Richtlijn 1995/70 - Minimale gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31995L0070

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31995L0070

Richtlijn 95/70/EG van de Raad van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren

Publicatieblad Nr. L 332 van 30/12/1995 blz. 0033 - 0039

RICHTLIJN 95/70/EG VAN DE RAAD

van 22 december 1995

tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende dat weekdieren zijn opgenomen in bijlage II bij het Verdrag; dat het in de handel brengen van weekdieren een belangrijke bron van inkomsten is voor de aquicultuursector;

Overwegende dat de ziekten van weekdieren, als bedoeld in bijlage A, lijst II, bij Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten (3), zeer ernstige gevolgen hebben voor de schelpdiercultuur; dat in derde landen andere ziekten voorkomen die soortgelijke gevolgen hebben; dat een lijst van die ziekten moet worden vastgesteld en dat de Commissie de mogelijkheid moet worden gegeven die lijst aan te passen aan de ontwikkeling van de diergezondheidstoestand;

Overwegende dat een uitbraak van een dergelijke ziekte zich snel tot een epizooetie kan ontwikkelen die een zodanige sterfte en een zodanige verstoring kan veroorzaken dat de rentabiliteit van de schelpdiercultuur er ernstig door kan worden aangetast;

Overwegende dat daarom op communautair niveau moet worden vastgesteld welke maatregelen moeten worden getroffen voor het geval een ziekte uitbreekt, teneinde de rationele ontwikkeling van de schelpdiercultuur te garanderen en bij te dragen tot de bescherming van de diergezondheid in de Gemeenschap;

Overwegende dat de Lid-Staten bij de Commissie en de andere Lid-Staten melding moeten maken van alle gevallen van geconstateerde abnormale sterfte bij tweekleppige weekdieren;

Overwegende dat in dat geval maatregelen moeten worden genomen om verspreiding van de ziekte tegen te gaan, met name wanneer levende tweekleppige weekdieren de betrokken bedrijven of gebieden verlaten;

Overwegende dat een grondig epizooetiologisch onderzoek essentieel is om de oorsprong van de ziekte te achterhalen en de verspreiding ervan tegen te gaan;

Overwegende dat, met het oog op een doeltreffende bestrijding, de diagnose van de ziekten moet worden geharmoniseerd en moet worden verricht onder verantwoordelijkheid van ter zake bevoegde laboratoria, waarvan de cooerdinatie kan worden gewaarborgd door een door de Gemeenschap aangewezen referentielaboratorium;

Overwegende dat voor een eenvormige toepassing van deze richtlijn een communautaire inspectieprocedure moet worden ingevoerd;

Overwegende dat gemeenschappelijke maatregelen inzake ziektebestrijding de minimumvoorwaarde zijn om het niveau van de diergezondheid homogeen te houden;

Overwegende dat aan de Commissie de taak moet worden toevertrouwd om de nodige uitvoeringsbepalingen vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze richtlijn worden de minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van de in deze richtlijn bedoelde ziekten van tweekleppige weekdieren vastgesteld.

Artikel 2

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn gelden, voor zover nodig, de definities van artikel 2 van Richtlijn 91/67/EEG en de definities van artikel 2 van Richtlijn 91/492/EEG (4).
  • 2. 
    Voorts wordt onder geconstateerde abnormale sterfte verstaan, een plotselinge sterfte van ongeveer 15 % van het bestand, die zich in een kort tijdsbestek tussen twee waarnemingen voltrekt (met bevestiging binnen 15 dagen). Op het broedbedrijf wordt de sterfte als abnormaal beschouwd als gedurende een bepaalde periode waarin enkele malen na elkaar broed is uitgezaaid, geen larven zijn verkregen. Op het kweekbedrijf wordt de sterfte als abnormaal beschouwd als zich in een korte periode plotseling een aanzienlijke sterfte voordoet in een groot aantal kweekbuisjes.

