Verordening 1989/4060 - Afschaffing van controles aan de grenzen van de lidstaten voor wegvervoer en binnenvaart - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EEG) nr. 4060/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de afschaffing van controles aan de grenzen van de Lid-Staten voor wegvervoer en binnenvaart
Publicatieblad Nr. L 390 van 30/12/1989 blz. 0018 - 0021
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0196
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0196
VERORDENING ( EEG ) Nr . 4060/89 VAN DE RAAD van 21 december 1989 inzake de afschaffing van controles aan de grenzen van de Lid -Staten voor wegvervoer en binnenvaart
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,
Gelet op het voorstel van de Commissie ( 1 ),
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal
Comité ( 3 ),
Overwegende dat de verwezenlijking van de vrijheid van dienstverrichting in de vervoersector een belangrijk element vormt van het gemeenschappelijk vervoerbeleid waarin het Verdrag voorziet en dat bijgevolg dit beleid erop is gericht de verkeersdoorstroming voor alle vervoermiddelen binnen de Gemeenschap te bevorderen;
Overwegende dat de Gemeenschap bezig is maatregelen te nemen die ertoe bestemd zijn in de loop van een periode die eindigt op 31 december 1992 geleidelijk een interne markt tot stand te brengen en dat die markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat, waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van het Verdrag;
Overwegende dat de Commissie volgens haar Witboek een voorstel bij de Raad moet indienen met het oog op de afschaffing van grenscontroles en -formaliteiten betreffende vervoermiddelen en de daarbij behorende documenten;
Overwegende dat de Lid-Staten op grond van de bestaande communautaire en nationale wetgeving op het gebied van het wegvervoer en de binnenvaart met betrekking tot de technische kenmerken, vergunningen en andere bewijsstukken waaraan ten aanzien van voertuigen en binnenvaartschepen dient te worden voldaan, controles, verificaties en inspecties uitvoeren en dat, met het oog op het voorkomen van verstoringen van de ordening van de vervoermarkt en het waarborgen van de verkeersveiligheid en de veiligheid van de binnenvaart, deze controles, verificaties en inspecties doorgaans gerechtvaardigd blijven;
Overwegende dat de Lid-Staten in het kader van de bestaande communautaire wetgeving vrij zijn te beslissen over de plaats waar voornoemde controles, verificaties en inspecties worden uitgevoerd, maar dat zij deze in de praktijk echter normaliter aan hun grenzen uitvoeren;
Overwegende dat deze controles, verificaties en inspecties even doeltreffend op het gehele grondgebied van de betrokken Lid-Staten kunnen worden uitgevoerd en dat grensoverschrijding dus geen voorwendsel mag zijn voor het uitvoeren van deze verrichtingen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :
Artikel 1
Deze verordening is van toepassing op de controles die de Lid-Staten krachtens het Gemeenschapsrecht of het nationale recht verrichten op het gebied van het wegvervoer en de binnenvaart met vervoermiddelen die in een Lid-Staat zijn ingeschreven of tot het verkeer zijn toegelaten .
Artikel 2
In het kader van deze verordening wordt verstaan onder :
a ) "grens ": hetzij een binnengrens in de Gemeenschap, hetzij een buitengrens, indien het vervoer tussen Lid-Staten tevens door een derde land verloopt;
b )
"controle ": iedere controle, inspectie, verificatie of formaliteit die aan de grenzen van de Lid-Staten door de nationale instanties wordt verricht, en die stilstand of beperking van het vrije verkeer van de betrokken voer - of vaartuigen tot gevolg heeft .
Artikel 3
De in de bijlage genoemde controles krachtens het Gemeenschapsrecht of het nationale recht op het gebied van het wegvervoer en de binnenvaart tussen de Lid-Staten, worden niet langer verricht als grenscontrole maar alleen als onderdeel van de gewone controleprocedures die op niet-discriminerende wijze op het gehele grondgebied van een Lid-Staat worden toegepast .
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1990 .
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .
Gedaan te Brussel, 21 december 1989 .
