Verordening 2001/2500 - Financiële pretoetredingssteun voor Turkije

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001R2500

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001R2500

Verordening (EG) nr. 2500/2001 van de Raad van 17 december 2001 betreffende financiële pretoetredingssteun voor Turkije en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89, (EG) nr. 1267/1999, (EG) nr. 1268/1999 en (EG) nr. 555/2000

Publicatieblad Nr. L 342 van 27/12/2001 blz. 0001 - 0005

Verordening (EG) nr. 2500/2001 van de Raad

van 17 december 2001

betreffende financiële pretoetredingssteun voor Turkije en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89, (EG) nr. 1267/1999, (EG) nr. 1268/1999 en (EG) nr. 555/2000

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De door landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie te vervullen voorwaarden werden vastgesteld door de Europese Raad van Kopenhagen van juni 1993.
  • (2) 
    In de conclusies van de Europese Raad van Helsinki van december 1999 werd de verklaring opgenomen dat Turkije een kandidaat-lidstaat is, voorbestemd om tot de Unie toe te treden op basis van dezelfde criteria als die welke voor de andere kandidaat-lidstaten gelden, en dat, voortbouwend op de bestaande Europese strategie, Turkije zoals de andere kandidaat-lidstaten voordeel zal hebben bij een pretoetredingsstrategie om zijn hervormingen te stimuleren en te ondersteunen.
  • (3) 
    De Europese Raad van Nice van december 2000 heeft zijn waardering geuit voor de vorderingen welke waren gemaakt bij de uitvoering van de pretoetredingsstrategie voor Turkije.
  • (4) 
    Aangezien Turkije nog niet voldoet aan de politieke criteria van Kopenhagen, heeft de Gemeenschap het land ertoe opgeroepen de democratische praktijken en eerbied voor de mensenrechten te intensiveren en te bevorderen, alsook de burgermaatschappij nauwer bij dat proces te betrekken.
  • (5) 
    Hoeksteen van de pretoetredingsstrategie is het partnerschap voor toetreding, voor het opstellen waarvan werd uitgegaan van de conclusies van voorafgaande Europese Raden en dat prioriteiten bevat waarop de toetredingsvoorbereidingen zich moeten richten in het licht van de politieke en economische criteria en de op de lidstaten rustende verplichtingen.
  • (6) 
    De juridische grondslag voor het voor Turkije opzetten van het partnerschap voor toetreding en van het algemeen kader voor het coördineren van alle financieringsbronnen voor de pretoetredingssteun is te vinden in Verordening (EG) nr. 390/2001 van de Raad van 26 februari 2001 betreffende hulp aan Turkije in het kader van de pretoetredingsstrategie, inzonderheid de invoering van een partnerschap voor toetreding(3).
  • (7) 
    De principes, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding met Turkije zijn opgenomen in Besluit 2001/235/EG(4). Zoals voor de andere kandidaat-lidstaten, zal de steun van de Europese Unie voor Turkije zich toespitsen op de uit het partnerschap voor toetreding voortvloeiende prioriteiten.
  • (8) 
    De communautaire steun wordt hoofdzakelijk verstrekt via maatregelen inzake institutionele opbouw en investeringen gericht op de overname van het communautair acquis.
  • (9) 
    De Gemeenschap zal speciale acties opzetten ter bevordering van de burgermaatschappij in Turkije.
  • (10) 
    Er worden eveneens speciale acties opgezet met betrekking tot grensoverschrijdende samenwerking, met name aan beide zijden van de grenzen tussen Turkije en de Europese Unie, tussen Turkije en de andere kandidaat-lidstaten en tussen Turkije en de andere landen in de regio.
  • (11) 
    De Commissie zorgt voor de coördinatie van de pretoetredingssteun met de bilaterale acties van de lidstaten, de EIB-financieringen, de andere financiële grensoverschrijdende samenwerkingsinstrumenten (Phare, MEDA, Tacis, Cards, Interreg) en de andere internationale financiële instellingen.
  • (12) 
    De Gemeenschap cofinanciert de Turkse deelname aan communautaire programma's en agentschappen.
  • (13) 
    Voorwaarde voor de communautaire steun is dat de verbintenissen worden nagekomen die zijn vervat in de overeenkomsten tussen de EG en Turkije en dat wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 390/2001, Besluit 2001/235/EG en deze verordening.
  • (14) 
    De Commissie legt de steunmaatregelen ten uitvoer overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(5).
  • (15) 
    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).
  • (16) 
    Deelname aan aanbestedingen staat, afgezien van de natuurlijke personen en rechtspersonen van de lidstaten en Turkije, open voor natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere kandidaat-lidstaten en van de landen welke in aanmerking komen voor de financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA)(7), en de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (CARDS)(8). Die deelname dient ook open te staan voorzover specifieke soorten deskundigheid vereist zijn voor natuurlijke personen en rechtspersonen van de landen van Oost-Europa en Centraal-Azië in het kader van de bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië(9). Met het oog op symmetrie dienen overeenkomstige bepalingen te worden opgenomen in de voor de andere kandidaat-lidstaten opgezette steunprogramma's.
  • (17) 
    Het beheer van de pretoetredingssteun dient, met inachtneming van de capaciteit inzake beheer en financiële controle waarover Turkije beschikt, geleidelijk naar dit land te worden gedecentraliseerd met dien verstande dat een ex-post controle op de steun wordt uitgevoerd en de Turkse autoriteiten zich ertoe verbinden dezelfde controles uit te voeren en dezelfde garanties te bieden als die neergelegd in de desbetreffende Gemeenschapsvoorschriften.
  • (18) 
    Er dient jaarlijks een verslag over de uitvoering van het steunprogramma te worden opgesteld.
  • (19) 
    In de financiële vooruitzichten 2000-2006 werd de financiële pretoetredingssteun voor alle kandidaat-lidstaten in het licht van de Europese Raad van Helsinki verdubbeld. In het kader van de normale begrotingsprocedures dient ernaar te worden gestreefd deze verdubbeling voor de rest van de periode waarop de huidige financiële vooruitzichten betrekking hebben, eveneens voor Turkije toe te passen.
  • (20) 
    Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van deze verordening in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap verleent Turkije financiële pretoetredingssteun ter ondersteuning van de in het partnerschap voor toetreding met Turkije omschreven prioriteiten.

