vervallen.

De geografische omvang van de betrokken visgronden wordt duidelijk afgebakend.

 

5c.3.

De lidstaten stellen de Commissie, de andere lidstaten en de betrokken regionale adviesraad onverwijld in kennis van de overeenkomstig punt 5c.1. genomen maatregelen, door hun een kopie van deze maatregelen en een toelichting toe te zenden.

De maatregelen zijn alleen van toepassing als in de toelichting voldoende wordt aangetoond dat aan alle voorwaarden van punt 5c.1. is voldaan. Indien zulks niet kan worden aangetoond, kan de Commissie de lidstaat te allen tijde verzoeken de maatregel met onmiddellijke ingang in te trekken of te wijzigen.

5d.   Kabeljauwselectiviteit in het oostelijk deel van het Kanaal

 

5d.1.

De lidstaten nemen maatregelen om het gebruik van kabeljauwquota door vaartuigen die onder hun vlag varen, in het oostelijk deel van het Kanaal opereren en bodemtrawls, Deense zegennetten en soortgelijk gesleept vistuig — met uitzondering van boomkorren — gebruiken, over heel 2009 te spreiden, en de teruggooi van kabeljauw door deze vaartuigen te beperken, overeenkomstig de voorwaarden van de punten 5d.2. tot en met 5d.4. hieronder.

 

5d.2.

De lidstaten passen het gebruik van de in punt 5d.1. genoemde vistuigen aan aan het gebruik van hun kabeljauwquota. Daartoe stellen de lidstaten per kwartaal van 2009 streefcijfers voor het gebruik van hun kabeljauwquota vast, en delen zij deze uiterlijk op 1 februari 2009 mee aan de Commissie.

 

5d.3.

Als aan het einde van het tweede en het derde kwartaal van 2009 het gebruik van het kabeljauwquotum meer dan 10 % boven het streefcijfer ligt, gaat de lidstaat in kwestie over tot maatregelen en eventueel tot onmiddellijke sluiting, om ervoor te zorgen dat de in punt 5d.1. bedoelde vaartuigen die onder hun vlag varen bijvangsten van kabeljauw vermijden en buiten het quotum vallende soorten gaan bevissen, en wel in die mate dat het streefcijfer voor het gebruik van het kabeljauwquotum aan het einde van het volgende kwartaal wel gehaald wordt.

 

5d.4.

Op verzoek van de Commissie stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de in punt 5d.3. bedoelde maatregelen.

  • 6. 
    Beperking van de visserij op kabeljauw, schelvis en wijting in ICES-zone VI en beperking van de visserij op kabeljauw in ICES-zone VII

Dit punt is vanaf de datum van toepassing van deze verordening van toepassing op vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, en vanaf 1 april 2009 op andere vaartuigen.

6.1.   ICES-zone VIa

 

i)

Tot en met 31 december 2009 is iedere vorm van visserij verboden in het deel van ICES-deelgebied VIa ten oosten of ten zuiden van de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 
 

54o30'NB, 10o35'WL

 
 

55o20'NB, 09o50'WL

 
 

55o30'NB, 09o20'WL

 
 

56o40'NB, 08o55'WL

 
 

57o00'NB, 09o00'WL

 
 

57o20'NB, 09o20'WL

 
 

57o50'NB, 09o20'WL

 
 

58o10'NB, 09o00'WL

 
 

58o40'NB, 07o40'WL

 
 

59o00'NB, 07o30'WL

 
 

59o20'NB, 06o30'WL

 
 

59o40'NB, 06o50'WL

 
 

59o40'NB, 05o30'WL

 
 

60o00'NB, 04o50'WL

 
 

60o15'NB, 04o00'WL

 

ii)

Tot en met 31 december 2009 moet eventueel meegevoerd vistuig van elk dergelijk vaartuig dat zich in het onder i) omschreven gebied bevindt, zijn vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig de voorschriften van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

6.2.   ICES-zones VIIf en g

Van 1 februari 2009 tot en met 31 maart 2009 is iedere vorm van visserij verboden in de volgende ICES-rechthoeken: 30E4, 31E4, 32E3. Dit verbod is niet van toepassing binnen zes zeemijlen vanaf de basislijn.

6.3.   In afwijking van het bepaalde in de punten 6.1 en 6.2 is de visserij met vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, sleepnetten en strandzegens, kommen en korven in de betrokken gebieden en de betrokken perioden toegestaan, op voorwaarde dat:

 

i)

geen ander vistuig dan vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, kommen en korven aan boord wordt gehouden of uitgezet; en

 

ii)

geen andere organismen dan zalm, schelp- en schaaldieren aan boord worden gehouden, worden aangeland of aan land worden gebracht.

6.4.   In afwijking van het bepaalde in de punten 6.1 en 6.2 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in de onder die punten genoemde gebieden toegestaan, op voorwaarde dat:

 

i)

geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden; en

 

ii)

geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, sardinella, horsmakreel, sprot, blauwe wijting en zilversmelt aan boord worden gehouden.

6.5.   In afwijking van het bepaalde in punt 6.1 is de visserij op langoustine toegestaan, op voorwaarde dat:

 

i)

het vistuig is voorzien van een zeeflap overeenkomstig de punten b), c), d) en e) van aanhangsel 2 bij deze bijlage of een paneel met vierkante mazen als omschreven in aanhangsel 5 bij deze bijlage;

 

ii)

de aan boord gehouden vangst in gewicht voor ten minste 30 % uit langoustine bestaat;

 

iii)

de aan boord gehouden vangst in gewicht voor maximaal 10 % uit een mengsel van kabeljauw, schelvis en/of wijting bestaat; en

 

iv)

het vistuig is vervaardigd met een minimummaaswijdte van 80 mm.

Deze afwijking is niet van toepassing in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden, gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem:

 
 

59o05'NB, 06o45'WL

 
 

59o30'NB, 06o00'WL

 
 

59o40'NB, 05o00'WL

 
 

60o00'NB, 04o00'WL

 
 

59o30'NB, 04o00'WL

 
 

59o05'NB, 06o45'WL

6.6   In afwijking van het bepaalde in punt 6.1 is de visserij met trawls, bodemzegens of soortgelijke vistuigen toegestaan, op voorwaarde dat:

 

i)

alle netten aan boord van het vaartuig zijn vervaardigd met een minimummaaswijdte van 120 mm voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, respectievelijk 110 mm voor alle andere vaartuigen,

 

ii)

in gewicht niet meer dan 10 % van de aan boord gehouden vangst bestaat uit een mengsel van kabeljauw, schelvis en/of wijting,

 

iii)

wanneer de aan boord gehouden vangst minder dan 90 % koolvis bevat, het gebruikte vistuig is uitgerust met een paneel met vierkante mazen als omschreven in aanhangsel 5 bij deze bijlage, en

 

iv)

wanneer de lengte over alles van het vaartuig 15 meter of minder bedraagt, het gebruikte vistuig — ongeacht de aan boord gehouden hoeveelheden gevangen koolvis — is uitgerust met een paneel met vierkante mazen als omschreven in aanhangsel 6 bij deze bijlage.

6.7.   Toezicht door waarnemers in ICES-zone VIa

Elke betrokken lidstaat stelt in 2009 een programma voor waarnemers aan boord op teneinde de vangsten en teruggooi te bemonsteren van vaartuigen die gebruik maken van de afwijkingen van de punten 6.5 en 6.6. De waarnemingsprogramma's worden uitgevoerd zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 665/2008 en dienen de vangsten en teruggooi van kabeljauw, schelvis en wijting te ramen met een foutmarge van maximaal 20 %.

De betrokken lidstaten leggen de Commissie uiterlijk op 30 juni 2009 een voorlopig verslag voor over de totale vangsten en teruggooi van de vaartuigen die onder het waarnemingsprogramma vallen. Het definitief verslag over 2009 wordt uiterlijk op 1 februari 2010 gepresenteerd.

6.8.   Experimenten om bij de langoustinevisserij de vangst van marene te beperken

In het in punt 6.1 bedoelde gebied doen de lidstaten in 2009 bij de langoustinevisserij proeven en experimenten om te testen welke visserijmethoden de minst negatieve gevolgen hebben voor marene

 

met een zeeflap overeenkomstig aanhangsel 2 bij deze bijlage, en

 

met een paneel met vierkante mazen overeenkomstig de punten 1 en 3 van aanhangsel 5, dat is ingebracht in het bovenste paneel van de kuil en niet meer dan 6 meter van de pooklijn eindigt.

De betrokken lidstaten leggen de resultaten van de proeven en experimenten uiterlijk op 30 september 2009 voor aan de Commissie.

  • 7. 
    Bijzondere voorschriften voor de bescherming van blauwe leng in zone VIa
 

7.1.

Van 1 maart tot en met 31 mei 2009 gelden de in dit punt vastgestelde bijzondere voorschriften in de gebieden van zone VIa die worden begrensd door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 

i)

Rand van het Schotse continentale plat

 

59o58' NB, 07o00 WL

 

59o55' NB, 06o47 WL

 

59o51' NB, 06o28 WL

 

59o45' NB, 06o38 WL

 

59o27' NB, 06o42' WL

 

59o22' NB, 06o47' WL

 

59o15' NB, 07o15' WL

 

59o07' NB, 07o31' WL

 

58o52' NB, 07o44' WL

 

58o44' NB, 08o11' WL

 

58o43' NB, 08o27' WL

 

58o28' NB, 09o16' WL

 

58o15' NB, 09o32' WL

 

58o15' NB, 09o45' WL

 

58o30' NB, 09o45' WL

 

59o30' NB, 07o00' WL

 

ii)

Rand van de Rosemary bank

 

60o00' NB, 11o00' WL

 

59o00' NB, 11o00' WL

 

59o00' NB, 09o00' WL

 

59o30' NB, 09o00' WL

 

59o30' NB, 10o00' WL

 

60 00' NB, 10o00' WL

 

Met uitsluiting van het gebied dat wordt begrensd door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 

59o15' NB, 10o24' WL

 

59o10' NB, 10o22' WL

 

59o08' NB, 10o07' WL

 

59o11' NB, 09o59' WL

 

59o15' NB, 09o58' WL

 

59o22' NB, 10o02' WL

 

59o23' NB, 10o11' WL

 

59o20' NB, 10o19' WL

 

7.2.

Bij het binnenvaren van het in punt 7.1 omschreven gebied registreert de kapitein van het vissersvaartuig in het logboek op welke dag, tijd en plaats het vaartuig het gebied binnenvaart.

 

7.3.

Bij het verlaten van het in punt 7.1 omschreven gebied registreert de kapitein van het vissersvaartuig in het logboek op welke dag, tijd en plaats het vaartuig het gebied verlaat.

 

7.4.

In beide in punt 7.1 omschreven gebieden is het verboden per visreis meer dan 6 ton blauwe leng aan boord te hebben. Bij het bereiken van deze hoeveelheid:

 

a)

moet het vaartuig de visserij onmiddellijk stopzetten en het gebied waarin het aanwezig is, onmiddellijk verlaten;

 

b)

mag het vaartuig het gebied pas na aanlanding van zijn vangst weer binnenvaren;

 

c)

mag het vaartuig geen blauwe leng overboord zetten.

 

7.5.

De in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 bedoelde waarnemers die zijn toegewezen aan een in punt 7.1 omschreven gebied aanwezig vissersvaartuig, moeten de uit dat artikel voortvloeiende taken verrichten en bovendien aan de hand van adequate monsters de gevangen blauwe leng meten en het stadium van geslachtsrijpheid van de submonsters bepalen. De lidstaten stellen gedetailleerde protocollen voor bemonstering en resultaatvergelijking op na overleg met het WTECV.

  • 8. 
    Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee
 

8.1.

In de periode van 14 februari 2009 tot en met 30 april 2009 is het verboden bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten, kieuwnetten, schakels, warnetten of soortgelijke staande netten of vistuig met haken te gebruiken in het gedeelte van ICES-zone VIIa dat wordt begrensd door:

 

de oostkust van Ierland en de oostkust van Noord-Ierland, en

 

rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 

een punt op de oostkust van het schiereiland Ards in Noord-Ierland op 54o 30' NB,

 

54o 30' NB, 04o 50' WL,

 

53o 15' NB, 04o 50' WL,

 

een punt op de oostkust van Ierland op 53o 15' NB.

 

8.2.

In afwijking van punt 8.1 is in het gebied en de periode die daar worden bepaald:

 

a)

het gebruik van bodemtrawls toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en de netten:

 

i)

een maaswijdte hebben van hetzij 70-79 mm, hetzij 80-99 mm; en

 

ii)

slechts één van de toegestane maaswijdten hebben; en

 

iii)

op geen enkele plaats in het net een afzonderlijke maas bevatten waarvan de wijdte groter is dan 300 mm; en

 

iv)

slechts worden uitgezet in een gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 

53o 30' NB, 05o 30' WL

 

53o 30' NB, 05o 20' WL

 

54o 20' NB, 04o 50' WL

 

54o 30' NB, 05o 10' WL

 

54o 30' NB, 05o 20' WL

 

54o 00' NB, 05o 50' WL

 

54o 00' NB, 06o 10' WL

 

53o 45' NB, 06o 10' WL

 

53o 45' NB, 05o 30' WL

 

53o 30' NB, 05o 30' WL;

 

b)

het gebruik van zeeflappen toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en de netten:

 

i)

in overeenstemming zijn met de onder a), i) tot en met iv), gestelde voorwaarden; en

 

ii)

zijn vervaardigd overeenkomstig de technische voorschriften in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-zone VIIa) (1).

