Verordening 1995/2744 - Statistieken inzake de structuur en de spreiding van lonen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EG) nr. 2744/95 van de Raad van 27 november 1995 betreffende statistieken inzake de structuur en de spreiding van lonen
Publicatieblad Nr. L 287 van 30/11/1995 blz. 0003 - 0006
VERORDENING (EG) Nr. 2744/95 VAN DE RAAD van 27 november 1995 betreffende statistieken inzake de structuur en de spreiding van lonen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende dat de Commissie voor het vervullen van de haar opgedragen taken op de hoogte dient te zijn van de situatie en de ontwikkeling op het gebied van de lonen in de Lid-Staten van de Gemeenschap, zowel wat de loonverschillen in verband met de structuur van de arbeidskrachten als wat de spreiding van de werknemers naar loonpeil betreft;
Overwegende dat door de ontwikkeling van de Gemeenschap en de werking van de interne markt de behoefte aan vergelijkbare gegevens over de loonstructuur is toegenomen, vooral met het oog op de analyse van de vorderingen bij de economische en sociale cohesie en voor het maken van betrouwbare vergelijkingen tussen de Lid-Staten en de regio's van de Gemeenschap;
Overwegende dat het maken van communautaire statistieken over de structuur van lonen aan de hand van geharmoniseerde methoden en definities de meest geschikte methode is om inzicht te krijgen in de situatie op het gebied van de structuur en de spreiding van lonen, zoals dat in 1966, 1972, 1974 en 1978 al gebeurd is ingevolge de Verordeningen nr. 188/64/EEG (1), (EEG) nr. 2395/71 (2), (EEG) nr. 178/74 (3) en (EEG) nr. 495/78 (4) van de Raad;
Overwegende dat wegens de veranderingen in de structuur van de arbeidskrachten en in de spreiding van de lonen, voornamelijk in relatie tot de economische activiteiten, de resultaten van vroegere enquêtes niet meer actueel zijn en niet alle Lid-Staten bestrijken;
Overwegende dat het bij de thans voor de Lid-Staten als geheel beschikbare gegevens slechts om gemiddelden gaat, zodat die waarschijnlijk geen indicatie geven over de relatie tussen de lonen en de individuele kenmerken van de loontrekkenden (met name leeftijd, geslacht, positie in het bedrijf, anciënniteit) of over de spreiding van de verdiende lonen;
Overwegende dat slechts in enkele Lid-Staten statistische informatie ter zake beschikbaar is, zodat er geen bruikbare vergelijkingen kunnen worden gemaakt; dat er bijgevolg statistieken over de structuur van de lonen moeten worden opgesteld op basis van gemeenschappelijke definities en geharmoniseerde methoden;
Overwegende dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel gemeenschappelijke statistische normen ten behoeve van de opstelling van geharmoniseerde gegevens uitsluitend op communautair niveau efficiënt kunnen worden vastgesteld; dat de toepassing van deze normen in elke Lid-Staat onder de bevoegdheid van de voor de opstelling van officiële statistieken verantwoordelijke organisaties en instellingen dient te geschieden;
Overwegende dat, overeenkomstig Beschikking 93/464/EEG (5), het opstellen van communautaire statistieken over de structuur van de lonen een van de prioritaire maatregelen van het Statistisch Programma voor de periode van 1993 tot en met 1997 is;
Overwegende dat voor bepaalde Lid-Staten uitzonderingsbepalingen opgenomen dienen te worden, teneinde rekening te houden met de bijzondere technische moeilijkheden waarmee deze Lid-Staten te maken hebben bij het verzamelen van bepaalde soorten informatie, op voorwaarde dat de kwaliteit van de statistische informatie er niet op achteruitgaat;
Overwegende dat het bij Besluit 89/382/EEG, Euratom (6) opgerichte Comité statistisch programma een gunstig advies voor het voorstel van de Commissie heeft uitgebracht,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Algemeen
De Lid-Staten en de Commissie stellen in het kader van hun onderscheiden bevoegdheden statistieken op inzake de structuur en de spreiding van de lonen van alle werknemers in de in artikel 3 genoemde sectoren van economische activiteiten.
Artikel 2
Referentieperiode
De statistieken worden opgesteld op basis van statistische informatie over het boekjaar 1995 en over een corresponderende representatieve maand, afhankelijk van de bijzondere bepalingen die in de bijlage staan.
Artikel 3
Waarnemingsgebied
De statistieken omvatten alle activiteiten die worden omschreven in de secties C, D, E, F, G, H, I, J en K van de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, hierna "NACE Rev. 1" genoemd, vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3037/90 (1), behoudens de bijzondere bepalingen van de bijlage van deze verordening.
Artikel 4
Statistische eenheden
Het verzamelen van gegevens en samenstellen van statistieken over de structuur en de spreiding van lonen geschieden op basis van de in Verordening (EEG) nr. 696/93 (2) gedefinieerde statistische eenheden en verschaffen informatie over werknemers in lokale eenheden met ten minste tien werknemers, ingedeeld naar omvang en hoofdactiviteit.
