Verordening 2000/6 - Invoer in de EG van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit Macedonië en uit Slovenië

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32000R0006

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32000R0006

Verordening (EG) nr. 6/2000 van de Raad van 17 december 1999 betreffende de invoer in de Gemeenschap van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en uit de Republiek Slovenië

Publicatieblad Nr. L 002 van 05/01/2000 blz. 0001 - 0050

VERORDENING (EG) Nr. 6/2000 VAN DE RAAD

van 17 december 1999

betreffende de invoer in de Gemeenschap van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en uit de Republiek Slovenië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 70/97 van de Raad van 20 december 1996 betreffende de invoer in de Gemeenschap van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en uit Slovenië(1) loopt af op 31 december 1999.
  • (2) 
    De daarin vervatte regelingen moeten uiteindelijk worden vervangen door bepalingen in het kader van toekomstige bilaterale overeenkomsten en specifieke overeenkomsten over wijn met de betrokken landen. In afwachting daarvan moeten de regelingen die in Verordening (EG) nr. 70/97 zijn vervat worden gehandhaafd. De tariefplafonds voor industrieproducten moeten jaarlijks met 5 % worden verhoogd, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 70/97. Verordening (EG) nr. 70/97 van de Raad is inmiddels een aantal malen gewijzigd, en in verband met de wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur en de onderverdelingen van Taric en andere technische aanpassingen is het wenselijk voor de verlenging van de autonome handelspreferenties een volledig nieuwe verordening vast te stellen. Het is niet nodig in deze verordening producten op te nemen waarvoor in het kader van het gemeenschappelijk douanetarief het nulrecht geldt.
  • (3) 
    Overeenkomstig de regionale aanpak van de Europese Unie, gebaseerd op de conclusies van de Raad van 29 april 1997, gelden voor de ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de republieken die uit het voormalige Joegoslavië zijn voortgekomen, met uitzondering van Slovenië, bepaalde voorwaarden. De autonome handelspreferenties kunnen uitsluitend worden verlengd wanneer de betrokken landen de fundamentele beginselen van de democratie en de mensenrechten naleven en bereid zijn de onderlinge economische betrekkingen te ontwikkelen. Derhalve dient te worden geverifieerd of Bosnië-Herzegovina, Kroatië en de Federatieve Republiek Joegoslavië aan deze voorwaarden voldoen.
  • (4) 
    Bosnië-Herzegovina en Kroatië voldoen aan de desbetreffende voorwaarden en moeten daarom voor de regeling van autonome handelspreferenties in aanmerking blijven komen.
  • (5) 
    De Raad gaf bij de uitbreiding van de autonome handelspreferenties tot de Federatieve Republiek Joegoslavië op 29 april 1997 een verklaring uit, waarin hij zijn verwachtingen ten aanzien van de democratisering aangeeft, waarvan een van de belangrijkste elementen de snelle en volledige tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het rapport-González is. De Raad merkte tevens op dat het besluit tot toekenning van autonome handelspreferenties zou worden herzien, indien ten aanzien van deze criteria geen vooruitgang zou worden geboekt. Ten aanzien van de desbetreffende voorwaarden is geen significante vooruitgang geboekt, en mede gezien de gebeurtenissen in Kosovo en elders in de regio kan de Federatieve Republiek Joegoslavië derhalve nog niet in de autonome handelsregeling worden opgenomen, hetgeen niet uitsluit dat de Federatieve Republiek Joegoslavië in een later stadium alsnog in genoemde regeling wordt opgenomen, mits dan aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.
  • (6) 
    De preferentiële concessies houden in: vrijstelling van douanerechten en afschaffing van kwantitatieve beperkingen voor industrieproducten, met uitzondering van enkele producten waarvoor tariefplafonds gelden, en speciale concessies voor een aantal landbouwproducten.
  • (7) 
    Voor de regelingen die van toepassing zijn op de invoer van textielproducten van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië, geldt het bepaalde in Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere, communautaire regeling(2).
  • (8) 
    Voor de certificatie van de oorsprong en de procedures voor administratieve samenwerking zijn de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92(3) van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek van toepassing.
  • (9) 
    De Gemeenschap kan toezicht houden door middel van een administratieve procedure waarbij de betrokken producten op communautair niveau op de tariefplafonds worden afgeboekt wanneer zij bij de douane-instanties voor het vrije verkeer worden aangegeven. Deze administratieve procedure dient te voorzien in de mogelijkheid de douanerechten opnieuw in te stellen zodra de plafonds op communautair niveau zijn bereikt.
  • (10) 
    Deze administratieve procedure vereist nauwe en bijzonder snelle samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, die met name moet kunnen volgen welke hoeveelheden op de plafonds worden afgeboekt.
  • (11) 
    Het besluit tot opening van tariefcontingenten moet door de Gemeenschap worden genomen ter uitvoering van haar internationale verplichtingen. Met het oog op doeltreffend gemeenschappelijk beheer van deze contingenten moet de lidstaten de mogelijkheid worden gegeven van deze gecontingenteerde hoeveelheden de met hun werkelijke invoer overeenstemmende hoeveelheden op te nemen. Deze wijze van beheer veronderstelt echter nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, die met name moet kunnen volgen in welk tempo de contingenten worden benut en de lidstaten daarvan in kennis moet kunnen stellen.