Voorts mogen zeeflappen ook worden gebruikt in een gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 

53o 45' NB, 06o 00' WL

 

53o 45' NB, 05o 30' WL

 

53o 30' NB, 05o 30' WL

 

53o 30' NB, 06o 00' WL

 

53o 45' NB, 06o 00' WL.

 

8.3.

De in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 254/2002 bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen zijn van toepassing.

  • 9. 
    Gebruik van kieuwnetten in ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, c, j, k, VIII, IX, X en XII
 

9.1.

In dit punt wordt onder kieuwnetten en warrelnetten verstaan, vistuig bestaande uit een enkel net dat verticaal in het water wordt gehouden. Levende aquatische hulpbronnen worden gevangen doordat zij achter hun kieuwdeksels in het net blijven hangen, dan wel in het net verward of verstrikt raken.

 

9.2.

In dit punt wordt onder schakelnetten verstaan, vistuig bestaande uit twee of meer achter elkaar hangende netten aan een enkele bovenpees, die verticaal in het water worden gehouden.

 

9.3.

Het is communautaire vaartuigen niet toegestaan kieuwnetten, warrelnetten en schakelnetten te gebruiken in de ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VII b, c, j, k, VIII, IX, X en XII ten oosten van 27o WL op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt.

 

9.4.

In afwijking van punt 9.3 is het gebruik toegestaan van:

 

a)

Kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm en kleiner dan 150 mm in ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, c, j, k, en XII ten oosten van 27o WL, of met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 130 mm in ICES-zones VIIIa, b, d en X of met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 110mm in ICES-zones VIIIc en IX, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt, niet meer dan 100 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,5 en voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt vijf zeemijl en de totale lengte van alle op eender welk moment uitgezette netten bedraagt maximaal 25 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 24 uur; of

 

b)

warrelnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 250 mm, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt, niet meer dan 15 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,33 en voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt 10 km. De totale lengte van alle op eender welk moment uitgezette netten bedraagt maximaal 100 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 72 uur;

 

c)

kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 130 mm in ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, c, j, k, en XII ten oosten van 27o WL, op voorwaarde dat:

 

zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter en minder dan 600 meter bedraagt;

 

zij niet meer dan 100 mazen diep zijn en een hanging ratio van minstens 0,5 hebben;

 

zij voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen;

 

de netten elk maximaal vier zeemijlen lang zijn, en de totale lengte van alle op enig moment uitgezette netten maximaal 20 km per vaartuig bedraagt;

 

de maximale uitzettijd 24 uur bedraagt;

 

de aan boord gehouden vangst in gewicht ten minste voor 85 % uit heek bestaat;

 

het aantal vaartuigen dat deelneemt aan de visserij niet hoger is dan het in 2008 opgetekende aantal;

 

de kapitein van het vaartuig dat aan de visserij deelneemt, voor het verlaten van de haven in het logboek de hoeveelheid en de totale lengte van het tuig aan boord van het vaartuig vermeldt. Bij ten minste 15 % van de afvaarten vindt inspectie plaats;

 

de kapitein van het vaartuig bij het aanlanden ten minste 90 % van de in het communautair logboek voor die reis opgetekende hoeveelheid tuig aan boord heeft, en

 

de hoeveelheid van alle gevangen soorten van meer dan 50 kg, inclusief alle teruggegooide hoeveelheden van meer dan 50 kg, zijn vermeld in het communautair logboek.

Deze afwijking geldt evenwel niet in het gereglementeerde NEAFC-gebied.

 

9.5.

Vaartuigen mogen op eender welk moment slechts één van de in de punten 9.4, onder a) en 9.4, onder b), opgenomen vistuigen aan boord hebben. Om verloren gegane of beschadigde netten te vervangen, mogen vaartuigen netten aan boord hebben waarvan de totale lengte 20 % meer bedraagt dan de maximale lengte van de netten die op eender welk moment mogen worden uitgezet. Elk vistuig moet gemerkt zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 356/2005 van de Commissie van 1 maart 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor het merken en identificeren van passief vistuig en boomkorren (2).

 

9.6.

Alle vaartuigen die op enige plaats in de ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VII b, c, j, k, en XII ten oosten van 27o WL waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt, en vanaf 1 oktober 2009 in de ICES-zones VIII, IX en X vissen met kieuwnetten of warrelnetten, moeten in het bezit zijn van een speciaal visdocument voor staand tuig dat door de vlaggenlidstaat is afgegeven.

 

9.7.

De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een in punt 9.6 bedoeld speciaal visdocument voor staand tuig, noteert in het logboek het aantal en de lengte van de vistuigen die het vaartuig vóór het verlaten van de haven en bij het terugkeren in de haven aan boord heeft, en moet elk verschil tussen de twee waarden verantwoorden.

Vaartuigen die gebruik maken van de afwijking bedoeld in punt 9.4c worden bij ten minste 15 % van de afvaarten geïnspecteerd.

 

9.8.

De maritieme diensten of andere bevoegde autoriteiten hebben het recht onbeheerd op zee achtergelaten vistuig in de ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VII b, c, j, k, en XII ten oosten van 27o WL en vanaf 1 oktober in de ICES-zones VIII, IX, en X te verwijderen in de volgende gevallen:

 

a)

het tuig is niet naar behoren gemerkt;

 

b)

uit de merken op de boei of de VMS-gegevens blijkt dat de eigenaar ervan gedurende meer dan 120 uur niet meer op een afstand van minder dan 100 zeemijl van het tuig is geweest;

 

c)

het tuig is uitgezet in wateren met een grotere dan de toegestane kaartdiepte;

 

d)

het tuig heeft een illegale maaswijdte.

 

9.9.

De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een in punt 9.6 bedoeld speciaal visdocument voor staand tuig, noteert gedurende elke visreis de volgende gegevens in het logboek:

 

de maaswijdte van het uitgezette net,

 

de nominale lengte van het net,

 

het aantal netten per uitzetting,

 

het totale aantal uitzettingen,

 

de positie van elke uitzetting,

 

de diepte van elke uitzetting,

 

de uitzettijd per uitzetting,

 

een kwantificering van verloren gegaan vistuig, de laatste bekende positie daarvan en de datum van het verlies.

 

9.10.

Vaartuigen die vissen met een in punt 9.6 bedoeld visdocument voor staand tuig, mogen slechts aanlanden in de havens die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 door de lidstaten zijn aangewezen.

 

9.11.

De hoeveelheid haaien aan boord van vaartuigen die vissen met het in punt 9.4, onder b), beschreven vistuig, mag niet meer bedragen dan 5 % levend gewicht van de totale hoeveelheid aan boord gehouden mariene organismen.

 

9.12

De Commissie kan na raadpleging van het WTECV besluiten de punten 9.1 tot en met 9.11 niet toe te passen op bepaalde visserijactiviteiten in de ICES-zones VIII, XI en X, indien uit door de lidstaten verstrekte informatie blijkt dat bij deze visserijactiviteiten slechts in zeer geringe mate bijvangsten en teruggooi van haaien voorkomen.

  • 10. 
    Vermindering van de teruggooi van wijting in de Noordzee
 

10.1.

Zo nodig voeren de lidstaten in 2009 in de Noordzee tests en proeven uit met betrekking tot technische aanpassingen van trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 90 mm, met de bedoeling de teruggooi van wijting met ten minste 30 % te verminderen.

 

10.2.

De lidstaten stellen de resultaten van de in punt 10.1. bedoelde tests en proeven uiterlijk op 31 augustus 2009 ter beschikking van de Commissie.

 

10.3.

Op basis van een voorstel van de Commissie neemt de Raad een besluit over passende technische aanpassingen met het oog op de vermindering van de teruggooi van wijting op basis van het in punt 10.1. vastgestelde doel.

  • 11. 
    Vermindering van de teruggooi van kabeljauw in de Noordzee
 

11.1.

De lidstaten die over een quotum voor kabeljauw beschikken, moeten in 2009 technische maatregelen testen om de selectiviteit van gesleept vistuig te verhogen zodat de teruggooi van kabeljauw, in aantal, wordt verminderd tot maximaal 10 %.

 

11.2.

De lidstaten stellen de resultaten van de in punt 11.1. bedoelde tests uiterlijk op 31 december 2009 ter beschikking van de Commissie.

  • 12. 
    Voorwaarden voor de in de Golf van Biskaje toegestane visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig
 

12.1.

In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie van 19 maart 2002 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het heekbestand in de ICES-zones III, IV, V, VI en VII en in de ICES-zones VIIIa, b, d, e (3), mag in het in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 omschreven gebied worden gevist met sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte van 70 tot 99 mm, indien het vistuig is voorzien van een paneel met vierkante mazen overeenkomstig aanhangsel 3 van deze bijlage.

 

12.2.

Bij het vissen in de zones VIIIa en b mag gebruik worden gemaakt van een selectief rooster, met toebehoren, vóór de kuil en/of een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm in het onderste deel van de tunnel vóór de kuil. De bepalingen van artikel 4, lid 1, artikel 6 en artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 en van artikel 3, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 zijn niet van toepassing op het gedeelte van de trawl waarin deze selectieve voorzieningen zijn aangebracht.

  • 13. 
    Beperkingen van de visserij op grenadiervis in ICES-zone IIIa

Onverminderd Verordening (EG) nr. 1359/2008 mag in afwachting van overleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen niet gericht op grenadiervis worden gevist in ICES-zone IIIa.

  • 14. 
    Visserij op diepzeesoorten

In afwijking van Verordening (EG) nr. 2347/2002 gelden in 2009 de onderstaande voorwaarden.

 

14.1.

De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren en op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en Groenlandse heilbot/zwarte heilbot per kalenderjaar, slechts uitvoeren als ze in het bezit zijn van een diepzeevisserijdocument.

 

14.2.

Het is evenwel verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en Groenlandse heilbot/zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisserijdocument.

  • 15. 
    Overgangsmaatregelen voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats
 

15.1.

De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de gebieden die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

de Hecate Seamounts:

 

52o 21,2866' NB, 31o 09,2688' WL

 

52o 20,8167' NB, 30o 51,5258' WL

 

52o 12,0777' NB, 30o 54,3824' WL

 

52o 12,4144' NB, 31o 14,8168' WL

 

52o 21,2866' NB, 31o 09,2688' WL;

de Faraday Seamounts:

 

50o 01,7968' NB, 29o 37,8077' WL

 

49o 59,1490' NB, 29o 29,4580' WL

 

49o 52,6429' NB, 29o 30,2820' WL

 

49o 44,3831' NB, 29o 02,8711' WL

 

49o 44,4186' NB, 28o 52,4340' WL

 

49o 36,4557' NB, 28o 39,4703' WL

 

49o 29,9701' NB, 28o 45,0183' WL

 

49o 49,4197' NB, 29o 42,0923' WL

 

50o 01,7968' NB, 29o 37,8077' WL;

een deel van de Reykjanes Ridge:

 

55o 04,5327' NB, 36o 49,0135' WL

 

55o 05,4804' NB, 35o 58,9784' WL

 

54o 58,9914' NB, 34o 41,3634' WL

 

54o 41,1841' NB, 34o 00,0514' WL

 

54o 00,0'NB, 34o 00,0' WL

 

53o 54,6406' NB, 34o 49,9842' WL

 

53o 58,9668' NB, 36o 39,1260' WL

 

55o 04,5327' NB, 36o 49,0135' WL;

de Altair Seamounts:

 

44o 50,4953' NB, 34o 26,9128' WL

 

44o 47,2611' NB, 33o 48,5158' WL

 

44o 31,2006' NB, 33o 50,1636' WL

 

44o 38,0481' NB, 34o 11,9715' WL

 

44o 38,9470' NB, 34o 27,6819' WL

 

44o 50,4953' NB, 34o 26,9128' WL;

de Antialtair Seamounts:

 

43o 43,1307' NB, 22o 44,1174' WL

 

43o 39,5557' NB, 22o 19,2335' WL

 

43o 31,2802' NB, 22o 08,7964' WL

 

43o 27,7335' NB, 22o 14,6192' WL

 

43o 30,9616' NB, 22o 32,0325' WL

 

43o 40,6286' NB, 22o 47,0288' WL

 

43o 43,1307' NB, 22o 44,1174' WL;

de Hatton Bank:

 

59o 26' NB, 14o 30' WL

 

59o 12' NB, 15o 08' WL

 

59o 01' NB, 17o 00' WL

 

58o 50' NB, 17o 38' WL

 

58o 30' NB, 17o 52' WL

 

58o 30' NB, 18o 22' WL

 

58o 03' NB, 18o 22' WL

 

58o 03' NB, 17o 30' WL

 

57o 55' NB, 17o 30' WL

 

57o 45' NB, 19o 15' WL

 

58o 30' NB, 18o 45' WL

 

58o 47' NB, 18o 37' WL

 

59o 05' NB, 17o 32' WL

 

59o 16' NB, 17o 20' WL

 

59o 22' NB, 16o 50' WL

 

59o 21' NB, 15o 40' WL

het noordwestelijke deel van Rockall:

 

57o 00' NB, 14o 53' WL

 

57o 37' NB, 14o 42' WL

 

57o 55' NB, 14o 24' WL

 

58o 15' NB, 13o 50' WL

 

57o 57' NB, 13o 09' WL

 

57o 50' NB, 13o 14' WL

 

57o 57' NB, 13o 45' WL

 

57o 49' NB, 14o 06' WL

 

57o 29' NB, 14o 19' WL

 

57o 22' NB, 14o 19' WL

 

57o 00' NB, 14o 34' WL

 

56o 56' NB, 14o 36' WL

 

56o 56' NB, 14o 51' WL;

het zuidwestelijke deel van Rockall (Empress of Britain Bank):

 

56o 24' NB, 15o 37' WL

 

56o 21' NB, 14o 58' WL

 

56o 04' NB, 15o 10' WL

 

55o 51' NB, 15o 37' WL

 

56o 10' NB, 15o 52' WL;

de Logachev Mound:

 

55o17' NB 16o10' WL

 

55o33' NB 16o16' WL

 

55o50' NB 15o15' WL

 

55o58' NB 15o05' WL

 

55o54' NB 14o55' WL

 

55o45' NB 15o12' WL

 

55o34' NB 15o07' WL;

de West Rockall Mound:

 

57o 20' NB, 16o 30' WL

 

57o 05' NB, 15o 58' WL

 

56o 21' NB, 17o 17' WL

 

56o 40' NB, 17o 50' WL.