Artikel 2

De steun:

  • wordt verleend in de vorm van subsidies;
  • wordt geïmplementeerd door het financieren van programma's of projecten gericht op beantwoording aan de toetredingscriteria en overeenkomstig de beginselen welke voor de programmering en tenuitvoerlegging worden omschreven in de door de Commissie overeenkomstig de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen richtsnoeren;
  • kan diensten, leveringen en werken omvatten;
  • kan, wanneer het gaat om investeringen, geen betrekking hebben op de aankoop van grond of gebouwen.

Artikel 3

De steun kan worden verleend, niet alleen aan de Turkse staat, maar ook aan provinciale en plaatselijke autoriteiten, organisaties en instellingen voor steun aan het bedrijfsleven, aan coöperaties en burgermaatschappij, in het bijzonder aan organisaties welke de sociale partners vertegenwoordigen, verenigingen, stichtingen, organisaties zonder winstoogmerk en niet-gouvernementele organisaties.

Artikel 4

  • 1. 
    Voor elk programma of project kan van de ontvangers van de steun een financiële bijdrage worden gevraagd. Deze bijdrage is afhankelijk van de aard van het programma of project. In uitzonderlijke gevallen, voor op de ontwikkeling van de burgermaatschappij gerichte programma's of projecten, is een bijdrage in natura mogelijk.
  • 2. 
    De steun wordt gebruikt voor uitgaven die betrekking hebben op ondersteuning van de programmering, communicatie- en voorlichtingsactiviteiten, en toezicht, inspecties, financiële controle en evaluatie met betrekking tot de programma's en projecten.
  • 3. 
    De Commissie neemt gedetailleerde bepalingen aan betreffende voorlichting en publiciteit teneinde zeker te stellen dat Gemeenschapsmiddelen voor bij deze verordening gefinancierde maatregelen duidelijk zichtbaar zijn.
  • 4. 
    De steun kan afzonderlijk of in de vorm van cofinancieringen met lidstaten, de Europese Investeringsbank, derde landen of multilaterale organen worden verstrekt.
  • 5. 
    Er kan worden gezocht naar geschikte gelegenheden voor het opzetten van cofinancieringen met andere donors en vooral de lidstaten.
  • 6. 
    De Gemeenschap kan bijdragen in de kosten die betrekking hebben op het beheer van de steun.
  • 7. 
    De Commissie zorgt samen met de lidstaten voor een degelijke coördinatie met de andere betrokken geldverschaffers, met name de EIB.