  • (12) 
    Met name moet erop worden toegezien dat alle importeurs in de Gemeenschap in gelijke mate en zonder onderbreking toegang hebben tot de genoemde tariefcontingenten en dat de aan deze contingenten verbonden tarieven zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken producten in alle lidstaten, tot de contingenten volledig zijn benut.
  • (13) 
    Om de effectiviteit en de snelheid van het beheer van de tariefcontingenten en tariefplafonds te verbeteren, dient de communicatie tussen de lidstaten en de Commissie zoveel mogelijk te geschieden door middel van een telematicaverbinding.
  • (14) 
    Met het oog op rationalisatie en vereenvoudiging moet de Commissie, na raadpleging van het Comité Douanewetboek en onverminderd de specifieke procedures van artikel 8 van deze verordening, alle noodzakelijke wijzigingen en technische correcties in deze verordening kunnen aanbrengen.
  • (15) 
    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen zijn beheersmaatregelen in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(4).
  • (16) 
    Wanneer de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad door fraude, herhaalde ernstige onregelmatigheden of een duidelijk gebrek aan administratieve medewerking van de zijde van de landen waarop deze verordening betrekking heeft, moet de Gemeenschap in staat zijn snel maatregelen te nemen ten aanzien van deze landen. De Commissie moet, na de lidstaten en de betrokken handelaren in kennis te hebben gesteld van haar gegronde twijfel omtrent de oorsprong van de betrokken goederen, in staat moet zijn bepaalde preferenties tijdelijk in te trekken, indien daartoe voldoende bewijsmateriaal voorhanden is.
  • (17) 
    Het huidige systeem van algemene handelspreferenties moet, met inachtneming van de bestaande handelsstromen, worden gesplitst in afzonderlijke handelspreferenties voor elk van de betrokken landen, teneinde te voorzien in een transparante en rechtvaardige verdeling van de preferenties over deze landen en in mogelijke toekomstige onderhandelingen over bilaterale overeenkomsten. Het gedeelte van de voormalige algemene handelspreferenties dat overeenstemt met het aandeel van de invoer uit de Federale Republiek Joegoslavië wordt gereserveerd voor mogelijk toekomstig gebruik door dit land, zodra het voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het stelsel van autonome handelspreferenties waarin deze verordening voorziet. Voor wijn worden de algemene preferenties gehandhaafd, teneinde verstoring te voorkomen van de onderhandelingen over een afzonderlijke overeenkomst voor wijn, die met Slovenië reeds zijn aangevangen en met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn gepland.
  • (18) 
    Overeenkomstig de conclusies van de Raad van 13 september 1999 is het stelsel van autonome handelspreferenties verbeterd, met name door het te vereenvoudigen en de tariefplafonds voor industrieproducten te verlagen. Voor 16 van de resterende 32 tariefplafonds voor industrieproducten wordt een aanvullende verhoging van het volume aangeboden.
  • (19) 
    De invoerregelingen worden verlengd op basis van de voorwaarden die de Raad voor de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en de betrokken landen heeft vastgesteld, onder meer in het kader van de Regionale Aanpak en het stabilisatie- en associatieproces voor de landen van Zuidoost-Europa, zoals goedgekeurd in de conclusies van de Raad van 21 en 22 juli 1999. Te allen tijde kan worden besloten landen van deze handelsregelingen uit te sluiten of hen daarin (opnieuw) op te nemen, onder meer op basis van verslagen inzake de naleving van het conditionaliteitsbeleid als vastgesteld op 29 april 1997. Het is daarom dienstig de geldigheidsduur van deze regelingen te verlengen tot 31 december 2001;
  • (20) 
    De bestaande handelsregelingen lopen eind 1999 af; de nieuwe maatregelen dienen met ingang van 1 januari 2000 te worden toegepast teneinde alle belemmeringen van de handel tussen de betrokken landen en de Gemeenschap te voorkomen; gezien de urgentie van de kwestie is het derhalve noodzakelijk een uitzondering te maken op de periode van zes weken als bedoeld in deel I, derde alinea, van het Protocol bij het Verdrag van Amsterdam betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Onverminderd de bijzondere bepalingen voor bepaalde producten in de artikelen 2 tot en met 5, worden producten van oorsprong uit de Republiek Bosnië-Herzegovina en de Republiek Kroatië, andere dan die welke zijn vermeld in bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of in bijlage A bij deze verordening, tot de invoer in de Gemeenschap toegelaten zonder kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking en met vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking.
  • 2. 
    Voor de invoer van wijn van oorsprong uit de Republiek Slovenië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gelden de concessies, vastgesteld bij artikel 5.
  • 3. 
    De toekenning van de in deze verordening vastgestelde preferentiële regelingen is afhankelijk van de naleving van de bepalingen betreffende de oorsprong, zoals vastgesteld in titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 2 van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 2