 

15.2.

De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de gebieden die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

Belgica Mound Province:

 

51o29,4' NB; 11o51,6' WL

 

51o32,4' NB; 11o41,4' WL

 

51o15,6' NB; 11o 33' WL

 

51o13,8' NB; 11o44,4' WL;

Hovland Mound Province:

 

52o16,2' NB; 13o12,6' WL

 

52o 24' NB; 12o58,2' WL

 

52o16,8' NB; 12o 54' WL

 

52o16,8' NB; 12o29,4' WL

 

52o4,2' NB; 12o29,4' WL

 

52o4,2' NB; 12o52,8' WL

 

52o 9' NB; 12o56,4' WL

 

52o 9' NB; 13o10,8' WL;

het noordwestelijke deel van de Porcupine Bank — gebied I:

 

53o30,6' NB; 14o32,4' WL

 

53o35,4' NB; 14o27,6' WL

 

53o40,8' NB; 14o15,6' WL

 

53o34,2' NB; 14o11,4' WL

 

53o31,8' NB; 14o14,4' WL

 

53o 24' NB; 14o28,8' WL;

het noordwestelijke deel van de Porcupine Bank — gebied II:

 

53o43,2' NB; 14o10,8' WL

 

53o51,6' NB; 13o53,4' WL

 

53o45,6' NB; 13o49,8' WL

 

53o36,6' NB; 14o7,2' WL;

het zuidwestelijke deel van de Porcupine Bank:

 

51o54,6' NB; 15o7,2' WL

 

51o54,6' NB; 14o55,2' WL

 

51o 42' NB; 14o55,2' WL

 

51o 42' NB; 15o10,2' WL

 

51o49,2' NB; 15o 6' WL.

 

15.3.

Alle vaartuigen voor de pelagische visserij in de in punt 15.2 vermelde beschermde gebieden voor koralen moeten voorkomen op een lijst van toegestane vaartuigen en moeten voorzien zijn van een speciaal visdocument dat aan boord wordt gehouden. Dit document dient alle informatie te bevatten die is vereist krachtens Verordening (EG) nr. 1627/94, en dient te worden gemeld volgens de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2943/95 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1627/94. Vaartuigen die op de lijst van toegestane vaartuigen voorkomen, mogen uitsluitend pelagisch vistuig aan boord hebben.

 

15.4.

Vaartuigen voor de pelagische visserij die van plan zijn in een in punt 15.2 vermeld beschermd gebied voor koralen te vissen, dienen vier uur tevoren bij het Ierse VCC hun voornemen te melden om in een beschermd gebied voor koralen binnen te varen. Zij dienen tezelfdertijd de aan boord aanwezige hoeveelheden te melden

 

15.5.

Vaartuigen voor de pelagische visserij die in een in punt 15.2 vermeld beschermd gebied voor koralen vissen, dienen, wanneer zij zich in een beschermd gebied voor koralen bevinden, te beschikken over een operationeel, volledig functionerend, veilig VMS, dat volledig strookt met Verordening (EG) nr. 2244/2003.

 

15.6.

Vaartuigen voor de pelagische visserij die in een in punt 15.2 vermeld beschermd gebied voor koralen vissen, dienen ieder uur VMS-meldingen te verzenden.

 

15.7.

Vaartuigen voor de pelagische visserij die hun visserijactiviteit in een in punt 15.2 vermeld beschermd gebied voor koralen hebben beëindigd, dienen het Ierse VCC in kennis te stellen van hun vertrek uit het gebied. Tegelijkertijd moeten zij de aan boord gehouden hoeveelheden aangeven.

 

15.8.

Visserij op pelagische soorten in een in punt 15.2 vermeld beschermd gebied voor koralen is uitsluitend toegestaan indien er aan boord enkel netten met een maaswijdte van 16-31 mm of 32-54 mm aanwezig zijn, of indien enkel met dergelijke netten wordt gevist.

 

15.9.

De visserij met bodemtrawls en staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

El Cachucho:

 

44o12,00' NB, 5o16,00' WL

 

44o12,00' NB, 4o26,00' WL

 

43o53,00' NB, 4o26,00' WL

 

43o53,00' NB, 5o16,00' WL

In afwijking van het in de eerste alinea ingestelde verbod, kunnen vaartuigen die in 2006, 2007 en 2008 met grondbeugen gericht op gaffelkabeljauw (Phycis blennoides) hebben gevist, van hun visserijautoriteiten een speciaal visdocument verkrijgen om die visserij verder te kunnen blijven uitoefenen in het gebied ten zuiden van 44o 00,00' NB. Alle vaartuigen die dit speciaal visdocument hebben verkregen, dienen, ongeacht hun lengte over alles, bij het vissen in het gebied El Cachucho een operationeel, volledig functionerend, veilig VMS te gebruiken, dat volledig strookt met Verordening (EG) nr. 2244/2003.

  • 16. 
    Minimummaat van Japanse tapijtschelp

In afwijking van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 850/98 bedraagt de minimummaat van Japanse tapijtschelp (Ruditapes philippinarum) 35 mm.

  • 17. 
    Voorwaarden voor bepaalde soorten visserij met korven in gebied IXa (Westelijk Galicië)

In afwijking van het verbod krachtens artikel 29 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 wordt de visserij met korven waarin geen langoustines worden gevangen, toegestaan in de geografische gebieden en de periode vermeld in artikel 29 ter, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 850/98.

  • 18. 
    Voorwaarden voor de haringvisserij in gebied VIa (Butt of Lewis)

Het bepaalde in artikel 20, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 850/98 is in 2009 niet van toepassing.

DEEL B

Alle EG-wateren

  • 19. 
    Voorwaarden inzake het terugzetten van vleet, golfrog, witte rog en zee-engel

Het aan boord houden van vleet in EG-wateren van IIa, III, IV, VI, VII, VIII, IX en X, golfrog en witte rog in EG-wateren van VI, VII, VIII, IX en X, en zee-engel in alle EG-wateren is verboden. Gevangen exemplaren van deze soorten moeten onmiddellijk en voor zover mogelijk ongedeerd worden teruggezet.

Gevangen exemplaren van doornhaai zonder quotum of nadat het quotum is opgebruikt moeten onmiddellijk en voor zover mogelijk ongedeerd worden teruggezet.

De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken die, na advies van het WTECV, kunnen worden gebruikt om deze dieren snel en behouden terug te zetten.

DEEL C

Centraaloostelijke Atlantische Oceaan

  • 20. 
    Minimummaat voor octopus

De minimummaat voor octopus (Octopus vulgaris) die is gevangen in de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied (FAO Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic), bedraagt 450 gram (schoongemaakt). Octopus die kleiner is dan de minimummaat van 450 g (schoongemaakt), mag niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangeland, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk terug in zee worden gezet.

DEEL D

Oostelijke Stille Oceaan

  • 21. 
    Ringzegens in het gereglementeerde gebied van de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC)
 

21.1.

De visserij met ringzegens op geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) of gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is hetzij van 1 augustus tot en met 28 september 2009, hetzij van 10 november 2009 tot en met 31 december 2010 verboden in het gebied dat wordt begrensd door:

 

de kustlijnen van Amerika langs de Stille Oceaan,

 

lengtegraad 150o WL,

 

breedtegraad 40o NB,

 

breedtegraad 40o ZB.

 

21.2.

De betrokken lidstaten delen de Commissie vóór 1 juli 2009 mee in welke periode de betrokken visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvissers van de betrokken lidstaten moeten de visserij met de ringzegen in het beschreven gebied en gedurende de geselecteerde periode stilleggen.

 

21.3.

Ringzegenvissers die in het gereglementeerde gebied van de IATTC vissen, moeten alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden en aanlanden, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie wordt beschouwd. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer wellicht onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan.

 

21.4.

De visserij met ringzegens op grootoogtonijn, gestreepte tonijn en geelvintonijn is van 29 september tot en met 29 oktober 2009 verboden in het gebied dat wordt begrensd door:

 

lengtegraad 94o WL,

 

lengtegraad 110o WL,

 

breedtegraad 3o NB,

 

breedtegraad 5o ZB.

DEEL E

Oostelijk en centraalwestelijk deel van de Stille Oceaan

  • 22. 
    Bijzondere maatregelen voor het oostelijke en centraalwestelijke deel van de Stille Oceaan

Vaartuigen die in het oostelijke en centraalwestelijke deel van de Stille Oceaan met ringzegens vissen, moeten voor zover mogelijk alle zeeschildpadden, haaien, makreelgepen, roggen, zeebrasems en andere niet-doelsoorten onverwijld ongedeerd terugzetten. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken om deze dieren snel en behouden teru te zetten.

  • 23. 
    Specifieke maatregelen voor ingesloten of in netten verstrikte zeeschildpadden

In het oostelijke en centraalwestelijke deel van de Stille Oceaan gelden de volgende specifieke maatregelen:

 

a)

wanneer men ziet dat zich in het net een zeeschildpad bevindt, moeten alle redelijke inspanningen worden gedaan om de schildpad te redden voordat ze in het net verstrikt geraakt, en daartoe moet indien nodig ook een speedboot worden ingezet;

 

b)

indien een schildpad in het net verstrikt is, moet de netrol worden stilgelegd zodra de schildpad uit het water komt en pas opnieuw worden gestart als de schildpad is losgemaakt en is vrijgelaten;

 

c)

indien een schildpad aan boord van een vaartuig wordt gebracht, moeten alle passende methodes worden gebruikt om de schildpad te helpen zich te herstellen, voordat ze opnieuw in het water wordt gezet;

 

d)

vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien;

 

e)

het terugzetten, voor zover dat doenbaar is, van zeeschildpadden die in visconcentratievoorzieningen (Fish Aggregating Devices, FAD's) of ander vistuig verstrikt zijn geraakt, wordt aangemoedigd;

 

f)

het uit het water verwijderen van FAD's die niet meer voor de visserij worden gebruikt, wordt aangemoedigd.

DEEL F

Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

  • 24. 
    Bijzondere maatregelen voor de visserij op roodbaars in de internationale wateren van de ICES-zones I en II

De volgende maatregelen zijn van toepassing op de visserij op roodbaars (Sebastes mentella) in de internationale wateren van de ICES-zones I en II:

 

a)

Het gericht vissen op roodbaars is enkel toegestaan in de periode van 15 augustus tot 15 november 2009 voor vaartuigen die al eerder in het gereglementeerde NEAFC-gebied op roodbaars hebben gevist;

 

b)

De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de datum waarop het NEAFC-secretariaat de verdragsluitende partijen van de NEAFC heeft meegedeeld dat de TAC volledig is opgebruikt. Vanaf die datum wordt door de lidstaten het gericht vissen op roodbaars door vaartuigen die hun vlag voeren verboden;

 

c)

In afwijking van artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad van 16 december 1999 tot vaststelling van controlemaatregelen voor het gebied waarop het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan van toepassing is (4), rapporteren de kapiteins van vissersvaartuigen die betrokken zijn bij deze visserij dagelijks hun vangsten;

 

d)

Afgezien van het bepaalde in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2791/1999 is een machtiging om op roodbaars te vissen uitsluitend geldig indien de door vaartuigen overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2791/1999 verzonden vangstaangiften worden doorgestuurd aan het NEAFC-secretariaat overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2791/1999;

 

e)

De vaartuigen beperken hun bijvangsten van roodbaars in andere visserijtakken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst;

 

f)

De lidstaten zien erop toe dat er aan boord van vaartuigen die hun vlag voeren, wetenschappelijke informatie wordt verzameld door wetenschappelijk waarnemers. De verzamelde informatie dient ten minste representatieve geslachts-, leeftijds- en lengtegegevens met betrekking tot de samenstelling van de visbestanden per diepte te bevatten. Deze informatie wordt aan de ICES meegedeeld.

