Richtlijn 2007/30 - Wijziging van Richtlijn 89/391/EEG, de daaruit voortvloeiende bijzondere richtlijnen, alsmede de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG van de Raad, met het oog op de vereenvoudiging en rationalisatie van de verslagen over de praktische tenuitvoerlegging

1.

Wettekst

27.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/21

 

RICHTLIJN 2007/30/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2007

tot wijziging van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad, de daaruit voortvloeiende bijzondere richtlijnen, alsmede de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG van de Raad, met het oog op de vereenvoudiging en rationalisatie van de verslagen over de praktische tenuitvoerlegging

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De verplichting voor de lidstaten om verslagen over de praktische tenuitvoerlegging op te stellen, die dienen als uitgangspunten voor de verslagen die de Commissie op gezette tijden indient met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de communautaire regels inzake de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, is vastgelegd in Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (3), alsmede in de bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van die richtlijn, namelijk: Richtlijn 89/654/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen (4), Richtlijn 89/655/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (5), Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (6), Richtlijn 90/269/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het manueel hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor de werknemers (7), Richtlijn 90/270/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (8), Richtlijn 92/57/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (9), Richtlijn 92/58/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk (10), Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (11), Richtlijn 92/91/EEG van de Raad van 3 november 1992 betreffende minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën die delfstoffen winnen met behulp van boringen (12), Richtlijn 92/104/EEG van de Raad van 3 december 1992 betreffende de minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën in dagbouw of ondergronds (13), Richtlijn 93/103/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen (14), Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (15), Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (16), Richtlijn 2002/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (trillingen) (17), Richtlijn 2003/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2003 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (lawaai) (18), Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (19) en Richtlijn 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico’s van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (20).

 

(2)

Een verslag over de tenuitvoerlegging wordt ook voorgeschreven door Richtlijn 91/383/EEG van de Raad van 25 juni 1991 ter aanvulling van de maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van de werknemers met arbeidsbetrekkingen voor bepaalde tijd of uitzendarbeid-betrekkingen (21), Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (22) en Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (23).

 

(3)

De bepalingen over het opstellen van de verslagen in de bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, alsmede in de Richtlijnen 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG zijn verschillend van aard, zowel wat de frequentie als de inhoud betreft.

 

(4)

De verplichting van de lidstaten om een verslag over de praktische tenuitvoerlegging op te stellen, alsmede die van de Commissie om op basis van de nationale verslagen een verslag op te stellen, vormen een belangrijk moment in het wetgevingsproces, waarop de balans kan worden opgemaakt en diverse aspecten van de praktische tenuitvoerlegging van de bepalingen van de richtlijnen kunnen worden beoordeeld; derhalve dient deze verplichting te worden uitgebreid tot de richtlijnen die geen verplichting tot het opstellen van verslagen bevatten, te weten: Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (24), Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (25) en Richtlijn 83/477/EEG van de Raad van 19 september 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (tweede individuele richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG) (26).

 

(5)

Daarom is het nodig de bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG, van de bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van die richtlijn, alsmede van de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG te harmoniseren.

 

(6)

In haar mededeling „Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006” geeft de Commissie aan dat er wetgevingsvoorstellen moeten komen om de verslagen over de tenuitvoerlegging te vereenvoudigen en te rationaliseren; dit is ook als een van de prioriteiten aangemerkt voor de vereenvoudiging van de communautaire wetgeving in het kader van de werkzaamheden voor het initiatief ter verbetering van de wetgeving.

 

(7)

De procedure dient te worden vereenvoudigd door de frequentie waarmee de nationale verslagen over de praktische tenuitvoerlegging bij de Commissie moeten worden ingediend, gelijk te trekken en te bepalen dat slechts één verslag over de praktische tenuitvoerlegging hoeft te worden ingediend, bestaande uit een algemeen deel dat voor alle richtlijnen geldt, en specifieke hoofdstukken over de aspecten van elke richtlijn. Door deze bepalingen, en met name door de invoeging van een nieuw artikel 17 bis in Richtlijn 89/391/EEG, wordt deze procedure voor verslagen over de tenuitvoerlegging ook van toepassing op de bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG waarin geen verplichting tot het opstellen van verslagen is opgenomen, namelijk de Richtlijnen 2000/54/EG en 2004/37/EG, alsmede op toekomstige richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG.