Verwerkte landbouwproducten

De invoerrechten, dat wil zeggen de douanerechten en de landbouwcomponenten, die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van de in bijlage B vermelde producten, zijn die welke in genoemde bijlage voor elk product zijn vermeld.

Artikel 3

Textielproducten

  • 1. 
    De in bijlage III B bij Verordening (EG) nr. 517/94 vermelde textielproducten van oorsprong uit de landen genoemd in artikel 1, lid 1, van deze verordening, worden tot de invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking, binnen de bij Verordening (EG) nr. 517/94 vastgestelde jaarlijkse kwantitatieve maxima van de Gemeenschap.
  • 2. 
    Wederinvoer na passieve veredeling, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad van 8 december 1994 houdende instelling van een regeling voor economische passieve veredeling die van toepassing is op bepaalde textielproducten en kledingartikelen die worden wederingevoerd in de Gemeenschap na bewerking of verwerking in bepaalde derde landen(5), is toegestaan binnen de grenzen van de bij bijlage VI van Verordening (EG) nr. 517/94 voor de in artikel 1, lid 1, van onderhavige verordening genoemde landen vastgestelde jaarlijkse hoeveelheden, en is eveneens vrijgesteld van douanerechten.

Artikel 4

Industrieproducten - Tariefplafonds

  • 1. 
    Van 1 januari tot en met 31 december van elk jaar is de invoer in de Gemeenschap van bepaalde, in bijlagen CI-CV vermelde producten van oorsprong uit de in artikel 1, lid 1, genoemde landen, vrijgesteld van douanerechten overeenkomstig de in die bijlagen vermelde jaarlijkse tariefplafonds.

De omschrijving, de code van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-onderverdeling van de in de eerste alinea bedoelde producten en de tariefplafonds voor deze producten zijn in voornoemde bijlagen vermeld. De plafonds worden jaarlijks verhoogd met 5 % van de hoeveelheid van het voorafgaande jaar.

  • 2. 
    De in dit artikel bedoelde tariefplafonds staan onder communautair toezicht; dit toezicht wordt door de Commissie uitgeoefend in nauwe samenwerking met de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 308, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2454/93. De communicatie die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie plaatsvindt, geschiedt zoveel mogelijk door middel van een telematicaverbinding.
  • 3. 
    De hoeveelheden worden op de plafonds afgeboekt op het tijdstip waarop de aangiften voor het vrije verkeer aan de douane worden overgelegd, vergezeld van een bewijs van de oorsprong dat is afgegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, lid 3.

Goederen mogen uitsluitend van een plafond worden afgeboekt indien het bewijs van de oorsprong vóór de datum van wederinstelling van de douanerechten wordt aangeboden.

  • 4. 
    Zodra een tariefplafond is bereikt, kan de Commissie een verordening vaststellen waarbij, tot het einde van het kalenderjaar, de douanerechten op de invoer van de betrokken goederen uit derde landen opnieuw worden ingesteld.

Artikel 5

Landbouwproducten

  • 1. 
    Voor de invoer in de Gemeenschap van de in bijlage D vermelde producten van oorsprong uit de in artikel 1, lid 1, genoemde landen gelden de in die bijlage vermelde tariefconcessies.
  • 2. 
    De douanerechten bij invoer in de Gemeenschap van de in bijlage E vermelde producten van oorsprong uit de landen genoemd in artikel 1, lid 1, alsmede van wijn van oorsprong uit de landen genoemd in artikel 1, lid 1 en lid 2, worden geschorst gedurende de perioden, op de niveaus en binnen de grenzen van de communautaire tariefcontingenten die in die bijlage voor elk van die producten zijn vermeld.

De in lid 2 van dit artikel bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 308, onder a), b) en c), van Verordening (EEG) nr. 2454/93. De communicatie die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie plaatsvindt, geschiedt zoveel mogelijk door middel van een telematicaverbinding.

Iedere lidstaat ziet erop toe dat de importeurs van de betrokken producten in gelijke mate en zonder onderbreking toegang hebben tot de tariefcontingenten, zolang het saldo van de betrokken contingenten zulks toelaat.