 

Aanhangsel 1 van BIJLAGE III

GESLEEPT VISTUIG: het Skagerrak en het Kattegat

Maaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijnbij het gebruik van één enkele maaswijdte

 

Soort

Maaswijdte (mm)

< 16

16-31

32-69

35-69

70-89 (5)

≥< 90

Minimumpercentage doelsoorten

50 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

20 % (7)

30 % (8)

geen

Zandspiering (Ammodytidae)  (3)

x

x

x

x

x

x

x

x

Zandspiering (Ammodytidae)  (4)

 

x

 

x

x

x

x

x

Kever (Trisopterus esmarkii)

 

x

 

x

x

x

x

x

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

 

x

 

x

x

x

x

x

Grote pieterman (Trachinus draco) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Weekdieren (behalve Sepia) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Geep (Belone Belone) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Grauwe poon (Eutrigla gurnardus) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Zilversmelt (Argentina spp.)

 

x

 

x

x

x

x

x

Sprot (Sprattus sprattus)

     

x

x

x

x

x

Paling (Anguilla, anguilla)

   

x

x

x

x

x

x

Noordzeegarnalen/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (2)

   

x

x

x

x

x

x

Makrelen (Scomber spp.)

     

x

   

x

x

Horsmakrelen (Trachurus spp.)

     

x

   

x

x

Haring (Clupea harengus)

     

x

   

x

x

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

         

x

x

x

Noordzeegarnalen/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (1)

       

x

 

x

x

Wijting (Merlangius merlangus)

           

x

x

Langoustine (Nephrops norvegicus)

           

x

x

Alle andere mariene organismen

             

x

 

  • (1) 
    Alleen binnen vier mijl vanaf de basislijnen.
  • (2) 
    Buiten vier mijl vanaf de basislijnen.
  • (3) 
    Van 1 maart tot en met 31 oktober in het Skagerrak en van 1 maart tot en met 31 juli in het Kattegat.
  • (4) 
    Van 1 november tot en met de laatste dag van februari in het Skagerrak en van 1 augustus tot en met de laatste dag van februari in het Kattegat.
  • (5) 
    Bij toepassing van deze maaswijdte moet de kuil zijn vervaardigd uit vierkant gemaasde panelen en zijn voorzien van een sorteerrooster overeenkomstig aanhangsel 2 van deze bijlage.
  • (6) 
    Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, makreel, schartong, wijting, schar, koolvis, langoustine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 10 % bedragen.
  • (7) 
    De bijvangst aan boord mag voor de volgende soorten (in welke combinatie dan ook) in totaal niet meer dan 50 % bedragen: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, schar, koolvis, langoustine en kreeft.
  • (8) 
    Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, koolvis en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 60 % bedragen.

Aanhangsel 2 van BIJLAGE III

Voorschriften voor het sorteerrooster bij de trawlvisserij met een maaswijdte van 70 m

 

a)

Het naar soort selectieve rooster moet worden bevestigd in trawls met een kuil die volledig uit vierkante mazen bestaat met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm. De minimumlengte van de kuil bedraagt 8 m. Het is verboden sleepnetten te gebruiken met meer dan 100 vierkante mazen in de omtrek van de kuil, de aanslag en de naadlijn niet meegerekend.

 

b)

Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin een of meer scharnieren aan te brengen om de opslag van het rooster op de nettentrommel te vergemakkelijken.

 

c)

Het rooster moet diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl worden aangebracht op om het even welke plaats tussen onmiddellijk vóór de kuil en het vooreind van het cilindrische gedeelte. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

 

d)

In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

 

e)

Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan 70 mm. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 15 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

Image

Schematisch beeld van een naar soort en grootte selectieve trawl. De vis die binnenkomt, wordt door een trechter naar de bodem van de trawl en naar een rooster geleid. Grotere vissen worden vervolgens via het rooster uit de trawl geleid terwijl kleinere vissen en langoustine door het rooster in de kuil terechtkomen. Doordat het cilindrische gedeelte volledig uit vierkante mazen bestaat is het voor kleinere vissen en ondermaatse langoustine makkelijker om te ontsnappen.

Aanhangsel 3 van BIJLAGE III

Voorwaarden voor de in de Golf van Biskaje toegestane visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig

 

a)

Omschrijving van het ontsnappingspaneel met vierkante mazen boven in het vistuig

Het betreft een paneel met vierkante mazen van 100 mm (gemeten aan de binnenzijde van de openingen) aan het achtereind van de trechter in trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm.

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

 

b)

Plaats van bevestiging van het ontsnappingspaneel

Het ontsnappingspaneel wordt midden in het rugpaneel van het achterste trechtervormige gedeelte van de trawl aangebracht, juist voor het cilindrische gedeelte bestaande uit de tunnel en kuil.

Het paneel eindigt niet meer dan 12 mazen van de rij handgebreide mazen tussen het achterste trechtervormige gedeelte en de tunnel.

 

c)

Grootte van de panelen

Het paneel is ten minste 2 m lang en 1 m breed.

 

d)

Netwerk

De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 100 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit.

Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. De twijndikte bedraagt maximaal 4 mm.

 

e)

Bevestiging van het ontsnappingspaneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Het is toegestaan het netwerk aan vier zijden te voorzien van een naadlijn. De diameter van deze naadlijn bedraagt maximaal 12 mm.

De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel.

Het aantal ruitvormige mazen van het rugpaneel dat is vastgemaakt aan de kleinste zijkant van het paneel (zijkant van een meter die loodrecht staat op de lengteas van de kuil) bedraagt ten minste het aantal ruitvormige mazen dat is vastgemaakt aan de lengterichting van het paneel, gedeeld door 0,7.

 

f)

Overige

Onderstaande illustratie geeft aan op welke wijze het ontsnappingspaneel in het netwerk wordt bevestigd.

Image

Aanhangsel 4 van BIJLAGE III

Voorschriften voor het sleepnet met grote mazen

Het tuig is zo ontworpen dat in vergelijking met traditionele sleepnetten voor magere vis de hoeveelheid gevangen kabeljauw drastisch wordt beperkt, terwijl andere magere vissoorten als schelvis en wijting worden vastgehouden. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder een sleepnet met grote mazen verstaan een sleepnet dat is vervaardigd volgens de onderstaande voorschriften:

 

1.

De eerste buik (bevestigd aan de grondlijn), de bovenste en onderste vleugel zijn ten minste twee mazen lang. Voor deze netgedeelten is de lengte van elke maas in gestrekte toestand ten minste 240 cm.

 

2.

Elke maas in het eerste bovenpaneel (bevestigd aan de bovenpees) en in de tweede buik is ten minste 80 cm groot. Elke maas in het tweede bovenpaneel en de derde onderbuik is ten minste 20 cm groot.

Aanhangsel 5 van BIJLAGE III

 

1.

Voorschriften voor het bovenpaneel met vierkante mazen

Het paneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. De maaswijdte bedraagt 120 mm of meer. De lengte van het paneel is ten minste 3 m.

 

2.

Positie van het paneel

Het paneel wordt in het bovenpaneel van de kuil bevestigd. Het paneel eindigt maximaal 12 m van de pooklijn.

 

3.

Bevestiging van het paneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de lange zijde van het paneel en de naastliggende naadlijn. De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel. De verhouding tussen de ruitvormige mazen van het bovenpaneel van de kuil en de kortste zijde van het paneel is twee ruitvormige mazen per vierkante maas, met uitzondering van de benen aan het uiteinde van het paneel aan beide zijden.

Aanhangsel 6 van BIJLAGE III

Paneel met vierkante mazen voor vaartuigen van minder dan 15 meter

  • 1. 
    Voorschriften voor het bovenpaneel met vierkante mazen

Het paneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. De maaswijdte bedraagt 110 mm of meer. De lengte van het paneel is ten minste 3 m.

  • 2. 
    Positie van het paneel

Het paneel wordt in het bovenpaneel van de kuil bevestigd. Het paneel eindigt maximaal 12 m van de pooklijn.

  • 3. 
    Bevestiging van het paneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de lange zijde van het paneel en de naastliggende naadlijn. De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel. De verhouding tussen de ruitvormige mazen van het bovenpaneel van de kuil en de kortste zijde van het paneel is drie ruitvormige mazen per vierkante maas voor een 80 mm-kuil, of twee ruitvormige mazen per vierkante maas voor een 120mm-kuil, met uitzondering van de benen aan het uiteinde van het paneel aan beide zijden.

 

BIJLAGE IV

DEEL I

Kwantitatieve beperkingen inzake vismachtigingen voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen

 

Gebied

Visserij

Aantal vismachtigingen

Verdeling van de vismachtigingen over de lidstaten

Maximum aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn

Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen

Haring, benoorden 62o00' NB

93

DK: 32, DE: 6, FR: 1, IRL: 9, NL: 11, SW: 12, UK: 21, PL: 1

69

Demersale soorten, benoorden 62o00' NB

80

FR: 18, PT: 9, DE: 16, ES: 20, UK: 14, IRL: 1

50

Makreel, bezuiden 62o00' NB, ringzegenvisserij

11

DE: 1 (1), DK: 26 (1), FR: 2 (1), NL: 1 (1)

niet relevant

Makreel, bezuiden 62o00' NB, trawlvisserij

19

niet relevant

Makreel, benoorden 62o00' NB, ringzegenvisserij

11 (2)

DK: 11

niet relevant

Industriële soorten, bezuiden 62o00' NB

480

DK: 450, UK: 30

150

Wateren van de Faeröer

Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer

26

BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18

13

Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62o28' NB en ten oosten van 6o30' WL

8 (3)

 

4

 

Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61o20' NB en 62o00' NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen.

70

BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20

26

Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61o30' NB en ten westen van 9o00' WL en in het gebied tussen 7o00' WL en 9o00' WL ten zuiden van 60o30' NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60o30' NB, 7o00' WL en 60o00' NB, 6o00' WL

70

DE: 8 (4), FR: 12 (1), UK: 0 (1)

20 (5)

 

Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt.

70

 

222

Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vismachtigingen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen.

36

DE: 3, DK: 19, FR: 2, UK: 5, NL: 5

20

Lijnvisserij

10

UK: 10

6

Makreelvisserij

12

DK: 12

12

Haringvisserij benoorden 61o NB

21

DE: 1, DK: 7, FR: 0, UK: 5, IRL: 2, NL: 3, SW: 3

21

DEEL II

Kwantitatieve beperkingen inzake vismachtigingen voor vissersvaartuigen van derde landen in EG-wateren

 

Vlaggenstaat

Visserij

Aantal vismachtigingen

Maximum aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn

Noorwegen

Haring, benoorden 62o00' NB

20

20

Faeröer

Makreel, VIa (benoorden 56o30' NB), VIIe, f,h; horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56o30' NB), VIIe, f,h; haring, VIa (benoorden 56o 30' NB)

14

14

Haring, benoorden 62o00' NB

21

21

Haring, IIIa

4

4

Industriële visserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56o30' NB): zandspiering, IV (incl. onvermijdelijke bijvangsten van blauwe wijting)

15

15

Leng en torsk

20

10

Blauwe wijting, II, VIa (benoorden 56o30'#xA0NB), VIb, VII (ten westen van 12o00' WL)

20

20

Blauwe leng

16

16

Venezuela

Snappers (6) (wateren van Frans-Guyana)

41

pm

Haai (wateren van Frans-Guyana)

4

pm

DEEL III

Aangifte overeenkomstig artikel 25, lid 2

Image

 

  • (1) 
    Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en trawlvisserij.
  • (2) 
    Te kiezen uit de 11 vismachtigingen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62o00’NB.
  • (3) 
    Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
  • (4) 
    Maximum aantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.
  • (5) 
    Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
  • (6) 
    Uitsluitend te vangen met beuglijnen of vallen (snappers) of beuglijnen of netten met een maaswijdte van ten minste 100 mm, te gebruiken op een diepte van meer dan 30 meter (haaien). Deze vergunningen mogen alleen worden afgegeven na overlegging van een bewijs dat er een geldig contract bestaat tussen de eigenaar van het vaartuig die de vergunning aanvraagt, en een verwerkend bedrijf in het Franse departement Guyana en dat dit contract een verplichting bevat om minstens 75 % van alle vangsten van snappers of minstens 50 % van alle vangsten van haaien door het betrokken vaartuig in genoemd Frans departement aan te voeren voor verwerking in het betrokken verwerkende bedrijf.

Het bovengenoemde contract moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten die zich ervan moeten vergewissen dat het correspondeert zowel met de capaciteit van het verwerkende bedrijf waarmee het is gesloten als met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de economie in Frans-Guyana. Een afschrift van dit geviseerde contract moet bij de aanvraag van de vergunning worden gevoegd.

Wanneer de Franse autoriteiten de bovenbedoelde visering weigeren, delen zij deze weigering, met redenen omkleed, mee aan de betrokkene en aan de Commissie.

 

BIJLAGE V

LOGBOEK DAT MOET WORDEN BIJGEHOUDEN DOOR IN EG-WATEREN VISSENDE VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

DEEL I

In het logboek te noteren gegevens

Bij het vissen in de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.