Voor de Raad
De Voorzitter
E . CRESSON
( 1 ) PB nr . C 58 van 7 . 3 . 1989, blz . 7 .
( 2 ) PB nr . C 158 van 26 . 6 . 1989, blz . 55 .
( 3 ) PB nr . C 194 van 31 . 7 . 1989, blz . 24 .
BIJLAGE DEEL I COMMUNAUTAIRE WETGEVING
Richtlijnen
a ) Artikel 1, lid 4, van Richtlijn 86/364/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende het bewijs dat voertuigen voldoen aan Richtlijn 85/3/EEG betreffende de gewichten, de afmetingen en sommige andere technische kenmerken van bepaalde wegvoertuigen (;), op grond waarvan voertuigen aan controle kunnen worden onderworpen, voor wat de gemeenschappelijke normen inzake gewichten betreft steekproefsgewijze, en voor wat de gemeenschappelijke normen inzake de afmetingen betreft alleen indien het vermoeden bestaat dat niet wordt voldaan aan Richtlijn 85/3/EEG ($), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/461/EEG (=), en Richtlijn 88/218/EEG van de Raad van 11 april 1988 tot wijziging van Richtlijn 85/3/EEG (%), waarin een aantal bepalingen zijn opgenomen tot invoering van controles op koelwagens;
b )
Artikel 5, lid 3, van Richtlijn 77/143/EEG van de Raad van 29 december 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (& ), gewijzigd bij Richtlijn 88/449/EEG ((), op grond waarvan iedere Lid-Staat het in een andere Lid-Staat afgegeven bewijs dat een motorvoertuig met goed gevolg een technische controle heeft ondergaan moet erkennen; deze erkenning impliceert dat het betreffende document door de nationale instanties van een Lid-Staat om het even waar op het grondgebied van die Lid-Staat kan worden geverifieerd;
c )
Artikel 2, lid 5, van Richtlijn 84/647/EEG van de Raad van 19 december 1984 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg ()), op grond waarvan het bewijs van naleving van de richtlijn wordt geleverd door het aanwezig zijn in het gehuurde voertuig van de huurovereenkomst en van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder;
d )
Artikel 3, lid 2, van Richtlijn 65/269/EEG van de Raad van 13 mei 1965 betreffende de eenmaking van bepaalde regels met betrekking tot de machtigingen voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (·), gewijzigd bij Richtlijn 83/572/EEG (§) en Richtlijn 85/505/EEG (;*), op grond waarvan de bilaterale en andere vergunningen in het voertuig aanwezig moeten zijn en op verzoek van de met de controle belaste ambtenaren worden getoond;
e )
Artikel 3, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 76/135/EEG van de Raad van 20 januari 1976 inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen (;;), gewijzigd bij Richtlijn 78/1016/EEG (;$), waarin wordt bepaald dat de scheepsattesten, certificaten of vergunningen worden getoond op ieder verzoek van de nationale autoriteiten;
f )
Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad van 4 oktober 1982 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (;³), op grond waarvan de Lid-Staten te allen tijde mogen controleren of het schip een krachtens de onderhavige richtlijn geldig certificaat aan boord heeft .
Verordeningen
a ) De artikelen 9 en 10 van Verordening nr . 117/66/EEG van de Raad van 28 juli 1966 betreffende de invoering van gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen over de weg met autobussen (;%), op grond waarvan de met de controle belaste personen de controledocumenten bedoeld in die verordening en geformuleerd in Verordening ( EEG ) nr . 1016/68 van de Commissie (;¹), gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 2485/82 (;() ( Verklaring voor het vervoer van werknemers over de weg met autobussen en reisbladenboekje voor ongeregeld vervoer ), kunnen verifiëren en controleren;
¹(;) PB nr . L 221 van 7 . 8 . 1986, blz . 48 .
¹($) PB nr . L 2 van 3 . 1 . 1985, blz . 14 .
¹(=) PB nr . L 226 van 3 . 8 . 1989, blz . 7 .
