Richtlijn 1990/88 - Wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van nationale wetgeving inzake het consumentenkrediet - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 90/88/EEG van de Raad van 22 februari 1990 tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet
Publicatieblad Nr. L 061 van 10/03/1990 blz. 0014 - 0018
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 9 blz. 0174
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 9 blz. 0174
*****
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 22 februari 1990
tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet
(90/88/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
In samenwerking met het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat artikel 5 van Richtlijn 87/102/EEG (4) voorziet in de invoering van een communautaire methode of methoden voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage van het consumentenkrediet;
Overwegende dat het ter bevordering van de totstandbrenging en de werking van de interne markt, en om de consumenten een hoog beschermingsniveau te bieden, wenselijk is in de gehele Gemeenschap één methode voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage toe te passen;
Overwegende dat het, met het oog op de invoering van een dergelijke methode, wenselijk is om overeenkomstig de definitie van de totale kosten van het aan de consument verleende krediet, één wiskundige formule op te stellen voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage, en de componenten van de kredietkosten te bepalen waarmee rekening moet worden gehouden bij deze berekening door middel van de opgave van de kosten die hiervoor niet in aanmerking moeten worden genomen;
Overwegende dat de Lid-Staten die voor de datum van kennisgeving van deze richtlijn reeds een wetgeving toepasten die het toestond een andere wiskundige formule te hanteren voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage, deze wetgeving gedurende een overgangsperiode zullen kunnen blijven toepassen;
Overwegende dat voor het verstrijken van de overgangsperiode en in het licht van de opgedane ervaring de Raad op de grondslag van een voorstel van de Commissie een besluit zal nemen dat het mogelijk zal maken in de Gemeenschap een uniforme wiskundige formule toe te passen;
Overwegende dat, waar nodig, bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage dient te worden uitgegaan van bepaalde hypothesen;
Overwegende dat kredieten die zijn gedekt door een hypotheek op onroerend goed wegens hun specifieke aard gedeeltelijk van de toepassing van deze richtlijn uitgesloten dienen te blijven;
Overwegende dat de inlichtingen waarvan mededeling aan de consument in de schriftelijke overeenkomst verplicht is, dienen te worden uitgebreid,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 87/102/EEG wordt als volgt gewijzigd:
-
1.artikel 1, lid 2, onder d) en e), wordt als volgt gelezen:
»d) »totale kosten van het aan de consument verleende krediet": alle kosten, met inbegrip van de rente en de andere kosten, die de consument verplicht is voor het krediet te betalen;
-
e)»jaarlijks kostenpercentage": de totale kosten van het aan de consument verleende krediet, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het verleende krediet en berekend overeenkomstig artikel 1 bis.";
-
2.het volgende artikel wordt ingevoegd:
»Artikel 1 bis
-
1.a) Het jaarlijks kostenpercentage dat de contante waarden van alle tussen de kredietgever en de consument overeengekomen of overeen te komen verbintenissen (leningen, aflossingen en kosten) op jaarbasis gelijkmaakt, wordt berekend volgens de wiskundige formule van bijlage II.
-
b)In bijlage III worden ter indicatie vier berekeningsvoorbeelden gegeven.
