Verordening 1994/3317 - Algemene bepalingen inzake machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een visserijovereenkomst

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31994R3317

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31994R3317

Verordening (EG) nr. 3317/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een visserijovereenkomst

Publicatieblad Nr. L 350 van 31/12/1994 blz. 0013 - 0014

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 4 Deel 7 blz. 0042

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 4 Deel 7 blz. 0042

VERORDENING (EG) Nr. 3317/94 VAN DE RAAD van 22 december 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een visserijovereenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (4) is bepaald dat de Raad een besluit neemt over de algemene bepalingen inzake visdocumenten voor communautaire vissersvaartuigen die in de wateren van een derde land vissen in het kader van een tussen de Gemeenschap en dat land gesloten visserijovereenkomst;

Overwegende dat het, met het oog op een doeltreffend en transparant beheer van de visserijactiviteiten die door communautaire vaartuigen worden verricht in het kader van de tussen de Gemeenschap en derde landen gesloten visserijovereenkomsten, noodzakelijk is dat de onderscheiden Lid-Staten in die zin interveniëren dat zij hun vaartuigen die een visvergunning van een derde land hebben ontvangen, machtiging verlenen om de betrokken activiteiten uit te oefenen; dat de uitoefening van de visvangst in de wateren van derde landen zonder een dergelijke machtiging moet worden verboden teneinde de verplichtingen van de Gemeenschap ten aanzien van het derde land na te komen;

Overwegende dat de procedures moeten worden vastgesteld die door de Commissie en de Lid-Staat van de vlag moeten worden gevolgd om deze activiteiten te kunnen beheren en dat moet worden voorzien in een toepassingsregeling om genoemde procedures ten uitvoer te leggen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Bij deze verordening worden de algemene bepalingen vastgesteld betreffende de visserijactiviteiten die communautaire vissersvaartuigen in de wateren van een derde land verrichten in het kader van een tussen de Gemeenschap en dat land gesloten visserijovereenkomst, voor zover die activiteiten onderworpen zijn aan een visvergunning van dat derde land.
  • 2. 
    Alleen communautaire vissersvaartuigen in het bezit van een geldig visdocument "visserijovereenkomst" mogen hun visserijactiviteiten in de wateren van een derde land uit hoofde van een tussen de Gemeenschap en dat derde land gesloten visserijovereenkomst daadwerkelijk uitoefenen.

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    visvergunning van het derde land: een door het derde land verleende machtiging, in welke vorm dan ook, om in zijn visserijzone visserijactiviteiten te verrichten;
  • b) 
    visdocument "visserijovereenkomst": een vangstmachtiging, in welke vorm dan ook, die door de Lid-Staat van de vlag, in het kader van een tussen de Gemeenschap en een derde land gesloten visserijovereenkomst, in aanvulling op de visvergunning bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 3690/93 (5) aan een communautair vissersvaartuig wordt verleend en waarmee aan dit vaartuig toestemming wordt gegeven om de onder a) bedoelde visserijactiviteiten uit te oefenen.

Artikel 3

De Lid-Staat van de vlag zorgt overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde bepalingen voor de afgifte en het beheer van de visdocumenten "visserijovereenkomst" voor vissersvaartuigen die onder zijn vlag varen.

Artikel 4

  • 1. 
    De Lid-Staat van de vlag geeft een visdocument "visserijovereenkomst" af indien het betrokken vissersvaartuig niet over een visvergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3690/93 beschikt of indien de visvergunning overeenkomstig artikel 5 van die verordening voorlopig of definitief ingetrokken is. Reeds afgegeven visdocumenten "visserijovereenkomst" worden bij definitieve intrekking van de voor een bepaald vissersvaartuig verleende visvergunning ongeldig; deze documenten worden geschorst wanneer de visvergunning tijdelijk is ingetrokken.
  • 2. 
    De Lid-Staat van de vlag geeft onverwijld een visdocument "visserijovereenkomst" af, wanneer het betrokken vissersvaartuig een visvergunning van het derde land heeft ontvangen.