Artikel 3

De Lid-Staten zien erop toe dat alle bedrijven waar tweekleppige weekdieren worden gekweekt:

  • 1. 
    door de officiële dienst worden geregistreerd; deze registratie wordt voortdurend bijgewerkt;
  • 2. 
    een administratie voeren:
  • a) 
    van de levende tweekleppige weekdieren die het bedrijf worden binnengebracht, met alle gegevens inzake levering, aantal of gewicht, grootte en herkomst;
  • b) 
    van de levende tweekleppige weekdieren die het bedrijf verlaten om opnieuw in het water te worden gebracht, met alle gegevens inzake verzending, aantal of gewicht, grootte en bestemming:
  • c) 
    van de geconstateerde abnormale sterfte.

Deze administratie, die door de officiële dienst op diens verzoek te allen tijde kan worden onderzocht, moet regelmatig worden bijgewerkt en vier jaar worden bewaard.

Artikel 4

  • 1. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat een bewakings- en bemonsteringsprogramma wordt uitgevoerd in bedrijven, in exploitatiegebieden en op geëxploiteerde natuurlijke banken van tweekleppige weekdieren teneinde een abnormale sterfte te constateren en zodoende de gezondheidstoestand van de bestanden in kwestie te volgen.

Voorts kan de officiële dienst het bovenbedoelde programma ook uitvoeren in zuiveringscentra en opslagreservoirs die hun water in zee lozen.

Indien tijdens de uitvoering van dit programma een abnormale sterfte wordt geconstateerd of indien de officiele dienst beschikt over informatie die de aanwezigheid van ziekten doet vermoeden:

  • moet een lijst worden vastgesteld van de plaatsen waar de ziekten als bedoeld in bijlage A, lijst II, bij Richtlijn 91/67/EEG zich voordoen, voor zover er geen op grond van die richtlijn goedgekeurd programma voor die ziekten bestaat;
  • moet de lijst worden opgesteld van de plaatsen waar een abnormale sterfte wordt geconstateerd die verband houdt met de aanwezigheid van de in bijlage D genoemde ziekten, of waarvoor de officiële dienst beschikt over informatie die de aanwezigheid van ziekten doet vermoeden;
  • moeten het verdere verloop en de geografische spreiding van de in de vorige twee streepjes bedoelde ziekten worden gevolgd.
  • 2. 
    De bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name de bepalingen voor de opstelling van het in lid 1 bedoelde programma, in het bijzonder wat betreft de frequenties van en het tijdschema voor de controles, de bemonsteringsmethode (representatieve steekproef) en de diagnosemethoden, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 5

  • 1. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat elke vermoede aanwezigheid van de in artikel 4 bedoelde ziekten en elke geconstateerde abnormale sterfte bij tweekleppige weekdieren in bedrijven, in exploitatiegebieden of op geëxploiteerde natuurlijke banken, alsmede in zuiveringscentra of opslagreservoirs die hun water in zee lozen, zo spoedig mogelijk bij de officiële dienst worden gemeld door de schelpdierkwekers of iedere andere persoon die deze constateringen heeft gedaan.
  • 2. 
    In het in lid 1 bedoelde geval ziet de officiële dienst erop toe dat:
  • a) 
    monsters worden genomen voor onderzoek in een erkend laboratorium;
  • b) 
    in afwachting van de resultaten van het onder a) bedoelde onderzoek, geen weekdieren het getroffen bedrijf, het getroffen exploitatiegebied of de getroffen natuurlijke banken, of de getroffen zuiveringscentra of opslagreservoirs die hun water in zee lozen, verlaten om te worden heruitgezet of opnieuw in het water te worden gebracht op een ander bedrijf of in het aquatisch milieu, tenzij de officiële dienst daartoe toestemming heeft gegeven.
  • 3. 
    Indien uit het in lid 2, onder a), bedoelde onderzoek niet blijkt dat er sprake is van een ziekteverwekker, worden de in lid 2, onder b), genoemde beperkende maatregelen ingetrokken.
  • 4. 
    Indien uit het in lid 2 bedoelde onderzoek blijkt dat er sprake is van een ziekteverwekker die aan de oorsprong ligt of kan liggen van de geconstateerde abnormale sterfte, dan wel van een verwekker van een van de in artikel 4 bedoelde ziektes, dient de officiële dienst een epizooetiologisch onderzoek te verrichten om te bepalen op welke wijze de ziekte kan zijn binnengebracht en om na te gaan of weekdieren het bedrijf, het exploitatiegebied of de geëxploiteerde natuurlijke banken in de aan de constatering van de sterfte voorafgaande periode hebben verlaten om elders te worden heruitgezet of opnieuw in het water te worden gebracht.