-
2.Voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage bepaalt men de totale kosten van het aan de consument verleende krediet, zoals omschreven in artikel 1, lid 2, onder d), met uitzondering van de volgende kosten:
-
i)kosten die de consument moet betalen wegens niet-naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verplichting;
-
ii)andere kosten dan de aankoopprijs die de consument bij aankoop van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien de aankoop contant wordt betaald;
-
iii)kosten voor overdracht van geldmiddelen, alsmede kosten voor de instandhouding van een rekening waarop de bedragen uit hoofde van het krediet, de rente en andere lasten moeten worden gedebiteerd, behalve wanneer de consument ter zake niet over een redelijke keuzevrijheid beschikt en wanneer deze kosten abnormaal hoog zijn; deze bepaling is echter niet van toepassing op de kosten voor de invordering van deze aflossingen of betalingen, ongeacht of zij contant dan wel op een andere wijze worden geïnd;
-
iv)de bijdragen die verschuldigd zijn uit hoofde van aansluiting bij verenigingen of groepen en die voortvloeien uit andere overeenkomsten dan de kredietovereenkomst, hoewel die bijdragen van invloed zijn op de kredietvoorwaarden;
-
v)kosten voor verzekeringen of zekerheden; inbegrepen zijn echter die kosten welke tot doel hebben dat een bedrag van ten hoogste de totale kredietsom, met inbegrip van rente en overige kosten, bij overlijden, invaliditeit, ziekte of werkloosheid van de consument aan de kredietgever worden betaald, en die door de kredietgever als een verplichte voorwaarde voor de kredietverlening worden gesteld.
-
3.a) Ingeval de onder deze richtlijn vallende kredietverrichtingen zijn onderworpen aan de op 1 maart 1990 geldende nationale bepalingen, op grond waarvan het jaarlijkse kostenpercentage van die verrichtingen aan maxima is gebonden, en indien het op grond van die bepalingen is toegestaan om ten opzichte van die maxima geen rekening te houden met de kosten van forfaitaire aard, welke niet tot de in lid 2, onder i) tot en met v), beschreven kosten behoren, behoeven de Lid-Staten, uitsluitend met betrekking tot die verrichtingen en inzake de genoemde kosten, bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage daarmee geen rekening te houden, op voorwaarde dat in de in artikel 3 bedoelde gevallen en in de kredietovereenkomst wordt verlangd dat aan de consument het bedrag ervan wordt meegedeeld en hem wordt gezegd dat daarmee rekening is gehouden in de te verrichten betalingen.
-
b)Punt a) is niet meer van toepassing vanaf het moment waarop de uniforme wiskundige formule voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage in de Gemeenschap van kracht wordt overeenkomstig lid 5, onder c).
-
4.a) Het jaarlijks kostenpercentage wordt berekend op het moment waarop de kredietovereenkomst wordt gesloten, onverminderd de bepalingen van artikel 3 met betrekking tot mededelingen en reclame-aanbiedingen.
-
b)Voor de berekening wordt uitgegaan van de hypothese dat de kredietovereenkomst geldt voor de overeengekomen tijdsduur en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de overeengekomen termijnen en op de overeengekomen data.
-
5.a) Onverminderd lid 1, onder a), en bij wijze van overgangsmaatregel, kunnen de Lid-Staten die vóór 1 maart 1990 wettelijke bepalingen toepassen die voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage het gebruik van een andere wiskundige formule toelaten dan de in bijlage II genoemde, deze bepalingen op hun grondgebied gedurende een periode van drie jaar vanaf 1 januari 1993 blijven toepassen.
De Lid-Staten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat op hun grondgebied slechts één wiskundige formule wordt gebruikt voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage.
-
b)Zes maanden voor het verstrijken van de onder a) genoemde termijn dient de Commissie bij de Raad een verslag met een voorstel in dat het, in het licht van de opgedane ervaring, mogelijk maakt in de Gemeenschap een uniforme wiskundige formule voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage toe te passen.
-
c)Op basis van het voorstel van de Commissie neemt de Raad vóór 1 januari 1996 met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit.