Na iedere trek:

 

1.1.

gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

 

1.2.

datum en tijdstip van de trek;

 

1.3.

geografische positie tijdens de trek;

 

1.4.

gebruikte vismethode.

Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

 

2.1.

vermelding „ontvangen van” of „overgeladen op”;

 

2.2.

overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

 

2.3.

naam, externe kentekens van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond;

 

2.4.

overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

Na iedere aanlanding in een haven van de Gemeenschap:

 

3.1.

de naam van de haven;

 

3.2.

de aangelande hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen:

 

4.1.

de datum en het tijdstip van het bericht;

 

4.2.

de aard van het bericht: „catch on entry”, „catch on exit”, „catch”, „trans-shipment”;

 

4.3.

bij een radiobericht: naam van het radiostation.

DEEL II

Image

 

BIJLAGE VI

GEGEVENS DIE IN EG-WATEREN VISSENDE VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN MOETEN TOEZENDEN AAN DE COMMISSIE

  • 1. 
    De hierna gevraagde vermelde moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.
 

1.1.

Wanneer een vaartuig aan een visreis (1) in EG-wateren begint, verstuurt het een „catch on entry”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

 

SR

m (2)

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht in het lopende jaar)

TM

m

COE (= „catch on entry”)

RC

m

(internationale radioroepnaam van het vaartuig)

TN

o (3)

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

XR

m

(externe kentekens; op de romp van het vaartuig aangebracht kenteken)

LT (4)

o (5)

(breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

LG (4)

o (5)

(lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

LI

o

(geraamde breedtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

LN

o

(geraamde lengtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

RA

m

(relevant ICES-gebied)

OB

m

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

 

1.2.

Wanneer een vaartuig een visreis (6) in EG-wateren beëindigt, verstuurt het een „catch on exit”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

 

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

COX (= „catch on exit”)

RC

m

(internationale radioroepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

XR

m

(externe kentekens; op de romp van het vaartuig aangebracht kenteken)

LT (7)

o (8)

(breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

LG (7)

o (8)

(lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

RA

m

(relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

CA

m

(gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

OB

o

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DF

o

(aantal visdagen sinds laatste bericht)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

 

1.3.

Het vaartuig verstuurt, wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, een „catch report” (vangstbericht) dat de volgende gegevens bevat:

 

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

CAT (= „catch report”)

RC

m

(internationale radioroepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

XR

m

(externe kentekens; op de romp van het vaartuig aangebracht kenteken)

LT (9)

o (10)

(breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

LG (9)

o (10)

(lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

RA

m

(relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

CA

m

(gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

OB

o

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DF

o

(aantal visdagen sinds laatste bericht)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

 

1.4.

Wanneer tussen het „catch on entry”-bericht en het „catch on exit”-bericht een overlading is gepland, moet los van de „catch report”-berichten minimaal 24 uur van tevoren een extra „trans-shipment”-bericht worden verstuurd, dat de volgende gegevens bevat:

 

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

TRA (= „trans-shipment”)

RC

m

(internationale radioroepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

XR

m

(externe kentekens; op de romp van het vaartuig aangebracht kenteken)

KG

m

(hoeveelheid die is in- of uitgeladen, per soort, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

TT

m

(internationale radioroepnaam van het ontvangende vaartuig)

TF

m

(internationale radioroepnaam van het overladende vaartuig)

LT (11)

m/o (12), (13)

(verwachte breedtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

LG (11)

m/o (12), (13)

(verwachte lengtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

PD

m

(geplande datum van de overlading)

PT

m

(gepland tijdstip van de overlading)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

  • 2. 
    Vorm van de berichten

Tenzij punt 3.3 van toepassing is (zie onder), moeten de in punt 1 vermelde gegevens worden meegedeeld met gebruikmaking van de codes en in de volgorde als hierboven vermeld, waarbij met name:

 

de tekst „VRONT” moet worden geplaatst in de onderwerpregel van het bericht,

 

ieder onderdeel van de gegevens op een nieuwe regel moet worden geplaatst,

 

de gegevens zelf voorafgegaan moeten worden door de betrokken code en onderling moeten worden gescheiden door een spatie.

Voorbeeld (met fictieve gegevens):

 

SR

 

AD

XEU

SQ

1

TM

COE

RC

IRCS

TN

1

NA

VOORBEELD NAAM VAARTUIG

IR

NOR

XR

PO 12345

LT

  • 65.321

LO

  • 21.123

RA

04A.

OB

COD 100 HAD 300

DA

20051004

MA

VOORBEELD NAAM KAPITEIN

TI

1315

ER

 
  • 3. 
    Schema voor de berichten
 

3.1.

De in punt 1 bedoelde gegevens moeten door het vaartuig aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel worden meegedeeld per telex (SAT COM C 420599543 FISH), per e-mail (FISHERIES-telecom@ec.europa.eu) of via een van de in punt 4 vermelde radiostations en in de in punt 2 aangegeven vorm.

 

3.2.

Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden verzonden.

 

3.3.

Indien een vlaggenstaat technisch in staat is alle bovengenoemde berichten en gegevens in NAF-formaat te verzenden namens zijn actieve vaartuigen, kan deze vlaggenstaat — na een bilaterale overeenkomst tussen de vlaggenstaat en de Commissie — de gegevens via een beveiligd protocol aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel toezenden. In dat geval worden, ter begeleiding, de volgende aanvullende gegevens aan het bericht toegevoegd (na de AD-gegevens):

 

FR

m

(„from”; ISO-drielettercode van de vlaggenstaat die het bericht verzendt)

RN

m

(volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar)

RD

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

RT

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

Voorbeeld (met bovenstaande gegevens):

//SR//AD/XEU//FR/NOR//RN/5//RD/20051004//RT/1320//SQ/1//TM/COE//RC/IRCS//TN/1//NA/VOORBEELD NAAM VAARTUIG//IR/NOR//XR/PO 12345//LT/+65.321//LG/-21.123//RA/04A.//OB/COD 100 HAD 300//DA/20051004//TI/1315//MA/VOORBEELD NAAM KAPITEIN//ER//

De vlaggenstaat ontvangt een „eturn message” met de volgende gegevens:

 

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

(ISO-drielettercode van de vlaggenstaat)

FR

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

RN

m

(volgnummer in het lopende jaar van het bericht waarop de „return message” betrekking heeft)

TM

m

RET (= „return”)

SQ

m

(volgnummer van het oorspronkelijke bericht voor het vaartuig in het lopende jaar)

RC

m

(internationale radioroepnaam van het vaartuig als vermeld in oorspronkelijk bericht)

RS

m

(„return status”; antwoord, namelijk ACK of NAK)

RE

m

(„return error number”; foutnummer)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

  • 4. 
    Naam van het radiostation
 

Naam van het radiostation

Oproepletters van het radiostation

Lyngby

OXZ

Land's End

GLD

Valentia

EJK

Malin Head

EJM

Torshavn

OXJ

Bergen

LGN

Farsund

LGZ

Florø

LGL

Rogaland

LGQ

Tjøme

LGT

Ålesund

LGA

Ørlandet

LFO

Bodø

LPG

Svalbard

LGS

Stockholm Radio

STOCKHOLM RADIO

Turku

OFK

  • 5. 
    Code voor het meedelen van de soorten
 

Andere

OTH

Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

ANE

Atlantische seabobgarnaal (Xyphopenaeus kroyeri)

BOB

Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus)

ORY

Beryciden (Beryx spp.)

ALF

Blauwe leng (Molva dypterygia)

BLI

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

WHB

Braam (Brama brama)

POA

Doornhaai (Squalus acanthias)

DGS

Gaffelkabeljauwen (Phycis spp.)

FOR

Garnaal (Crangon crangon)

CSH

Geelstaartschar (Limanda ferruginea)

YEL

Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

RNG

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

GHL

Haaien (Selachii, Pleurotremata)

SKH

Haring (Clupea harengus)

HER

Haringhaai (Lamma nasus)

POR

Heek (Merluccius merluccius)

HKE

Heilbot (Hippoglossus hippoglossus)

HAL

Horsmakreel (Trachurus trachurus)

HOM

Inktvissen (Loligo spp.)

SQC

Kabeljauw (Gadus morhua)

COD

Kever (Trisopterus esmarkii)

NOP

Koolvis (Pollachius virens)

POK

Lange schol (Hippoglossoides platessoides)

PLA

Langoustine (Nephrops norvegicus)

NEP

Leng (Molva Molva)

LIN

Makreel (Scomber Scombrus)

MAC

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

PRA

Peneïde-garnaal (Penaeidae)

PEZ

Pijlinktvissen (Illex spp.)

SQX

Pollak (Pollachius pollachius)

POL

Reuzenhaai (Cetorinhus maximus)

BSK

Roodbaarzen (Sebastes spp.)

RED

Sardine (Sardina pilchardus)

PIL

Schartongen (Lepidorhombus spp.)

LEZ

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

HAD

Schol (Pleuronectes platessa)

PLE

Sprot (Sprattus sprattus)

SPR

Tonijn (Thunnidae)

TUN

Torsk (Brosme brosme)

USK

Wijting (Merlangius merlangus)

WHG

Zalm (Salmo salar)

SAL

Zandspieringen (Ammodytes spp.)

SAN

Zeebrasem (Pagellus bogaraveo)

SBR

Zeeduivels (Lophius spp.)

MNZ

Zilversmelt (Argentina silus)

ARG

Zwarte haarstaart (Aphanopus carbo)

BSF

  • 6. 
    Codes voor het meedelen van het betrokken gebied
 

02A.

ICES-sector IIa — Noorse Zee

02B.

ICES-sector IIb — Spitsbergen en Bereneiland

03A.

ICES-sector IIIa — Skagerrak en Kattegat

03B.

ICES-sector IIIb

03C.

ICES-sector IIIc

03D.

ICES-sector IIId — Oostzee

04A.

ICES-sector IVa — Noordelijke Noordzee

04B.

ICES-sector IVb — Centrale Noordzee

04C.

ICES-sector IVc — Zuidelijke Noordzee

05A.

ICES-sector Va — IJslandse wateren

05B.

ICES-sector Vb — Wateren van de Faeröer

06A.

ICES-sector VIa — Wateren ten noordwesten van Schotland en Noord-Ierland

06B.

ICES-sector VIb — Rockall

07A.

ICES-sector VIIa — Ierse Zee

07B.

ICES-sector VIIb — Wateren ten westen van Ierland

07C.

ICES-sector VIIc — Porcupine Bank

07D.

ICES-sector VIId — Oostelijk deel van het Kanaal

07E.

ICES-sector VIIe — Westelijk deel van het Kanaal

07F.

ICES-sector VIIf — Bristolkanaal

07G.

ICES-sector VIIg — Noordelijk deel van de Keltische Zee

07H.

ICES-sector VIIh — Zuidelijk deel van de Keltische Zee

07J.

ICES-sector VIIj — Wateren ten zuidwesten van Ierland — Oostelijk deel

07K.

ICES-sector VIIk — Wateren ten zuidwesten van Ierland — Westelijk deel

08A.

ICES-sector VIIIa — Golf van Biskaje — Noordelijk deel

08B.

ICES-sector VIIIb — Golf van Biskaje — Centraal deel

08C.

ICES-sector VIIIc — Golf van Biskaje — Zuidelijk deel

08D.

ICES-sector VIIId — Golf van Biskaje — Volle zee

08E.

ICES-sector VIIIe — Golf van Biskaje — Westelijk deel

09A.

ICES-sector IXa — Portugese wateren — Oostelijk deel

09B.

ICES-sector IXb — Portugese wateren — Westelijk deel

14A.

ICES-sector XIVa — Groenlandse wateren — Noordoostelijk deel

14B.

ICES-sector XIVb — Groenlandse wateren — Zuidoostelijk deel

 

7.

Afgezien van het bepaalde in de punten 1 t/m 6 zijn de volgende bepalingen van toepassing op vaartuigen van derde landen die in EG-wateren op blauwe wijting willen vissen:

 

a)

Vaartuigen die reeds vangst aan boord hebben, mogen hun visreis pas beginnen nadat ze daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteit van de betrokken kustlidstaat. Ten minste vier uur voor het binnenvaren van de EG-wateren, stuurt de kapitein van het vaartuig een bericht aan een van de volgende visserijcontrolecentra:

 

i)

UK (Edinburgh) per e-mail op het volgende adres: ukfcc@scotland.gsi.gov.uk of telefonisch (+44 131 271 9700); of

 

ii)

Ierland (Haulbowline) per e-mail op het volgende adres: nscstaff@eircom.net of telefonisch (+353 87 236 5998).

Dit bericht bevat de naam, de internationale radioroepnaam, de havencode en het havennummer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de positie (lengtegraad/breedtegraad) waar het vaartuig naar schatting van de kapitein de EG-wateren zal binnenvaren en het gebied waar hij voornemens is te beginnen te vissen. Het vaartuig begint niet te vissen voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter controle moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek machtigingsnummer dat de kapitein bewaart tot het einde van de visreis.

Onverminderd de controles die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in naar behoren gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor controle in de haven aanbiedt.

 

b)

De voorschriften van punt a) gelden niet voor vaartuigen die de EG-wateren binnenvaren zonder vangst aan boord.