Indien uit het epizooetiologisch onderzoek blijkt dat de ziekte, met name ingevolge het vervoer van weekdieren, in één of meer bedrijven, exploitatiegebieden of geëxploiteerde natuurlijke banken is binnengebracht, is het bepaalde in lid 2 van toepassing.

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 91/67/EEG, kan de officiële dienst evenwel toestaan dat levende tweekleppige weekdieren binnen zijn bevoegdheidsgebied worden vervoerd naar andere, met dezelfde ziekte besmette bedrijven, exploitatiegebieden of geëxploiteerde natuurlijke banken.

Zo nodig kunnen passende aanvullende maatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

  • 5. 
    De officiële dienst ziet erop toe dat de Commissie en de andere Lid-Staten onmiddellijk volgens de geldende communautaire procedures in kennis worden gesteld van de gevallen van geconstateerde abnormale sterfte die verband houden met een ziekteverwekker, de getroffen maatregelen om de toestand te onderzoeken en onder controle te krijgen, alsmede de oorzaak van de sterfte.

Artikel 6

  • 1. 
    Voor de bemonstering en het laboratoriumonderzoek om de oorzaak van de abnormale sterfte bij tweekleppige weekdieren te bepalen, worden de methoden gebruikt die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 10 van deze richtlijn.
  • 2. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat in elke Lid-Staat een nationaal referentielaboratorium wordt aangewezen met de nodige voorzieningen en het nodige gespecialiseerde personeel om het in lid 1 bedoelde onderzoek te verrichten.
  • 3. 
    In afwijking van lid 2 kunnen de Lid-Staten die niet over een ter zake bevoegd nationaal laboratorium beschikken, evenwel gebruik maken van de diensten van een ter zake bevoegd nationaal laboratorium van een andere Lid-Staat.
  • 4. 
    De lijst van de nationale referentielaboratoria voor ziekten van tweekleppige weekdieren staat in bijlage C.
  • 5. 
    De nationale referentielaboratoria werken samen met het in artikel 7 bedoelde communautaire referentielaboratorium.

Artikel 7

  • 1. 
    Het communautair referentielaboratorium voor ziekten van tweekleppige weekdieren is vermeld in bijlage A.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in Beschikking 90/424/EEG van de Raad (1), en met name in artikel 28, zijn de functies en taken van het in lid 1 bedoelde laboratorium die welke in bijlage B zijn vermeld.

Artikel 8

  • 1. 
    Deskundigen van de Commissie kunnen, voor zover dit voor de uniforme toepassing van de onderhavige richtlijn noodzakelijk is, controles ter plaatse verrichten. Daartoe kunnen zij zich er op aselecte en niet-discriminerende wijze van vergewissen dat de bevoegde autoriteit nagaat of de voorschriften van deze richtlijn worden toegepast.

De Commissie brengt de Lid-Staten op de hoogte van de uitslag van de verrichte controles.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde controles worden in samenwerking met de bevoegde autoriteit uitgevoerd.
  • 3. 
    De Lid-Staat op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, geeft de deskundigen alle steun bij de uitvoering van hun taak.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 9

Bijlage A wordt indien nodig door de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie gewijzigd.

De bijlagen B, C en D worden indien nodig gewijzigd volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 10

  • 1. 
    In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het bij Besluit 68/361/EEG (2) ingestelde Permanent Veterinair Comité, hierna het "Comité" genoemd, deze procedure, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat, onverwijld in bij het Comité.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.
  • b) 
    Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na afloop van een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen tegen genoemde maatregelen heeft uitgesproken.

