Richtlijn 1990/435 - Gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten
Publicatieblad Nr. L 225 van 20/08/1990 blz. 0006 - 0009
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0025
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0025
RICHTLIJN VAN DE RAAD van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten (90/435/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat hergroeperingen van vennootschappen uit verschillende Lid-Staten noodzakelijk kunnen zijn ten einde in de Gemeenschap soortgelijke voorwaarden te scheppen als op een binnenlandse markt en daardoor de instelling en de goede werking van de gemeenschappelijke markt te verzekeren; dat deze transacties niet moeten worden belemmerd door uit de fiscale voorschriften der Lid-Staten voortvloeiende bijzondere beperkingen, nadelen of distorsies; dat er bijgevolg voor deze hergroeperingen concurrentie- neutrale belastingvoorschriften tot stand moeten komen om de ondernemingen in staat te stellen zich aan te passen aan de eisen van de gemeenschappelijke markt, hun produktiviteit te vergroten en hun concurrentiepositie op de internationale markt te versterken;
Overwegende dat deze hergroeperingen kunnen leiden tot de vorming van groepen van moeder- en dochtermaatschappijen;
Overwegende dat de huidige fiscale voorschriften voor de betrekkingen tussen moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten van land tot land aanzienlijke verschillen vertonen en in het algemeen minder gunstig zijn dan de voorschriften voor de betrekkingen tussen moedermaatschappijen en dochterondernemingen van dezelfde Lid-Staat; dat de samenwerking tussen vennootschappen van verschillende Lid-Staten hierdoor benadeeld wordt ten opzichte van de samenwerking tussen vennootschappen van dezelfde Lid-Staat; dat deze benadeling moet worden opgeheven door invoering van een gemeenschappelijke regeling en dat hergroeperingen van vennootschappen op communautair niveau aldus vergemakkelijkt moeten worden;
Overwegende dat, wanneer een moedermaatschappij als deelgerechtigde van haar dochteronderneming uitgekeerde winst ontvangt, de Lid-Staat van de moedermaatschappij
-
-zich moet onthouden van het belasten van deze winst, of
-
-die winst moet belasten, maar in dat geval de moedermaatschappij moet toestaan het gedeelte van de belasting van de dochteronderneming dat op deze winst betrekking heeft van haar eigen belasting af te trekken;
Overwegende dat voorts de winst, die een dochteronderneming aan haar moedermaatschappij uitkeert, behoudens in enkele speciale gevallen, van inhouding van een belasting aan de bron moet worden vrijgesteld ten einde de belastingneutraliteit te verzekeren; dat evenwel de Bondsrepubliek Duitsland en de Helleense Republiek, wegens hun specifieke vennootschapsbelasting, en de Portugese Republiek, om budgettaire redenen, gemachtigd moeten worden om tijdelijk een bronbelasting te blijven heffen,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.Elke Lid-Staat past deze richtlijn toe:
-
-op uitkeringen van winst die door vennootschappen van deze Staat zijn ontvangen van hun dochterondernemingen uit andere Lid-Staten;
-
-op winst die door vennootschappen van deze Staat is uitgekeerd aan vennootschappen van andere Lid-Staten, waarvan zij dochteronderneming zijn.
-
2.Deze richtlijn vormt geen beletsel voor de toepassing van nationale of verdragsrechtelijke voorschriften ter bestrijding van fraude en misbruiken.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder de term "vennootschap van een Lid-Staat" verstaan iedere vennootschap:
-
a)die een van de in de bijlage genoemde rechtsvormen heeft;
b)
die volgens de fiscale wetgeving van een Lid-Staat wordt beschouwd in deze Staat haar fiscale woonplaats te hebben en die, volgens een met een derde Staat gesloten verdrag op het gebied van dubbele belastingheffing, niet wordt beschouwd als fiscaal buiten de Gemeenschap te zijn gevestigd;
c)
die bovendien, zonder keuzemogelijkheid en zonder ervan te zijn vrijgesteld, onderworpen is aan een van de volgende belastingen:
-
-vennootschapsbelasting"/ impôt des sociétés" in België,
-
-selskabsskat" in Denemarken,
-
-Koerperschaftsteuer" in Duitsland,
-
-foros eisodimatos nomikon prosopon kerdoskopikoy charaktira" in Griekenland,
-
-impuesto sobre sociedades" in Spanje,
-
-impôt sur les sociétés" in Frankrijk,
-
-corporation tax" in Ierland,
-
-imposta sul reddito delle persone giuridiche" in Italië,
-
-impôt sur le revenu des collectivités" in Luxemburg,
-
-vennootschapsbelasting" in Nederland,
-
-imposto sobre o rendimento das pessoas colectivas" in Portugal,
-
-corporation tax" in het Verenigd Koninkrijk,
of aan enige andere belasting die in de plaats zou treden van een van bovengenoemde belastingen.