-
6.Bij kredietovereenkomsten waarin clausules zijn opgenomen op grond waarvan de rentevoet en het bedrag of het niveau van andere kosten die deel uitmaken van het jaarlijkse kostenpercentage doch op het tijdstip van de berekening daarvan niet kunnen worden gekwantificeerd, kunnen worden gewijzigd, wordt er voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage uitgegaan van de hypothese dat de rentevoet en de overige kosten vast blijven en tot het einde van de kredietovereenkomst worden toegepast. 7. Indien nodig kan voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage worden uitgegaan van de volgende hypotheses:
-
-indien in de kredietovereenkomst geen maximum kredietbedrag is vastgelegd, is het verleende kredietbedrag gelijk aan het door de betrokken Lid-Staat vastgestelde bedrag, doch ten hoogste een bedrag dat overeenkomt met 2 000 ecu;
-
-indien er geen aflossingsschema is vastgesteld en dit ook niet kan worden afgeleid uit de bepalingen van de overeenkomst en de wijze waarop het toegestane krediet wordt betaald, wordt de krediettermijn geacht één jaar te zijn;
-
-behoudens andersluidende bepaling wordt, indien in de kredietovereenkomst verscheidene aflossingsdata worden vermeld, het krediet ter beschikking gesteld en de aflossingen verricht op de meest dichtbijgelegen datum voorzien in de kredietovereenkomst.";
-
3.artikel 2, lid 3, wordt vervangen door:
»3. Artikel 1 bis en de artikelen 4 tot en met 12 zijn niet van toepassing op kredietovereenkomsten of krediettoezeggingen die worden gedekt door een hypotheek op onroerend goed, voor zover deze niet reeds krachtens lid 1, onder a), van de werkingssfeer van deze richtlijn zijn uitgesloten.";
-
4.aan artikel 4, lid 2, wordt de volgende tekst toegevoegd:
»c) een opgave van bedrag, nummer en vervaldata of data van de betalingen die de consument moet verrichten voor de aflossing van het krediet en de betaling van rente en overige kosten, alsmede het totale bedrag van deze bepalingen, indien dat mogelijk is;
-
d)een opgave van de in artikel 1 bis, lid 2, genoemde kostenelementen, uitgezonderd de kosten verbonden aan het niet naleven van de contractuele verplichtingen, die niet zijn betrokken in de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage, doch die onder bepaalde omstandigheden door de consument moeten worden betaald, alsmede een specificatie van die omstandigheden. Indien het bedrag van deze elementen nauwkeurig bekend is, dient het te worden vermeld; zo niet, dan moet indien mogelijk een berekeningsmethode of een zo realistisch mogelijke raming worden verstrekt.";
-
5.artikel 5 vervalt;
-
6.de bijlage wordt bijlage I; en aan punt 1 ervan wordt de volgende tekst toegevoegd:
»ix) de vermelding van de eventuele verplichting van de consument om een bepaald spaarbedrag op een speciale rekening te zetten.".
-
7.de in de bijlage bij deze richtlijn opgenomen bijlagen II en III worden toegevoegd.
Artikel 2
-
1.De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om uiterlijk op 31 december 1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
-
2.De Lid-Staten delen de Commissie alle belangrijke bepalingen van nationaal recht mede, dat zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 22 februari 1990.
Voor de Raad
De Voorzitter
-
D.J. O'MALLEY
-
(1)PB nr. C 155 van 14. 6. 1988, blz. 10.
-
(2)PB nr. C 96 van 17. 4. 1989, blz. 87, en
PB nr. C 291 van 20. 11. 1989, blz. 50.
-
(3)PB nr. C 337 van 31. 12. 1988, blz. 1.
-
(4)PB nr. L 42 van 12. 2. 1987, blz. 48.