 

c)

In afwijking van punt 1.2. wordt de visreis als beëindigd beschouwd zodra het vaartuig de EG-wateren verlaat of een haven van de Gemeenschap binnenloopt waar de vangsten volledig worden gelost.

De vaartuigen verlaten de EG-wateren pas nadat zij door een van de volgende controleroutes zijn gevaren:

 

A.

ICES-vak 48 E2 in sector VIa;

 

B.

ICES-vak 46 E6 in sector IVa;

 

C.

ICES-vakken 48 E8, 49 E8 of 50 E8 in sector IVa.

De kapitein van het schip stuurt ten minste vier uur voor het binnenvaren van een van de bovengenoemde controleroutes per e-mail of telefonisch een bericht aan het visserijcontrolecentrum in Edingburgh, als bepaald in punt 1. Dit bericht bevat de naam, de internationale radioroepnaam, de havencode en het havennummer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de controleroute waardoor het vaartuig van plan is te varen.

Het vaartuig verlaat het gebied binnen de controleroute niet voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter controle moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek machtigingsnummer dat de kapitein bewaart tot het vaartuig de EG-wateren verlaat.

Onverminderd de controles die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in naar behoren gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor controle in de havens van Lerwick of Scrabster aanbiedt.

 

d)

De netten van vaartuigen die op doorvaart zijn door de EG-wateren, moeten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

 

i)

de netten, de gewichten en soortgelijk tuig moeten zijn losgemaakt van hun visborden en van hun trek- of sleepkabels en -touwen;

 

ii)

netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

 

  • (1) 
    Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire visserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop dit vaartuig deze zone weer verlaat.
  • (2) 
    m = „mandatory” („verplicht”)
  • (3) 
    o = „optional” („facultatief”)
  • (4) 
    LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.
  • (5) 
    Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
  • (6) 
    Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire visserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop dit vaartuig deze zone weer verlaat.
  • (7) 
    LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.
  • (8) 
    Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
  • (9) 
    LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.
  • Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
  • LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.
  • Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
  • Facultatief voor het ontvangende vaartuig.
 

BIJLAGE VII

BIJLAGE 1

Kaart van de geografische deelgebieden (GDG's) van het GFCM-gebied

Image

BIJLAGE 2

TABEL VAN DE GEOGRAFISCHE DEELGEBIEDEN (GDG's) VAN HET GFCM-GEBIED

 

FAO

DEELGEBIED

STATISTISCHE ONDERVERDELINGEN VAN DE FAO

SECTOR

GDG's (9e zitting WRC)

GDG's (2007)

WEST

1.1

BALEAREN

1.1.a

Wateren rond de Balearen

5

Balearen

1.1.b

Wateren voor de kust van het Spaanse vasteland

6

Noord-Spanje

1.1.c

Wateren voor de kust van Algerije

4

Algerije

1.1.d

Zee van Alborán

1

Zee van Alborán (Noord)

2

Alborán

3

Zee van Alborán (Zuid)

1.2

GOLF VAN LION

1.2.e

Golf van Lion

7

Golf van Lion

1.2.f

Wateren voor de kust van de Franse Rivièra

7

Golf van Lion

1.3

SARDINIË

1.3.g

Wateren rond Corsica

8

Corsica

1.3.h

Wateren rond Sardinië

11

Sardinië

1.3.i

Wateren benoorden Sicilië

10

Tyrreense Zee (Midden en Zuid)

1.3.j

Wateren buiten het Italiaanse continentale plat

9

Ligurische Zee en Tyrreense Zee (Noord)

10

Tyrreense Zee (Zuid)

1.3.k

Wateren benoorden Tunesië

12

Noord-Tunesië

MIDDEN

2.1

ADRIATISCHE ZEE

2.1.a

Adriatische Zee (Noord en Midden)

17

Adriatische Zee (Noord)

2.1.b

Adriatische Zee (Zuid)

18

Adriatische Zee (Zuid)

2.2

IONISCHE ZEE

2.2.c

Wateren voor de kust van Zuidoost-Italië

19

Ionische Zee (West)

2.2.d

Wateren voor de kust van West-Griekenland

20

Ionische Zee (Oost)

2.2.e

Wateren voor de kust van Sicilië en wateren rond Malta

15

Malta

16

Zuid-Sicilië

2.2.f

Golf van Gabès en Golf van Hammamet

13

Golf van Hammamet

14

Golf van Gabès

2.2.g

Wateren voor de kust van Lybië

21

Ionische Zee (Zuid)

OOST

3.1

EGEÏSCHE ZEE

3.1.a

Egeïsche Zee

22

Egeïsche Zee

3.1.b

Wateren rond Kreta

23

Kreta

3.2

LEVANT

3.2.c

Wateren rond Cyprus

25

Cyprus

3.2.d

Wateren voor de kust van Zuid-Turkije

24

Levant (Noord)

3.2.e

Levant (Zuidoost)

27

Levant

3.2.f

Wateren voor de kust van Egypte

26

Levant (Zuid)

ZWARTE ZEE

4.1

MARMARA

4.1

Zee van Marmara

28

Zee van Marmara

4.2

ZWARTE ZEE

4.2

Zwarte Zee

29

Zwarte Zee

4.3

ZEE VAN AZOV

4.3

Zee van Azov

30

Zee van Azov

BIJLAGE 3

Geografische coördinaten voor de geografische deelgebieden (GDG's) van het GFCM-gebied

 

GDG's

GRENZEN

1

Kustlijn

36o NB 5o 36’ WL

36o NB 3o 20’ WL

36o 05’ NB 3o 20’ WL

36o 05’ NB 2o 40’ WL

36o NB 2o 40’ WL

36o NB 1o 30’ WL

36o 30’ NB 1o 30’ WL

36o 30’ NB 1o WL

37o 36’ NB 1o WL

2

36o 05’ NB 3o 20’ WL

36o 05’ NB 2o 40’ WL

35o 45’ NB 3o 20’ WL

35o 45’ NB 2o 40’ WL

3

Kustlijn

36o NB 5o 36’ WL

35o 49’ NB 5o 36’ WL

36o NB 3o 20’ WL

35o 45’ NB 3o 20’ WL

35o 45’ NB 2o 40’ WL

36o NB 2o 40’ WL

36o NB 1o 13’ WL

Grens Marokko-Algerije

4

Kustlijn

36o NB 1o 13’ WL

36o NB 1o 30’ WL

36o 30’ NB 1o 30’ WL

36o 30’ NB 1o WL

37o NB 1o WL

37o NB 0o 30’ OL

38o NB 0o 30’ OL

38o NB 8o 30’ OL

Grens Algerije-Tunesië

Grens Marokko-Algerije

5

38o NB 0o 30’ OL

39o 30’ NB 0o 30’ OL

39o 30’ NB 1o 30’ WL

40o NB 1o 30’ OL

40o NB 2o OL

40o 30’ NB 2o OL

40o 30’ NB 6o OL

38o NB 6o OL

6

Kustlijn

37o 36’ NB 1o WL

37o NB 1o WL

37o NB 0o 30’ OL

39o 30’ NB 0o 30’ OL

39o 30’ NB 1o 30’ WL

40o NB 1o 30’ OL

40o NB 2o OL

40o 30’ NB 2o OL

40o 30’ NB 6o OL

42o 30’ NB 6o OL

42o 30’ NB 3o 09’ OL

7

Kustlijn

42o 30’ NB 3o 09’ OL

42o 30’ NB 6o OL

42o 30’ NB 7o 30’ OL

Grens Frankijk-Italië

8

42o 30’ NB 6o OL

42o 30’ NB 7o 30’ OL

43o 15’ NB 7o 30’ OL

43o 15’ NB 9o 45’ OL

41o 18’ NB 9o 45’ OL

41o 18’ NB 6o OL

9

Kustlijn

Grens Frankijk-Italië

43o 15’ NB 7o 30’ OL

43o 15’ NB 9o 45’ OL

41o 18’ NB 9o 45’ OL

41o 18’ NB 13o OL

10

Kustlijn (incl. Noord-Sicilië)

41o 18’ NB 13o OL

41o 18’ NB 11o OL

38o NB 11o OL

38o NB 12o 30’ OL

11

41o 18’ NB 6o OL

41o 18’ NB 11o OL

38o 30’ NB 11o OL

38o 30’ NB 8o 30’ OL

38o NB 8o 30’ OL

38o NB 6o OL

12

Kustlijn

Grens Algerije-Tunesië

38o NB 8o 30’ OL

38o 30’ NB 8o 30’ OL

38o 30’ NB 11o OL

38o NB 11o OL

37o NB 12o OL

37o NB 11o 04’OL

13

Kustlijn

37o NB 11o 04’OL

37o NB 12o OL

35o NB 13o 30’ OL

35o NB 11o OL

14

Kustlijn

35o NB 11o OL

35o NB 15o 18’ OL

Grens Tunesië-Libië

15

36o 30’ NB 13o 30’ OL

35o NB 13o 30’OL

35o NB 15o 18’ OL

36o 30’ NB 15o 18’ OL

16

Kustlijn

38o NB 12o 30’ OL

38o NB 11o OL

37o NB 12o OL

35o NB 13o 30’ OL

36o 30’ NB 13o 30’ OL

36o 30’ NB 15o 18’ OL

37o NB 15o 18’ OL

17

Kustlijn

41o 55’ NB 15o 08’ OL

Grens Kroatië-Montenegro

18

Kustlijnen (beide zijden)

41o 55’ NB 15o 08’ OL

40o 04’ NB 18o 29’ OL

Grens Kroatië-Montenegro

Grens Albanië-Griekenland

19

Kustlijn (incl. Oost-Sicilië)

40o 04’ NB 18o 29’ OL

37o NB 15o 18’ OL

35o NB 15o 18’ OL

35o NB 19o 10’ OL

39o 58’ NB 19o 10’ OL

20

Kustlijn

Grens Albanië-Griekenland

39o 58’ NB 19o 10’ OL

35o NB 19o 10’ OL

35o NB 23o OL

36o 30’ NB 23o OL

21

Kustlijn

Grens Tunesië-Lybië

35o NB 15o 18’ OL

35o NB 23o OL

34o NB 23o OL

34o NB 25o 09’ OL

Grens Libië-Egypte

22

Kustlijn

36o 30’ NB 23o OL

36o NB 23o OL

36o NB 26o 30’ OL

34o NB 26o 30’ OL

34o NB 29o OL

36o 43’ NB 29o OL

23

36o NB 23o OL

36o NB 26o 30’ OL

34o NB 26o 30’ OL

34o NB 23o OL

24

Kustlijn

36o 43’ NB 29o OL

34o NB 29o OL

34o NB 32o OL

35o 47’ NB 32o OL

35o 47’ NB 35o OL

Grens Turkije-Syrië

25

35o 47’ NB 32o OL

34o NB 32o OL

34o NB 35o OL

35o 47’ NB 35o OL

26

Kustlijn

Grens Libië-Egypte

34o NB 25o 09’ OL

34o NB 34o 13’ OL

Grens Egypte-Gazastrook

27

Kustlijn

Grens Egypte-Gazastrook

34o NB 34o 13’ OL

34o NB 35o OL

35o 47’ NB 35o OL

Grens Turkije-Syrië

28

ZEE VAN MARMARA

FAO-sector 37.4.1

29

ZWARTE ZEE

FAO-sector 37.4.2

30

ZEE VAN AZOV

FAO-sector 37.4.3

 

BIJLAGE VIII

Task 1 in het kader van GFCM — Operationele eenheden

Image

 

BIJLAGE IX

DEEL I

Formulieren voor de controle door de havenstaat

HAVENSTAATCONTROLEFORMULIER — PSC 1

DEEL A: In te vullen door de kapitein van het vaartuig. Gelieve zwarte inkt te gebruiken

 

Naam van het vaartuig:

IMO-nummer (1):

Radioroepnaam:

Vlaggenstaat:

E-mailadres:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

Inmarsat-nummer:

Haven van aanlanding of overlading:

Geschatte tijd van aankomst:

 

Datum:

Tijd (UTC):

Totale vangst aan boord — alle gebieden

Aan te landen vangst (2)

Soort (3)

Product (4)

Vangstgebied

Omrekeningsfactor

Product-gewicht (kg)

Productgewicht (kg)

NEAFC-verdragsgebied

(ICES-deelgebieden en -sectoren)

Gereglementeerd NAFO-gebied|

(deelsector)

Andere gebieden

DEEL B: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de vlaggenstaat

 

De vlaggenstaat dient te antwoorden met „ja” of „nee”.

NEAFC-verdrags-gebied

Gereglementeerd NAFO-gebied

Ja

Nee

Ja

Nee

a)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een toereikend quotum voor de aangegeven soort.

   

b)

De hoeveelheden aan boord gehouden vis zijn naar behoren aangegeven en zijn verrekend in eventuele vangst- of inspanningsbeperkingen.

   

c)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een machtiging om in het opgegeven gebied te vissen

   

d)

De aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied is met VMS-gegevens gestaafd.

   

Bevestiging door de vlaggenstaat:

Ik bevestig dat de bovenstaande inlichtingen naar mijn weten volledig, waarheidsgetrouw en juist zijn.