Artikel 5

Voorwaarde voor de financiering van programma's en projecten is dat de verbintenissen worden nagekomen die zijn vervat in de Associatieovereenkomst EG-Turkije, in Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie(10) en alle andere daarmee verband houdende overeenkomsten en besluiten, en dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 390/2001 van de Raad van 26 februari 2001, het partnerschap voor toetreding met Turkije en deze verordening.

Artikel 6

  • 1. 
    De Commissie geeft aan de communautaire steun uitvoering overeenkomstig de transparantieregels en het Financieel Reglement, inzonderheid op artikel 114.
  • 2. 
    Bij de beoordeling vooraf van de programma's en projecten worden onder meer de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    doeltreffendheid en onmiddellijke levensvatbaarheid;
  • b) 
    culturele, sociale en genderaspecten;
  • c) 
    instandhouding en bescherming van het milieu op basis van de beginselen inzake duurzame ontwikkeling;
  • d) 
    institutionele ontwikkeling nodig voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de programma's en projecten;
  • e) 
    uit gelijksoortige programma's en projecten opgedane ervaring.

Artikel 7

  • 1. 
    Voor het selecteren, aanbesteden en gunnen van projecten door Turkije verleent de Commissie vooraf haar goedkeuring.
  • 2. 
    De Commissie kan evenwel, op basis van een analyse per geval van de beheercapaciteit voor de nationale en sectorale programma's/projecten, de financiële-controleprocedures en de structuren met betrekking tot de overheidsfinanciën, besluiten af te zien van de in lid 1 bedoelde vereiste inzake voorafgaande goedkeuring en het beheer van de steun op gedecentraliseerde basis toevertrouwen aan uitvoerende instanties in Turkije. Voorwaarden voor een dergelijke vrijstelling zijn dat:
  • a) 
    de uitvoerende instanties in Turkije voldoen aan de minimumcriteria voor het beoordelen van de bekwaamheid op het gebied van het beheer van de steun evenals aan de in de bijlage omschreven minimumvoorwaarden;
  • b) 
    in de financieringsovereenkomsten met Turkije speciale bepalingen worden opgenomen inzake onder meer berichten van aanbesteding, beoordeling en evaluatie van inschrijvingen, gunning van contracten en de tenuitvoerlegging van de communautaire richtlijnen inzake overheidsopdrachten.

Artikel 8

  • 1. 
    Steun ten belope van meer dan EUR 2000000 wordt ter beschikking gesteld via financieringsbesluiten van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2. De Commissie dient bij het in artikel 10 genoemde comité daartoe een financieringsvoorstel in waarin de uit te voeren programma's en/of projecten worden beschreven.

De Commissie stelt het in artikel 10 genoemde comité ten minste één week van te voren in kennis van alle financieringsbesluiten die zij van plan is met betrekking tot programma's en projecten van minder dan EUR 2000000 te nemen.

  • 2. 
    De Commissie kan, zonder daartoe het advies van het in artikel 10 genoemde comité in te winnen, aanvullende subsidies goedkeuren die nodig zijn voor het dekken van in het kader van programma's of projecten verwachte of reeds bestaande kostenoverschrijdingen, mits die niet groter zijn dan 20 % van de in het financieringsbesluit vastgestelde oorspronkelijke subsidie.
  • 3. 
    Alle in het kader van deze verordening te sluiten financieringsovereenkomsten of contracten dienen te voorzien in door de Commissie en de Rekenkamer uit te voeren controles ter plaatse, overeenkomstig de procedures door de Commissie vastgesteld op grond van de vigerende bepalingen, in het bijzonder die van het bedoelde Financieel Reglement.
  • 4. 
    De Commissie kan met het oog op een afdoende bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap controles en inspecties ter plaatse uitvoeren overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden(11).
  • 5. 
    Artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2222/2000 van de Commissie van 7 juni 2000 houdende financiële uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode(12) is van toepassing, met inbegrip van de bepalingen inzake rapportering van afzonderlijke gevallen waarin onregelmatigheden worden vastgesteld, en de invoering van een systeem van informatiebeheer op dit gebied.
  • 6. 
    Wanneer voor programma's en projecten tussen de Gemeenschap en Turkije financieringsovereenkomsten worden gesloten, wordt daarin de bepaling opgenomen dat voor de steun bestemde middelen niet kunnen worden gebruikt voor het betalen van belastingen, rechten en heffingen.
  • 7. 
    De deelneming aan aanbestedingen en contracten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de lidstaten, de landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie, en de landen die steun ontvangen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1488/96 en Verordening (EG) nr. 2666/2000.