¹(%) PB nr . L 98 van 15 . 4 . 1988, blz . 48 .
¹(& ) PB nr . L 47 van 18 . 2 . 1977, blz . 47 .
¹(() PB nr . L 222 van 12 . 8 . 1988, blz . 10 .
¹()) PB nr . L 335 van 22 . 12 . 1984, blz . 72 .
¹(·) PB nr . 88 van 24 . 5 . 1965, blz . 1469/65 .
¹(§) PB nr . L 322 van 28 . 11 . 1983, blz . 33 .
(;*) PB nr . L 309 van 21 . 11 . 1985, blz . 27 .
(;;) PB nr . L 21 van 29 . 1 . 1976, blz . 10 .
(;$) PB nr . L 349 van 13 . 12 . 1978, blz . 3 .
(;³) PB nr . L 301 van 28 . 10 . 1982, blz . 1 .
(;%) PB nr . 147 van 9 . 8 . 1966, blz . 2688/66 .
(;¹) PB nr . L 173 van 22 . 7 . 1968, blz . 8 .
(;() PB nr . L 265 van 15 . 9 . 1982, blz . 5 .
b )
De artikelen 17 en 18 van Verordening ( EEG ) nr . 516/72 van de Raad van 28 februari 1972 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor pendelvervoer met autobussen ( autocars ) tussen de Lid-Staten (;), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 2778/78 ($), op grond waarvan de vergunning, de lijst met de namen van de reizigers en de vervoerbewijzen van de reizigers zoals bedoeld in die verordening en geformuleerd in Verordening ( EEG ) nr . 1172/72 van de Commissie (=) in het voertuig aanwezig moeten zijn en op verzoek van de met de controle belaste personen ter inzage moeten worden afgegeven;
c )
Artikel 17
van Verordening ( EEG ) nr . 517/72 van de Raad van 28 februari 1972 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer met autobussen tussen de Lid-Staten (%), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 1301/78 (& ), op grond waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3 van die verordening en geformuleerd in Verordening ( EEG ) nr . 1172/72 van de Commissie, in het voertuig aanwezig moet zijn en op verzoek van de met de controle belaste personen ter inzage moet worden afgegeven;
d )
Artikel 17
van Verordening ( EEG ) nr . 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer ((), waarbij de Lid-Staten worden gemachtigd bepalingen vast te stellen met betrekking tot, onder meer, de organisatie, de procedure en de middelen voor het uitvoeren van controles teneinde de goede werking van de verordening te verzekeren;
e )
Artikel 19
van Verordening ( EEG ) nr . 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer ()), waarbij de Lid-Staten worden gemachtigd bepalingen vast te stellen met betrekking tot, onder meer, de organisatie, de procedure en de middelen voor het uitvoeren van controles op de overeenstemming van het apparaat met het bepaalde in de verordening;
f )
Artikel 2
van Verordening ( EEG ) nr . 3164/76 van de Raad van 16 december 1976 betreffende het communautair contingent voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (·), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 1841/88 (§), op grond waarvan de communautaire vergunning op elk verzoek van de met het toezicht belaste beambten moet worden getoond .
DEEL II NATIONALE WETGEVING
Controles van de rijbewijzen van de bestuurders van de bij het goederen - en personenvervoer gebruikte voertuigen .
(;) PB nr . L 67 van 20 . 3 . 1972, blz . 13 .
($) PB nr . L 333 van 30 . 11 . 1978, blz . 4 .
(=) PB nr . L 134 van 12 . 6 . 1972, blz . 1 .
(%) PB nr . L 67 van 20 . 3 . 1972, blz . 19 .
(& ) PB nr . L 158 van 16 . 6 . 1978, blz . 1 .
(() PB nr . L 370 van 31 . 12 . 1985, blz . 1 .
()) PB nr . L 370 van 31 . 12 . 1985, blz . 8 .
(·) PB nr . L 357 van 29 . 12 . 1976, blz . 1 .
(§) PB nr . L 163 van 30 . 6 . 1988, blz . 1 .
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.