 

(8)

Het lijkt wenselijk de frequentie waarmee de lidstaten deze verslagen moeten opstellen en bij de Commissie moeten indienen, op vijf jaar vast te stellen; bij wijze van uitzondering moet het eerste verslag een langere periode dekken; de indeling van de verslagen moet eenvormig zijn om de behandeling te vergemakkelijken; de verslagen worden opgesteld aan de hand van een vragenlijst die door de Commissie wordt vastgesteld, na raadpleging van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, en die relevante informatie bevat over de preventieve maatregelen die de lidstaten hebben genomen om de Commissie in staat te stellen tot een adequate evaluatie van de wijze waarop de wetgeving in de praktijk functioneert, daarbij uitgaande van de bevindingen van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden.

 

(9)

Overeenkomstig artikel 138, lid 2, van het Verdrag heeft de Commissie de sociale partners op communautair niveau geraadpleegd over de mogelijke richting van een communautair optreden ter zake.

 

(10)

De Commissie achtte na deze raadpleging een communautair optreden wenselijk en heeft de sociale partners op Europees niveau overeenkomstig artikel 138, lid 3, van het Verdrag opnieuw geraadpleegd over de inhoud van het overwogen voorstel.

 

(11)

Na afloop van deze tweede raadplegingsronde hebben de sociale partners de Commissie niet in kennis gesteld van hun wens het proces in te leiden dat zou kunnen uitmonden in de sluiting van een overeenkomst als bedoeld in artikel 138, lid 4, van het Verdrag.

 

(12)

Met het oog op de omzetting van de in onderhavige richtlijn vervatte wijzigingen moeten de lidstaten de nodige maatregelen treffen, welke — gezien de specifieke aard van deze richtlijn — de vorm van bestuursrechtelijke bepalingen kunnen aannemen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 89/391/EEG

In Richtlijn 89/391/EEG wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 17 bis

Verslagen over de tenuitvoerlegging

  • 1. 
    Om de vijf jaar dienen de lidstaten één verslag in bij de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, waarin het standpunt van de sociale partners wordt uiteengezet. Het verslag omvat een beoordeling van de diverse aspecten die verband houden met de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijnen en, waar dergelijke informatie relevant en beschikbaar is, naar geslacht gedifferentieerde informatie.
  • 2. 
    De indeling van het verslag, voorzien van een vragenlijst waarin de inhoud wordt gepreciseerd, wordt door de Commissie in overleg met het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats bepaald.

Het verslag omvat een algemeen deel over de bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op de gemeenschappelijke principes en aspecten van alle in lid 1 bedoelde richtlijnen.

Het algemene deel wordt aangevuld met specifieke hoofdstukken over de tenuitvoerlegging van ieder bijzonder aspect van iedere richtlijn, en specifieke indicatoren, voor zover beschikbaar.

  • 3. 
    De indeling van het verslag, voorzien van de hierboven genoemde vragenlijst, wordt minstens zes maanden voor het einde van de verslagleggingsperiode aan de lidstaten voorgelegd. Het verslag wordt binnen twaalf maanden na afloop van de periode van vijf jaar waarop het betrekking heeft, bij de Commissie ingediend.
  • 4. 
    Aan de hand van deze verslagen maakt de Commissie een algemene evaluatie van de tenuitvoerlegging van de betrokken richtlijnen, met name wat betreft hun relevantie en het onderzoek en de nieuwe wetenschappelijke inzichten op de diverse gebieden. De Commissie brengt het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité voor veiligheid en de gezondheid op de arbeidsplaats binnen 36 maanden na het einde van de vijfjarige periode op de hoogte van de resultaten van deze evaluatie en, indien nodig, van initiatieven ter verbetering van het functioneren van het regelgevingskader.
  • 5. 
    Het eerste verslag bestrijkt de periode 2007 tot en met 2012.”.