Naam en functie:

Datum:

Handtekening:

Officieel stempel:

DEEL C: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de havenstaat

 

Naam havenstaat:

Machtiging:

Datum:

Handtekening:

Officieel stempel:

 

Ja …

Nee …

     

HAVENSTAATCONTROLEFORMULIER — PSC 2

DEEL A: In te vullen door de kapitein van het vaartuig. Per overladend vaartuig één formulier invullen. Gelieve zwarte inkt te gebruiken

 

Naam van het vaartuig:

IMO-nummer (6):

Radioroepnaam:

Vlaggenstaat:

E-mailadres:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

Inmarsat-nummer:

Haven van aanlanding of overlading:

Geschatte tijd van aankomst:

 

Datum:

Tijd (UTC):

Vangstinformatie voor overladende vaartuigen (5)

Naam van het vaartuig:

IMO-nummer (6):

Radioroepnaam:

Vlaggenstaat:

Totale vangst aan boord — alle gebieden

Aan te landen vangst (7)

Soort (8)

Product (9)

Vangstgebied

Omrekeningsfactor

Productgewicht (kg)

Productgewicht (kg)

NEAFC-verdragsgebied

(ICES-deel-gebieden en -sectoren)

Gereglemen-teerd NAFO-gebied

(deelsector)

Andere gebieden

DEEL B: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de vlaggenstaat

 

De vlaggenstaat dient te antwoorden met „ja” of „nee”.

NEAFC-verdrags-gebied

Gereglementeerd NAFO-gebied

Ja

Nee

Ja

Nee

a)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een toereikend quotum voor de aangegeven soort.

   

b)

De hoeveelheden aan boord gehouden vis zijn naar behoren aangegeven en zijn verrekend in eventuele vangst- of inspanningsbeperkingen.

   

c)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een machtiging om in het opgegeven gebied te vissen.

   

d)

De aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied is met VMS-gegevens gestaafd.

   

Bevestiging door de vlaggenstaat:

Ik bevestig dat de bovenstaande inlichtingen naar mijn weten volledig, waarheidsgetrouw en juist zijn.

Naam en functie:

Datum:

Handtekening:

Officieel stempel:

DEEL C: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de havenstaat

 

Naam havenstaat:

Machtiging:

Datum:

Handtekening:

Officieel stempel:

 

Ja …

Nee …

     

DEEL II

VERSLAG OVER DE HAVENSTAATCONTROLE (PSC 3) (10)

Verslag over de havenstaatcontrole (PSC 3)

Gelieve zwarte inkt te gebruiken

  • A. 
    REFERENTIE VAN DE CONTROLE
 

Aanlanding

Ja

Nee

Overlading

Ja

Nee

Havenstaat

Haven van aanlanding of overlading

Naam van het vaartuig

Vlaggenstaat:

IMO-nummer

Int. radioroepnaam

Begin aanlanding/overlading

Datum

   

Tijd

Einde aanlanding/overlading

Datum

   

Tijd

  • B. 
    CONTROLEGEGEVENS
 

Naam van het overladende vaartuig (11)

IMO-nummer (10):

Radioroepnaam

Vlaggenstaat

B1.   in het logboek geregistreerde vangst

 

Soort (12)

Vangstgebied

Aangegeven levend gewicht (kg)

Gebruikte omrekeningsfactor

B2.   aangelande of overgeladen vis (13)

 

Soort (12)

Product (14)

Vangstgebied

Productgewicht aangelande hoeveelheden (kg)

Omrekeningsfactor

Equivalent levend gewicht (kg)

Verschil tussen in logboek aangegeven levend gewicht en levend gewicht aangelande hoeveelheden

Verschil ( %) tussen in logboek aangegeven levend gewicht en levend gewicht aangelande hoeveelheden

Verschil (kg) tussen productgewicht aangelande hoeveelheden en PSC 1/2

Verschil ( %) tussen productgewicht aangelande hoeveelheden en PSC 1/2

B3.   gegevens over aanlandingen die zijn toegestaan zonder bevestiging door de vlaggenstaat

 

Naam opslagplaats, naam bevoegde autoriteiten, termijn voor ontvangst bevestiging, ref. NEAFC art. 23.2/NAFO art. 45.6

B4.   aan boord gehouden vis

 

Soort (12)

Product (14)

Vangstgebied

Productgewicht in kg

Omrekeningsfactor

Levend gewicht (kg)

Verschil (kg) tussen productgewicht aan boord en PSC 1/2

Verschil ( %) tussen productgewicht aan boord en PSC 1/2

  • C. 
    CONTROLE RESULTATEN

C1.   ALGEMEEN

 

Begin controle

Datum

Tijd

Einde controle

Datum

Tijd

Opmerkingen

C2.   CONTROLE VAN HET VISTUIG IN DE HAVEN (alleen m.b.t. NAFO)

 

A.

Algemene gegevens

Aantal gecontroleerde vistuigen

 

Datum controle vistuig

 

Is het vaartuig aangehouden?

Ja

Nee

 

Zo ja, het hele formulier inzake de havenstaatcontrole invullen.

Zo nee, het formulier met uitzondering van de gegevens betreffende het NAFO-zegel invullen.

  • B. 
    Gegevens betreffende ottertrawls
 

NAFO-zegelnummer

 

Is het zegel onbeschadigd?

Ja

Nee

 

Vistuigtype

 

Voorzieningen

 

Afstand tussen de staven (mm)

 

Type mazen

 

Gemiddelde maaswijdte (mm)

Deel van de trawl

 

Vleugels

 

Romp

 

Verlengstuk

 

Kuil

 
  • D. 
    OPMERKINGEN VAN DE KAPITEIN
 

Ik ondergetekende …, kapitein van het vaartuig …, verklaar hierbij dat een afschrift van dit verslag op de onderstaande datum aan mij is bezorgd. Mijn handtekening betekent niet dat ik akkoord ga met de inhoud van het verslag, tenzij met mijn eventuele eigen opmerkingen.

Handtekening: … Datum: …

  • E. 
    OVERTREDINGEN EN DE FOLLOW-UP DAARVAN
 

E1.

NAFO

A

Controle op zee

Tijdens controles in het gereglementeerde NAFO-gebied geconstateerde overtredingen

Controleteam

Datum controle

Deelsector

Verwijzing naar overtreden instandhoudings- of handhavingsmaatregel van NAFO

B

Bevindingen betreffende tijdens de havencontrole geconstateerde overtredingen

(a) — Bevestiging van bij de controle op zee geconstateerde overtredingen

Verwijzing naar overtreden instandhoudings- of handhavingsmaatregel van NAFO

Verwijzing naar nationale regelgeving inzake overtreding

(b) — Tijdens de controle op zee geconstateerde overtredingen die niet konden worden bevestigd tijdens de havencontrole.

Opmerkingen:

 

(c) — Extra overtredingen die tijdens de havencontrole werden geconstateerd.

Verwijzing naar overtreden instandhoudings- of handhavingsmaatregel van NAFO

Verwijzing naar nationale regelgeving inzake overtreding

E2.

NEAFC

GECONSTATEERDE INBREUK

 

Artikel

Overtreden NEAFC-bepaling(en) en samenvatting van de relevante feiten

Opmerkingen:

Naam controleurs

Handtekening controleurs

Datum en plaats

  • F. 
    DISTRIBUTIE
 

Afschrift aan vlaggenstaat

Afschrift aan secretaris NEAFC

Afschrift aan uitvoerend secretaris NAFO

 

  • (1) 
    Vissersvaartuigen zonder IMO-nummer vermelden hun extern kenteken.
  • (2) 
    Zo nodig worden meerdere formulieren gebruikt.
  • (3) 
    FAO-soortencode (bijlage V NEAFC, bijlage II NAFO)
  • (4) 
    Aanbiedingsvorm van de producten — aanhangsel 1 van bijlage IV NEAFC, bijlage XX (C)
  • (5) 
    Per overladend vaartuig één formulier invullen
  • (6) 
    Vissersvaartuigen zonder IMO-nummer vermelden hun extern kenteken.
  • (7) 
    Zo nodig worden meerdere formulieren gebruikt.
  • (8) 
    FAO-soortencode (bijlage V NEAFC, bijlage II NAFO)
  • (9) 
    Aanbiedingsvorm van de producten — aanhangsel 1 van bijlage IV NEAFC, bijlage XX (C)
  • Vissersvaartuigen zonder IMO-nummer vermelden hun extern kenteken.
  • Zo nodig worden meerdere formulieren gebruikt.
  • FAO-soortencode (bijlage V NEAFC, bijlage II NAFO)
  • Wanneer een vaartuig vis heeft overgeladen, dient een afzonderlijk formulier te worden gebruikt voor elk overladend vaartuig.
  • Aanbiedingsvorm van de producten — aanhangsel 1 van bijlage IV NEAFC, bijlage XX (C)

Aanhangsel van Bijlage IX

Producten en verpakking

  • A. 
    Codes aanbiedingsvormen producten
 

Code

Aanbiedingsvorm

A

Gehele staat — bevroren

B

Gehele staat — bevroren (gekookt)

C

Ontdaan van ingewanden, met kop — bevroren

D

Ontdaan van kop en ingewanden — bevroren

E

Ontdaan van kop en ingewanden — schoongemaakt — bevroren

F

Onthuide filets — met graat — bevroren

G

Onthuide filets — zonder graat — bevroren

H

Filets met huid — met graat — bevroren

I

Filets met huid — zonder graat — bevroren

J

Gezouten

K

In azijn

L

Conserven

M

In olie

N

Meel van gehele vis

O

Meel van afvallen

P

Andere (specificeer)

  • B. 
    Verpakking
 

Code

Type

CRT

Kartons

BOX

Dozen

BGS

Zakken

BLC

Blokken

 

BIJLAGE X

VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED

 

Doelsoort

Gebied

Gesloten tijd

Haai (alle soorten)

Verdragsgebied

Het hele jaar

Notothenia rossii

FAO 48.1 Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland

FAO 48.2 Antarctische wateren, rond de South Orkneys

FAO 48.3 Antarctische wateren, rond South Georgia

Het hele jaar

Vinvis

FAO 48.1 Antarctische wateren (1)

FAO 48.2 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

Gobionotothen gibberifrons

Chaenocephalus aceratus

Pseudochaenichthys georgianus

Lepidonotothen squamifrons

Patagonotothen guntheri

Electrona carlsbergi (1)

FAO 48.3

Het hele jaar

Dissostichus spp.

FAO 48.5 Antarctische wateren

1.12.2008 tot 30.11.2009

Dissostichus spp.

FAO 88.3 Antarctische wateren (1)

FAO 58.5.1 Antarctische wateren (1)  (2)

FAO 58.5.2 Antarctische wateren ten oosten van 79o20'OL en buiten de EEZ ten westen van 79o20'OL (1)

FAO 88.2 Antarctische wateren benoorden 65oZB (1)

FAO 58.4.4 Antarctische wateren (1)  (2)

FAO 58.6 Antarctische wateren (1)

FAO 58.7 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

Lepidonotothen squamifrons

FAO 58.4.4 (1)  (2)

Het hele jaar

Alle soorten met uitzondering van

Champsocephalus gunnari enDissostichus eleginoides

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

1.12.2008 tot 30.11.2009

Dissostichus mawsoni

FAO 48.4 Antarctische wateren (1) binnen het gebied begrensd door breedtegraden 55o 30'#xA0ZB en 57o 20' ZB en lengtegraden 25o 30' WL en 29o 30' WL

Het hele jaar

 

  • (1) 
    Behalve voor wetenschappelijk onderzoek.
  • (2) 
    Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ's).
 

BIJLAGE XI

VANGST- EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR NIEUWE EN VERKENNENDE VISSERIJTAKKEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2008/2009

 

Deel-gebied/ Sector

Gebied

Periode

SSRU

Vangst-beperking voor Dissostichus spp. (ton)

Bijvangstbeperking (ton)

Roggen

Macrourus spp.

Andere soorten

58.4.1

Gehele sector

1.12.2008 tot 30.11.2009

SSRU A, B, D, F en H: 0

SSRU C: 100

SSRU E: 50

SSRU G: 60

Totaal 210

Gehele

sector: 50

Gehele

sector: 33

Gehele

sector: 20

58.4.2

Gehele sector

1.12.2008 tot 30.11.2009

Totaal deelgebied

70

Gehele

sector: 50

Gehele

sector: 20

Gehele

sector: 20

58.4.3(b)

Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

1.5.2009 tot 31.8.2009

SSRU A: 30

SSRU B: 0

SSRU C: 30

SSRU D: 30

SSRU E: 30

120 ten noorden van 60o

Gehele

sector: 50

Gehele

sector: 80

Gehele

sector: 20

88.1

Geheel deelgebied

1.12.2008 tot 31.8.2009

SSRU A: 0

SSRU B, C en G: 352

SSRU D, E en F: 0

SSRU H, I en K: 1994

SSRU J en L: 354

SSRU M: 0

Totaal 2700

135

430

20

88.2

Ten zuiden van 65o ZB

1.12.2008 tot 31.8.2009

SSRU A en B: 0

SSRU C, D, F en G: 214

SSRU E: 353

567 (1)

50 (1)

90 (1)

20

 

  • (1) 
    Regels inzake vangstbeperkingen voor bijvangstsoorten per SSRU, die binnen de totale bijvangstbeperkingen per deelgebied van toepassing zijn:
 

Roggen: 5 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of 50 ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is,

 

Macrourus spp.: 16 % van de maximale vangst van Dissostichus spp.,

 

Andere soorten: 20 ton per SSRU.