Artikel 3
-
1.Voor de toepassing van deze richtlijn:
-
a)wordt de hoedanigheid van moedermaatschappij ten minste toegekend aan iedere vennootschap van een Lid-Staat die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 en die een deelneming van ten minste 25 % bezit in het kapitaal van een vennootschap van een andere Lid-Staat die aan dezelfde voorwaarden voldoet;
-
b)wordt verstaan onder dochteronderneming, de vennootschap in het kapitaal waarvan de onder a) bedoelde deelneming wordt gehouden.
-
2.In afwijking van lid 1 staat het de Lid-Staten vrij om
-
-bij wege van bilaterale overeenkomst het criterium deelneming in het kapitaal" te vervangen door het criterium bezit van stemrechten",
-
-deze richtlijn niet toe te passen op de vennootschappen van deze Lid-Staat die niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaren een deelneming behouden welke recht geeft op de hoedanigheid van moedermaatschappij of op de maatschappijen waarin een vennootschap van een andere Lid-Staat niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaren een dergelijke deelneming behoudt.
Artikel 4
-
1.Wanneer een moedermaatschappij als deelgerechtigde van haar dochteronderneming uitgekeerde winst ontvangt, anders dan bij de liquidatie van de dochteronderneming, moet de Lid-Staat van de moedermaatschappij:
-
-of wel zich onthouden van het belasten van deze winst;
-
-of wel de winst belasten, maar in dat geval de moedermaatschappij toestaan dat gedeelte van de belasting van de dochteronderneming dat op deze winst betrekking heeft van haar eigen belasting af te trekken en, in voorkomend geval, het bedrag dat, ingevolge de uitzonderingsbepalingen van artikel 5, door de Lid-Staat waar de dochteronderneming gevestigd is aan de bron is ingehouden, zulks binnen de grenzen van het bedrag van de overeenstemmende nationale belasting.
-
2.Iedere Lid-Staat blijft evenwel bevoegd om te bepalen dat lasten die betrekking hebben op de deelneming en waardeverminderingen die voortvloeien uit de uitkering van de winst van de dochteronderneming, niet aftrekbaar zijn van de belastbare winst van de moedermaatschappij. Indien in dit geval de kosten van beheer met betrekking tot de deelneming forfaitair worden vastgesteld, mag het forfaitaire bedrag niet meer dan 5 % bedragen van de door de dochter-
onderneming uitgekeerde winst.
-
3.Lid 1 is van toepassing tot de datum van daadwerkelijke toepassing van een gemeenschappelijk stelsel van vennootschapsbelasting.
De Raad stelt te zijner tijd de vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum geldende bepalingen vast.
Artikel 5
-
1.De door een dochteronderneming aan de moedermaatschappij uitgekeerde winst wordt, althans wanneer laatstgenoemde een minimumdeelneming van 25 % bezit in het kapitaal van de dochteronderneming, van bronbelasting vrijgesteld.
-
2.In afwijking van lid 1 mag de Helleense Republiek, zolang zij geen vennootschapsbelasting heft op de uitgekeerde winst, een bronbelasting heffen op winst die aan moedermaatschappijen van andere Lid-Staten wordt uitgekeerd. Het tarief van deze bronbelasting mag evenwel het tarief dat in de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting is vastgesteld, niet overtreffen.
-
3.In afwijking van lid 1 mag de Bondsrepubliek Duitsland, zolang zij uitgekeerde winst onderwerpt aan een vennootschapsbelasting waarvan het tarief minstens 11 punten lager is dan het tarief op niet-uitgekeerde winst, uiterlijk tot medio 1996 bij wijze van compenserende belasting een bronbelasting van 5 % heffen op de winst die door haar dochterondernemingen wordt uitgekeerd.