BIJLAGE
»BIJLAGE II
DE BASISVERGELIJKING DIE DE GELIJKWAARDIGHEID VAN LENINGEN ENERZIJDS EN AFLOSSINGEN EN KOSTEN ANDERZIJDS WEERGEEFT
1.2.3.4.5.6 // // K = m K = 1 // AK (1 + i) tK // = // K' = m' K' = 1 // A'K' (1 + i) tK'
Betekenis van letters en symbolen:
1.2 // K // = het nummer van volgorde van een lening // K' // = het nummer van volgorde van een aflossing of een kostenbetaling // AK // = het bedrag van lening nummer K // A'K' // = het bedrag van de aflossing of kostenbetaling nummer K' // // = het teken dat de somma aangeeft // m // = het nummer van volgorde van de laatste lening // m' // = het nummer van volgorde van de laatste aflossing of de laatste kostenbetaling // tK // = het interval, uitgedrukt in jaren en fracties van jaren, tussen de datum van lening nummer 1 en die van de volgende leningen 2 tot m // tK' // = het interval, uitgedrukt in jaren en fracties van jaren, tussen de datum van lening nummer 1 en die van de aflossingen of de kostenbetalingen 1 tot m' // i // = het totale reële percentage, dat kan worden berekend (hetzij algebraïsch, hetzij via opeenvolgende benaderingen, hetzij met een computerprogramma) als de andere termen van de vergelijking uit de overeenkomst of anderszins bekend zijn.
Opmerkingen
-
a)De door beide partijen op diverse tijdstippen betaalde bedragen zijn niet noodzakelijk gelijk en worden niet noodzakelijk met gelijke tussenpozen betaald.
-
b)De aanvangsdatum is die van de eerste kredietverstrekking.
-
c)Het verschil tussen de data die gebruikt worden bij de berekeningsmethode, wordt uitgedrukt in jaren of fracties van jaren.
BIJLAGE III
VOORBEELDEN VAN BEREKENING
-
1.Eerste voorbeeld
Het geleende bedrag S = 1 000 ecu.
Dit wordt terugbetaald in één enkele aflossing van 1 200 ecu, 18 maanden ofte wel anderhalf jaar na de datum van de lening.
1.2 // De vergelijking wordt 1 000 = // 1 200 (1+i) 1,5 1.2.3 // of // (1+i) 1,5 // = 1,2 // // 1+i // = 1,129243 . . . // // i // = 0,129243 . . .
Dit bedrag wordt afgerond op 12,9 % of 12,92 %, al naar gelang de Staat of het gebruik toestaat het percentage op de eerste of de tweede decimaal af te ronden.
-
2.Tweede voorbeeld
Het overeengekomen bedrag S = 1 000 ecu, maar de leninggever houdt daarvan 50 ecu af voor onderzoeks- en dossierkosten, zodat de lening in feite slechts op 950 ecu betrekking heeft; de terugbetaling van 1 200 ecu geschiedt evenals in het eerste voorbeeld 18 maanden na de datum van de lening.
1.2 // De vergelijking wordt 950 = // 1 200 (1+i) 1,5 1.2.3.4.5.6 // // of // (1+i) 1,5 // = // 1 200 950 // = 1,263157 . . . 1.2.3.4.5,6 // // // 1+i // = // 1,16851 . . . // // // i // = // 0,16851 . . . afgerond op 16,9 of 16,85 %
-
3.Derde voorbeeld
Het geleende bedrag is 1 000 ecu, terug te betalen in twee termijnen van elk 600 ecu, respectievelijk na een en twee jaar.
1.2.3.4 // De vergelijking wordt: 1 000 = // 600 1+i // + // 600 (1+i) 2;
zij kan algebraïsch worden opgelost en heeft als resultaat i = 0,1306623 afgerond op 13,1 % of 13,07 %.
-
4.Vierde voorbeeld
Het geleende bedrag is 1 000 ecu en de leningnemer dient de volgende bedragen te betalen:
1.2.3 // Na drie maanden // (0,25 jaar): // 272 ecu // Na zes maanden // (0,50 jaar): // 272 ecu // Na twaalf maanden // (1 jaar): // 544 ecu // Totaal // // 1 088 ecu
De vergelijking wordt:
1.2.3.4.5.6 // 1 000 = // 272 (1+i) 0,25 // + // 272 (1+i) 0,50 // + // 544 1+i
Uit deze vergelijking kan i worden berekend bij wege van opeenvolgende benaderingen, die in een pocketcalculator kunnen worden geprogrammeerd.
Men komt uit op:
i = 0,1321 afgerond 13,2 of 13,21 %."
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.