Besluit 2003/476 - Herziening van het Statuut van het Economisch en Financieel Comité - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
2003/476/EG: Besluit van de Raad van 18 juni 2003 houdende herziening van het Statuut van het Economisch en Financieel Comité
Publicatieblad Nr. L 158 van 27/06/2003 blz. 0058 - 0060
Besluit van de Raad
van 18 juni 2003
houdende herziening van het Statuut van het Economisch en Financieel Comité
(2003/476/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 209,
Gezien het advies van de Commissie(1),
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Overeenkomstig artikel 114, lid 2, van het Verdrag is op 1 januari 1999 het Economisch en Financieel Comité ingesteld.
-
(2)De Raad heeft op 21 december 1998 Besluit 1998/743/EG aangenomen betreffende de samenstelling van het Economisch en Financieel Comité(2).
-
(3)De Raad heeft op 31 december 1998 Besluit 1999/8/EG aangenomen betreffende het Statuut van het Economisch en Financieel Comité(3). Dit Statuut heeft het Comité tot dusver in staat gesteld op behoorlijke wijze te functioneren.
-
(4)Ingevolge het besluit dat de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de Europese Raad van Kopenhagen in december 2002 hebben genomen, hebben op 16 april 2003 tien nieuwe leden een verdrag betreffende de toetreding tot de Europese Unie ondertekend en zij zullen naar verwachting op 1 mei 2004 toetreden.
-
(5)Het Economisch en Financieel Comité moet ook na de uitbreiding goed blijven functioneren.
-
(6)De elementen die aan de efficiëntie van het Comité hebben bijgedragen dienen te worden behouden.
-
(7)Dit zal een aanpassing van zijn werkmethoden vereisen.
-
(8)Een en ander zal gevolgen hebben voor de deelneming van de centrale bankiers. Men moet verder een beroep op hun deskundigheid en analytisch inzicht kunnen doen en zij moeten verder worden betrokken bij aangelegenheden waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen.
-
(9)Het Statuut van het Economisch en Financieel Comité moet derhalve worden herzien,
BESLUIT:
Artikel 1
Het Statuut van het Economisch en Financieel Comité, als opgenomen in de bijlage bij Besluit 1999/8/EG, wordt vervangen door de tekst in bijlage.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het treedt in werking met ingang van 1 juli 2003.
Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2003.
Voor de Raad
De voorzitter
-
G.Drys
-
(1)Advies uitgebracht op 21 mei 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
-
(2)PB L 358 van 31.12.1998, blz. 109.
-
(3)PB L 5 van 9.1.1999, blz. 71.
BIJLAGE
"BIJLAGE
STATUUT VAN HET ECONOMISCH EN FINANCIEEL COMITÉ
Artikel 1
Het Economisch en Financieel Comité ("het comité") voert de taken uit als omschreven in artikel 114, leden 2 en 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Artikel 2
Het Comité kan onder andere:
-
-worden geraadpleegd in het kader van de procedure die leidt tot besluiten betreffende het wisselkoersmechanisme van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie;
-
-onverminderd artikel 207 van het Verdrag, de werkzaamheden van de Raad voorbereiden met betrekking tot het toezicht op de ontwikkeling van de wisselkoers van de euro;
-
-het kader vormen waarin de dialoog tussen de Raad en de ECB kan worden voorbereid en voortgezet op het niveau van hoge ambtenaren van de ministeries, nationale centrale banken, de Commissie en de ECB.
Artikel 3
De leden van het comité en hun plaatsvervangers laten zich bij de uitoefening van hun ambt leiden door het algemeen belang van de Gemeenschap.
Artikel 4
Het comité vergadert in twee formaties: ofwel met de leden gekozen uit de overheidsdiensten, de nationale centrale banken, de Commissie en de ECB, ofwel met de leden van de overheidsdiensten, de Commissie en de ECB. Het comité in volledige samenstelling beraadt zich regelmatig over de lijst van onderwerpen waarvoor de leden van de nationale centrale banken geacht worden de vergaderingen bij te wonen.
Artikel 5
Indien om stemming wordt gevraagd, worden adviezen, verslagen of mededelingen vastgesteld door een meerderheid van de leden. Ieder lid van het comité heeft één stem. Indien echter een mening of een advies wordt gegeven over vraagstukken waarover de Raad mogelijkerwijs vervolgens een besluit neemt, nemen de leden van de centrale banken, indien zij aanwezig zijn, en de Commissie volledig deel aan de debatten, maar nemen zij geen deel aan een stemming. Het comité brengt ook verslag uit over meningen van een minderheid of afwijkende meningen die in de loop van de discussie tot uitdrukking worden gebracht.
Artikel 6
Het comité kiest uit zijn midden met meerderheid van stemmen een voorzitter voor een ambtsperiode van twee jaar. Deze periode kan worden verlengd. De voorzitter wordt gekozen uit de leden die hoge nationale ambtenaren zijn. De voorzitter draagt zijn stemrecht over aan zijn plaatsvervanger.
Artikel 7
Indien de voorzitter verhinderd is zijn taken te vervullen, wordt hij vervangen door de vice-voorzitter van het comité, die volgens dezelfde regels wordt gekozen.
Artikel 8
Tenzij het comité een andersluidend besluit neemt, kunnen de plaatsvervangers de vergaderingen van het comité bijwonen. De plaatsvervangers hebben geen stemrecht. Tenzij het comité anders beslist, nemen zij niet aan de discussies deel.
Een lid dat verhinderd is een vergadering van het comité bij te wonen, kan zijn bevoegdheden overdragen aan een van de plaatsvervangers. Hij kan deze ook overdragen aan een ander lid. De voorzitter en de secretaris worden daarvan schriftelijk in kennis gesteld vóór de vergadering. In uitzonderlijke gevallen kan de voorzitter instemmen met andere regelingen.
Artikel 9
Het comité kan de bestudering van bepaalde vraagstukken toevertrouwen aan zijn plaatsvervangende leden, subcomités of werkgroepen. In die gevallen wordt het voorzitterschap waargenomen door een lid of een plaatsvervangend lid van het comité, dat door het comité is aangewezen. De leden van het comité, de plaatsvervangers en de subcomités of werkgroepen kunnen de medewerking van deskundigen inroepen.
Artikel 10
Het comité wordt door zijn voorzitter op zijn initiatief, dan wel op verzoek van de Raad, de Commissie of ten minste vier leden van het comité bijeengeroepen.
Artikel 11
In de regel vertegenwoordigt de voorzitter het comité; hij kan met name door het comité worden gemachtigd verslag uit te brengen over de besprekingen, en adviezen en mededelingen van het comité mondeling toe te lichten. Hij is verantwoordelijk voor de betrekking van het comité met het Europees Parlement.
Artikel 12
De beraadslagingen van het comité zijn vertrouwelijk. Dit geldt eveneens voor de beraadslagingen van de plaatsvervangers, subcomités of werkgroepen.
Artikel 13
Het comité wordt bijgestaan door een secretariaat onder leiding van een secretaris. De secretaris en het voor het secretariaat benodigde personeel worden door de Commissie ter beschikking gesteld. De secretaris wordt benoemd door de Commissie na raadpleging van het comité. De secretaris en zijn/haar personeel handelen op instructie van het comité wanneer zij voor het comité optreden.
De uitgaven van het comité worden opgenomen in de raming van de Commissie.
Artikel 14
Het comité stelt zijn reglement van orde vast.".
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.