-
4.In afwijking van lid 1 mag de Portugese Republiek op de winst die door haar dochterondernemingen aan moedermaatschappijen van andere Lid-Staten wordt uitgekeerd, een inhouding aan de bron toepassen tot uiterlijk het einde van het achtste jaar volgende op de datum waarop de onderhavige richtlijn van toepassing wordt.
Behoudens de bepalingen van bestaande bilaterale overeenkomsten tussen Portugal en een Lid-Staat mag deze heffing ten hoogste 15 % bedragen gedurende de eerste vijf jaar van de in de eerste alinea bedoelde periode en 10 % gedurende de laatste drie jaar.
Vóór het einde van het achtste jaar neemt de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen een besluit over een eventuele verlenging van de bepalingen van dit lid.
Artikel 6
De Lid-Staat onder wiens wetgeving de moedermaatschappij ressorteert, mag geen belasting aan de bron inhouden op de winst die deze maatschappij van haar dochteronderneming ontvangt.
Artikel 7
-
1.Bronbelasting" in de zin van deze richtlijn omvat niet de vervroegde betaling of vooruitbetaling (voorheffing) van de vennootschapsbelasting aan de Lid-Staat waarin de dochteronderneming is gevestigd, die in samenhang met een uitkering van winst aan de moedermaatschappij wordt verricht.
-
2.Deze richtlijn laat onverlet de toepassing van nationale of verdragsbepalingen, die gericht zijn op de afschaffing of vermindering van dubbele economische belasting van dividenden, in het bijzonder van de bepalingen betreffende de betaling van belastingkredieten aan de gerechtigde tot de dividenden.
Artikel 8
-
1.De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari
1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
-
2.De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 9
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 23 juli 1990.
Voor de Raad
De Voorzitter
-
G.CARLI
-
(1)PB nr. C 39 van 22. 3. 1969, blz. 7, en wijziging toegezonden op 5 juli 1985.(2)
PB nr. C 51 van 29. 4. 1970, blz. 6.(3)
PB nr. C 100 van 1. 8. 1969, blz. 7.
BIJLAGE Lijst van de in artikel 2, onder a), bedoelde vennootschappen
-
a)De vennootschappen naar Belgisch recht, geheten "naamloze vennootschap"/ société anonyme", commanditaire vennootschap op aandelen"/ société en commandite par actions", besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid"/ société privée à responsabilité limitée", alsmede de publiekrechtelijke lichamen die privaatrechtelijk werkzaam zijn.
b)
De vennootschappen naar Deens recht, geheten aktieselskab", anpartsselskab".
c)
De vennootschappen naar Duits recht, geheten Aktiengesellschaft", Kommanditgesellschaft auf Aktien", Gesellschaft mit beschraenkter Haftung", bergrechtliche Gewerkschaft".
d)
De vennootschappen naar Grieks recht, geheten anonymi etairia".
e)
De vennootschappen naar Spaans recht, geheten sociedad anónima", sociedad comanditaria por acciones", sociedad de responsabilidad limitada", alsmede de publiekrechtelijke lichamen die privaatrechtelijk werkzaam zijn.
f)
De vennootschappen naar Frans recht, geheten société anonyme", société en commandite par actions", société à responsabilité limitée", alsook openbare instellingen en ondernemingen met een industrieel of commercieel karakter.
g)
De vennootschappen naar Iers recht, geheten public companies limited by shares or by guarantee", private companies limited by shares or by guarantee", lichamen die zijn geregistreerd krachtens de Industrial and Provident Societies Acts" of building societies" die zijn geregistreerd krachtens de Building Societies Acts".
h)
De vennootschappen naar Italiaans recht, geheten società per azioni", società in accomandita per azioni", società a responsabilità limitata", alsook overheids- en particuliere lichamen met industriële en commerciële werkzaamheden.
i)
De vennootschappen naar Luxemburgs recht, geheten société anonyme", société en commandite par actions", société à responsabilité limitée".
j)
De vennootschappen naar Nederlands recht, geheten naamloze vennootschap", besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid".
k)
Handelsvennootschappen of burgerlijke vennootschappen met handelsvorm, alsmede andere naar Portugees recht opgerichte rechtspersonen die commerciële of industriële activiteiten uitoefenen.
l)
De vennootschappen naar Brits recht.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.