Artikel 5
Kenmerken van de verlangde informatie
Er worden gegevens verzameld over:
-
1.de lokale eenheid waartoe de werknemers in de steekproef behoren:
de regio van de werkplek, omvang, economische activiteit volgens de NACE Rev. 1, wijze van financiële en economische controle in de zin van Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen Lid-Staten en openbare bedrijven (3) en aard van de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomst;
-
2.iedere werknemer in de steekproef:
-
a)het brutoloon voor een volledige betaalperiode voor de representatieve maand, met inbegrip van regelmatig uitbetaalde premies en toeslagen voor overwerk, ploegenarbeid, nachtarbeid, werk tijdens het weekeinde en commissielonen; inbegrepen zijn voorts de beloning die volledig door de werkgever wordt doorbetaald tijdens perioden van afwezigheid (verlof of ziekte) en gezinstoeslagen en andere voordelen die zijn neergelegd in een collectieve overeenkomst of die in de lokale eenheid vrijwillig worden toegekend; de volgende posten moeten afzonderlijk worden gespecificeerd: 1. totaal verdiende lonen in verband met overwerk; 2. speciale betalingen voor ploegenarbeid, nachtarbeid of werk tijdens het weekeinde;
-
b)het totale bedrag van de brutolonen in het boekjaar in kwestie, d.w.z. de brutolonen als gedefinieerd onder 2 a) op jaarbasis, plus incidentele premies (zoals vakantietoeslag, 13e maand en winstdeling); het bedrag van de incidentele premies moet afzonderlijk worden gespecificeerd;
-
c)het aantal betaalde uren of het aantal uren in een normale werkweek of -maand waarvoor loon is betaald, het aantal betaalde overuren in de betaalperiode en het aantal verlofdagen, met uitzondering van officiële feestdagen, per jaar;
-
d)geslacht, leeftijd en beroep volgens de Internationale Standaardclassificatie van beroepen, onderwijs- of opleidingsniveau, anciënniteit in de onderneming, arbeidsregeling, d.w.z. volledige dagtaak of deeltijdwerk, en aard van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 6
Gegevensverzameling
-
1.Er wordt een enquête uitgevoerd door de bevoegde statistische diensten van de Lid-Staten, die de voor het verzamelen van de informatie geschikte methoden opstellen.
-
2.Voor bepaalde kenmerken, zoals het onderwijs- of opleidingsniveau en de aard van de arbeidsovereenkomst, kunnen de Lid-Staten aanvullende enquêtes houden bij een substeekproef van de voor de hoofdenquête getrokken werknemers.
-
3.De personen die de inlichtingen moeten verschaffen, dienen de vragenlijsten naar waarheid, volledig en binnen de gestelde termijnen te beantwoorden. De Lid-Staten nemen passende maatregelen ter voorkoming van overtreding van de verplichting de in artikel 5 bedoelde gegevens te verstrekken.
-
4.De enquête behoeft niet te worden gehouden indien de Lid-Staten de gegevens uit andere geschikte bronnen kunnen halen, die op het punt van nauwkeurigheid, kwaliteit en tijdigheid ten minste gelijkwaardig zijn.
-
5.De Lid-Staten verstrekken de Commissie (Eurostat) op haar verzoek alle informatie, vooral over de gebruikte methoden, die nodig is voor de toepassing van deze verordening.
Artikel 7
Representativiteit
Er wordt gezorgd voor een kwalitatief hoog niveau van betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid door de omvang van de steekproef zodanig te kiezen dat de relatieve standaardfout voor de variabele "gemiddeld bruto-uurloon" per sectie of, in voorkomend geval, subsectie van de NACE Rev. 1 op NUTS 1-niveau de 3 % niet overschrijdt.
Artikel 8
Verwerking van de resultaten
De statistische diensten van de Lid-Staten verwerken de antwoorden op de vragen (artikel 6, lid 3) of de uit andere bronnen verkregen informatie (artikel 6, lid 4) teneinde vergelijkbare resultaten te verkrijgen.
Artikel 9
Indiening van de resultaten
De resultaten worden ingediend binnen een termijn van 18 maanden vanaf het einde van het kalenderjaar van de referentieperiode, met inbegrip van de gegevens die door de Lid-Staten ingevolge de nationale wetgeving of praktijk op het gebied van de statistische geheimhouding als vertrouwelijk zijn bestempeld, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (Euratom, EEG) nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (1).
Artikel 10
Uitvoeringsregelingen
De regelingen voor de uitvoering van deze verordening, en met name:
-
-de te gebruiken definities,
-
-de regels betreffende de nauwkeurigheid en de kwaliteit,
-
-de wijze van indeling van de variabelen,
-
-de vorm voor de indiening van de variabelen, en - de lijst van te verspreiden tabellen,
worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11.
Artikel 11
Procedure
De Commissie wordt bijgestaan door het Comité statistisch programma, dat is opgericht bij Besluit 89/382/EEG, Euratom, hierna "het Comité" genoemd.
De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
De Commissie stelt maatregelen vast, die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten voor drie maanden na deze kennisgeving uitstellen.
De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.
Artikel 12
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 27 november 1995.
Voor de Raad De Voorzitter P. SOLBES MIRA
BIJLAGE
BIJZONDERE BEPALINGEN
-
I.Uitzonderingen op de referentieperiode (artikel 2) 1. Voor Frankrijk: het boekjaar 1994 en een corresponderende representatieve maand;
-
2.Voor Oostenrijk: het boekjaar 1996 en een corresponderende representatieve maand.
II. Uitzonderingen op het waarnemingsgebied (artikel 3) 1. Voor Duitsland: de secties H, I, onderdeel 67 van sectie J en sectie K;
-
2.Voor Griekenland: de secties F en K;
-
3.Voor Ierland: de secties I, J en K.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.