  • 3. 
    De douanerechten bij invoer van de in bijlage F vermelde producten van de categorie "baby beef" van oorsprong uit de landen genoemd in artikel 1, lid 1, bedragen 20 % van het ad-valoremrecht en 20 % van het specifieke recht als vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 10900 ton geslacht gewicht.

Het tariefcontingent van 10900 ton wordt als volgt over de begunstigde landen verdeeld:

  • a) 
    1500 ton geslacht gewicht voor producten van de categorie "baby beef" van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina;
  • b) 
    9400 ton geslacht gewicht voor producten van de categorie "baby beef" van oorsprong uit Kroatië.

Invoeraanvragen in het kader van deze contingenten moeten vergezeld gaan van een door de bevoegde instanties van het exportland afgegeven certificaat van echtheid, waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het betrokken land en beantwoorden aan de definitie in bijlage F. Dit certificaat wordt volgens de in artikel 6 omschreven procedure door de Commissie vastgesteld.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 6

De voorschriften voor de toepassing van de tariefcontingenten voor producten van de categorie "baby beef" worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(6).

Artikel 7

De voor de toepassing van deze verordening noodzakelijke bepalingen, andere dan die van artikel 4, lid 4, en artikel 6, met name:

  • a) 
    wijzigingen en technische aanpassingen in verband met wijzigingen van de codes van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-onderverdelingen,
  • b) 
    aanpassingen die noodzakelijk zijn als gevolg van de sluiting van andere overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de in artikel 1, lid 1 en lid 2, genoemde landen,

worden vastgesteld door de Commissie volgens de procedure van artikel 8.

Artikel 8

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité Douanewetboek dat is ingesteld bij artikel 247 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, hierna "het Comité" genoemd.
  • 2. 
    Bij verwijzing naar dit lid zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode bedraagt een maand.

  • 3. 
    Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 9

De lidstaten en de Commissie zien er in nauwe samenwerking op toe dat deze verordening wordt nageleefd.

Artikel 10

Clausule inzake tijdelijke schorsing

  • 1. 
    Wanneer de Commissie oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, of dat de landen waarop deze verordening betrekking heeft niet de vereiste administratieve medewerking verlenen voor de verificatie van het bewijs van oorsprong, kan zij maatregelen nemen om de bij deze verordening vastgestelde regelingen voor een periode van drie maanden geheel of ten dele te schorsen, mits zij vooraf:
  • het in artikel 8 bedoelde comité heeft ingelicht;
  • de lidstaten ertoe heeft opgeroepen de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de financiële belangen van de Gemeenschap veilig te stellen;
  • in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht heeft gepubliceerd waarin wordt medegedeeld dat er gegronde twijfel is over de toepassing van de preferentiële regelingen door het betrokken begunstigde land, waardoor twijfels worden opgeroepen over het recht van dit land om verder in aanmerking te komen voor de voordelen van deze verordening.
  • 2. 
    Een lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen tien dagen naar de Raad doorverwijzen. De Raad kan binnen dertig dagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.
  • 3. 
    Aan het einde van de schorsingsperiode besluit de Commissie:
  • ofwel, na overleg met het in lid 1 bedoelde comité, de voorlopige schorsing te beëindigen;
  • ofwel de schorsing te verlengen overeenkomstig de procedure van lid 1.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

  • K. 
    HEMILÄ
  • (1) 
    PB L 16 van 18.1.1997. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2863/98 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 85).
  • (2) 
    PB L 67 van 10.3.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1457/97 van de Commissie (PB L 199 van 26.7.1997, blz. 6).
  • (3) 
    PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1662/1999 van de Commissie (PB L 197 van 29.7.1999, blz. 25).
  • (4) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (5) 
    PB L 322 van 15.12.1994, blz. 1.
  • (6) 
    PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.

BIJLAGE

Bijlage A

betreffende de in artikel 1, lid 1, bedoelde uitgezonderde producten

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage B

betreffende de tariefregeling en de bepalingen van toepassing op bepaalde in artikel 2 bedoelde verwerkte landbouwproducten

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage C

betreffende de in artikel 4 bedoelde jaarlijkse tariefplafonds

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

Bijlage C I(1)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (1) 
    De Taric-onderverdelingen zijn opgenomen in bijlage C V.

Bijlage C II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage C III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage C IV(1)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (1) 
    De Taric-onderverdelingen zijn opgenomen in bijlage C V.

Bijlage C V

Taric-onderverdelingen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage D

betreffende de in artikel 5, lid 1, bedoelde onbeperkte concessies voor landbouwproducten

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage E

betreffende de in artikel 5, lid 2, bedoelde tariefcontingenten

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Taric-onderverdelingen bij bijlage E

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage F

Definitie van de in artikel 5, lid 3, bedoelde "baby beef"-producten

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.