Verordening 2003/599 - Wijziging van Verordening 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32003R0599

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32003R0599

Verordening (EG) nr. 599/2003 van de Commissie van 1 april 2003 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 085 van 02/04/2003 blz. 0015 - 0016

Verordening (EG) nr. 599/2003 van de Commissie

van 1 april 2003

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 223/2003 van de Commisie(2), en met name op artikel 13, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De bescherming van de gezondheid en het welzijn van dieren moet voornamelijk zijn gebaseerd op preventie, via maatregelen zoals een adequate selectie van rassen en stammen, en een adequaat uitgebalanceerd voederrantsoen.
  • (2) 
    Bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 zijn stringente eisen met betrekking tot diervoeders vastgesteld. Met name moet in de behoefte aan essentiële voedingsstoffen, zoals vitaminen, worden voorzien door natuurlijke voedingsbronnen.
  • (3) 
    Voor de biologische veeteelt bestaan nog maar sinds vrij kort geharmoniseerde regels, en veehouders ondervinden nog steeds problemen om dieren te vinden die zich aan de lokale omstandigheden en/of aan adequate beheerssystemen kunnen aanpassen, en om hun dieren te voorzien van alle essentiële voedingsstoffen die nodig zijn voor een harmonische groei; dit geldt met name voor bepaalde in vet oplosbare vitaminen voor herkauwers.
  • (4) 
    Door middel van een afwijking moet derhalve worden toegestaan dat onder specifieke voorwaarden, bij uitzondering en uitsluitend voor een overgangsperiode, de vitaminen A, D en E mogen worden gebruikt.
  • (5) 
    Bepaald moet worden dat, wanneer de lidstaten toestemming verlenen, zij dit aan de Commissie moeten meedelen.
  • (6) 
    Het in artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde comité heeft binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht. Overeenkomstig het bepaalde in de vierde alinea van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 heeft de Commissie het voorstel ingediend bij de Raad. Daar de Raad geen besluit heeft genomen binnen de termijn van drie maanden waarin is voorzien bij de vijfde alinea van artikel 14 van voornoemde verordening, moeten de voorgestelde maatregelen worden vastgesteld door de Commissie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt gewijzigd:

  • a) 
    Deel B van bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig punt 1 van de bijlage bij deze verordening.
  • b) 
    Delen C en D van bijlage II worden gewijzigd overeenkomstig punt 2 van de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 april 2003.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.
  • (2) 
    PB L 31 van 6.2.2003, blz. 3.

BIJLAGE

  • 1. 
    In bijlage I, deel B, bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt punt 4.10 vervangen door:

"4.10. Voor pluimvee moet het in de mestperiode toegediende voedermengsel voor ten minste 65 % uit een mengsel van graan, eiwithoudende gewassen en oliehoudende zaden bestaan.".

  • 2. 
    Bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    in deel C wordt het volgende punt 2.3 ingevoegd:

"2.3. Eieren en eiproducten als pluimveevoeder, bij voorkeur afkomstig van hetzelfde bedrijf";

  • b) 
    deel D wordt als volgt gewijzigd:
  • i) 
    aan punt 1.2 worden het volgende toegevoegd:

"In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea en gedurende een overgangsperiode die op 31 december 2005 afloopt, mag de bevoegde autoriteit van elke lidstaat het gebruik van de synthetische vitaminen A, D en E in voeder voor herkauwers toestaan voorzover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de betrokken synthetische vitaminen zijn identiek aan de natuurlijke vitaminen, en
  • de door de lidstaat verleende toestemming is gebaseerd op nauwkeurige criteria en wordt aan de Commissie gemeld.

Veehouders kunnen alleen van deze toestemming gebruikmaken als zij ten genoegen van de controle-instantie of -organisatie van de lidstaat hebben aangetoond dat de gezondheid en het welzijn van hun dieren zonder gebruikmaking van deze synthetische vitaminen niet kan worden gegarandeerd.";

  • ii) 
    aan punt 2 wordt het volgende toegevoegd:
  • "Biergisten".

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.