Artikel 2

Wijzigingen van de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG

  • 1. 
    In Richtlijn 83/477/EEG wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 17 bis

Verslag over de tenuitvoerlegging

Om de vijf jaar dienen de lidstaten een verslag in bij de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de vorm van een specifiek hoofdstuk van het verslag bedoeld in artikel 17 bis, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 89/391/EEG, dat als basis dient voor de evaluatie van de Commissie overeenkomstig artikel 17 bis, lid 4, van die richtlijn.”.

  • 2. 
    In Richtlijn 91/383/EEG wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 10 bis

Verslag over de tenuitvoerlegging

Om de vijf jaar dienen de lidstaten een verslag in bij de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de vorm van een specifiek hoofdstuk van het verslag bedoeld in artikel 17 bis, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 89/391/EEG, dat als basis dient voor de evaluatie van de Commissie overeenkomstig artikel 17 bis, lid 4, van die richtlijn.”.

  • 3. 
    In Richtlijn 92/29/EEG wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 9 bis

Verslag over de tenuitvoerlegging

Om de vijf jaar dienen de lidstaten een verslag in bij de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de vorm van een specifiek hoofdstuk van het verslag bedoeld in artikel 17 bis, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 89/391/EEG, dat als basis dient voor de evaluatie van de Commissie overeenkomstig artikel 17 bis, lid 4, van die richtijn.”.

  • 4. 
    In Richtlijn 94/33/EG wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 17 bis

Verslag over de tenuitvoerlegging

Om de vijf jaar dienen de lidstaten een verslag in bij de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de vorm van een specifiek hoofdstuk van het verslag bedoeld in artikel 17 bis, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 89/391/EEG, dat als basis dient voor de evaluatie van de Commissie overeenkomstig artikel 17 bis, lid 4, van die richtlijn.”.

Artikel 3

Intrekking

Met ingang van 27 juni 2007 worden de volgende bepalingen ingetrokken:

 

1)

artikel 18, leden 3 en 4, van Richtlijn 89/391/EEG;

 

2)

artikel 10, leden 3 en 4, van Richtlijn 89/654/EEG;

 

3)

artikel 10, leden 3 en 4, van Richtlijn 89/655/EEG;

 

4)

artikel 10, leden 3 en 4, van Richtlijn 89/656/EEG;

 

5)

artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 90/269/EEG;

 

6)

artikel 11, leden 3 en 4, van Richtlijn 90/270/EEG;

 

7)

artikel 10, leden 3 en 4, van Richtlijn 91/383/EEG;

 

8)

artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 92/29/EEG;

 

9)

artikel 14, leden 4 en 5, van Richtlijn 92/57/EEG;

 

10)

artikel 11, leden 4 en 5, van Richtlijn 92/58/EEG;

 

11)

artikel 14, leden 4, 5 en 6, van Richtlijn 92/85/EEG;

 

12)

artikel 12, lid 4, van Richtlijn 92/91/EEG;

 

13)

artikel 13, lid 4, van Richtlijn 92/104/EEG;

 

14)

artikel 13, leden 3 en 4, van Richtlijn 93/103/EG;

 

15)

artikel 17, leden 4 en 5, van Richtlijn 94/33/EG;

 

16)

artikel 15 van Richtlijn 98/24/EG;

 

17)

artikel 13, lid 3, van Richtlijn 1999/92/EG;

 

18)

artikel 13 van Richtlijn 2002/44/EG;

 

19)

artikel 16 van Richtlijn 2003/10/EG;

 

20)

artikel 12 van Richtlijn 2004/40/EG;

 

21)

artikel 12 van Richtlijn 2006/25/EG.

Artikel 4

Tenuitvoerlegging

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om uiterlijk op 31 december 2012 aan deze richtlijn te voldoen.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 20 juni 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    GLOSER
 

  • (1) 
    Advies uitgebracht op 17 januari 2006.
  • (2) 
    Advies van het Europees Parlement van 26 april 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 30 mei 2007.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.