Artikel 11

Uiterlijk op 31 december 1999 dient de Commissie bij de Raad een verslag in dat, zo nodig na advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité, is opgesteld in het licht van de bij de uitvoering van deze richtlijn opgedane ervaring en de ontwikkeling van de techniek en de wetenschap, en dat eventueel vergezeld gaat van wijzigingsvoorstellen.

De Raad spreekt zich met gekwalificeerde meerderheid van stemmen uit over deze eventuele voorstellen.

Artikel 12

  • 1. 
    De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 juni 1997 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

  • 2. 
    De Lid-Staten kunnen echter, met ingang van de in lid 1 vermelde datum en met inachtneming van de algemene bepalingen van het Verdrag, op hun produktie bepalingen handhaven of toepassen welke strenger zijn dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld. Zij stellen de Commissie van maatregelen in die zin in kennis.
  • 3. 
    De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 13

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 22 december 1995.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • L. 
    ATIENZA SERNA
  • (1) 
    PB nr. C 285 van 13. 10. 1994, blz. 9.
  • (2) 
    PB nr. C 109 van 1. 5. 1995, blz. 2.
  • (3) 
    PB nr. L 46 van 19. 2. 1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/22/EG (PB nr. L 243 van 11. 10. 1995, blz. 1).
  • (4) 
    Richtlijn 91/492/EEG van de Raad van 15 juli 1991 (PB nr. L 268 van 24. 9. 1991, blz. 1). Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
  • (1) 
    PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 94/370/EG (PB nr. L 168 van 2. 7. 1994, blz. 31).
  • (2) 
    PB nr. L 255 van 18. 10. 1968, blz. 23.

BIJLAGE A

COMMUNAUTAIR REFERENTIELABORATORIUM VOOR ZIEKTEN VAN TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN

Ifremer

Boîte Postale 133

17390 La Tremblade

Frankrijk

BIJLAGE B

FUNCTIES EN TAKEN VAN HET COMMUNAUTAIR REFERENTIELABORATORIUM VOOR ZIEKTEN VAN TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN

De functies en taken van het communautair referentielaboratorium zijn:

  • 1. 
    cooerdinatie, in overleg met de Commissie, van de in de Lid-Staten toegepaste methoden voor de diagnose van de ziekten van tweekleppige weekdieren, en met name:
  • a) 
    aanleg en instandhouding van een verzameling histologische coupes, stammen en kweken van de betrokken ziekteverwekkers, en beschikbaarstelling ervan aan de erkende laboratoria in de Lid-Staten;
  • b) 
    periodieke organisatie van vergelijkende tests van de op communautair niveau gevolgde diagnoseprocedures;
  • c) 
    verzameling en vergelijking van gegevens en informatie inzake de gebruikte diagnosemethoden en de resultaten van de in de Gemeenschap verrichte tests;
  • d) 
    karakterisering van geïsoleerde ziekteverwekkers aan de hand van de meest geavanceerde en geschikte methoden om een beter inzicht in de epizooetiologie van de ziekte te krijgen;
  • e) 
    het volgen van de ontwikkelingen in de wereld, op het gebied van het toezicht op de epizooetiologie en de preventie van de betrokken ziekten;
  • f) 
    het op peil houden van deskundigheid met betrekking tot de verwekkers van de betrokken ziekten teneinde een snelle differentiële diagnose mogelijk te maken;
  • 2. 
    actieve steun bij het diagnostiseren van ziekten die in de Lid-Staten uitbreken door het onderzoeken van geïsoleerde ziekteverwekkers die worden toegezonden voor bevestiging van de diagnose, karakterisering en epizooetiologisch onderzoek;
  • 3. 
    bevordering van de opleiding en de na- en bijscholing van de deskundigen op het gebied van diagnose met het oog op de harmonisatie van de diagnosetechnieken in de hele Gemeenschap;
  • 4. 
    samenwerking op het gebied van diagnosemethoden voor exotische ziekten met de bevoegde laboratoria in de derde landen waar die ziekte heersen.

BIJLAGE C

NATIONALE REFERENTIELABORATORIA VOOR ZIEKTEN VAN TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN

> RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE D

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.