Artikel 5

  • 1. 
    De aanvragen voor visvergunningen van het derde land voor de uitoefening van visserijactiviteiten in het kader van de vangstmogelijkheden die aan de Gemeenschap zijn toegewezen op grond van een met dat derde land gesloten visserijovereenkomst worden door de Lid-Staat van de vlag voor de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen toegezonden aan de Commissie. De betrokken Lid-Staat zorgt ervoor dat de aanvragen in overeenstemming zijn met de in het kader van de betrokken visserijovereenkomst overeengekomen bepalingen en met de communautaire voorschriften.
  • 2. 
    De Commissie onderzoekt de aanvragen van elke Lid-Staat, rekening houdend met de vangstmogelijkheden die op grond van de communautaire voorschriften aan deze Lid-Staat zijn toebedeeld en met de voorwaarden die eventueel in de visserijovereenkomst zijn vastgesteld voor communautaire vissersvaartuigen. De Commissie doet de aanvragen voor een visvergunning van het derde land voor de communautaire vissersvaartuigen die visserijactiviteiten in de wateren van dat land willen uitoefenen, binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag van de Lid-Staat, of binnen de in de visserijovereenkomst vastgestelde termijn, aan het betrokken derde land toekomen. Indien uit het door de Commissie verrichte onderzoek van de aanvraag blijkt dat deze niet aan de in dit lid bedoelde voorwaarden voldoet, stelt zij de betrokken Lid-Staat er onverwijld van in kennis dat zij de genoemde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk aan de betrokken derde Staat kan doen toekomen; zij doet daarbij opgave van de redenen.
  • 3. 
    De Commissie stelt de Lid-Staat van de vlag onverwijld in kennis van de toekenning door het betrokken derde land van de visvergunning tot uitoefening van visserijactiviteiten, of van het besluit van het derde land om geen vergunning te verlenen. In het laatste geval verricht de Commissie de nodige verificaties in overleg met de Lid-Staat van de vlag en het betrokken derde land.

Artikel 6

  • 1. 
    Indien het derde land de Commissie ervan in kennis stelt dat het besloten heeft een visvergunning voor een onder de vlag van een Lid-Staat varend vissersvaartuig te schorsen of in te trekken, doet de Commissie hiervan onverwijld mededeling aan de Lid-Staat van de vlag. In voorkomend geval voert de Commissie, overeenkomstig de procedures van de visserijovereenkomst, in overleg met de Lid-Staat van de vlag en met het betrokken derde land de nodige verificaties uit en legt zij de resultaten van haar onderzoek aan die Lid-Staat en eventueel aan het derde land voor.
  • 2. 
    De schorsing door een derde land van een door dat land verleende visvergunning heeft tot gevolg dat het visdocument "visserijovereenkomst" door de Lid-Staat van de vlag voor de gehele periode van de schorsing van de visvergunning voor het betrokken vaartuig wordt geschorst.
  • 3. 
    Bij definitieve intrekking van de visvergunning door het derde land trekt de Lid-Staat van de vlag het aan het betrokken vaartuig verleende visdocument "visserijovereenkomst" onverwijld in.

Artikel 7

De Lid-Staat van de vlag houdt het (de) gegevensbestand(en) overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 3690/93 bij en neemt daarin alle gegevens over de door hem afgegeven visdocumenten "visserijovereenkomst" op voor zover deze gegevens niet reeds uit hoofde van Verordening (EG) nr. 109/94 van de Commissie van 19 januari 1994 betreffende het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen (6) zijn ingezameld.

Artikel 8

De Lid-Staten wijzen de voor de afgifte van het visdocument "visserijovereenkomst" bevoegde instanties aan en stellen passende maatregelen vast om te garanderen dat dit stelsel doeltreffend functioneert. Zij delen de naam en het adres van deze instanties mee aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie. Zij stellen de Commissie uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de getroffen maatregelen en delen wijzigingen zo snel mogelijk mee.

Artikel 9

De bepalingen ter uitvoering van de artikelen 5 en 6 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 (7).

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 december 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • H. 
    SEEHOFER
  • (1) 
    PB nr. C 310 van 16. 11. 1993, blz. 13.
  • (2) 
    PB nr. C 20 van 24. 1. 1994, blz. 54.
  • (3) 
    PB nr. C 34 van 2. 2. 1994, blz. 73.
  • (4) 
    PB nr. L 171 van 6. 7. 1994, blz. 7.
  • (5) 
    PB nr. L 341 van 31. 12. 1993, blz. 93.
  • (6) 
    PB nr. L 19 van 22. 1. 1994, blz. 5.
  • (7) 
    PB nr. L 389 van 31. 12. 1992, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.