De deelneming van de landen die krachtens Verordening (EG) nr. 99/2000 steun ontvangen, wordt door de Commissie eveneens toegestaan per afzonderlijk geval, indien voor de betrokken programma's of projecten speciale vormen van deskundigheid vereist zijn welke vooral in bedoelde landen beschikbaar zijn.

Bij cofinancieringen kan de Commissie per afzonderlijk geval de deelneming van ondernemingen van derde landen aan aanbestedingen en contracten toestaan.

  • 8. 
    De bepalingen van lid 7 zijn eveneens van toepassing op de oorsprong van leveringen.

Artikel 9

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 10

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het comité ingesteld bij artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa(13).
  • 2. 
    In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11

De Commissie dient elk jaar bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag over de uitvoering van de steun in. Het verslag bevat informatie over de in de loop van het jaar gefinancierde programma's en projecten en de planning voor het volgende begrotingsjaar evenals informatie betreffende de controle- en evaluatieresultaten zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van het steunbeheer teneinde de hoogste efficiëntie te garanderen. Deze informatie kan worden opgenomen in het verslag bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 3906/89. Het verslag wordt uiterlijk op 30 september van het volgende jaar ingediend.

Artikel 12

  • 1. 
    Verordening (EEG) nr. 3906/89 wordt als volgt gewijzigd:
  • aan het einde van artikel 7, lid 1, worden de woorden "Turkije, Cyprus en Malta" toegevoegd.
  • 2. 
    Verordening (EG) nr. 555/2000 van de Raad van 13 maart 2000 betreffende de uitvoering van acties in het kader van de pretoetredingsstrategie voor de Republiek Cyprus en de Republiek Malta(14) wordt als volgt gewijzigd:
  • aan het einde van artikel 7, lid 9, worden de woorden "en de andere landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie" toegevoegd,
  • aan het einde van artikel 7, lid 10, worden de woorden "of enig ander land dat kandidaat is voor toetreding tot de Europese Unie" toegevoegd.
  • 3. 
    Aan artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid(15) wordt het volgende lid toegevoegd: "8. Natuurlijke personen en rechtspersonen van Cyprus, Malta en Turkije kunnen aan aanbestedingen en contracten deelnemen onder dezelfde voorwaarden als natuurlijke personen en rechtspersonen van de lidstaten en de begunstigde landen."
  • 4. 
    Aan artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode(16) wordt het volgende lid toegevoegd: "3. Natuurlijke en rechtspersonen van Cyprus, Malta en Turkije kunnen aan aanbestedingen en contracten deelnemen onder dezelfde voorwaarden als natuurlijke en rechtspersonen van de lidstaten en de begunstigde landen.".

Artikel 13

De Raad gaat vóór 1 januari 2006 over tot een nieuw onderzoek van deze verordening. De Commissie dient met het oog daarop vóór 1 juli 2005 bij de Raad een evaluatieverslag betreffende de verordening in en zo nodig een wijzigingsvoorstel.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    Neyts-Uyttebroeck
  • (1) 
    PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 115.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 25 oktober 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB L 58 van 28.2.2001, blz. 1.
  • (4) 
    PB L 85 van 24.3.2001, blz. 13.
  • (5) 
    PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 762/2001 (PB L 111 van 20.4.2001, blz. 1).
  • (6) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 1488/96 (PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2698/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 2666/2000 (PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 (PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1).
  • (10) 
    PB L 35 van 13.2.1996, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 2/1999 van de Associatieraad EG-Turkije (PB L 72 van 18.3.1999, blz. 36).
  • (11) 
    PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.
  • (12) 
    PB L 253 van 7.10.2000, blz. 5.
  • (13) 
    PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2666/2000 van 5 december 2000 (PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1).
  • (14) 
    PB L 68 van 16.3.2000, blz. 3.
  • (15) 
    PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73.
  • (16) 
    PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.