 

BIJLAGE XII

KENNISGEVING VAN HET VOORNEMEN OM AAN DE VISSERIJ OP EUPHAUSIA SUPERBA DEEL TE NEMEN

Image

 

BIJLAGE XIII

Netconfiguratie en gebruik van vangsttechnieken

 

Netopening (mond) omtrek (m)

Verticale opening (m)

Horizontale opening (m)

     

Lengte en maaswijdte netpanelen

 

Paneel

Lengte (m)

Maaswijdte (mm)

1e paneel

   

2e paneel

   

3e paneel

   

   

   

Eindpaneel (kuil)

   

Teken diagram van elke gebruikte netconfiguratie

 
 

Er worden verscheidene vangsttechnieken gebruikt (1): Ja Nee

 
 

Vangsttechniek

Verwacht aandeel van gebruik in de tijd ( %)

1

   

2

   

3

   

4

   

5

   

   
   

Totaal 100 %

Er is een inrichting voor het weren van zeezoogdieren aanwezig (2): Ja Nee

 
 

Toelichtingen betreffende vangsttechnieken, vistuigconfiguratie en -kenmerken en vispatronen:

 
 
 
 

  • (1) 
    Zo ja, geef frequentie van omschakeling tussen vangsttechnieken: ____________
  • (2) 
    Zo ja, teken ontwerp van de inrichting:
 

BIJLAGE XIV

DEEL I

Overladingsverklaring SEAFO

Image

AANGIFTE VAN OVERLADING

  • 1. 
    Algemene regel

Bij overlading moet de kapitein van het vaartuig dat de vis gevangen heeft in de aangifte van overlading de overgeladen hoeveelheden vermelden. Aan de kapitein van het ontvangende vaartuig wordt een afschrift van de aangifte van overlading afgegeven.

  • 2. 
    Procedure voor het invullen
 

a)

De gegevens van de aangifte van overlading moeten goed leesbaar en met onuitwisbare inkt worden ingevuld.

 

b)

Doorhalingen of wijzigingen van de gegevens in de aangifte van overlading zijn niet toegestaan. Indien gegevens verkeerd zijn opgetekend, worden zij volledig doorgestreept, vervolgens in de juiste vorm genoteerd en voorzien van de paraaf van de kapitein of zijn gemachtigde.

 

c)

Voor elke overlading wordt een aangifte van overlading ingevuld.

 

d)

Elke bladzijde van de aangifte van overlading wordt door de kapitein ondertekend.

  • 3. 
    Verantwoordelijkheid van de kapitein voor de aangifte van aanlanding, respectievelijk van overlading

De kapitein van het vaartuig bevestigt met zijn paraaf en handtekening dat de in de aangifte van overlading opgetekende hoeveelheden zorgvuldig zijn geraamd. De afschriften van de aangifte van overlading worden gedurende één jaar bewaard.

  • 4. 
    Te verstrekken informatie

De ramingen van de overgeladen hoeveelheden worden per soort en per visreis op de SEAFO-aangifte van overlading vermeld zoals aangegeven in de voetnoten bij dit formulier.

  • 5. 
    Procedure voor de indiening
 

a)

Bij overlading op een vaartuig dat de vlag van een verdragsluitende partij voert of in een verdragsluitende partij is geregistreerd, wordt het eerste afschrift van de aangifte van overlading afgegeven aan de kapitein van het ontvangende vaartuig. Het origineel van dit document moet binnen 48 uur na de aanlanding of bij aankomst in de haven worden afgegeven of toegezonden aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij waarvan het vaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd.

 

b)

Bij overlading op een vaartuig dat de vlag voert van een land dat geen verdragsluitende partij is, wordt het origineel van dit document zo spoedig mogelijk afgegeven of toegezonden aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij waarvan het vissersvaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd.

 

c)

Wanneer het voor de kapitein onmogelijk is het originele exemplaar van de aangifte van overlading binnen de gestelde termijn toe te zenden aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij waarvan zijn vaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd, worden de gegevens die in de aangifte van aanlanding moeten worden opgenomen, via de radio of op andere wijze aan de bevoegde instanties doorgegeven.

De gegevens worden doorgeseind via de doorgaans gebruikte radiostations, voorafgegaan door de naam van het vaartuig, zijn roepnaam, zijn externe kentekens en de naam van de kapitein.

Wanneer het betrokken vaartuig de mededeling niet kan verzenden, mag een ander vaartuig de mededeling namens het eerste doorseinen of mag het betrokken vaartuig de mededeling op een andere wijze doorgeven.

De kapitein van het vaartuig zorgt ervoor dat de naar de radiostations gezonden gegevens ook schriftelijk aan de bevoegde instanties worden doorgegeven.

DEEL II

Richtsnoeren voor het ontwerp en het uitzetten van vogelverschrikkerlijnen („tori lines”)

 

1.

Deze richtsnoeren zijn bedoeld om te helpen bij het opstellen en ten uitvoer leggen van regels voor het gebruik van vogelverschrikkerlijnen bij de beugvisserij. De richtsnoeren zijn betrekkelijk expliciet en het verbeteren van de effectiviteit van vogelverschrikkerlijnen door middel van experimenten wordt aangemoedigd. Er is rekening gehouden met milieu- en bedrijfsfactoren, zoals weersgesteldheid, uitzetsnelheid en grootte van het vaartuig, die stuk voor stuk van invloed zijn op het vermogen van vogelverschrikkerlijnen om aas tegen vogels te beschermen. Het ontwerp en het gebruik van vogelverschrikkerlijnen kunnen in het licht van die factoren worden aangepast, op voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de effectiviteit van de lijn. Er wordt ook rekening gehouden met mogelijke verbeteringen van het ontwerp, zodat deze richtsnoeren in de toekomst zullen moeten worden herzien.

  • 2. 
    Ontwerp van vogelverschrikkerlijnen
 

2.1.

Er wordt aanbevolen een vogelverschrikkerlijn van 150 meter lengte te gebruiken. De diameter van het lijngedeelte in het water mag groter zijn dan die van het gedeelte boven water. Hierdoor verhoogt de weerstand, is minder behoefte aan langere lijnen en wordt rekening gehouden met de uitzetsnelheid en de zinktijd van het aas. Het lijngedeelte boven water dient uit fijn materiaal te bestaan (bijv. ongeveer 3 mm doorsnede) en een opvallende kleur te hebben, zoals rood of oranje.

 

2.2.

Het lijngedeelte boven water dient zo licht te zijn dat de bewegingen ervan onvoorspelbaar blijven en er dus geen gewenning bij vogels optreedt, en voldoende zwaar zodat er geen afbuiging door de wind optreedt.

 

2.3.

De lijn kan het beste aan het vaartuig worden bevestigd met een stevige wartel om verstrengeling van de lijn te voorkomen.

 

2.4.

De wimpels moeten zijn vervaardigd van opvallend, fel en onvoorspelbaar bewegend materiaal (bijv. een sterke fijne lijn in een rode polyuretaan behuizing), met stevige driewegwartels (om verstrengeling te vermijden) aan de hoofdlijn bevestigd zijn en juist boven het wateroppervlak hangen.

 

2.5.

De afstand tussen de wimpels bedraagt maximaal 5 à 7 meter. Idealiter worden de wimpels per twee bevestigd.

 

2.6.

Elk paar wimpels dient door middel van een clip van de hoofdlijn te kunnen worden losgekoppeld om het binnenhalen van de lijn te vergemakkelijken.

 

2.7.

Het aantal wimpels moet worden aangepast aan de uitzetsnelheid van het vaartuig; bij geringere snelheid zijn meer wimpels nodig. Bij een uitzetsnelheid van 10 knopen is drie paar een geschikt aantal.

  • 3. 
    Uitzetten van vogelverschrikkerlijnen
 

3.1.

De lijn wordt opgehangen aan een paal die aan het vaartuig is bevestigd. De toripaal („tori pole”) dient zo hoog mogelijk te staan zodat de lijn het aas voldoende ver achter het vaartuig beschermt en niet verstrengelt met het vistuig. Hoe hoger de paal, des te beter het aas wordt beschermd. Bijvoorbeeld: een paal die circa 6 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.

 

3.2.

De vogelverschrikkerlijn moet zo zijn uitgezet dat de wimpels boven de haken met aas hangen.

 

3.3.

Het uitzetten van meerdere vogelverschrikkerlijnen wordt aangemoedigd om het aas nog beter tegen vogels te beschermen.

 

3.4.

Omdat de vogelverschikkerlijnen kunnen breken en verstrengeld geraken, dienen reservelijnen aan boord te worden gehouden om beschadigde lijnen te vervangen en ononderbroken verder te kunnen vissen.

 

3.5.

Wanneer vissers gebruik maken van een aasmachine („bait casting machine — BCM”) moeten zij het gebruik van de vogelverschrikkerlijnen en de machine coördineren door:

 

a)

erop toe te zien dat de BCM direct onder de vogelverschrikkerlijn aas uitwerpt, en

 

b)

bij het gebruik van een BCM die zowel aan bakboord als aan stuurboord aas uitwerpt, erop toe te zien dat twee vogelverschrikkerlijnen worden gebruikt.

 

3.6.

Vissers worden aangemoedigd manuele, elektrische of hydraulische windassen te installeren om het uitzetten en binnenhalen van de vogelverschrikkerlijnen te vergemakkelijken.

 

BIJLAGE XV

Vaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde visvangst bedrijven in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan

 

1.

De Commissie brengt de lidstaten onverwijld op de hoogte van vaartuigen die de vlag voeren van niet-verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (het verdrag), die werden gezien bij het uitoefenen van visserijactiviteiten in het NEAFC-Verdragsgebied, en die door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) op een voorlopige lijst zijn geplaatst van vaartuigen waarvan wordt vermoed dat zij ingaan tegen de in het kader van het verdrag opgestelde aanbevelingen. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

 

a)

bij het aandoen van een haven, krijgen de betrokken vaartuigen geen toestemming om aan te landen of over te laden en worden zij door de bevoegde autoriteiten gecontroleerd. Deze controle heeft betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de vangsten aan boord evenals alle andere zaken die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig in het verdragsgebied. Informatie over de resultaten van de controle wordt onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;

 

b)

vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen aan de betrokken vaartuigen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met de betrokken vaartuigen;

 

c)

in de haven mogen aan de betrokken vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen aan de betrokken vaartuigen geen andere diensten worden verleend.

 

2.

Naast de in punt 1 vermelde maatregelen gelden de volgende maatregelen voor vaartuigen die door de NEAFC zijn geplaatst op de lijst van vaartuigen waarvan is bevestigd dat zij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-vaartuigen):

 

a)

IUU-vaartuigen mogen geen haven van de Gemeenschap binnenvaren;

 

b)

IUU-vaartuigen mogen niet vissen in EG-wateren en mogen niet worden gecharterd;

 

c)

van IUU-vaartuigen afkomstige vis mag niet worden ingevoerd;

 

d)

de lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en verbieden importeurs, vervoerders en andere betrokken sectoren om door dergelijke vaartuigen gevangen vis over te laden en te verhandelen.

 

3.

De in punt 2 bedoelde vaartuigen, alsmede de vaartuigen die op de IUU-lijst van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) zijn geplaatst, staan vermeld in het aanhangsel van deze bijlage.

 

4.

De Commissie brengt de lijst van IUU-vaartuigen met die van de NEAFC en de NAFO in overeenstemming zodra de NEAFC een nieuwe lijst van IUU-vaartuigen vaststelt.

Aanhangsel van BIJLAGE XV

Lijst van vaartuigen en bijbehorende IMO-nummers die volgens gegevens van de NEAFC en de NAFO illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bedrijven

 

IMO (1) -identificatienummer van het vaartuig

Naam van het vaartuig (2)

Vlaggenstaat (2)

7 436 533

ALFA

Georgië

7 612 321

AVIOR

Georgië

8 522 030

CARMEN

voorheen Georgië

7 700 104

CEFEY

Rusland

8 028 424

CLIFF

Cambodja

8 422 852

DOLPHIN

Rusland

7 321 374

ENXEMBRE

Panama

8 522 119

EVA

voorheen Georgië

8 604 668

FURABOLOS

Seychellen

6 719 419

GORILERO

Sierra Leone

7 332 218

IANNIS I

Panama

8 422 838

ISABELLA

voorheen Georgië

8 522 042

JUANITA

voorheen Georgië

8 707 240

MAINE

Guinee

7 385 174

MURTOSA

Togo

8 721 595

NEMANSKIY

 

8 421 937

NICOLAY CHUDOTVORETS

Rusland

6 706 084

RED

Panama

8 522 169

ROSITA

voorheen Georgië

7 347 407

SUNNY JANE

 

8 606 836

ULLA

voorheen Georgië

7 306 570

WHITE ENTERPRISE

voorheen Saint Kitts en Nevis

 

  • (1) 
    International Maritime Organisation (Internationale Maritieme Organisatie).
  • (2) 
    Veranderingen van naam, vlaggenstaat en aanvullende inlichtingen betreffende de vaartuigen zijn te vinden op de NEAFC-website: www.neafc.org
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.